In
Klein Parijs
wonen
de
azijnhalers
.KOSMOS'
WITOLD GOMBROWICZ
es
C
«u
Vroeger bolde iedereen. Er waren helemaal geen speciale clubs of sociëteiten nodig. Er
ujflj immers overal gelegenheid om de bol naar de staak te gooien? Na de oorlog is men
in Uzendijke pas met een sociëteit gekomen. Guus Martens u;as er voorzitter van. De bol-
derclubNooit gedacht' heette die sociëteit. De baan van Nooit gedacht' was bij Alouis
Marlens aan de Varkensmarkt. Daar is trouwens ook de sociëteit opgericht. Later kwam
Lucien van der Velde in het café aan de Varkensmarkt. Ook hij hield de bolbaan aan.
Maar nu is deze baan verdwenen. Zoals vrijwel overal. Bollen is uit de mode. Bollen is vol
tooid verleden tijd in IJzendijke. En toch had Uzendijke op bolgebied een grote naam.
Ihendijke was meer dan een naam. Tenslotte was het plaatsje beter bekend onder de
mm',Klein Parijs'.
Enio'n naam krijg je niet voor niets. Om ver-
gtleken t« worden met de Franse hoofdstad, die
lijn grote naam niet zo zeer te danken had aan de
robuuste stakingen als wel aan de onuitputtelijke
uitgaansmogelijkheden.
En wat waar is moet gezegd: Uzendijke kon wat
dat betreft aardig mee. Het is in ieder geval on
doenlijk om dat op een zondagmiddag te be
kijken. Oud-gemeentesecretaris J. L. C. V. I. A.
Dierikx weet te vertellen, dat er voor de oorlog
Deze foto laat duidelijk zien, dat men m IJzendijke ook De weg van IJzendijke naar de Belgische grens. De mannen, die kisten met biggen naar de overzijde
in vroeger dagen kosten noch moeite spaarde als het om van de grens brachten, namen meestal een andere route..... (de foto's werden beschikbaar gesteld door
een feestje ging. het Documentatiecentrum Zeeuws Deltagebied)
een dikke honderd cafés in de nauwelijks vier
duizend tellende gemeente waren.
Eén café per veertig inwoners, vrouwen en kinderen
inbegrepen. De heer Dierikx vertelt er wel bij, dat
het geen super-de-luxe horeca-bedriiven waren:
.Meestal was het eigenlijk niet meer dan een kamer,
die als cafézaal was ingericht. Dat de meeste café's
als het er op aan kwam maar bijverdienste waren
blijkt wel uit het feit, da» de meeste mannen gewoon
op het land werkten. In de weekeinden speelde zo'n
man dan voor kastelein. Door de week hadden ze
praktisch niks te doen, want vroeger stonden de
mensen erg vroeg op en dus gingen ze ook altijd
vroeg naar bed. Daar komt bij, dat de werktijden en
de verbindingen wel iets ongunstiger waren dan nu
het geval is' Guus Martens is in zo'n klein cafeetje
ter wereld gekomen en opgegroeid. Een echt week-
eindcafé. Ook zijn vader werkte gewoon bij de
boer. En gezien de werktijden, die daar als dood
normaal golden moest ie echt wel van goeden huize
komen om dan ook nog eens in het weekeinde
achter de kist te kruipen.
