EEN ALZIEND
IN VEERE
OOG
.ZEEUWS
PRENTEN
BOEK'
LEVENS DER ROMEINSE
KEIZERS
EXPOSITIE JANTJE DE PRENTENKNIPPER
SUETONIUS:
ZATERDAG 24 AUGUSTUS 1968
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
11
Zeeuws Prentenboek'. Zo heet de onlangs uitgeko-
rnen bundeling van 'n aantal onder dezelfde titel in 't
Zeeuws Tijdschrift verschenen schetsen-mct-prent-
jex Auteurs de heren L. de Brec en M P. de Bruin,
beiden welbekend. D.w.z.: degelijk werk. Uier wordt
niet geromantiseerd, hier worden geen fantasieën
binnengeloodst. Wat er staat, daar kun je van op
aan. Het doel het Zeeuwse hart goed. Zóveel koste
lijks en toch écht waar Zóveel verrassends, dat je
niet wist en dat opeens reliëf geeft aan dingen, die
vóórdien niet zo aanspraken. Historie.Jedes Sein
wxrd nur durch sein Werden erkanntDaar heb je
b.v nu dat Relranchement, hoe weinigen zullen tot
nog toe hebben begrepen wat die Franse naam daar
doet Nü zien we opeens de hele situatie. Zóveel
curieuze zaken ook, waar je al zorgen over had, dat
straks niemand er meer van weten zou. Maar nü
dan veilig binnen boord gehaald. B.v. dal schip de
,Lord Salisbury', je dacht al dat je de enige was, die
het nog vóór zich zag. Maar neen, Jioox" u;ist het
óók nog en nü weten we het allemaal. Overal in den
lande moeten er dergelijke zorgen zittenwelk
dorp heeft niet zijn liefhebberij-historicus, zijn
dorps-chroniqueur, by icie wel eens de gedachte
rijzen moet, hoe jammer hel is. dal straks alles in
de wind verwaaid zal wezen. Dal hoeft niet meer.
Haal het duo B B erbij en het wordt geboekt. En
hoe Het Prentenboek levert schone bewijzen van
hun manier van benaderen. Veelal aan de hand van
oude briefkaarten uit de documentatie-afdeUng van
de Provinciale Bibliotheek mat daar niet allemaal
zit de auteurs trekken er op uit met wat oude
prentjes en laten de mensen praten. Onderwijl
kijken ze zelf en tasten ze hun onderwerp voor
zichtig af. Je weet niet, wat je het meeste waar
deren moetdie oude plaatjes, zacht en dromerig
van de tijd die eroverheen is gegaan of de tekst,
een beminnelijk mengsel van wel zeer Zeeuwse
nuchterheid en ran liefde en aandacht voor het
eigen land slik en water incluis natuurlijk
alles doorspeeld van dat vleugje beschouwelijkheid,
wat ironisch getint soms, dat de lezer garandeert
dat de eigen tijd hierbij niet ondergewaardeerd
wordt, geen kwestie van sentimentaliteit me
blijven reëel, met de voeten op de huidige grond.
Zeeuw en niet-Zeeuw zullen er gelijkelijk schik in
hebben. Voor de Zeeuw met hart voor zijn land
spreekt dat vanzelf. Maar ook de .buitenlander'die
zich voor ons land interesseert en er misschien al
jong zfjn vakanties doorbracht, zal er veel plezierigs
in vinden. Wie zal het Retour naar zijn kindertijd
niét genieten Wie gaat er, als hp een dagje ouder
wordt, niét klagen, dat alles véél te gauw voorbij
gaat en dat hij nu nooit eens even op zijn gemak
bij de dingen kan blpven stilstaan Omdat eigen
lijk alles zo véél en véél belangrijker blijkt, achter
af, dan men op het moment van het passeren wel
dacht. Eigenlijk Eigenlijk is alles juist zó belang
rijk als de aandacht, die men eraan schenkt, sterk
is. Met het rijpen van de jaren gaat men dat mer
ken. En dat is het nu juist wat de auteurs hier doent
ze schenken het zo begeerde Retour, het zo pemlste
even-stilstaan, omdat ze de aandacht geven, die
daarvoor nodig is. Ze hebben ten opzichte van het
verleden een verhoogd perceptievermogen, zoals,
naar men zegt, mescaline en marihuana dat schijnen
te kunnen schenken: plotseling merk je, hoe enorm
interessant ook het geringste détail kan wezen, hoe
boeiend-om-er-niet-van-te-scheiden elke grasspriet
zijn kan. als je maar kijkt en wéét. En ze doen ons
erin delen.
