KONIJNEN EN BALLEN IN DE POLDER jM JDE MAAN EN HET VUUR' Zaterdagnummer ban broeger en toen CESARE PAVESE ka.. W_~ 3E- j .--v I £tSb i Zen plaatje uit de eerste wereldoorlog. De huisjes voor de kerk staan er niet meer In de twarte schuur (links) liet vrachtrijder-schoenmaker-kapper Sturm zijn klanten draaien op hun stoel. Het pompstation tn de duinen bij Oranjezon. Ex-stroper Jan de Rijke kende er leder richeltje van het Kreekgat. de Mangrlpit en de Papieren Zolder. De sand- helling tegenover het pompstation was uitstekend geschikt om sleetje te rijden, aldus de dochter van de heer De Rijke. De echte stropers wisten precies waar ze zaten. Stropen was voor de Poldersen meer dan een schamele bijverdienste. Neem Jan de Rijke. Hij was een hartstochtelijk stroper. Hij kende dan ook elk hoekje en gaatje in de duinen bij Vrou wenpolder. Maar op een gegeven dag kon hij benoemd worden tot machinist-stoker van het pompstation van de waterlei ding. En dat betekende hef eind van zijn stroperscar rière Want de heren, die over zijn benoeming beslisten hadden als voorwaarde aesteld, dat hij niet meer zou siropen. Tenslotte zou Jan de Rijke in een van de huizen bij het pompstation midden in de duinen gaan wonen. Zi'n dochter vertelt, dat hef een hard gelag voor her V/asDe konijnen liepen tot aan de deur bij ons. En hij mocht er geen hand naar uitsteken Dus ie kunt wel nagaan, dat dat niet meeviel. We moesten ons toen be perken tot eende-eieren. Daar was-tie fantastisch is Op een gegeven dag zegtie tegen ma, dat ik in dat en dat dal voorin eens eende-eiereen moet gaan halen. Hij had namelijk gezien dat een woerd boven die plaats zijn vleugels op een speciale manier eventjes naar be neden had gehouden En het schiint, dat dat altiid ge beurt, als een mannetjeseend boven het nest vliegt Nu heu ik toch ook m'n hele ieugd in de duinen doorge bracht, maar ik heb het nooit kunnen zien. Dat is toch wel een teken dat hii er het een en ander vanaf wist!' KAPPER Als de mensen de prentbriefkaarten zien, borrelen de herinneringen op. Het is alsof er een emmer wordt leeggegooid. Het zijn losse verhalen Verhalen, die iets weergeven van Vrouwenpolder zoals dat veertig-vijf tig jaar geleden was. Verhalen over de mensen, oie Vrouwenpolder een eigen sfeer gaven. Natuurlijk, ieder dorp had zo z'n eigen kapper Meestal een man, die in de avonduren door middel van knippen en scheren enkele centen bijverdiende In Vrouwenpolder was ook een kapper Hij woonde vlakbij de kerk Sturm was behalve kapper ook nop vrachtrijder en schoenmaker Het bijzondere zat 'm in het knippen Dat gebeurde in de kleine schuur naast zijn huis Sturm was een gezeten kapper. Vanuit een stoel behandelde hij zijn klanten. Als hij een kant van het hoofd klaar had klonk er een kort bevel: draaien! Toch was het geen luiheid van Sturm, dal hij zelf niet om zijn klant heenliep Tenslotte kwam het licht in zijn schuur maar van een kant en daar had hij rekening mee te houden. De grootvaders van nu hebben zich er laten knippen. Voor vijf cent was hun hoofd keurig kaal Als ie voor op je hoofd een kuifje wilde dan kostte dat zeven en halve cent en voor een dubbeltje was je gekapt Daar zat dan ook meer werk aan. Daar moest de kapper het touw bijhalen. De mannen droegen toen nog lang haar, dat reent was afgeknipt. En om het in een keer recht te krijgen spande vrachtrijder-schoenmaker-kapper Sturm een touwtje rond de achterhoofden van zijn klanten die er araag keurig .gekapt' bijliepen. BALGOOIEN De heer Gilles de Vlieger, die nu 78 jaar is, en nog een orgineel .mensenpetje' (met zo'n klein klepje) draagt, heeft heel wat afgesjouwd in het oude Vrou wenpolder Hij heeft er ook gespeeld Neem nu alleen het balgooien maar. Het was een echt Polders spel. Er waren nog wel dorpen waar het werd gedaan. aar volgens de mensen, die het kunnen weten, toch nergens zo goed en groots als juist in Vrouwenpolder. Het begon altijd in het café