KAAI LOPERS: MANDJES MET VIJFTIG KILO MACADAM ISAAC FARO: INSPIO-LISA ROMAN OVER BEDRIJFSSPIONAGE zaterdagnummer Zo WK) de tijhaven van Nieuwdorp er uit. De foto werd omstreeks 1920 gemaakt. Hond de gereformeerde Kerk m Nieuwdorp is er nog mei veel veranderd Geheel Unies op de foto is nog juist een van de twee weegbruggen te zien. sinds 1910, toen deze foto werd gemaakt. ,Toen m'n zesde drie maanden was ben ik uit bakeren gegaan. Het moest wel, want anders konden we niet aan het eten blijven. M'n man was los werkman en het was toen een enorm slechte tijd. Dat bakeren was toen ook nog wel iets anders dan het nu is. Tenminste wat de werktijden betrof. Want je moest op je adres zijn als de man naar zijn werk ging en dat was vaker voor dan na zes uur. Er waren natuurlijk wel vrouwen, die dat heel gemakkelijk konden. Maar ik had er wel last mee hoor als ik zo 's ochtends vroeg m'n kinderen alleen moest laten. De oudsten zorgden dan zo'n beetje voor het huishouden. Ik móest wel gaan bakeren, omdat we zo weinig verdienden. En als m'n man eens werkloos was kregen we geen uitkering. Je kon wel van die zegels plakken voor zestig cent in de week, maar dat was helemaal niet mogelijk. Ik kon die zestig cent doodgewoon niet missen. Het is zelfs zo erg geweest, dat ik de kinderen 's maandags als ze naar school gingen geen cent kon meegeven. Dat was toen bij ons de ge woonte. Dikwijls had ik zelfs die centen niet. Gelukkig konden ze dan naar hun grootmoeder gaan, die ween cent toestopte, zodat ze toch niet afstaken bij de andere kinderen'. Het is een verhaal van een vrouw uit een Zuidbevelands dorp. Een verhaal zoals or honderden kunnen worden verteld. Een naamloos verhaal. Met je armoede loop je niet te koop, al is het volstrekt geen schande. De mensen werkten tot ze er bij neervielen en toch was er ermoede. En het zijn vooral de vrouwen die daar over kunnen meepraten (als hun namen maar niet in de krent komen). Ze gingen ook op het land werken. Dat hoorde zo en het was broodnodig. Dat begon trouwens el vroeg. Zodra de meisjes een jaar of tien waren kregen ze wel de zorg over broertjes en zusjes of neefjes en nichtjes, omdat hun eigen moeder of hun tante bij de boer moest gaan werken. En zodra de meisjes van de lagere school waren, werden ze net als de jongens .verkocht aan de boeren', zoals een man in .Bechtenpoorte' wat schamper opmerkt: ,Toen ik elf jeer was werkte ik bij de boer voor zeven gulden in de maand en ik had de kost voor het knauwen. Toen ik zeven jaar was werkte ik voor het grootste deel van het jaar bij de boer. Van het vroege voorjaar tot het late najaar, net zolang als de koeien buiten waren. De eerste verdiensten waren twee hele centen in de week'. Dat waren de koeienwachters. Kleine jongens, die in da duistere en koude ochtenden met een stuk of tien koeien naar een dijk gingen, die hun baas had ge pacht. /Is je bang was in het donker en als het een grote afstand was van het weiland, waar de beesten 's nachts waren, ging er wel eens een knecht mee. Tus sen de middag moest je met je koeien weer terug naar dat weitje om te melken en om halfzes was de dag voor ons afgelopen. Feitelijk had je als koeienwachter niet zo veel te doen. Je moest er alleen maar op toe zien, dat de beesten op dat gedeelte van de dijk ble ven, dat door de boer was gepacht. Of er weieens iets gebeurde? Dat wel. Bijvoorbeeld als er horzels waren. Dan gingen die koeien als gekken rennen, met hun staart steil de lucht in. Daar kon je als klein jongetje toch ook niks aan doen. Ik was er zo van op m'n dood, dat ik niet beters wist te doen dan te huilen'. KRUIWAGEN Er komen meer herinneringen los. Van die moeder met zeven kinderen en de achtste op komst. Haar man stierf. Het gevolg was, dat ze moest zien rond te komen met een hele rijksdaalder in de week. In die tijd ver diende een arbeider vijf gulden en met die vijf gulden was