De auteurs hebben een geheim tcaarschtfnltfk
alleen maar een tikkeltje mescaline in het bloed T
o. niets bijzonders, eenvoudig een kwestie van
het suikergehalte van de hersenen, zegt Aldous
Huxley in zijn ,The doors of perception'. Of zou het
ook de bijzondere gehechtheid aan het eigen land
kunnen zijn Een schone gave dan 1 En wanneer
krijgen we nu de volgende bundel
Domburg, 18-8-'68 J. C. van Schagen.
P.S. De gedane grepen uit de rijke stof zijn zeer
rechtvaardig over de hele provincie gespreid. Wal
cheren is niet vóór getrokken. Zelfs de Noord-Hin
der komt erin voor.
P\e Schotse Huizen' te Veere vra-
gen aandacht voor een op
merkelijke tentoonstelling. Tot en
met 14 sepember zijn er de merk
waardige werken van Jantje de
prentenknipper te zien. De Schotse
Huizen' schrijven daarmee geen
primeur op hun staat van dienst:
ruim een jaar geleden gaf de ge
meente Wemeldinge al een soort
gelijke tentoonstelling, die (geluk
kig) nogal wat belangstelling trok
en de figuur van dit merkwaardige
Jantje weer eens het onderwerp
van vele gissingen en beschouwin
gen maakte.
De verdienste van de .Schotse Hui
zen' ligt op een ander vlak dan het
zuiver tijdelijke van de primeur.
Juist nu het gesprek over Jantje
weer danig op gang gekomen
schijnt, komt men met een tentoon
stelling die de bezoeker anders dan
door veronderstellingen tengevolge
van de nooit beantwoorde vraag
wie die prentenvent nu eigenlijk
was, in contact brengt met de ware
persoon van Jantje, de persoon
achter de prenten, de enige persoon
die schuldig verklaard kan worden
aan de enorme stroom verhaaltjes
achter de verhalen.
Wie was dit Jantje? Het is een vraag
die talloze malen is gesteld en als
men zich bezig heeft te houden met
de tentoonstelling, eigenlijk de
vraag die wel het minst telt. Want
wat doet het er toe wie de maker
was van dit prentwerk als men
de prenten hééft? De prenten zijn
er en in de weloverwogen, begelei
dende opstelling die de .Schotse Hui
zen' er aan gegeven hebben, spreken
ze een zo duidelijke taal over de
maker dat de vraag hoe dit Jantje
bij de burgerlijke stand ingeschreven
heeft gestaan, eigenlijk al buiten de
kantlijn van het tentoonstellinga-
verhaal zweeft.
Het zou evenwel, al was het al
leen maar uit historisch oogpunt,
hogelijk interessant zijn iets meer
over Jantje en zijn omgeving te we
ten. Er is al veel over gschreven en
vast staat dat Jantje een kind van
Zeeland is, een prentvent die zo'n
anderhalve eeuw geleden in de ga
ten kreeg dat zijn prentjeskmppenj
hem zo goed afging dat hij deze
tedere vorm van gepast huiselijk
vermaak best in een wat hardere
commerciële aanpak tot zijn stiel
Ikon maken. Deze bewustwording
zal Jantje een stevige boterham me;
boter hebben opgeleverd. De duizen
den prenten die hij in ruil daarvoor
in het voor hem bereikbare deel van
Zeeland achterliet, spreken de ste
vigheid van de boterham niet tegen.
De Bevelanden, Tholen, Walcheren
en Zeeuwsch-Vlaanderen hebben de
prentenknipper menigmaal tot werk
terrein mogen dienen, een terrein,
dat door Jantje blijkbaar dankbaar
werd aanvaard om er met schaar
en penseel te bewijzen dat ook een
volkskunst soms zeer bedreven die
naren kan hebben.
e_ x
boerderijprenten,
bijbelprenten en zegewensen. Het
was pre-fabricated handwerk en
handwerk-op-verzoek maar in beide
categorieën van presentatie was de
hand van Jantje zichtbaar. Het blijkt
keer op keer èen erg vaste hand te
zijn, aie één rechte koers volgt en
boven zijn prenten met graagte en
toewijding een alziend oog plaatst.
