In Klein Parijs wonen de azijnhalers .KOSMOS' WITOLD GOMBROWICZ es C «u Vroeger bolde iedereen. Er waren helemaal geen speciale clubs of sociëteiten nodig. Er ujflj immers overal gelegenheid om de bol naar de staak te gooien? Na de oorlog is men in Uzendijke pas met een sociëteit gekomen. Guus Martens u;as er voorzitter van. De bol- derclubNooit gedacht' heette die sociëteit. De baan van Nooit gedacht' was bij Alouis Marlens aan de Varkensmarkt. Daar is trouwens ook de sociëteit opgericht. Later kwam Lucien van der Velde in het café aan de Varkensmarkt. Ook hij hield de bolbaan aan. Maar nu is deze baan verdwenen. Zoals vrijwel overal. Bollen is uit de mode. Bollen is vol tooid verleden tijd in IJzendijke. En toch had Uzendijke op bolgebied een grote naam. Ihendijke was meer dan een naam. Tenslotte was het plaatsje beter bekend onder de mm',Klein Parijs'. Enio'n naam krijg je niet voor niets. Om ver- gtleken t« worden met de Franse hoofdstad, die lijn grote naam niet zo zeer te danken had aan de robuuste stakingen als wel aan de onuitputtelijke uitgaansmogelijkheden. En wat waar is moet gezegd: Uzendijke kon wat dat betreft aardig mee. Het is in ieder geval on doenlijk om dat op een zondagmiddag te be kijken. Oud-gemeentesecretaris J. L. C. V. I. A. Dierikx weet te vertellen, dat er voor de oorlog Deze foto laat duidelijk zien, dat men m IJzendijke ook De weg van IJzendijke naar de Belgische grens. De mannen, die kisten met biggen naar de overzijde in vroeger dagen kosten noch moeite spaarde als het om van de grens brachten, namen meestal een andere route..... (de foto's werden beschikbaar gesteld door een feestje ging. het Documentatiecentrum Zeeuws Deltagebied) een dikke honderd cafés in de nauwelijks vier duizend tellende gemeente waren. Eén café per veertig inwoners, vrouwen en kinderen inbegrepen. De heer Dierikx vertelt er wel bij, dat het geen super-de-luxe horeca-bedriiven waren: .Meestal was het eigenlijk niet meer dan een kamer, die als cafézaal was ingericht. Dat de meeste café's als het er op aan kwam maar bijverdienste waren blijkt wel uit het feit, da» de meeste mannen gewoon op het land werkten. In de weekeinden speelde zo'n man dan voor kastelein. Door de week hadden ze praktisch niks te doen, want vroeger stonden de mensen erg vroeg op en dus gingen ze ook altijd vroeg naar bed. Daar komt bij, dat de werktijden en de verbindingen wel iets ongunstiger waren dan nu het geval is' Guus Martens is in zo'n klein cafeetje ter wereld gekomen en opgegroeid. Een echt week- eindcafé. Ook zijn vader werkte gewoon bij de boer. En gezien de werktijden, die daar als dood normaal golden moest ie echt wel van goeden huize komen om dan ook nog eens in het weekeinde achter de kist te kruipen. KEUS Zoals gezegd: de IJzendijkenaren oftewel azijnhalers hadden voor de oorlog de keus uit meer dan honderd cafeetjes. Het mag dan ook geen wonder heten, dat men vaak in het café zat. Voor de Zeeuws-Vlamingen waren de café's de oorden, waar men aan de dage lijkse sleur ontkwam Daar was je eigen baas. Daar had je geen zorgen. Daar kon je iemand zijn, met wie rekening moest worden gehouden. Hoewel je voor dat laatste dan toch wel iets moest presteren Dat ge beurde op de banen, die veelal in de openlucht de boilers in hun ban hielden, Guus Martens kan er uren over vertellen: ,Weet je wat het voordeel van bollen was? ledereen kon er aan mee doen. Het was echt een sport voor iedereen. En iedereen deed er ook aan mee Dat gaf nou helemaal niet of je een rijke boer of een arm arbeidertje was. Bij het bollen werd er alleen naar je spel gekeken. Meestal speelden we met vier tegen vier man. Op die aarden baan, die meestal zo'n meter of twaalf lang en vijf meter breed