van Tilroe, dat later van Duvekot is geworden. En toch was het geen echt caféspelletje, want de balgooiers liepen tijdens hun spel het hele dorp door De heer De Vlieger legde de spelregels uit: ,Daar bij Tilroe hadden ze een massa houten ballen met een doorsnee van een centimeter of vijftien. En er was één grotere bal met een door snee van ongeveer vijfentwintig centimeter bij. Dat was de voorbal. We speelden in twee partijen, ik zal i aar zeggen tien tegen tien man En iedere partii had een voorman. Een van de voormannen moest dan de voorbal wegooien, gewoon de straat op, vanachter een lijn. En dan kwam de voorman van de andere partii met een gewone bal om de voorbal te raken. Als dat lukte mocht de volgende van zijn partij gooien Maar als hij mis gooide mocht de andere partij Voor iedere geraakte bal kreeg ie een punt Zo pingen we het hele dorp door We speelden op tijd. ik geloof, dat we altijd begonnen met een half uur. Dan werden de punten opgeteld en wie verloren had moest een rondie betalen. Maar ie kunt wel begrijpen, dat ie de tijd ook v/el eens korter nam, vooral als er al een paar borrel tjes waren gedronken. Het kon trouwens nogal eens wild toegaan bij hef balgooien, ook al door die bor reltjes natuurlijk De kinderen konden dan echt niet zomaar op straat gaan spelen, als ze in de buurt bezig waren. Want geloof maar dat ze hard en wild gooi den als ze een paar spelletjes hadden gedaan.' Het balgooien was niet aan seizoen of speciale hoog tijdagen gebonden Met het gaaischieten lette men in Vrouwenpolder wel nauwkeurig op de datum De Poldersen schoten de gaai els het Westkeppelse ker mis was Het gebeurde in de duinen, vaak nog met orginele achterladers, die de schutters blauwe plekken op hun schouders bezorgden Er was nog een spel, waar een loden kogel aan te pas kwam: reetje spe len. Een spel me' financieel oneindige mogelijkheden Hef recept >s simpel: zet een aantal knopen, centen, stuivers, dubbeltjes, kwartjes, guldens, rijksdaalders op een rij in de grond en gooi dan maar met een loden kogel een van de buitenste exemplaren omver Gooide je helemaal naast de rij, dan had ie geen winst en geen verlies, maar els ie een andere dan de buitenste xnoop cent enzovoorts raakte, dan moest je de rij met een eigen exemplaar verlengen Als je de verhalen mag geloven (en waarom niet?) zijn er met dit spel enorme bedragen van eigenaar veranderd Een primitief knikkerbord met kostbare hindernissen. GEVOEL Vrouwenpolder heeft grote stropers gekend. Neem nu bijvoorbeeld Olie eens. Olie was ook een gevoels- stroper, een man die het niet laten kon. En dan na tuurlijk Max, ook een man voor wie een konijn meer was dan het kwartie, dat hij er m Middelburg voor kreeg. Ohe en Ma» zijn bijnamen. Alle strope's had den bijnemen Ven Me* IFrans Kerkhove) is bekend, dat hij altijd alles op zijn hoofd droeg Dat was zo z'n gewoonte. Hi| was een van da centrale adressen voor de Poldcrse stropers. Hij immers vilde de konijnen om ze in M dde'burg te gaan verkopen? En Max droeg de konijnen altiid op z'n hoofd Te voet van Vrovwen- polder tot Middelburg Bij zijn huis stond een paal, die juist iets korter was dan hij zelf Daar liet hij altijd zijn vrachten op nee' even het hoofd scheef en de zak met konijnen of wat het ook mocht zijn lag op die speciale paal Dal waren de eigenaardigheden van Max Maar hij was wel handig. En daar hadden de Pol dersen respect voor Jewannes Jongepier, die iedereen kende als Olie, was ook zo handig Ook een vilder. Ook een men, die .zijn' konijntjes in Middelburg en Vlisslngen ging uit- leuren. Van een keer 15 bekend, dat het allemaal niet zo goed afliep. Olie had een keurig konijn gevangen. Meer toen kwam hij de politie tegen Daar moest na tuurlijk inel een oplossing voor worden gevonden, want de politie hoeft niet alles te wete" Dus ve'dween het konijn tuisen het boezeroen van Olie Hij voelde zich veilig en er ontstond zowaar een vriendelijk