De gedacnte dat we het echte Jan
tje achter dit alziend oog moeten
zoeken, lijkt ons niet al te profaan;
Jantje overziet zijn prent en heeft
eerst geduldig gezien voor hij zijn
hand het werk beginnen liet.
Jantje moet zeer geduldig gezien
hebben. Het wijde landschap rondom
hem, het Zeeuwse land, wijd van
dijk tot dijk, de statige hoeven en
de huizenhoge hemel vindt men
althans iets dat hun aanwezigheid
verraadt terug in de prenten die
typisch Zeeuws zijn. Jantje heeft
dat behalve gezien ook gevoeld, zijn
vingers hebben de rest gedaan. Hij
zal echter niet lang met de verwon
dering om de ontdekking alleen heb
ben geleefd: er moest Immers ge
knipt en geschilderd (geverfd?) wor
den. De indrukken moesten worden
verwerkt. Wat bleef er anders over
van de prentenknipper die elk dorp
gekend
huis?
Het is een wat lange inleiding
bij een verhaal dat volgens on
ze opdracht moet bestaan uit enige
informatie over de eerder genoemde
tentoonstelling in de .Schotse Hui
zen' en bijna ongemerkt zijn we
mee gaan doen aan het spelletje
om iets meer te willen vertellen
over die merkwaardige, onbekende
prentenknipper. Jantje is een man
netje dat om dit soort verhaaltjes
vraagt. Hij hoeft er niet bang voor
te zijn: het grote verhaal heeft hij
immers zelf geschreven, dus is hij
m de meerderheid.
Misschien is dat juist het kenmer
kende van de expositie in Veere et
kan dit facet van Jantje aan onzi
opdracht met enkele korte zinne'
een einde maken.
Jantje is in de meerderheid. Zij:
alziend oog ziet de bezoeker en haal
hem naar de prent toe. Want, wal
Jantje zo'n anderhalve eeuw geleder,
heeft gedaan, is niet simpelweg uil
een stukje papier een voorstelling
knippen; Jantje heeft een stuk huis
vlijt tot kunstnijverheid gemaak;
en een stuk kunstnijverheid tot
kunst.
Hoe, op welke (soms gebrekkige i
manier, laten de ruim dertig werk-
KIM M M iJ X LM'Hl IJ M
.tukken m de .Schotse Huizen' oj.
zeer instructieve wijze zien.
vVe achten het een zeer wijs beslui,
om uit het overvloedige aan boo
i.er zijn honderden van deze peper
dure prenten onder het volk':
slechts een dertigtal werken te la
ten zien. Wie oog m oog met Jantj..
wil staan heeft daar al een heel
karwei aan. Hij zal zo'n heerlijke
losis ongekunsteldheid ontmoeten,
zoveel kostelijke volksverhalen vol
ïumor, een zo volkomen eigen op
vatting van de bijbel, dat hij Jantje
zal horen zeggen. ,ick bin so wyt'
Jantje de prentenknipper en de
.Schotse Huizen" geven daar gelegen
heid genoeg voor. Aan alle aspecten
van Jantjes werk is voldoende aan
dacht besteed om de tentoonstelling
compleet te kunnen noemen. De ex-
,»ositie roept verder onzerzijds niet
ip tot nadere informatie maar moet
zelf worden gezien.
■Jantje, de zondagsschilder, de zon
dagsknipper stapt uit het bankje
van de zondagsschool en wandelt op
zijn tenen door de Schotse Huizen.
Wie hem (goed) tegenkomt liegint
vanzelf aan zijn eigen verhaal.
Dat geeft niet: Jantje wint toch.
D. O.
Bij de illustraties;
Een klein kerkboekplaatje .God ly met ons'.
De treffende beeltenis van de .Straf der
zonde'.
De landing van de Engelsen in Veere, geti
teld ,De londege van de Henaelsche in 1809
tot Veere'.
m,n -- air. 4
i i»i3ir^iax«i9^i^i>iaisiii^MaiR?iisi9iwifêiKiK£: i
VAN GAIUS SUETONIUS TRANQUILLUS weet men zo goed als
niets. Hij leefde in het laatste van de eerste en het begin van
de tweede eeuw na Christus; zijn data worden, met vraagtekens,
wel als 70 of 75-160 opgegeven. Hij is dus zeer oud geworden.