was, speelde je tot een van de partijen twaalf keer had gewonnen. Als dat het geval was kostte je dat een rondje'. Er gaan over het bollen van vroeger wilde verhalen. Vroeger gold de regel bij bollen, dat vissen weliswaar moesten zwemmen, maar dat bollen minstens moesten verzuipen. En er zijn weinig echte azijnhalers te vinden, die ontkennen, dat er nooit eens iemand na een dagje bollen wat minder vast op de benen stond. Maar de oudere mannen in IJzendijke tillen daar niet zo zwaar aan. Bovendien vinden ze, dat er wel onderscheid moet worden gemaakt. Als je je loon gebeurd hebt kun je in een café gaan zitten drinken. Dat is één manier: domweg zitten en dan maar drinken. Maar je kunt ook aktief zijn. Je kunt gaan bollen en daarbij weieens een borreltje te veel drinken. Nee, eigenlijk is dat laatste toch wel van een hoger plan dan het zomaar-zitten- en-drinken. TE WEINIG Guus Martens, wiens vader bij het café in het ge hucht Ponte-avancée zelf een open bolbaan had, weet alle verhalen omtrent overmatig drankgebruik door het bollen te ontzenuwen: ,De kasteleins zagen er niets meer in. De boilers gebruikten te weinig. Je moet rekenen, dat een wedstrijd altijd een aardig tijdje duurde en dat er tijdens het spelen niet wordt gedronken. Daarvoor kom je veel te vaak aan de beurt En els dan een van de partijen twaalf punten heeft drinkt iedereen een glas. Dat was voor de kasteleins niet meer interessant. Bovendien moesten ze een goede baan hebben. Dikwijls was zo'n baan nog overdekt ook. En met die ruimte kon je verder niks doen, omdat zo'n baan gewoon aangestampte grond is. Dat moet wel, omdat anders bijvoorbeeld op planken de bollen te veel zouden springen. Nou ja, dan kan een kastelein de ruimte meestal wel beter gebruiken. Bijvoorbeeld voor schietingen. Dat kun je gewoon in een zaal doen, waar op een andere avond wordt gedanst. Bovendien heb je tijdens een schieting veel meer tijd om eens een pint te pakken'. Voor degenen, die niet weten hoe bollen precies in zijn werk gaat, hier een beschrijving van het eeuwen oude spel Aan beide zijden van de baan bevindt zich de ,staak', een stok, die enkele centimeters boven de grond steekt. Nu gaat een van de boilers voor een van de staken staan en probeert zijn bol met het nodige effect zo dicht mogelijk bij de stook aan de overzijde te rollen. Het gebeurt ook wel, dof een bol tegen of op de steak tot stilstand komt. Als dat echter niet door de leotste man wordt ge presteerd, is de kans groot, dat de tegenpartij pro beert om deze bol weg te schieten. Óm te meten welke bol het dichtst bij de staak lag werd gebruik gemaakt van een stukje buntgras. De partij, aie een ronde wint krijgt op de bol van de voorman een streepje, in bolkringen heet dat een meetje. Volgens de grote bol-theoreticus M A. Aalbregtse uit Öosf- burg komt daar de naam Meetjesland vandaan Meet jesland is inderdaad een gebied, waar het bollen ook nu nog intensief wordt beoefend en vooral vroeger ongelofelijk populair was: de streek tussen Gent, Eeklo, Maldegem, Eede en Sas van Gent. De meeste mannen hadden vroeger een eigen bol. Maar de betere kasteleins hadden ook altijd wel bollen in voorraad. Vroeger waren alle bollen van pokhout. Bollen van dit materiaal worden ook nu nog wel vaak gebruikt, maer de bollen van geperst lijnwaad zijn toch meer in de mode gekomen. Deze zijn ook groter dan de poknoutbollen, die een dia meter van 18 centimeter hebben. De lijnwoadbollen hebben een diemeter van 22 centimeter en kosten zo'n negentig gulden per stuk. Ook bollen van op elkaar geperst triplex werden veelvuldig gebruikt. Een bol is allerminst een bolvormig voorwerp. Het heeft meer iets weg van een kaas met een schuine rand. AFZAKKEN De heer Dierikx, die zelf een