KEUS
Zoals gezegd: de IJzendijkenaren oftewel azijnhalers
hadden voor de oorlog de keus uit meer dan honderd
cafeetjes. Het mag dan ook geen wonder heten, dat
men vaak in het café zat. Voor de Zeeuws-Vlamingen
waren de café's de oorden, waar men aan de dage
lijkse sleur ontkwam Daar was je eigen baas. Daar
had je geen zorgen. Daar kon je iemand zijn, met wie
rekening moest worden gehouden. Hoewel je voor dat
laatste dan toch wel iets moest presteren Dat ge
beurde op de banen, die veelal in de openlucht de
boilers in hun ban hielden, Guus Martens kan er uren
over vertellen: ,Weet je wat het voordeel van bollen
was? ledereen kon er aan mee doen. Het was echt
een sport voor iedereen. En iedereen deed er ook
aan mee Dat gaf nou helemaal niet of je een rijke
boer of een arm arbeidertje was. Bij het bollen werd
er alleen naar je spel gekeken. Meestal speelden we
met vier tegen vier man. Op die aarden baan, die
meestal zo'n meter of twaalf lang en vijf meter breed
was, speelde je tot een van de partijen twaalf keer
had gewonnen. Als dat het geval was kostte je dat
een rondje'. Er gaan over het bollen van vroeger
wilde verhalen. Vroeger gold de regel bij bollen,
dat vissen weliswaar moesten zwemmen, maar dat
bollen minstens moesten verzuipen. En er zijn weinig
echte azijnhalers te vinden, die ontkennen, dat er
nooit eens iemand na een dagje bollen wat minder
vast op de benen stond. Maar de oudere mannen in
IJzendijke tillen daar niet zo zwaar aan. Bovendien
vinden ze, dat er wel onderscheid moet worden
gemaakt. Als je je loon gebeurd hebt kun je in een
café gaan zitten drinken. Dat is één manier: domweg
zitten en dan maar drinken. Maar je kunt ook aktief
zijn. Je kunt gaan bollen en daarbij weieens een
borreltje te veel drinken. Nee, eigenlijk is dat laatste
toch wel van een hoger plan dan het zomaar-zitten-
en-drinken.
TE WEINIG
Guus Martens, wiens vader bij het café in het ge
hucht Ponte-avancée zelf een open bolbaan had,
weet alle verhalen omtrent overmatig drankgebruik
door het bollen te ontzenuwen: ,De kasteleins zagen
er niets meer in. De boilers gebruikten te weinig. Je
moet rekenen, dat een wedstrijd altijd een aardig
tijdje duurde en dat er tijdens het spelen niet wordt
gedronken. Daarvoor kom je veel te vaak aan de
beurt En els dan een van de partijen twaalf punten
heeft drinkt iedereen een glas. Dat was voor de
kasteleins niet meer interessant. Bovendien moesten
ze een goede baan hebben. Dikwijls was zo'n baan
nog overdekt ook. En met die ruimte kon je verder
niks doen, omdat zo'n baan gewoon aangestampte
grond is. Dat moet wel, omdat anders bijvoorbeeld
op planken de bollen te veel zouden springen.
Nou ja, dan kan een kastelein de ruimte meestal wel
beter gebruiken. Bijvoorbeeld voor schietingen. Dat
kun je gewoon in een zaal doen, waar op een andere
avond wordt gedanst. Bovendien heb je tijdens een
schieting veel meer tijd om eens een pint te pakken'.
Voor degenen, die niet weten hoe bollen precies in
zijn werk gaat, hier een beschrijving van het eeuwen
oude spel Aan beide zijden van de baan bevindt
zich de ,staak', een stok, die enkele centimeters
boven de grond steekt. Nu gaat een van de boilers
voor een van de staken staan en probeert zijn bol
met het nodige effect zo dicht mogelijk bij de stook
aan de overzijde te rollen. Het gebeurt ook wel, dof
een bol tegen of op de steak tot stilstand komt.
Als dat echter niet door de leotste man wordt ge
presteerd, is de kans groot, dat de tegenpartij pro
beert om deze bol weg te schieten. Óm te meten
welke bol het dichtst bij de staak lag werd gebruik
gemaakt van een stukje buntgras. De partij, aie een
ronde wint krijgt op de bol van de voorman een
streepje, in bolkringen heet dat een meetje. Volgens
de grote bol-theoreticus M A. Aalbregtse uit Öosf-
burg komt daar de naam Meetjesland vandaan Meet
jesland is inderdaad een gebied, waar het bollen ook
nu nog intensief wordt beoefend en vooral vroeger
ongelofelijk populair was: de streek tussen Gent,
Eeklo, Maldegem, Eede en Sas van Gent.
De meeste mannen hadden vroeger een eigen bol.
Maar de betere kasteleins hadden ook altijd wel
bollen in voorraad. Vroeger waren alle bollen van
pokhout. Bollen van dit materiaal worden ook nu
nog wel vaak gebruikt, maer de bollen van geperst
lijnwaad zijn toch meer in de mode gekomen. Deze
zijn ook groter dan de poknoutbollen, die een dia
meter van 18 centimeter hebben. De lijnwoadbollen
hebben een diemeter van 22 centimeter en kosten zo'n
negentig gulden per stuk. Ook bollen van op elkaar
geperst triplex werden veelvuldig gebruikt. Een bol
is allerminst een bolvormig voorwerp. Het heeft meer
iets weg van een kaas met een schuine rand.
