COLIJNSPLAAT NIET I HELEMAAL BEVRIJD zaterdagnummer JAN DAMAN DE KLEINE GOD, of de trein naar Vlissingen Zaferto 8 i"ni 1968 De heer Hartog diende een motie in, waarin hij stelde, dat de zetel van de te vormen gemeente in Colijns- plaat moest komen Hij kreeg echter alleen steun van de heer Vink. De anderen vonden, dat met het aan vaarden van een dergelijke motie de samenvoeging in feite al was geaccepteerd en dat was nu juist het hele punt. De heer Contant diende toen een voorstel in om de raad te laten stemmen over de wenselijkheid van een samenvoeging. Uit de stemmenverhouding bleek overduidelijk hoe de gemeenteraad er over dacht. Slechts de heren Dees en Hartog waren tegen de motie van de heer Contant. Desondanks werd de samenvoeging een feit. BEVRIJDING Maar het zat in Colijnsplaat toch helemaal niet lekker. Dat bleek onmiddellijk na de bevrijding al. Op 20 december 1944 schreven M. D. de Pree (oud-strijder 14e Dep.Batj,), M. I. Fortuin (oud-strijder Nederlandse leger), J. van Dis (oud-wethouder) en Anth. Verburg Cz. (wethouder) een brief naar de koningin. De heren spraken er hun dankbaarheid over uit, dat ze be vrijd waren van de Duitse bezetters. Maar die be vrijding was hun niet genoeg. Ze voelden zich nog niet De rokken zijn tets korter geworden, maar verder zou een foto anno 1968 met veel verschil Het gemeentehuis van Colijnsplaat in de twintiger jaren: v.Ln.r. Hendrik de Wee, Jaap wn De Havenstraat met links op de voorgrond het pakhuis van beurtschipper Jeucinuss Koole. naken met deze fn 1908 gemaakte foto van het Kerkplein in Colijnsplaat. Vanuit het gemeentehuis links) keek men over het Havenplein, waar het vooral in de bie- Een foto uit de tijd, dat er nog volop paarden waren (zie voorgrond) en dat de arbci- tentijd erg druk kon zijn. Het zwarte houten bouwseltje bij het gemeentehuis was het dershuisjes terecht stulpjes werden genoemd, zogeheten oudemanhuisoftewel de klapbank. zwaar van de heer Contant was, de vestiging van de gemeentesecretarie. De heer A. Hartog zei, dat er aan het besluit toch niet veel was te veranderen en vind dat ,men zich heeft aan te passen aan de gewijzigde tijdsomstandigheden'. Hij maakte één restrictie: de be stuurszetel moet niet - zoals de bedoeling was - in Kortgene maar in Colijnsplaat komen. Tenslotte was Colijnsplaat de gemeente met de meeste inwoners. De heer L. M. Vink zei zich aan te sluiten. Bij wat hij zich nu precies aansloot wordt uit de notulen van de bewuste raadsvergadering niet duidelijk. Wethouder J. F. Dees zei het eens te zijn met de door de heer Hartog uitgesproken ideeën. TEGEN De andere raadsleden schaarden zich echter aan de zijde van de heer Contant. De heer P Janse merkte nog op, dat Colijnsplaat financieel zeer goed in staat was gebleken voor zichzelf te zorgen en dat er geen enkele reden tot samenvoeging was. Ook de heer J. Breure toonde zich een fel tegenstander van de plannen van het ministerie van binnenlandse zaken. De heer Breure was met wethouder Antj Verburg Cz. van oordeel, dat Colijnsplaat de dupe van een sa menvoeging zou worden. Als reden werd van die zijde opgegeven, dat het ging om drie gemeenten met de zelfde bronnen van Destaan (de landbouw) en over wegend dezelfde godsdienstige en politieke scha kering. Waarnemend-burgemeester A. A. Schuit, die reeds burgemeester van Kortgene was, betwijfelde de kans van slagen van een eventuele tegen-actie van de ge meente: ,Er valt niet