enthousiast boller is geweest, vertelt, dar de boilers niet vaak in hetzelfde café bleven: .Dikwijls begonnen ze in Ponte, dat is een gehucht hier een kilometer vandaan, en dan zakten ze zo af naar de kern van de gemeente. Overigens stonden er indertijd in dat kleine gehuchtje alleen al vier café's'. De mannen uit IJzendijke gin gen vaak weg. Of naar hel café of naar België. Ten slotte ligt IJzendijke niet ver van de grens en als je met een aardige avondwandeling een paar gulden extra kon verdienen, bleef je niet thuis echter de kachel zitten. Guus Martens weet er wel meer van. Omstandig legt hij uit hoe men het beste biggen kan smokkelen. Voor de oorlog was dat een geliefd smokkelobject Men bracht biggen van Nederland naar België en op de terugweg vervoerden de wan delende smokkelaars zaken als suiker, tabak en vijf- kilo-vaatjes groene zeep De biggen werden ver voerd in grote kisten. Daar sloeg men een paar latten onder en aan die latten werden draagriemen bevestigd. Om van IJzendijke ongezien in ,het Belze' te komen moesten de smokkelaars een ruim een meter diepe watergang passeren- ,Dan liep ie tot je borst door het water Later deden ze dat met bootjes. Maar hef bleef natuurlijk klungelwerk. Je verdiende wel iets extra's met dat smokkelen, maar daar kon je toch ook geen wilde dingen van doen. Voor de meesten was het geld, dat ze met de smokkel ver dienden bestemd voor de weekeinden Dan ging dot in eider geval niet ten koste van je gezin'. En heus, er was in IJzendijke (en niet alleen daar) heel wat geld nodig om de erenaam Klein Parijs waar te maken. Neem nu de pinksterkermis. Des kundigen zeggen dat al heel lang geleden de kermis van Uzendijke de beste van de hele streek is. Het feest begint op de zaterdag voor pinksteren en duurt vier dagen. Vier dagen, dat men in IJzendijke over de hoofden kon lopen Dan kregen ook de IJzendijkse vrouwen eens gelegenheid om de bloemetjes buiten Ie zetten. Dat was zo de gewoonte. Guus Martenst ,De vrouwen spaarden er speciaal voor'. git test rum van Klem Parijs, waar je tijdens pin les ter kermis over de hoofden kon lopen SCHRIJVEN OVER EEN boek van Witold Gombrowicz is altijd h*l moeilijk. Zijn werk is groot, en het onttrekt zich bovendien tan de gewone, gebruikelijke benadering. In een interview met Paul Beers, die de roman Kosmos' via Frans en Duits vertaalde (Gombrowicz schrijft in het Pools) heeft Gombrowicz o.a. ge- "gd: ,lk wil als kunstenaar gelezen worden, ik heb een hekel aan •I te filosofische verklaringen van mijn werk, ik wil dat men het varhaal, de geschiedenis leest en er zich door mee laat nemen. Zo zou ik ook de kritiek geschreven willen zien, geen filosofische •xtracten, geen onmogelijke weergave van de gang van het ver haal, maar een creatieve krachtmeting met de auteur. De criticus "toet proberen de electriciteit, de aantrekkelijkheid van het boek ever te brengen. Maar helaas, ik ken er zo maar weinigen en, de mensen krijgen de indruk dat ik een denker ben.' P®ul Beers heeft hierop geantwoord: ,Toch maakt u het uw critici met deze eisen erg moeilijk; om naast uw ideeën ook uw stijl ovei te brengen zouden ze een soort tweede Gombrowicz moeten zijn', er Gombrowicz heeft daar alleen maar met ,Hm' op gereageerd, waarvan joon de intonatie gehoord moet hebben om te weten hoe hij dat bedoelde. (Het interview stond in Vri| Nederland van 23 dec. 1967) ln deze paar woorden is de situatie echter wel getekend: men kan over de boeken van Gombrowicz eigenlijk alleen maar .scheppend' «cnri|ven, (trouwens, dat van die krachtmeting is algemeen geldig!) en.... Gombrowicz is inderdaad beslist geen filosoof, al heeft zijn went vaak een sterk wijsgerige inslag. Alleen door vaag over Gom browicz boeken te spreken kan