ge sprekje. Het duurde wel even voor de veldwachter durfde te informeren naar de gezondheid ven Olie, want de toch wel zeer opzichtige rondingen deden hef ergste vermoeden De veldwachter kon zijn ogen er niet afhouden. En toen gebeurde betl De waf nerveus geworden Olie sleurt het dode beest van tussen zijn kleren en gooit hef de veldwachter voor de voeten. De stroper gaf .zijn' konijn vrijwillig uit handen. Het was gespreksstof voor jaren! Schaapherder Engel Maas op weg naar de schaapskooi met de kudde van zijn baas, de heer Van Winkelen. Toen het kanaal voor de waterwinning werd gegraven - dat was in 1922-1923 - moesten de schapen verdwijnen. (De foto's werden beschikbaar gesteld door het Dokumentatiecentrum Zeeuws Delta gebied) Oranjezon was hét uitgaanscentrum van Vrouwenpolder en Bliek (tweede van links) was er de baas. Dat zei hij ook dikwijls: vandaar dat men de heer Bliek beter kende onder de naam Jkke baas' Een vroege vorm van recreatie waren de kampen, die ds Van der Laar Krajl met zijn Vrije Jeugdkerk tn de duinen bij Vrouwenpolder hield. In hel begin van de dertiger jaren begon de recreatie tn Vrouwenpolder goed op gong te komen, toen de heer Gtlles de Vlieger er de eerste zomerhuisjes roor de verhuur bono:de. Het buitje op het terrein pan de Vrije Jeugdkerk. dat .De wijde bltk' heette, heeft hij ook gebouwd DE LAATSTE ROMAN van Cesare Pavese, ,La Luna e i falö', ,De Maan en het Vuur', heeft iets van de dichtheid, de gecondenseerd- heid van poëzie Het boek is als het ware één aaneenschakeling van evocaties, alle op hetzelfde thema en alle in mineur; een droe vig maar sterk lied, herfstig, vergeefs, een ondergang voorspel lend. Pavese schreef het in september-november 1949. Op 27 augustus 1950 zou hij een einde aan zijn leven maken, juist toer hij beroemd begon te worden. Het is mogelijk hineininterpretie ren, maar iets van die sluier van onoplosbare droefheid hangt reeds over deze zwanenzang. Cesare Pavese was op 1 september iyu8 te aan Stefano Belbo gehore- Hij studeerde letteren in Turijn, en hij heeft veel vertaald, vooral ui Engels en Amerikaans. Hij was zowel dichter als romancier en essayis- - zi|n bundels .Lavorare stanca' (Werken vermoeit - typerende titel) en de postume bundel .Verrè la morte e avra i tuoi occhi' hebben dezelfde grondtoon als zijn romans: zwaar, maar doorzichtig, pessimistisch sceptisch, melancholiek en erg gevoelig. Een vers als ,La Casa' uit de laatstgenoemde bundel lijkt wel uit de zelfde bron van aandoeningen opgeweld als ,De maan en het vuur'. De aanhef, b.v.: L'uomo solo ascolta la voce calma con lo sguardo socchiuso, quasi un respiro gli alitasse sul volto, un respiro amico che risale, incredibile, dal tempo andato. en het slot: E' la voce che un giorno ha fermato il padro di suo padre, e ciascuno del sangue morto. Una voce di donna che suona segreta sulla soglia di casa, al cadere del buio. Den stem die zacht en geheimzinnig klinkt bij het vallen van de duister nis, een stem uit het verleden - de gehele intrigue van ,De maan en het uuri is eigenlijk in die paar regels te vangen, te vertellen. Een man van veertig jaar, die zich al oud voelt, afgedaan, keert teruc naar Piemonte (ook Pavese was een Piemontees), naar het dorp waar hi als kind heeft gewoond. Twintig jaar was hij, toen hij er wegging, twintig jaar is hij dus weggeweest. De Tweede Wereldoorlog is in die jaren gevallen, hii was in Amerika, heeft er veel geld verdiend. Maar hij kon er niet aarden, bleef eenzaam. Nu is hij teruggekomen, hij speelt met de gedachte, land, een boerderij te kopen, teneinde eindelijk te kunnen zeggen: Dit is mijn land, op die bank zal ik oud worden, in die kamer zal ik doodgaan. Hij is terug in het land van zijn jeugd, maar alies blijkt daar ontworteld De streek is geteisterd door de armoede, de partisanenstrijd, en de poli rieke desillusies zijn er groot. Hij wordt met dit alles én met zijn verleden