veel aan te veranderen. De ge meenteraden van Kats en Kortgene hadden zich reeds met algemene stemmen achter de samenvoegings plannen geschaard.' helemaal bevrijd. Vanaf april 1941 waren Kets, Kort gene en Colijnsplaat samengevoegd en zolang, dat niet ongedaan was gemaakt voelden ze zich niet ge heel bevrijd: .verzoeken beleefd doch zeer dringend, da» bovengenoemde samenvoeging zoo spoedig mo gelijk ongedaan kan worden gemaakt, opdat Colijns plaat wederom als zelfstandige gemeente kan optre den; door deze zelfstandigheid de inwoners weder ge lijke rechten hebben als de overige bewoners van Noord-Beveland en niet gedwongen zijn om hun be langen elders op het eiland te behartigen.' Uit een handtekeningenactie bleek, aldus een van de initiatiefnemers, dat ruim negentig procent van de bevolking van Colijnsplaat er zo over dacht. De bur gemeester schreef ook een brief. En daarin gaat hij wat dieper in op de mentaliteit van de -nwoners van Colijnsplaat, een dorp, dat anders was den alle andere dorpen op Noord-Beveland. Dat bleek, aldus de bur gemeester, ook wel uit hef feit, dat de criminaliteit nergens zo hoog was als juist in Colijnsp'aa» .Ze zijn meer ontevreden van aard, hoewel toch gelijkgerech tigd.' In dit verband wees hij er op, da» Kats zich geheel en al bij de gewijzigde omstandigheden had aangesloten. Het verwonderde de burgemeester dan ook niets, dat dergelijke geluiden juist ui» Colijns plaat kwamen. Een van de mensen van 't .Comité lot bevordering van de liquidatie van de vereniging der gemeenten Kort gene, Kats en Colijsplaaf heeft er zo zijn eigen ge dachten over: ,De burgemeester was zelf geboren en getogen in Colijnsplaat.' Het comité is nog op be zoek geweest bij de commissaris van de koningin in Zeeland jhr. mr. J W. Quarles van Ufford om .onge daan te maken, wat Nederlandse instanties er dankzij de Duitsers doordrukten.' Het mocht niet baten. Het bleef gewoon: Colijnsplaat, gemeente Kortgene. De foto's bi) dit artikel werden beschikbaar gesteld docrr het documentatiecentrum Zeeuws deltagebied. Het scheen een apart slag mensen te zijn. Die van Colijnsplaat waren anders dan de ande ren. Tenminste, dat zeggen ze in Kortgene. En in Kortgene kunnen ze het weten. Want uit eindelijk is er op Noord-Beveland geen dorp, waar ze ,die van Colijn zo goed kennen als juist in Kortgene. In vroeger dagen waren Kortgene en Colijnsplaat tenslotte gezworen vijanden. Er kon bijna geen gelegenheid voorbijgaan, zonder dat Kortgene op zeer hard handige wijze kennis maakte met Colijnsplaat. Als je van Colijnsplaat kwam behoorde je een hekel te hebben aan Kortgene. En omgekeerd. Kortgene en Colijnsplaat waren. Er werden toen com missies uit de burgerij gevormd, die mét de gemeente raden hun oordel over dit plan moesten uitspreken. In 1921 klonk er n hartgrondig ,nee'. Er kon geen spra ke van een samenvoeging zijn. Kortgene en Colijns plaat samen! Hoe zou dat nu moeten? En dan zeker het gemeentehuis in Kortgene? Nee, er kwam niets van in. Twintig jaar later zou het dan toch gebeuren. Er kwam nog wel een debat in de gemeenteraad, maar het standpunt van de raad zou geen gewicht in de schaal leggen. ,De tijdsomstandigheden', een ver hullende manier om de Duitse bezetting aan te dui der, lieten niet veel ruimte. HARTIG To h is er in de gemeenteraad nog een hartig woordje over gesproken De heer M. J. Contant vond, dat er geen sprake van was, dat Kortgene, Kats en Colijns plaat