men de indruk wekken dat hij in de eerste plaats denker is Hij is o.i. vóór alles een man die zich door pa"l#s laat meeslepen, een hartstochtelijk lezer, iemand die zich opbrandt, en die er nu en dan ook niet meer uitziet als een overjarige longeling (men leze of herleze zijn .Dagboek') maar als de zestiger die hij is, een man die thans om zich heen een sfeer van een .de primerende eenzaamheid' verspreidt om nogmaals Beers te citeren. Zijn boeken obenbaren gruwelijke eenzaamheid en gekweldheid. Witold Gombrowicz werd in 1904 in Polen geboren en publiceerde in 1937 .Ferdydurke', een roman die pas bij heruitgave na de oorlog algemeen geaccepteerd werd als een der grote meesterwerken dei- moderne wereldliteratuur. Van 1939 tot 1963 woonde hij in Argentinië in een soort zelfgekozen ballingschap (weerom verwijzen we naar het interessante .dagboek' dat in 1967 bij Moussault verscheen en waarin veel over deze periode te vinden is). Sinds enige jaren verblijft Gombrowicz weer in Europa; hij woont momenteel in Vence, beroemd, geplaagd door asthma en die beroemdheid. Hij liep het gymnasium af en studeerde rechten in Warschau, maar ,hij heeft er nooit iets mee gedaan en weet er niets meer van' naar hij Beers vertelde. Hij kwam blijkbaar uit een gefortuneerd gezin, en de meeste van zijn in Polen spelende verhalen ademen een sfeer van weelde, over woekerd door een zeker verval en door vermoeidheid. Gombrowicz is nooit naar Polen teruggekeerd In het Nederlands verschenen behalve .Ferdydurke' en ,De Pornografie' (het laatstgenoemde boek is het enige van Gombrowicz dat we niet goed vonden en dat ons ook niet boeide), grote stukken uit het .Dagboek', terwijl zijn toneel stukken .Yvonne' en ,Het Huwelijk' in Nederland gespeeld worden Kosmos', daterend uit 1965, is dus het vierde prozawerk dat in onze aal verschijnt Tot zover de zuivere informatie fk wil dat men het verhaal, de geschiedenis leest en er zich door mee laat nemen'. Dat gebeurt in dit geval, onherroepelijk. Trouwens, de schrijver heeft zichzelf ongetwijfeld ook mee laten nemen. In het meergeciteerde interview met Beers leest men daarover nog, als ant oord op de vraag: .Desondanks schrijft u uw romans niet vanuit een bepaald plan': ,0 nee, in al mijn werk laat ik mij leiden door natuur lijke impulsen, die mij in een bepaalde richting drijven, ,sans prémé dilation En met natuurlijk bedoel ik: aantrekkelijk, boeiend, onver wacht, ik weet van te voren niet hoe het verheel zich zal ontwikkelen In .Kosmos' bijv. is er eerst de mus die hangt, dan de monden, de pijl op het plafond, die verwijst naar een ander hangen, zo ontstaat het thema van het hangen, dat weer naar verbinding zoekt met de monden, maar ik weet zelf niet hoe. Zo schept het boek zichzelf als de ge leidelijke vorming van een realiteit van verwijzingen'. Op de omslag van de Nederlandse uitgave, en achter in het boek zelf, zijn voorts nog enkele tekenende dagboeknotities van de auteur over .Kosmos' opgenomen. Men wordt er niet veel wijzer van al is het wel interessant: men moet het boek zelf lezen echter, mee op avontuur, zoals de schrijver op avontuur is gegaan nadat hij door een paar vrienden, waarvan de ene veelzeggend Witold heet, een op gehangen mus in een bosje had laten ontdekken. Het hoofdthema moge dan heten: de mens als schepper van de Vorm (met hoofdletter, weest op uw hoede dus) en Beers moge beweren dat in dit boek Gombrowicz' gevecht met de Vorm (weer met een V) zich in alle naaktheid openbaart; Gombrowicz moge zelf zijn werk sen soort detective noemen (,Wat is een detective-roman? Een poging de chaos te organiseren. Dat is de reden waarom Kosmos, dat ik graag ,een roman over de vorming van de werkelijkheid' wil noemen, een soort detective