Hij was in het algemeen geleerde', rhetor, jurist, geschied
schrijver en letterkundige. Hij was een jongere vriend en be
schermeling van Plinius de Jongere en hij is enige tijd secretaris
en archiefbeheerder geweest van Keizer Hadrianus toen deze nog
maar kort aan de regering was. Doch Hadrianus heeft hem ont
slagen uit die belangrijke functies, de ware reden daarvan is on
bekend, maar ligt wel op het gebied van de hofintrigues. Daar
mee houdt de kennis over Suetonius vrijwel op. Hij schreef vele
boeken in Latijn en Grieks over allerlei onderwerpen, maar die
werken zijn bijna alle verloren gegaan. We kennen nog een der
tiental titels en wat fragmenten. Van één boek, ,De vlris illustri-
bus' (Over beroemde mannen) bestaan nog heel belangrijke
brokstukken. Een ander, mogelijk zijn hoofdwerk, en in elk geval
een boek dat in zijn tijd zeer beroemd was en dat altijd bekend
is gebleven, ,Vitae Caesarum', in acht boeken, is bijna geheel
compleet bewaard gebleven. Aan dit boek, waarin Suetonius de
levens en daden van de eerste twaalf Romeinse Keizers beschrijft
(Julius Caesar als keizer' dan inbegrepen) dankt hij zijn be
kendheid. Het werk heeft de eeuwen door als een soort voorbeeld
gediend voor verzamelingen biografieën en het wordt tot op de
huidige dag herdrukt.
Voor zover wij weten bestond er van dit werk echter geen enkele Ne
derlandse vertaling, zodat degene die het Latijn niet machtig is, aange
wezen was op een vertaling in een van de moderne talen. Daarin is
nu, dank zij het initiatief van de Arbeiderspers, eindelijk gelukkig ver
andering gekomen en Nederland krijgt, beter laat dan nooit, zijn eigen
Suetonius,
Het eerste deel (we hopen althans dat dit het eerste deel zal zijn, er
slaat namelijk nergens dat het vervolg in bewerking is) met de levens
van Caesar, Augustus en Tiberius is in een zeer fraaie editie, vertaald,
ingeleid en geannoteerd door drs. D. den Hengst, uitgekomen in de
serie .Klassieke Curiosa'
T-Tet oordeel over Suetonius is in de loop der eeuwen niet onverdeeld
gunstig gebleven. Vooral in de 19de en 20ste eeuw is er nogal
eens een hardvochtig oordeel geveld. Aangaande zijn stijl, die heel
exact, droog en ingewikkeld is. Aangaande het feit dat hij veel anec
dotes en beweringen heeft ingelast die aan roddel en zelfs aan laster
doen denken (maar wie kan hier iets bewijzen Men verweet hem
dat hij geen beeld van de tijd wist op te roepen, e^n gebrekkige ka
rakterisering, monotonie in zijn schildering en onvermogen tot het
geven van een totaalbeeld. Ook zijn voorliefde voor het verhalen van
gruwelijke of erg libertijnse enecdotes en de kritiekloosheid waarmee
hij allerlei verhalen over voortekens, voorspellingen en ander .bijgeloof'
opneemt, maakte hem voor latere lezers niet altijd even acceptabel.
Daarbij kwam dat hij steeds in de schaduw heeft gestaan van zijn
jongere tijdgenoot Tacitus. Toch is zijn betrouwbaarheid altijd geprezen,
zijn koele, onpartiidige observatie, zelfs in het uitbeelden van weerzin
wekkende gruweldaden, zijn ijver om bronnen op te sporen en zich
goed, wetenschappelijk, te documenteren. De eeuwen door is zijn in
deling van een biografie van afstamming tot dood en testament, een
voorbeeld gebleven
TP\e hedendaagse lezer heeft, mogelijk, met al deze oude onenig-
heden over de verdiensten van Suetonius' werk weinig te maken
Men kan een eenvoudige vraag stellen: leeft dit werk nog, na zo'n
kleine 2000 jaar, ja of nee en dan is het antwoord een volmondig ja.