het al geen weelde. ,Er waren er zoveel, die met hun kinderen in de kruiwagen naar het land gingen. Toen ik een baby was heb ik ook nog in de kruiwagen geslapen. Daar hadden ze dan een soort dakje op gemaakt, zodat de baby niet al te veel last had van de zon'. En dan het eten. Bij de boeren was het ook niet alles. Een vrouw spreekt uit eigen ervaring, omdat ze in haar jonge jaren tijdenlang in de bakkeet (,een klein ge bouwtje achter het huisO de maaltijden bereidde: .Eerst was ik tot m'n zestiende kindermeisje geweest en toen werd ik wat ze noemden grote meid. We kookten in een grote ketel die in de keet boven de haard hing. Dat was gewoon een houtvuur met daarboven een ijzeren plaat met een gat in. Boven dat gat hing de ketel aan een angel (ketting). Aan die angel hing ook de vuurlepel, waar ik steeds houtskool mee uit het vuur moest scheppen voor de stooftest van de boerin. We aten elke dag pap, die werd gekookt in een grote pot. In Zuid-Beveland noemden we dat een papketel en op Walcheren heette zo'n ding een ijzeren pot'. De zelfde vrouw schetst iets van de verhoudingen op het bedrijf waar ze werkte. Een inwonende knecht vond het allemaal maar oneerlijk verdeeld en op een ge geven dag kondigde hij aan, dat hij het niet langer nam Hij lustte ook wel boerenboter op z'n brood: ,Dat was bij ons alleen maar voor de boer en de vrouw. Ook de kinderen van de boer moesten stroopvet (met vliegen) en spekvet eten. Affijn wij zitten aan tafel en Klaas pakt naar het botervlootje, dat tussen de boer en de vrouw staat. Maar het ging toch niet door. De boer pakt z'n arm vast en zegt: je weet toch wèl hoe het hoort zeker?' Zo ging dat veertig jaar geleden nog. LOS Veertig jaar geleden ook begon de malaise voor veel mensen, die liever niet met handen en voeten aan de boeren waren gebonden. Dat waren de losarbeiders. Mannen, die in de oogst in het aangenomene velden tarwe met sikkels te lijf gingen, die in de bietencam pagne goed verdienden, die in het najaar de sloten tegen een aangenomen prijs uitdelfden en vaak werk vonden als er ergens een weg werd aangelegd of ver beterd. Als het zo uitkwam gingen ze ook wel schepen laden en lossen. Daar had je vaste ploegen voor De heer M. Spijkers uit Nieuwdorp was ook los-arbeider. .Oorspronkelijk zaten we nooit aan de haven. Maar toen er steeds minder werk kwam zijn wij ook begon nen. Je had hier toen al een ploeg met de gebroeders Dekker, de gebroeders Van Antwerpen, Jaap den Hamer, Kieboom en Jan Verdonck. Wij werden eigen lijk concurrenten. Er kwam trouwens ook een ploeg uit 's-Heerenhoek, want het was natuurlijk niet alleen bij ons een slechte tijd. Arjaan Domisse was eigenlijk onze voorman. En verder hadden we Johan Koole, Marien De aanleg van een nieuwe weg bij 's-Beer-Arendskeike. De mannen, die het niet zo hadden begrepen op hei boerenwerk vulden er hun dagen en kipkarren. Deze foto werd beschikbaar gesteld door hel documentatie centrum Zeeuws deltagebied. Bakker en Johan de Jager en mijn persoon. In hef voorjaar werd er altijd ingeschreven voor de polders hier in het westen van Zuid-Beveland. Dat ging dan om het lossen van grind en macadam voor de wegen. Samen maakten we dan een prijsopgave, die we bij wethouder Hommes, die ook ontvanger was voor de polders, moesten inleveren. Al die schepen kwamen hier in Nieuwdorp aan Maar we gingen ook wel naar Borssele, naar De Piet, naar Ellewoutsdijk en naar Ar- nemuiden. Dat hing er maar vanaf, waar we werk kon den krijgen'. De .kaailopers', zoals de mannen werden genoemd losten niet alleen grind en macadam. Er werd ook kunstmest (guano), bouwmaterialen en steenkool aan gevoerd in de haven van Nieuwdorp, die in 1949 met de inpoldering van de Quarlespolder verdween. De familie Kieboom heeft drie generaties de zorg over deze drukke tijhaven gehad. Mevrouw Traas-Kieboom uit Nieuwdorp is 22 jaar lang weegster geweest en haar