zal zijn' leest men in 1962 in het Dagboek) dat alles neemt niet weg dat het geheel een chaos blijft, dat de mens machteloos is, dat de uiteindeli|ke titel, .Kosmos' méér zegt over de nietigheid van de mens daarin. Hij staat aan de oppervlakte van de aarde, prutst wat en krabt wat en doet er een beetje gek (nog al erg gek), hij benadert de chaos en de Kosmos vanuit een absurde dode mus en vanuit iets anders, en alles gaat als een nachtkaars uit, d.w.z. het houdt eens een keer zomaar, willekeurig ergens op, mus of anti mus. Zo ook dit boek, dat fascineert en meesleept maar dat uiteindelijk verzandt zonder dat men het de schrijver kwalijk neemt of als on macht aanrekent: hij gaf wat hij kon, niet meer of niet minder dan een chef-d'oevre dat open is gebleven, dat doodgewoon ophoudt, waar een punt aan is gedraaid. "piet hoofdthema van .Kosmos' is voor ons veeleer de onderlinge A samenhang van aiie dingen, ongetwijfeld bestaand, maar hier sterk pathologisch beleefd, en toch een overtuigende condition hu- maine. De ik, die Witold heet en student is, ging samen met een toevallg ontmoete vriend, Fuks, op zoek naar een billijk pension in een Poolse provincieplaats. Witold en Fuks moeten beiden wat op verhaal komen. Onderweg stuiten ze op de ongehangen mus, die hen sterk intrigeert Zij vinden een kamer bij een gepensioneerde bank directeur, Leon Wojtys. De dochter des huizes, Lena, maakt diepe indruk op Witold (zij blijkt pas getrouwd evenwel, met een zekere Ludwik) en de door een ongeluk misvormde lip ven de huishoudster Katasia maakt een niet minder diepe indruk. Tijdens het avondmaal als Katasia de asbak voor Lena neerzet, is de misvormde mond vlak LETTERKUNDIGE KRONIEK DOOR HANS WARREN bij de zachte mond van Lena; er ontstaat voor Witold tussen beidr monden een relatie, een associatie, die in zijn geëxalteerde brein gaa woekeren Daarmee zijn de twee uitgangspunten gegeven: de dode opgehangen mus. de twee vrouwenmonden. Vreemder kan het al niet en het wordt dan ook een allerzonderlingste verkwikkeling. Gombrowicz is a h.w. uitgegaan van de stelling dat alles betrekkin: op elkaar heeft, en dat alles betekenis heeft in betrekking tot iet anders. Zo ontstaat een benauwende overvloed van betrekkingen er verbindingen. .Hoeveel zinnen kan men vormen uit de zesentwintig letters van het alfabet? Hoeveel betekenissen kan men uit honderder soorten onkruid, aardkruimels en andere kleinigheden afleiden?' (pag. 33) Uitgaande van de opgehangen mus en van de relatie der monden van Katasia en Lena kan men een roman opbouwen, een leven scheppen, het bestaan vorm geven, de kosmos peilen. Dat men daarbij in het extreme vervalt en de platgetreden paden verlaten moet spreekt vanzelf, doch welk een boeiend avontuur. Witold en Fuks menen een spoor te vinden. Een pijl, mogelijk een doodgewone kras in het gebarsten, oude plafond van hun kamer, brengt nen op het spoor van een ander .opgehangen' voorwerp: in een muurnis hangt een stokje aan een draad. Van daaruit menen ze weer verwezen te worden naar de kamer van Katasia, die ze tijdens haar afwezigheid op een nacht doorzoeken. (Tekenend voor de geest van Witold is zijn verzuchtig: .Grote God! Als de vogel er was, als het stokje er was, dan zou ik op een dag weten hoe het met de monden zat. (Waarom? Hoe? Onzin!)'