AFZAKKEN
De heer Dierikx, die zelf een enthousiast boller is
geweest, vertelt, dar de boilers niet vaak in hetzelfde
café bleven: .Dikwijls begonnen ze in Ponte, dat is
een gehucht hier een kilometer vandaan, en dan
zakten ze zo af naar de kern van de gemeente.
Overigens stonden er indertijd in dat kleine gehuchtje
alleen al vier café's'. De mannen uit IJzendijke gin
gen vaak weg. Of naar hel café of naar België. Ten
slotte ligt IJzendijke niet ver van de grens en als je
met een aardige avondwandeling een paar gulden
extra kon verdienen, bleef je niet thuis echter de
kachel zitten. Guus Martens weet er wel meer van.
Omstandig legt hij uit hoe men het beste biggen kan
smokkelen. Voor de oorlog was dat een geliefd
smokkelobject Men bracht biggen van Nederland
naar België en op de terugweg vervoerden de wan
delende smokkelaars zaken als suiker, tabak en vijf-
kilo-vaatjes groene zeep De biggen werden ver
voerd in grote kisten. Daar sloeg men een paar
latten onder en aan die latten werden draagriemen
bevestigd. Om van IJzendijke ongezien in ,het Belze'
te komen moesten de smokkelaars een ruim een
meter diepe watergang passeren- ,Dan liep ie tot je
borst door het water Later deden ze dat met bootjes.
Maar hef bleef natuurlijk klungelwerk. Je verdiende wel
iets extra's met dat smokkelen, maar daar kon je
toch ook geen wilde dingen van doen. Voor de
meesten was het geld, dat ze met de smokkel ver
dienden bestemd voor de weekeinden Dan ging dot
in eider geval niet ten koste van je gezin'.
En heus, er was in IJzendijke (en niet alleen daar)
heel wat geld nodig om de erenaam Klein Parijs
waar te maken. Neem nu de pinksterkermis. Des
kundigen zeggen dat al heel lang geleden de kermis
van Uzendijke de beste van de hele streek is. Het
feest begint op de zaterdag voor pinksteren en duurt
vier dagen. Vier dagen, dat men in IJzendijke over de
hoofden kon lopen Dan kregen ook de IJzendijkse
vrouwen eens gelegenheid om de bloemetjes buiten
Ie zetten. Dat was zo de gewoonte. Guus Martenst
,De vrouwen spaarden er speciaal voor'.
git test rum van Klem Parijs, waar je tijdens pin les ter kermis over de hoofden kon lopen
SCHRIJVEN OVER EEN boek van Witold Gombrowicz is altijd
h*l moeilijk. Zijn werk is groot, en het onttrekt zich bovendien
tan de gewone, gebruikelijke benadering. In een interview met
Paul Beers, die de roman Kosmos' via Frans en Duits vertaalde
(Gombrowicz schrijft in het Pools) heeft Gombrowicz o.a. ge-
"gd: ,lk wil als kunstenaar gelezen worden, ik heb een hekel aan
•I te filosofische verklaringen van mijn werk, ik wil dat men het
varhaal, de geschiedenis leest en er zich door mee laat nemen.
Zo zou ik ook de kritiek geschreven willen zien, geen filosofische
•xtracten, geen onmogelijke weergave van de gang van het ver
haal, maar een creatieve krachtmeting met de auteur. De criticus
"toet proberen de electriciteit, de aantrekkelijkheid van het boek
ever te brengen. Maar helaas, ik ken er zo maar weinigen en, de
mensen krijgen de indruk dat ik een denker ben.'
P®ul Beers heeft hierop geantwoord: ,Toch maakt u het uw critici
met deze eisen erg moeilijk; om naast uw ideeën ook uw stijl ovei
te brengen zouden ze een soort tweede Gombrowicz moeten zijn', er
Gombrowicz heeft daar alleen maar met ,Hm' op gereageerd, waarvan
joon de intonatie gehoord moet hebben om te weten hoe hij dat
bedoelde. (Het interview stond in Vri| Nederland van 23 dec. 1967)
ln deze paar woorden is de situatie echter wel getekend: men kan
over de boeken van Gombrowicz eigenlijk alleen maar .scheppend'
«cnri|ven, (trouwens, dat van die krachtmeting is algemeen geldig!)
en.... Gombrowicz is inderdaad beslist geen filosoof, al heeft zijn
went vaak een sterk wijsgerige inslag. Alleen door vaag over Gom
browicz boeken te spreken kan men de indruk wekken dat hij in de
eerste plaats denker is Hij is o.i. vóór alles een man die zich door
pa"l#s laat meeslepen, een hartstochtelijk lezer, iemand die zich
opbrandt, en die er nu en dan ook niet meer uitziet als een overjarige
longeling (men leze of herleze zijn .Dagboek') maar als de zestiger
die hij is, een man die thans om zich heen een sfeer van een .de
primerende eenzaamheid' verspreidt om nogmaals Beers te citeren.