moeder (Joane van de kaaie) was hef 42 jaar. De familie Kieboom woonde in het café aan de haven van Nieuwdorp. Behalve de winst van de borreltjes had de familie Kieboom inkomsten van de schepen: vier cent per ton voor de oorlog. MOLENTJE De mensen, die de kans kregen aan de kaaie te wer ken hadden het goed. De heer Spijkers weet te ver tellen, dat je als kaailoper in vier dagen net zo veel verdiende als een landarbeider in een hele werkweek, die toen nog zes dagen telde: ,Maar je moest er wel erg hard voor werken. Er zijn er genoeg, die het niet volhielden. Neem nu bijvoorbeeld macadam. Dat droe gen we in manden, waar zo'n vijftig kilo inging. In het schip zette een maat van je de mand op je schouder, waar een leren lap op zat, en dan moest je een lad dertje opklimmen en de mand op de kaai leegstorten. Langs een andere ladder gingen we dan weer het ruim in. Zo kreeg je een molentje. Als je een hele dag met zo'n mand hebt gelopen, weet je 's avonds heus heel goed, dat je niet hebt stilgezeten. Dan stonden je kleren stijf van het zweet en net stof van de maca dam. En je moet rekenen, dat je niet net als nu eens lekker onder de douche kon kruipen. Als je dan 's avonds thuis kwam moest je je in de keuken en die was in een gewoon arbeidershuisje ook niet zo groot gaan wassen.' Stenen werden per duizend kilo aangenomen. Dat ge beurde ook met grind en macadam en met steenkool. De kunstmest werd per baal berekend. De heer Spij kers verleide, dat 38 cent voor een ton macadam een dieptepunt was, Meestal schreef men in voor 40 tot 45 cent per ton. Voor een baal kunstmest werd zo om en nabij vijf cent berekend. ROTTERDAM Ook de heer E. Bolier (82) aan de Havenweg in Nieuw dorp kan meepraten over de haven van zijn woon plaats. Zijn vader was beurtschipper op Rotterdam. Tien jaar l8ng - van zijn 12e tot zijn 22e - heeft de heer Bolier de veertiendaagse reizen naar Rotterdam mee gemaakt. Vrijdags vertrok schipper Bolier altijd naar Rotterdam. Het tij en de wind bepaalden de route. Soms ging het 43-»ons (later 57 ton) scheepje door het Kanaal van Walcheren en een andere keer ging het via Hansweert en Wemeldinge. Soms kwam men 's za terdagsavonds en soms 's zondags in Rotterdam aan. Schipper Bolier hield er een eigen handel op na: hij verkocht in Dordrecht en Rotterdam aardappelen, tarwe, boter en eieren. En hij kwam met steenkool, ta bak, koffie, suiker, stenen en meer van dat soort za ken terug naar Nieuwdorp. De heer Bolier, die in 1909 hef beurtschippersbedrijf stopte en overschakelde op de gewone vrachtvaart: .Meestal waren we 's woens dags weer terug. Dat moest wel, want dan moest va der naar de markt in 's Heerenhoek. We konden onze tijd best gebruiken om hier onze handel af te wikke len. Doordat er in Goes meer grossierderijen kwamen zijn we in 1909 moeten stoppen'. De heer Bolier, die samen woont met zijn zuster, weet nog wel, dat de eerste kaailopers zich in Nieuwdorp aandienden. Hef was een ploeg uit Goes. Het moet zo omstreeks de eeuwwisseling zijn geweest: ,Ze werkten met hele kleine mandjes, maar ze liepen dan ook wel erg hard. Zelf hadden we ook weieens kaailopers no dig. Bijvoorbeeld als we aardappels en met bouwmate rialen. Toen ik jong was zag je nog niet zoveel bieten. Dat is pas zo'n zestig jaar geleden gekomen. In de bietencampagne hadden de kaailopers altijd volop werk. En toen zijn ze ook pas met die grote aanvoer van grind en macadam begonnen. Dat had je daarvoor helmeaal niet. Toen waren de wegen helemaal onver hard. Maar door de bietenteelt moest er in de herfst als de wegen erg slecht waren toch gereden worden. En dat was voordien nooit zo geweest. Dus toen werd het eigenlijk pas echt nodig om iets aan de wegen te doen. Uiteindelijk is het dus aan de bieten te danken, dat de wegen hier werden verhard'. Het is eigenlijk helemaal een krankzinnig boek, ,lnspio-Lisa, roman over bedrijfsspionage' en