. Men ontkomt overigens met aan de indruk dat men hier tevens de auteur in actie ziet. Hij was tot hier gekomen, had een mus en het stokje en de monden .opgeroepen' maar wist in de verste verte nog niet hoe hij er mee verder moest1). Hij, Witold, moet gaan combineren; een anecdote, door Ludwik, de echtgenoot van Lena, aan tafel verteld, zet hem aan het denken. En weer is het of men de schrijver zelf hoort nadenken: ,Zo was dus deze samenloop van omstandigheden (o, gedeeltelijk!) door mijzelf veroorzaakt, en iuisf hier lag de moeilijkheid, de verwarring, de kwelling, dat ik nooit kon welen in welke mate ik zelf de schepper was van deze zich rond mij kombinerende kombinaties, ach, de dief voelt zich betrap»! Wanneer men bedenkt welk een fantastische hoeveelheid tonen, vormen, ieder moment van het bestaan op ons inwerktzwerm, geruis, vloed.... wat is er dan gemakkelijker dan kombineren? Kombineren!' (pag. 52). TJTet doorzoeken van Katasia's kamer wordt de inleiding tot een nacht die op een heksensabbath lijkt. Duistere machten gaan te keer, overal is lawaai (dat later, vrij zwak overigens, .verklaard' zal worden) en in een volkomen onberedeneerde opwelling wurgt Witold Lena's lievelingskater (geen gemakkelijk karwei, lijkt ons zo, maar het gaat blijkbaar zonder de minste tegenstand van het beest) en hangt hem op aan de muur Een dwanghandeling? De volgende morgen arofe consternatie. Haast iedereen kón de wandaad bedreven hebben (als in een detective) maar de droeve zaak blijft onopaelost. Er is nu echter van binnenuit een rare draai in het verhaal gekomen, die de zaak ingewikkelder heeft gemaakt: wie de mus, wie het stokje ophing of de pijl kraste, wie de verdere .tekens' plaatste, is onbekend, maar wie de kater ophing weten zowel Witold als de lezer, zij zijn samen zweerders geworden. De reeks ophangingen is dus niet meer zuiver. ,De ellende was dat er teveel dingen waren, het labyrint woekerde voort, een menigte voorwerpen, een menigte plaatsen, een menigte voorvallen, iedere ademtoch van ons leven valt uiteen in miljarden fragmenten, wat te doen? Ik wis» absoluut niet wat te doen. Ik stond met lege handen' (pag. 85) Er komt nu een opvallende wending in het verhaal. Eerst lijkt het een soort intermezzo: een gezamenlijke reis van alle huisgenoten, pension gasten en aanverwanten naar een fraai bergpanorama. Men zal alle narigheid een beetje kunnen vergeten, en even waait er inderdaad een frisse wind, althans in schijn De heer Leon Wojtys heeft tot het uitstapje aangespoord Leon is een der meest fascinerende figuren uit hef boek. Met zijn gezellige krompraat, zijn provinciale bonhomie, gedesinteres seerdheid en perversie blijft hij een groot raadsel, een echte creatie. Het blijkt namelijk dat hij de hele reis op touw heeft gezet teneinde ajlen getuige te doen zijn van een heel persoonlijke, obscene, nachte lijke fantasie, weerom een soort Walpurgisnacht. Even lijkt het ook of de obsederende aaneenschakeling van gebeurtenissen en beteke nissen voor Witold doorbroken is, maar weidra keert alles terug in zijn hoofd, maalt hef weer verder Ziet hij een arend boven een bergtop zweven dan heet het: .Nee. het was qeen mus, maar door het feit dat net geen mus was, was het een niet-mus, en als r.ief-mus had hij toch ets van een mus Waar qeen speld tussen te krijgen is en waar ■nen toch van schrikt. Het verhaal wordt nu steeds ingewikkelder, inder- Jaad een doolhof. Een gesprek tussen Leon en Witold zweeft in de vonderlijkste geschifte sferen, en wanneer Witold tenslotte Ludwik opgehangen in een bosje aantreft lijkt de vertelling gruwelijke pro- oorties te kriigen, en verschuiven de dimensies van de ophangingen opnieuw Doch óf Gombrowicz raakte het beu, óf het was ook hem te gecompliceerd geworden: hij laat het zelfgeschapen labyrint in de steek en de lezer moet maar zien dat hij er ook uitkomt. Wat hij doet als met het afschudden van een benauwende nachtmerrie: ach, laat maar. Het slot van dit magnifieke boek is dus beslist niet sterk, maar kon hef anders? Witold Gombrowicz: Kosmos polak en Van Gennep, Amsterdam.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1968 | | pagina 15