tot een gemeente waren uitgegroeid en zag derhalve geen enkele aanleiding om tot samenvoeging over te gaan. Bovendien dacht hij, dat er van be zuiniging wel iets terecht zou komen. Een derde be Ds mannen aan de .kaaie' van Colijnsplaat ken nen de reden niet. Volgens hen was het gewoon een stuk van je opvoeding, .ledereen had een hekel aan Kortgene. Daar stond je verder niet bij stil. Het was gewoon erfelijk', aldus een man, die het weten kan. ,En het was speciaal Kort- gene. Met die van Wissenkerke of van Kamperland hadden we nooit zo'n last. Het ging altijd om Kortgene.' Kenners - err dat zijn de mannen aan de Colijnsplaaf- se,kaaie' zeggen, dat men in Colijnsplaat juist daar om zo tegen de samenvoeging van gemeenten was. Bij de toegang naar de haven staat het voormalige gemeentehuis Het staat al jaren leeg en men is van plan er een horecabedrijf in te vestigen. Het plakke- bord aan de voorgevel is het enige, dat er nog aan herinnert, dat het pand eens de bestuurszetel was van de gemeente Colijnsplaat. Nu wordt Colijnsplaat van uit Kortgene bestuurd Dat verhaal begint in T921, toen er al plannen tot samenvoeging van de gemeente Kats, DE EEUWIGE EN raadselachtige tegenstelling tussen Oost en West, het onvermogen om elkaar te bereiken, heeft weer eens een nieuwe gestalte gekregen in het debuut van Jan Daman, de korte foman ,De Kleine God'. Dit debuut valt direct op door een voor name, haast klassieke toon, die, merkwaardig genoeg, vele op de oriënt gerichte schrijvers gemeen hebben. Het is haast of zij, door tich te meten met een beschaving die in vele opzichten superieur haan de onze, een verfijning en gedifferentieerdheid in hun pre sentatie weten te brengen, een zekere gratie ook, die hun werk w«l een beetje buiten de grote stroming zet, doch die zeer prettig aandoet. Mogelijk is het ook doodgewoon een kwestie van affini- teit en .breeding', maar hoe dan ook, een boekje als ,De kleine G°d' brengt de lezer niet alleen In een innig contact met een «otische wereld, het heft hem ook op in een zuivere sfeer waar *oor de goedwillenden een beter begrip kan kiemen. ■J^e kleine God' is in wezen, een buitengewoon trieste vertelling, die de zinloosheid van een (of .deO oorlog en de nutteloosheid van mens en zijn streven scherp uit doet komen. Een nog ionge man is, in het begin van de vijftiger jaren, naar Korea gegaan als oorlogscorrespondent. Er wordt ons niet erg veel over hem verteld, niet eens zijn naam, en pas tegen het einde van het boek ver nemen we dat hij in Amsterdam een vrouw, of althans een vaste vrien din, achtergelaten heeft. Vele betrekkingen worden in dit boek alleen maar geschetst of gesuggereerd; men moet dan reconstrueren uit enke le gegevens: dat de jongeman van goeden huize is (in het huis van zijn grootmoeder staat een groot bronzen beeld in een marmeren hal; overigens heeft heel de schrijftrant en instelling van de ,ik' dat je ne sais quoi dat ras verraadt) en dat zijn huwelijk, als we het zo dan noe men zullen, vastgelopen was in de na-oorlogse misère van: te weinig woonruimte en beknotte levensdrang. ï-T'i moest de wereld in, zijn vrouw begreep hef en lier hem gaan, 1 naar het Verre Oosten Zij heeft hem alleen gevraagd, als hij terug zou komen een kleine god voor haar mee te brengen. Nu vertelt de ,ilc' dat hij van kindsaf de gewoonte heeft gehad, .kabels' te leggen, on zichtbare magische banden die hij vastnaakte aan bepaalde punten en die