In de voortreffelijke, ook droog gehouden vertaling van drs. Den
Hengst (hij had de enkele vlotte modernismen gerust weg mogen
laten leest men zijn .Nederlandse' Suetonius met groot genoegen.
Maar misschien zouden we een gebruiksaanwijzing kunnen geven, die
de lectuur van het werk nog vruchtbaarder en plezieriger maakt. Het is
deze: fris, alvorens aan Suetonius te beginnen, uw kennis van de Ro
meinse geschiedenis uit de ïaren om het begin van de jaartelling nog
eens even op. Want Suetonius veronderstelt die kennis bij zijn lezers
Hij schreef de gebeurtenissen op die ongeveer een eeuw voordien
plaats hadden gevonden en de mensen tot wie zijn boeken zich richt
ten, kenden de algemene achtergronden nog. Zij kenden ook in grote
lijnen de levens en daden van Caesar, Augustus en Tiberius en de
negen andere Keizers die nadien aan de beurt kwamen en vonden
dus onmiddellijk aansluiting bij de lectuur. De lezer van nu, vooral
als hij geen klassicus is of al lang de schoolbanken heeft verlaten,
mist die directe aansluiting en wanneer hij dan onvoorbereid gaat
lezen, dreigen de gebeurtenissen voor hem wel eens door elkaar te
gaan lopen of eentonig te worden. Met de achtergrond van kennis
die Suetonius bij zijn lezer aanwezig acht, is het leesgenot direct veel
dieper. Men wordt rechtstreeks naar de Romeinse oudheid terugge
voerd en het werk, waarlijk stampvol interessante en verrukkende dé
tails weet dan van begin tot eind te boeien. Doordat Suetonius als ge
heimschrijver en archivaris toegang had tot de keizerlijke archieven,
zijn hem vele documenten onder ogen gekomen die verder vrijwel
niemand zag, en hij heeft van die omstandigheden dankbaar gebruik
gemaakt. Zo citeert hij bij voorbeeld hele stukken uit brieven van
Augustus, een indiscretie waarvoor men hem nu erkentelijk moet zijn,
want wat is er van die archieven over Soms zijn ook zijn bronnen
van een verrassende frisheid. Zo lezen we bij voorbeeld over de bij
naam van Augustus:
„Als kind kreeg hij de bijnaam Thurinus, als aandenken aan de her
komst van zijn voorouders of omdat zijn vader Octavius kort na zijn
geboorte in de omgeving van Thurium over de weggelopen sloven
ad gezegevierd. Dat hem de bijnaam Thurinus gegeven is, ken ik
met vrij grote stelligheid verklaren omdat mij een oud, bronzen
beeldje van hem als kind in handen is gekomen, waarop deze naam
in ijzeren letters, die bijna onleesbaar zijn geworden, itaat ge
schreven. Ik heb het de keizer ten geschenke gegeven (bedoeld is
Hadrianus) die het nu onder de Lares (huisgoden) in zijn slaapver
trek vereert'.
Verder zijn al die zijlichtjes op karakters en gebeurtenissen vaak zeer
onthullend, zij geven vaak een indringender, blijvender beeld dan een
exacte uitvoerige beschrijving. Zo heet het van Caesar bij voorbeeld:
,Men vertelt dat hij naar Brittannië is gegaan in de hoop daar parels
te vinden, waarvan hij het formaat soms vergeleek door ze op zijn
hand te wegen. Edelstenen, siersmeedwerk, beelden en oude schil
derijen verzamelde hij zijn leven lang met een ware hartstocht. Voor
bijzonder goedgebouwde en beschaafde slaven betooldo hij on
metelijke sommen, weer hij zich zelf voor geneerde, zodat hi| ver
bood de prijs in zijn kasboek op te tekenen".
Een intimiteit die hij weer wel uit de archieven zal hebben opgediept,
want voor een aartssnuffelaar als Suetonius zal geen letterde schrift
veilig zijn geweest.