Zijn boeken obenbaren gruwelijke eenzaamheid en gekweldheid.
Witold Gombrowicz werd in 1904 in Polen geboren en publiceerde in
1937 .Ferdydurke', een roman die pas bij heruitgave na de oorlog
algemeen geaccepteerd werd als een der grote meesterwerken dei-
moderne wereldliteratuur. Van 1939 tot 1963 woonde hij in Argentinië in
een soort zelfgekozen ballingschap (weerom verwijzen we naar het
interessante .dagboek' dat in 1967 bij Moussault verscheen en waarin
veel over deze periode te vinden is). Sinds enige jaren verblijft
Gombrowicz weer in Europa; hij woont momenteel in Vence, beroemd,
geplaagd door asthma en die beroemdheid. Hij liep het gymnasium
af en studeerde rechten in Warschau, maar ,hij heeft er nooit iets
mee gedaan en weet er niets meer van' naar hij Beers vertelde.
Hij kwam blijkbaar uit een gefortuneerd gezin, en de meeste van zijn
in Polen spelende verhalen ademen een sfeer van weelde, over
woekerd door een zeker verval en door vermoeidheid. Gombrowicz
is nooit naar Polen teruggekeerd In het Nederlands verschenen
behalve .Ferdydurke' en ,De Pornografie' (het laatstgenoemde boek
is het enige van Gombrowicz dat we niet goed vonden en dat ons ook
niet boeide), grote stukken uit het .Dagboek', terwijl zijn toneel
stukken .Yvonne' en ,Het Huwelijk' in Nederland gespeeld worden
Kosmos', daterend uit 1965, is dus het vierde prozawerk dat in onze
aal verschijnt Tot zover de zuivere informatie
fk wil dat men het verhaal, de geschiedenis leest en er zich door mee
laat nemen'. Dat gebeurt in dit geval, onherroepelijk. Trouwens, de
schrijver heeft zichzelf ongetwijfeld ook mee laten nemen. In het
meergeciteerde interview met Beers leest men daarover nog, als ant
oord op de vraag: .Desondanks schrijft u uw romans niet vanuit een
bepaald plan': ,0 nee, in al mijn werk laat ik mij leiden door natuur
lijke impulsen, die mij in een bepaalde richting drijven, ,sans prémé
dilation En met natuurlijk bedoel ik: aantrekkelijk, boeiend, onver
wacht, ik weet van te voren niet hoe het verheel zich zal ontwikkelen
In .Kosmos' bijv. is er eerst de mus die hangt, dan de monden, de pijl
op het plafond, die verwijst naar een ander hangen, zo ontstaat het
thema van het hangen, dat weer naar verbinding zoekt met de monden,
maar ik weet zelf niet hoe. Zo schept het boek zichzelf als de ge
leidelijke vorming van een realiteit van verwijzingen'.
Op de omslag van de Nederlandse uitgave, en achter in het boek
zelf, zijn voorts nog enkele tekenende dagboeknotities van de auteur
over .Kosmos' opgenomen. Men wordt er niet veel wijzer van al is
het wel interessant: men moet het boek zelf lezen echter, mee op
avontuur, zoals de schrijver op avontuur is gegaan nadat hij door een
paar vrienden, waarvan de ene veelzeggend Witold heet, een op
gehangen mus in een bosje had laten ontdekken.