geconfronteerd, hef doet hem pijn. Vele, zeer velen zijn dood, veel is er verwoest, veel is er gebleven. Hij heeft ook hier geen plaats meer, en zal weer moeten weggaan, maar dit weggaan wordt verdronken in eer wanhopige vertelling, er wordt overheen gepraat, er is eigenlijk geer oplossing meer. .Kon ik iemand uitleggen, dat wat ik zocht alleen maar was iets te zier wat ik al had gezien? Karren zien, hooibergen zien, een houten kuip zien, een hek, een cichoreibloem, een blauwgeruite zakdoek, een pom poen om te drinken, de greep van een schop.' (p. 62). En dat is alles. Hoe over zo'n gegeven een boek schrijven? We zeiden net al: het is eigenlijk poezie, een grote, brede compositie van dichter lijke beelden, gedrenkt in weemoed en droefenis. T""\e verteller, de ik, is een naamloze, letterlijk. Hij was in de eerste *-* decade van de eeuw geboren in een ziekenhuis als een onecht kind, en opgenomen door een paar straatarme landlieden, die toen tertijd voor een kleine vergoeding per maand er nog wel een kind bi| wilden hebben, een jongen als ze enkel dochters hadden en een goed kope knecht hoopten te kweken, een meisje om later een goed te com manderen dienstmeid te hebben. Hij had een harde en eenzame jeugd gehad. Zijn pleegmoeder was al lona, afgebeuld, gestorven, en zijn pleegvader had het op de duur op het lcarig bedrijfje niet kunnen rooien, had moeten verhuizen. Toen was de jongen, even hardvochtig en harteloos alsof het een huisdier betrof, weer van het gezin waarin hij was opgegroeid gescheiden. Hij was toen dertien jaar oud, als knechtje uitbesteed op La Mora, een soort here boerderij, waar hij het goed had gehad, voor zijn doen: voldoende eten, warme ligging, kleren zelfs, 'n ias. Er was zelfs een vleugje cul tuur op La Mora: de dochters des huizes werkten niet, speelden piano, voor de jongen weelde uit een andere wereld. Daar, op La Mora was hij opgegroeid tot een grote, sterke en knappe kerel, en hij had et enorm veel geleerd van een oudere vriend, Nufo. Nuto, drie jaar ouder en veel ervarener, kon mooi klarinet spelen, hij werd zijn leidsman. De jongen had er van gedroomd van weggaan, vluchten, de wereld in Wat hij gedaan had, zodra de kans zich voordeed. Hij was als soldaat in Genua terecht gekomen, verwikkeld geraakt in politieke aangelegen heden en op het nippertje scheep gegaan naar de Nieuwe Wereld vrienden waren gevangen genomen of gedood. (Pavese is zelf in 1935 wegens anti-fascistische activiteiten gearresteerd en een jaar lang ge interneerd). In Amerika had hij weliswaar fortuin gemaakt, maar hij kon er nie' wennen. Hij had er gewerkt, veel gezworven, veel vrouwen gekend, doch zich nerpens gehecht. Toen was hij, gedreven door een diep, onverklaar baar heimwee teruggekeerd naar Piemonte, de dorpjes en stadjes van zijn jeugd, en hij vreest haast, de oude plaatsen en huizen te betreden ,Je hebt een dorp nodig, al was het ma3r om het plezier van weg te .gaan Een dorp wil zeggen dat ie niet alleen ben», dat je weet dat er ,iets van jou is in de mensen, in de planten, in de aarde, dat er op je LETTERKUNDIGE KRONIEK DOOR HANS WARREN .wordt gewacht ook als jé er niet bent.' (pag. 11). Doch het blijkt een begoocheling: hij is wél alleen, zo alleen als maar kan. Niemand kent de groot en dik geworden meneer nog, ziin pleeg ouders en pleegzusjes zijn dood, de mensen van La Mora ook. Alleen zijn goede oude vriend Nuto is er nog, ook gezet en breed nu, en huis vader. Hij heeft de kuiperij-timmermanswerkplaats van zijn vader over genomen en zijn klarinet aan de wilgen gehangen. Zeker, Nuto heeft nog wel oude communistische ideeën, hij kan nog scherp en origineel uit de hoek komen, maar het echte vuur is er uit, de scherpe kantjes zijn er af, uit voorzichtigheid is hij niet eens partïsaan geweest al was zijn sympathie aan die kant. Er is met Nuto nog heel wat te praten, hii begeleidt de teruggekeerde zwerveling op vele tochten en licht hem