Tot de aangrijpendste stukken uit Suetonius' relaas behoort het verslag
over de dood van Caesar. Hier wordt de correcte, zakelijke stijl vi
brerend door het uitgebeelde drama:
.Terwijl hij plaats nam, kwamen de samenzweerders om hem heen
staan, zogenaamd om hem te begroeten en direct trad Tillius Cïmber,
die de eerste rol op zich had genomen, op hem toe als om iets te
vragen. Toen Caesar hem terugwees en met een gebaar beduidde,
dat hij met zijn verzoek moest wachten, greep Cimber zijn toga bij
beide schouders vast. Caesar riep uit: ,Maar dit is geweld' en op
hetzelfde ogenblik bracht een van de gebroeders Casca hem van
achteren een wond toe even onder de Reel. Caesar greep Casca's
arm en doorstak die me» zijn schrijfstift. Hij deed een poging om op
te springen, maar een nieuwe verwonding maakte hem dit onmoge
lijk. Toen hij merkte dat hij van alle kanten met getrokken dolken
werd belaagd, omhulde hij zijn hoofd me» zijn toga en trok gelijk
met zijn linkerhand de plooien van zijn toga strak omlaag tot aan
zijn voeten, opdat ook het onderste gedeelte van zijn lichaam bedekt
zou zijn en hij behoorlijker zou vallen. In deze houding werden hem
drieëntwintig wonden toegebracht Alleen bij de eerste stoot kermde
hij zonder een woord, al hebben sommigen overgeleverd, dat hij, toen
Marcus Brutus zich op hem stortte, in net Grieks tot hem heeft ge
zegd: ,Ook jij, mijn zoon Lange tijd lag hij levenloos op de grond,
omdat allen de wijk namen, totdat drie eenvoudige slaven hem in een
draagstoel legden en hem, terwijl zijn ene arm slop terneer hing
naar zijn huis brachten.'
Onvergetelijk ook de lijkspelen en de plotselinge ontroering van de
menigte wanneer het praalbed met Caesars stoffelijke resten met was
kaarsen word» aangestoken:
.Onmiddellijk brachten de omstanders droog hout, de stoelen var
de rechters, banken en al wat zij als geschenk bij zich hadden, bijeen
Daarna legden de fluitspelers en de toneelspelers de gewaden af.
die zij bij zijn triomftochten hadden gedragen en voor deze gelegen
heid weer hadden aangetrokken, verscheurden die en wierpen ze in
de vlammen. Hetzelfde deden de soldaten van de veteranenlegioener
met de wapens waarmee ze zich hadden getooid om de begrafenis
LETTERKUNDIGE KRONIEK
DOOR HANS WARREN
luister bij te zetten. Veel vrouwen ook wierpen de sieraden die ze
droegen in het vuur en de amuletten en de toga's van haar kinderen
In dit smartelijk vertoon van openbare rouw deelden de talrijke vreem
delingen, die hem me' hun volksgenoten, een ieder naar zijn ge
woonten, bejammerden, in het bijzonder de joden, die zijn graf zelfs
nachten aaneen in groten getale bezochten'.
Ook in de biografie van Augustus wemelt het van onvergetelijke
détails. Wanneer Suetonius verteld heeft hoe Augustus bloot
stond aan allerlei samenzweringen en aanslagen, zelfs van mensen van
heel laag allooi, leest men b.v.:
„Zelft werd er eens op een nacht, vlak bij zijn slaapvertrek, een
zoetelaar uit het leger in lllyricum aangetroffen met een jachtmes
aan zijn gordel, die de deurwachters onopgemerkt was gepasseerd.
Of hij werkelijk waanzinnig was dan wel simuleerde, is niet duidelijk.
Want zelfs op de pijnbank viel er niets uit hem te krijgen'.
Zulk soort opmerkingen maken dat men zich opeens een tijdgenoot
voel». Hoe tekenend is ook zo'n détail: .Tijdens een gladiatorenvoor
stelling, aangeboden door zijn kleinzoons, maakte een grote engst voor
een ineenstorting (van de theafertribunes, nl.) zich van het publiek
meester. Toen hij net op geen enkele manier gerust kon stellen en
niet kon voorkomen dat de mensen wegliepen, verliet hij zijn plaats
en zette zich neer in dat gedeelte waar het gevaar het grootst leek'.
Of over Augustus' ontspanningen: ,Om zich te ontspannen ging hij soms
hengelen, soms ging hij dobbelen, bikkelen of met noten spelen met
kleine jongetjes, bij voorkeur Moren en Syriërs, die aardig waren om
te.. ..zien en leuk konden babbelen en die hij overal vandaan haalde.