Het hoofdthema moge dan heten: de mens als schepper van de Vorm
(met hoofdletter, weest op uw hoede dus) en Beers moge beweren
dat in dit boek Gombrowicz' gevecht met de Vorm (weer met een V)
zich in alle naaktheid openbaart; Gombrowicz moge zelf zijn werk
sen soort detective noemen (,Wat is een detective-roman? Een poging
de chaos te organiseren. Dat is de reden waarom Kosmos, dat ik
graag ,een roman over de vorming van de werkelijkheid' wil noemen,
een soort detective zal zijn' leest men in 1962 in het Dagboek) dat
alles neemt niet weg dat het geheel een chaos blijft, dat de mens
machteloos is, dat de uiteindeli|ke titel, .Kosmos' méér zegt over de
nietigheid van de mens daarin. Hij staat aan de oppervlakte van de
aarde, prutst wat en krabt wat en doet er een beetje gek (nog al erg
gek), hij benadert de chaos en de Kosmos vanuit een absurde dode
mus en vanuit iets anders, en alles gaat als een nachtkaars uit, d.w.z.
het houdt eens een keer zomaar, willekeurig ergens op, mus of anti
mus. Zo ook dit boek, dat fascineert en meesleept maar dat uiteindelijk
verzandt zonder dat men het de schrijver kwalijk neemt of als on
macht aanrekent: hij gaf wat hij kon, niet meer of niet minder dan een
chef-d'oevre dat open is gebleven, dat doodgewoon ophoudt, waar
een punt aan is gedraaid.
"piet hoofdthema van .Kosmos' is voor ons veeleer de onderlinge
A samenhang van aiie dingen, ongetwijfeld bestaand, maar hier
sterk pathologisch beleefd, en toch een overtuigende condition hu-
maine. De ik, die Witold heet en student is, ging samen met een
toevallg ontmoete vriend, Fuks, op zoek naar een billijk pension in
een Poolse provincieplaats. Witold en Fuks moeten beiden wat op
verhaal komen. Onderweg stuiten ze op de ongehangen mus, die hen
sterk intrigeert Zij vinden een kamer bij een gepensioneerde bank
directeur, Leon Wojtys. De dochter des huizes, Lena, maakt diepe
indruk op Witold (zij blijkt pas getrouwd evenwel, met een zekere
Ludwik) en de door een ongeluk misvormde lip ven de huishoudster
Katasia maakt een niet minder diepe indruk. Tijdens het avondmaal
als Katasia de asbak voor Lena neerzet, is de misvormde mond vlak
LETTERKUNDIGE KRONIEK
DOOR HANS WARREN
bij de zachte mond van Lena; er ontstaat voor Witold tussen beidr
monden een relatie, een associatie, die in zijn geëxalteerde brein gaa
woekeren Daarmee zijn de twee uitgangspunten gegeven: de dode
opgehangen mus. de twee vrouwenmonden. Vreemder kan het al niet
en het wordt dan ook een allerzonderlingste verkwikkeling.
Gombrowicz is a h.w. uitgegaan van de stelling dat alles betrekkin:
op elkaar heeft, en dat alles betekenis heeft in betrekking tot iet
anders. Zo ontstaat een benauwende overvloed van betrekkingen er
verbindingen. .Hoeveel zinnen kan men vormen uit de zesentwintig
letters van het alfabet? Hoeveel betekenissen kan men uit honderder
soorten onkruid, aardkruimels en andere kleinigheden afleiden?'
(pag. 33) Uitgaande van de opgehangen mus en van de relatie der
monden van Katasia en Lena kan men een roman opbouwen, een
leven scheppen, het bestaan vorm geven, de kosmos peilen. Dat men
daarbij in het extreme vervalt en de platgetreden paden verlaten
moet spreekt vanzelf, doch welk een boeiend avontuur. Witold en
Fuks menen een spoor te vinden. Een pijl, mogelijk een doodgewone
kras in het gebarsten, oude plafond van hun kamer, brengt nen op
het spoor van een ander .opgehangen' voorwerp: in een muurnis hangt
een stokje aan een draad. Van daaruit menen ze weer verwezen te
worden naar de kamer van Katasia, die ze tijdens haar afwezigheid
op een nacht doorzoeken. (Tekenend voor de geest van Witold is zijn
verzuchtig: .Grote God! Als de vogel er was, als het stokje er was,
dan zou ik op een dag weten hoe het met de monden zat. (Waarom?