in over het lot van deze landstreek en zijn bevolking d e verscnrikkeliik ge leden hebben in de laatste oorlog. Een enorme desillusie hangt over de mensen, de armoe is nog even niipend els vroeger, het leven even hard. In het huisje waarin de verteller zijn eerste jaren sleet woont nu een bruut van een kerel, die geen andere uitlaat wee» voor zijn misère den een tweetal van hem afhankelijke vrouwen en een kreupel, rachitisch zoontje af te ranselen. Het kind heet Onto, t en jaar, en wekt in de verteller een vreemde ontroering. A was hij zelf recht van !i|f en leden geweest, toch herleeft in di» kind zijn eigen harde jeugd, en hij wil in Cinto verlangens wekken naar een ruimer, wijder, gelukkiger leven. .Wat had ik niet gegeven om de werld nog te zien door de ogen van .Cinto, in Gemineïla opnieuw te beginnen als hij, met diezelfde vader, .me» dat been zeifs - nu ik zoveel had geleerd en mezelf kon verdedigen. ,Het was niet alleen medelijden dat ik voor hem voelde, bepaalde ogen blikken benijdde ik hem. Het kwam me voor da- k zelf; wist dat hij ,'s nachts droomde en de dingen waar hij aan dacht a's hij op het plein .rondhinkte. Zo had ik niet gelopen, ik was niet mank ais hij, maar ik ,had zo dikwijls de lawaaiige karreties voorbij zien komen met vrou- ,wen en jongens op de banken, oie naar de kermis gingen, naar de ,markt, naar de draaimolens van Casiiglione, van Cossano, ven Cam- petto, overal, en ik bleef die lange zomeravonden met Giuüa en Angio- Jina onder de notebomen achter, onde- de vijgeboom, op het rnuu.-tie .van de brug, kijken naar de altijd eendere hemel en de wijngaard. En .dan hoorde je ze 's nachts, de he:e nacht door, op de weg. zingend .lachend, elkaar roepend over de Eelbo als zij naar - s ci-gen. Zulke .avonden bracht een licht, een vuur, zichtbaar op verre heuvels, me aan ,het huilen en rolde ik over de grond omdat ik arm was, omdat ik een .klein jongetje was, omdat ik niets was. Ik was bijna blij als het begon te .onweren, een ramp, zo'n zomerstorm, en hun feest bedierf. Als ik er nu aan denk, verlang ik weer naar die t id, zoo er wee' n terug willen .zijn.' (pp. 116-117). Zo'n citaat verraadt ook heel sterk he- poëtische element in dit boek het :s als een prozagedicht. Later als Cinto's vader in een vlaag van verbijs tering de twee vrouwen doodslaat, zijn huis in brand steek en zichzelf verhangt (Cinto weet op het nipperte de slachting te ontkomen) zal de verteller zich het lot van de knaap aantrekken. Hij brengt hem bij Nuto :n huis, zij zullen voor hem zorgen, hens een cp:e ding laten geven. Doch dan loopt het verhaal al ar 1" angzamerhand, in fragmenten, werden we ingelicht over het vroe- gere leven van d eman, over zijn jeugd, waarnaar hij met zoveel heimwee terug verlangt, ooral hef leven op La Mora wordt kleurrijk geschilderd. Er waren daar twee heel mooie dochters des huizei en een achteraankomertje dat nbg mooier zou orden, nét r.og geen dames en ook geen boerinnetjes meer. die aile c'rie cp een afschuwelijke manier aan hun einde komen. (Er klopt ergens iets niet in de vertaling, we nebben hef origineel er helaas niet bij, waar Irene 00 pag. 164 dood gaat, maar later nog blijk» te lever Als door een sluier van heimwee en tranen ontrolt zich dit leven, on eindig droef en oneindig mooi. We zien de meisjes met haar parasollen, haar geliefden, haar verlangens, haar ontsporingen, haar gruwelijke dood. V/e ruiken de geur van hete wijngaarden in de hondsdagen, ge barsten aarde en roosmarijn, de schroe;lucht van de vuren, later ver koeld doorhet licht van een antieke, nog heidense maan. Zo dicht leeft men bij de aarde, nog in deze eeu/. Hef is een prachtig boek, goed vertaald door Max Nord, al zijn er enkele routine-slordigheden Ver schenen in de overigens niet genoeg aan te bevelen .Literair-Paspoorf' reeks van De Bezige Brj/Meulenhoff, Amsterdam.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1968 | | pagina 13