dan communicatie en eventueel terugkeer mogelijk maakten Het lijkt eerst een beetje een losse mededeling in het vernaai, maar later blijkt het toch een motief te zijn. Verder is de ,ik' een prototype van de na-oorlogse jeugd uit 1950: gedesillusioneerd, en bovenal: verveeld. .Verveling, dodelijke verveling, dat was alles' luidt, veelzeggend, de aanvangsregel van het verhaal Eerst was hij opgesloten in Nederland, in Amsterdam, in het kleine, coventionele, saaie. Hij kon het niet aan, wenste, hoewel het eigenlijk al te laaf voor hem geworden was en hij beter moest weten, een uitstel, en vluchtte dus, de enige mogelijkheid Dit ,leven in het teken van het uitstel' was heel typisch voor de na-oor- logse mentaliteit - mogelijk heeft zich die drang tof vlucht en uitstel, die natuurlijk altijd wel leeft in de jonge, onrijpe mens, nooit zo sterk en duidelijk aemaifesteerd als juist toen. De oorlog en de eerste na-oorlogs- gren hadden de mensen letterlijk .opgesloten', ze móesten er uit nu e ik' vlucht, krijgt zijn uitstel, en de wereld gaat voor hem open, maar hij is al veel te zwaar ,mef stukken van het oude nest, bevracht' Parijs, India, het Verre Oosten, Korea nu, jaren zijn voorbijgegaan. Doch wat blijft: verveling, dodelijke verveling. Prachtig is zo'n stemming ge tekend (aanvang van het derde hoofdstuk): ,ln mijn bed luisterde ik .naar de geluiden van de ochtend. Vanuit de richting van het riviertje ,het snelle gehamerklop van de wasvrouwen, bezig met stokken het .wasgoed schoon te slaan op rotsblokken die de Ia3tste pa3r duizend ,jaar glimmend olad waren geslagen. Van veel verder weg een dof, lang- ,zaam plof, plof, plof; een granaatwerper zeker. Een bromvlieg danste ,op en neer tegen het raam en ergens in het lege schoolgebouw zat .iemand op een schrijfmachine letter voor letter uit te spellen. Wat ,een ritme: Pak, pak, pak, de was; plof, het front en dan tik, stilte, .bromvlieg, tik, bromvlieg tik. tik bromvlieg Daar, in Korea, aan en nabij hef front komt hij eindelijk min of meer tot zichzelf. Een argwanend geworden, gekwetste man, wiens heiligste verontwaardigingen (de aangrijpende scène over de verwoesting van het rijstveld) privé-aangelgenheden blijken: nóg laat hij zich af en toe uit zi|n tent lokken, hoeveel eelt hij zich ook al heeft aangewreven Zijn omgang met soldaten, onderofficieren en officieren is vlot; hij weet zien uiterlijk aan te passen, wordt aanvaard, en door zijn functie als oorlogscorrespondent vaak gevleid zelfs Hij leert de menselijke zwakheden bij allen kennen, leder mens heeft in die extreme samen leving in extreme situaties, zijn eigen, dwaze "houvast. De een leeft op LETTERKUNDIGE KRONIEK DOOR HANS WARREN amandelkoek uit Friesland, en zo is er ook een jongen uit Goes, een monteur, die beweert dat de trein uit Poesan naar Vlissingen vertrekt, wat hij kromredenerend weet te staven: hij had gehoord dat vroeger de Transsiberische Expres tot aan Poesan doorliep /NJou, en voor de oorlog, toen ik nog bij me Pa en Moe was, die in ,L~Goes aan het spoor woonden, zagen we altijd die grote trein langs onze achtertuin komen en dan zei m'n vader ,daar hé je de Transsibe rische, die komt uit Rusland'. As ik nou hier in Poesan een trein weg zie gaan, dan denk ik maar, ,die gaat naar Vlissingen en komt langs het nuis van Moe.' Gek hè, dan lijkt het niet zo ver'. Het is inderdaad gek, idioot zelfs, maar ook wóór, en een symbool: zo heeft iedereen zijn