de schrijver heeft zijn doel deze keer wel een beetje voorbijgeschoten. Dat doel was, vermoeden we, een persiflage te geven op de vele moderne spionageromans een vrolijk en humoristisch boek te brengen vol dolle, gewaagd* en onmogelijke situaties. Het resultaat is evenwel dat de leze lichtelijk verbijsterd is, wanneer hij dit boek uitheeft als hi het uitkrijgt, we geloven niet dat velen tot het bittere eind vo houden zullen. Ondanks de vele vernuftige vondsten en de speels* opzet is het verhaal schraal en steriel, weinig duidelijk, en eerlij! gezegd nog al vervelend. Dat onbevredigde gevoel blijft na bi haast alle boeken en verhalen van Faro, die men zich voorname 'ijk herinnert wegens de pakkende titels als .Heksen huilen nie of de oranje Pyama', .Damesverhalen'. Zelfs de uitvoerige historische roman ,De knagende worm, uit de papieren vai Jacobus Nachtegaal', tot nu toe ongetwijfeld Faro's beste en inte ressantste werk, had dat overbodige en onpersoonlijke mee gekregen. We herinneren ons daaruit het verraderlijke citaat uit Burton: ,we skim off the cream of other men's wits, pick the choice flowers of their tilled gardens to set out our own sterile Plots'. Steriel weerom het is wel het meest rake adjectief dat men voor Faro's werk kan vinden. Steriele protagonisten, steriele intrigues ook ,lnspio-Lisa' staat er weer stijf van. Een krankzinnig boek, begonnen we, en het woord krankzinnig, in deze emng gebruikt, houdt weinig waardering in, el is het nog wel luchtig bedoeld. Knettergek, knots, zijn ook van die aanduidingen. Maar wan neer verder alles koud blijft, wanneer nergens persoonlijke warmte of inzet doorstralen of merkbaar zijn, wanneer inderdaad alleen maar de room van anderen nog eens wat is opgeklutst en bloemen die al eens ?ediend hebben voor vers worden aangeboden, gaat men zich ge roteerd en onbehaaglijk voelen en eerlijk gezegd denken: man, hou Isjeblieft je mond. Het wordt on-zinnig, doodgewoon vervelend. In ilaafs van een ontspanning (tol nu toe is Faro nog nooit boven het peil an goede verstrooiingslectuur uitgekomen) wordt het doodgewoon een jók om dit boek ten einde te lezen. En we waarschuwen u maar: he' aont echt de moeite niet! P\e figuur om wie alles draait is een jonge vrouw van even in de twintig, Lisa Harp, een meisje dat barstensvol complexen zit en ich meesrai in drieën deelt: Lisa, Rosa er, Marietta, volgens het liedje }f ze lelijk of mooi is, daar komt men niet achter. Waarschijnlijk is ze amelijk goed van bouw en gezicht (daar pleit de aardige scène op jag. 47, met de uitstekend getekende metamorfose althans voor) maar n ieder geval is ze blijkbaar van elk sex-appeal gespeend. Geen enkele nan wil haar; wanneer zij zich opdringt stoten ze haar meestal vrij uw terug. Zij heeft ook sterke lesbische neigingen, en de schrijver sug gereert dat haar aantrekkingskracht daardoor mogelijk geneutraliseerd .vordt. Lisa, een aankomend mode-ontwerpster, steelt in een groot warenhuis, en wanneer ze betrapt wordt, is ze zó honds brutaal en spitsvondig dat de directie, waarschijnlijk indachtig het gezegde ,met dieven vangt men dieven' besluit haar in dienst te nemen. Zo komt Lisa bij het Inspio, waarvan de taken door haar aanstaande chef els volgt worden om schreven-. ,Deze taken liggen vooral op het gebied van de bedrijfs recherche en bewaking en van de bedrijfsinformatie. Het doel van deze bedrijfsinformatie is het bevorderen van de verspreiding van bedrijfs- technische en bedrijfseconomische gegevens, ook van die onder nemingen, die uit slecht begrepen eigenbelang niet wensen deel te nemen aan een regelrechte uitwisseling en die daardoor de economie van ons land schaden'. Lisa wordt reeds dadelijk bij de sollicitatie aan de tand gevoeld, maar zij doorstaat de eerste proeven en strikvragen glansrijk. Eén idee van haar is zo briljant dat het zelfs onmiddellijk in praktijk zal