Hoe? Onzin!)'. Men ontkomt overigens met aan de indruk dat men
hier tevens de auteur in actie ziet. Hij was tot hier gekomen, had een
mus en het stokje en de monden .opgeroepen' maar wist in de verste
verte nog niet hoe hij er mee verder moest1). Hij, Witold, moet gaan
combineren; een anecdote, door Ludwik, de echtgenoot van Lena,
aan tafel verteld, zet hem aan het denken. En weer is het of men de
schrijver zelf hoort nadenken: ,Zo was dus deze samenloop van
omstandigheden (o, gedeeltelijk!) door mijzelf veroorzaakt, en iuisf
hier lag de moeilijkheid, de verwarring, de kwelling, dat ik nooit kon
welen in welke mate ik zelf de schepper was van deze zich rond mij
kombinerende kombinaties, ach, de dief voelt zich betrap»! Wanneer
men bedenkt welk een fantastische hoeveelheid tonen, vormen, ieder
moment van het bestaan op ons inwerktzwerm, geruis, vloed....
wat is er dan gemakkelijker dan kombineren? Kombineren!' (pag. 52).
TJTet doorzoeken van Katasia's kamer wordt de inleiding tot een nacht
die op een heksensabbath lijkt. Duistere machten gaan te keer,
overal is lawaai (dat later, vrij zwak overigens, .verklaard' zal worden)
en in een volkomen onberedeneerde opwelling wurgt Witold Lena's
lievelingskater (geen gemakkelijk karwei, lijkt ons zo, maar het gaat
blijkbaar zonder de minste tegenstand van het beest) en hangt
hem op aan de muur Een dwanghandeling? De volgende morgen
arofe consternatie. Haast iedereen kón de wandaad bedreven hebben
(als in een detective) maar de droeve zaak blijft onopaelost. Er is nu
echter van binnenuit een rare draai in het verhaal gekomen, die de
zaak ingewikkelder heeft gemaakt: wie de mus, wie het stokje ophing
of de pijl kraste, wie de verdere .tekens' plaatste, is onbekend, maar
wie de kater ophing weten zowel Witold als de lezer, zij zijn samen
zweerders geworden. De reeks ophangingen is dus niet meer zuiver.
,De ellende was dat er teveel dingen waren, het labyrint woekerde
voort, een menigte voorwerpen, een menigte plaatsen, een menigte
voorvallen, iedere ademtoch van ons leven valt uiteen in miljarden
fragmenten, wat te doen? Ik wis» absoluut niet wat te doen. Ik stond
met lege handen' (pag. 85)
Er komt nu een opvallende wending in het verhaal. Eerst lijkt het een
soort intermezzo: een gezamenlijke reis van alle huisgenoten, pension
gasten en aanverwanten naar een fraai bergpanorama. Men zal alle
narigheid een beetje kunnen vergeten, en even waait er inderdaad een
frisse wind, althans in schijn De heer Leon Wojtys heeft tot het uitstapje
aangespoord Leon is een der meest fascinerende figuren uit hef boek.
Met zijn gezellige krompraat, zijn provinciale bonhomie, gedesinteres
seerdheid en perversie blijft hij een groot raadsel, een echte creatie.
Het blijkt namelijk dat hij de hele reis op touw heeft gezet teneinde
ajlen getuige te doen zijn van een heel persoonlijke, obscene, nachte
lijke fantasie, weerom een soort Walpurgisnacht. Even lijkt het ook of
de obsederende aaneenschakeling van gebeurtenissen en beteke
nissen voor Witold doorbroken is, maar weidra keert alles terug in zijn
hoofd, maalt hef weer verder Ziet hij een arend boven een bergtop
zweven dan heet het: .Nee. het was qeen mus, maar door het feit dat
net geen mus was, was het een niet-mus, en als r.ief-mus had hij toch
ets van een mus Waar qeen speld tussen te krijgen is en waar
■nen toch van schrikt. Het verhaal wordt nu steeds ingewikkelder, inder-
Jaad een doolhof. Een gesprek tussen Leon en Witold zweeft in de
vonderlijkste geschifte sferen, en wanneer Witold tenslotte Ludwik
opgehangen in een bosje aantreft lijkt de vertelling gruwelijke pro-
oorties te kriigen, en verschuiven de dimensies van de ophangingen
opnieuw Doch óf Gombrowicz raakte het beu, óf het was ook hem te
gecompliceerd geworden: hij laat het zelfgeschapen labyrint in de
steek en de lezer moet maar zien dat hij er ook uitkomt. Wat hij doet
als met het afschudden van een benauwende nachtmerrie: ach, laat
maar. Het slot van dit magnifieke boek is dus beslist niet sterk, maar
kon hef anders?
Witold Gombrowicz: Kosmos
polak en Van Gennep, Amsterdam.