Went oen dwergen en mismaakten en el dergelijke wezens, die hij els
onheilbrengende misbaksels beschouwde, had hij een grondige hekel'.
Zonder blikken of blozen volgt dan weer allerlei onzin over kikkers
die hij voorgoed het zwijgen oplegde of adelaars die zijn brood af
pakten en het weer teruggaven. Or Suetonius hef zelf heeft geloofd
Het wordt zo rustig verhaald dat men haast zou menen van ja.
T"\e biografie van Tiberius is heel bekend door de uitvoerige schilde-
ringen van de onvoorstelbare wreedheden die deze Keizer op
hef laatst van zijn leven heeft gepleegd op Capri. Hardvochtig, vol
komen in een perverse genotzucht opgaand, elke gril volgend, een
sadist lang evant Ie lettre en van het ergste soort, kortom een monster
dat een waar schrikbewind uitoefende. Een bepaald nog mild tafereel
is het volgende:
,Toen zijn schoondochter Agrippina na de dood van haar man zich
wat al te vrijmoedig over het een of ander beklaagde, greep hij haar
hand en citeerde hij de Griekse versregel: .Meente ge, mijn dochter,
dat u onrecht wedervaart, als ge niet heers» Nadien heef» hij zich
nooit meer verwaardigd haar een onderhoud toe te staan. Eens, tijdens
een maaltijd, durfde zij niet te proeven van de appels die hij haar
aanreikte, waarna hij ook ophield haar aan tafel te nodigen. Hij gaf
voor, dat zij hem beschuldigde van een poging om haar te vergiftigen.
En dat terwijl alles volgens een vooropgezet plan was verlopen, zowel
het aanbieden van de appels om haar op de proef te stellen als
haar weigering, omdat men haar gewaarschuwd had, dat de appels een
dodelijk vergif bevatten. Hij dichtte haar allerlei plannen toe om ta
vluchten. Nu eens zou zij naar het beeld van Augustus willen gaan, dan
weer naar de legers. Tenslotte verbende hij haar naar PandaTeria (een
eilandje Toen ze hem met beschimpingen overlaadde, liet hij haar
door een centurio geselen, waarbij zij een oog verloor. Daarna nam
zij zich voor de hongerdood te sterven, maar Tiberius bevat haar mond
met geweld »e openen en er voedsel in te duwen Zelfs toen zij door
haar volharding er in geslaagd was zich op deze manier het leven te
benemen, ging hij voort de vreselijkste beschuldigingen over haar te
uiten Nadat hij nog voorgesteld had haar verjaardag onder de onheils
dagen op te nemen, liet hij zich er op voorstaan, dat hij haar niet ge
wurgd en naar de Trap der Zuchten gesleept had. Hij duldde, dat er
een decreet werd uitgevaardigd, waarin hem dank werd betuigd voor
zulk een mildheid en de Capitolijnse Jupiter een gouden wijgeschenk
werd aangeboden'. Juist door het uitblijven van enig kommentaar gruwt
men nog van een zo uitzinnige haat. Wat is deze Agrippina voor een
vrouw geweest Een werkelijk slachtoffer of ook een verschrikking
T"Vt is trouwens een beeld" dat bijblijft uit al deze keizerlevensde
bergen en dalen, de daden van enorme moed, grootmoedigheid,
verdraagzaamheid, naast de meest onvoorstelbare wreedheden, von
nissen, terechtstellingen, mishandelingen, vergiftigingen en moorden.
He» schitterendste lient naast de zwartste duisternis. Aangrijpend is ook
dat uit die duisternis van eeuwen soms opeens de naam oplicht van een
simpele soldaat of matroos die een heldendaad verrichtte. Hun naam
en daad is aan de vergetelheid ontrukt door Suetonius, wiens boek,
welke bezwaren men er dan ook tegen moge hebben, een onsterfelijk
werk gebleken is.
Het was wel een twintig jaar geleden sinds we het lazen en het ge
noegen van het herlezen was heel groot. We zien hef complete werk
in de vertaling van drs. den Hengst met grote belangstelling tegemoet.
De uitgave verdien» verder alle lof: fraai papier, fraaie druk en band,
uitvoerige en zeer informatieve annotaties.
Suetonius: Levens der Romeinse Keizers I, Arbeiderspers, A'dam.