trein naar Vlissingen broodnodig, en een fetle figuur uit het boek, de officier Grotepas zal het later, kort voor zijn vermissing scherp zeggen: ,Laat ik het je nu voor het laatst weer zeggen: ,er is geen trein naar Vlissingen meer', voor jou niet, voor Dorus niet, voor geen van ons allen.' Tin deze waanzinnige wereld van verwoesting en geweld, van leed en 1 armoe en ontbering, van vage leuzen, ongekende machten en vol komen onzekerheid, temidden van een haast niet meer opgewerkte, overweldigend schone tropische natuur ontmoet de ,ik' dan, tijdens een feest gegeven door een plaatselijke Koreaanse gouverneur een meisje dat alle andere kanten van zijn eigen aard, zijn hang naar exo tisme, verfijning, weer kansen geeft. Maar de omstandigheden werken niet mee. Hij is erger dan ooit op zijn quivive: het meisje treedt op als een soort geisha, ook al onderscneidt zij zich in uiterlijk en gedrag van de andere animeermeisjes, aangetrokken om de buitenlandse officieren te vermaken. De ,ik' behandelt haar, ui» een soort wrokkige genegen heid, tamelijk grof, maar toch onderscheidt hij zich in zijn gedrag even zeer van zijn kameraden als het meisje zich onderscheidt van de andere geisha's. Na afloop van het feest kan hij haar niet vergeten Hij verneemt dat zij een nicht is van de gouverneur, dochter van een bekende arts, en als bibliothcaresse werkzaam. Hij weet haar na veel inspanning terug te vinden, en dan groeit tussen de twee ionge mensen een grote ge negenheid. Tsong-Fa maakt hem, na zelf een ernstige cr-sis doorge maakt te hebben die haar bijna het leven heeft gekost, de mogelijk heden en onmogelijkheden van hun liefde duidelijk Door zich vrij willig en haast plechtig aan hem te geven en door te openbaren vanuit welk levenspatroon zij leeft, welke achtergrond zij heeft. Onvergetelijk uitgebeeld is het bezoek aan de maanlichftempel en vooral aan de boeddha in de grot aan de zee. De ,ik' meent» zijn geluk gevonden te hebben, hij wil hier zijn ,kabels' vasthechten, en voor altijd bij Tsong- Fa blijven. Doch zij verhindert dat door als afscheidsgeschenk een antiek bronzen boeddhabeeldje te geven: de kleine god die hij beloofd had mee te brengen voor zijn vrouw in Amsterdam. Zo, subtiel, wijst zij hem de weg terug - maakt zij het als hef ware mogelijk dat er voor hpm nog wèl een »rein naar Vlisinqen is ür zijn in dit heel mooie verhaal enkele kleine oneffenheden. De grofheden jegens Tsjong-Fa, de onverschillige houding (b.v. pag. 70, als de ,ik' vergeet te zeggen dat hij voor geruime tijd weggaat, wat toch wel gedeeltelijk de oorzaak van Tsjong-Fa's crisis zal zijn geweest!) en ook aan het slot, als het weggaan, een nieuw vluchten, toch wel al te gemakkelijk gaat. Zo zijn er meer kleine onzuiverheden die doen vermoeden dat óf een bepaalde werkelijkheid geweld aan is gedaan, óf dat de toch al onpeilbare gevoelstegenstellingen onvoldoende helder werden geschetst. Tussen haakjes, ook de slotregel behelst een onmo gelijkheid: ook al zou men nog zulke grote handen hebben, een beeldje van ongeveer twïntia centimeter hooa in de Daim verbergen góót een voudig niet F)och dit betreft détails, in grote lijnen ts ,De kleine God' een nobel verhaal dat ons met grote belangstelling naar ander werk van Jan Daman doet uitzien. Jan Daman: De kleine God, Uitgeverij Contact, Amsterdam, auteurs van de tweede eeuwhelft.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1968 | | pagina 15