worden ge bracht. (Het is Lisa's lot dat haar vondsten altijd door anderen worden uitgebaat, ook met haar mode-ontwerpen gaat het zo). Men vraagt haar namelijk ,ln welke functie denkt u dat u het meest van een bedrijf te weten kunt komen', en zij antwoordt: ,Als schoonmaakster in de avond uren. Wel graag iemand voor het zware werk erbij, anders begin ik er niet aan'. Rechtstreeks gevolg hiervan is dat het Inspio een schoonmaakdienst in gaat stellen, en dat Lisa na een paar voorbereidende tests (waarbij ze ook wel eens fouten maakt) wordt uitgezonden als keetjufrrouw naar de Deltawerken (ze heten hier deïnsulatiewerken). Daarmee is de handeling verlegd naar een terrein dat Faro zeer aan het hart ligt: de Zeeuwse- en Zuidhollandse stromen en eilanden, waar van hij de sfeer sterk weet op te voeren. We herinneren in oit verband aan de prachtige passages uit de roman ,De knagende Worm' of het verhaal ,De boeken van Fransje' uit .Damesverhalen'. Weldra begint Lisa, de spionne, zich nog al zelfstandig te gedragen en buiten het gareel te lopen. Zij denkt het mes van twee of zelfs meer kanten te kunnen laten snijden, komt, door hartsperikelen of zó maai m talloze moeilijkheden (meestal erg absurd, en, zoals reeds gezegd helaas ook vaak vrij vervelend) en zij zal pas véél later merken dat zi| hoe ze ook spartelde, steeds binnen de mazen van het Inspio-net heef' vertoefd het totaal is slechts zoiets als een proeftijd Ze is dan ge slaagd, volleerd en vrij Ie doen wat ze wii \Terkwaardig is ook dat het boek zo steriel is in de erotische fanta sieën. Het wemelt van gewaagde opmerkingen en toespelingen, maar er gebeurt nooit iels. Het was welhaast onnodig geweest dat Lisa LETTERKUNDIGE KRONIEK DOOR HANS WARREN als eerste bevel kreeg dat zij haar charmes verborgen moest houden. Zij houdt zich daar wel niet aan, stelt ze, integendeel, vaak ten toon al dan niet voorzien van een soort pantserbroekje, maar ieder effect blijft uit. Vervelend zijn ook de zouteloze lesbische scènes, het blijft allemaal eender, of Lisa nu benaderd wordt door de grote Judovrouw Els, deze door Berta, of dat Lisa op haar beurt Isa, de dienstbode van de domineesvrouw naloopt. Het leukst in het boek zijn de lichtelijk sarcastische schilderingen van veranderende toestanden op hef platteland. Hier b.v. iets over de boerenstand: ,Er woonden veel boerendochters, die niet aan de man konden komen. Er kwamen natuurlijk alleen boeren zoons als echtgenoot in aanmerking, maar sinds de meeste boeren van een deel van hun land campings hadden gemaakt, werden hun zoons in steeds groter getale de tenten van gehaaide, bedwelmend geurende stadse juffers binnengelokt. Zeker ook omdat de VW in de folder had vermeld dat deze landbouwstreek de welvarendste was van heel het land'. Of dit .visioen' van een aangeschoten landmeter: ,lk zie een welvarend polderland, dat steeds wordt uitgebreid ten koste van ce zee. Vaak met indijkingen van grillige vorm, uit onvermogen natuurlijke hindernissen te overwinnen, maar zo rationeel mogeli|k was. Wel met veel binnen- gedijkte kreken broedplaatsen v^n vogels die ze toen al wel dicht hadden kunnen kruien. Ik zie het eiland nog steeds, veranderen doet het haast niet meer, hef wordt een beetie kleiner, een beetje groter. Op zee gebeurt meer, stoomschepen verschijnen, motorschepen, tankers. Op het eiland een wegget|e wat verbreed. Kijk, kijk, daar plaatst een molenaar een dieselmotor naast zijn molen. Toch alleen voor als er geen wind is? vraagt angstig het genootschap uit de stad. O jee, hij sloopt de wieken er af, de barbaar, en hij zet zijn typische eilandpet voorgoed af. Het genootschap koopt een andere, vervallende molen. Maar de molenmaker gaat dood en zijn zoon wordt automonteur, ce schoft. Wat zie ik daar, een handige |ongen uit de stad zet eerder genoemde pet op zijn hoofd, vestigt in de derde molen een café met dancing en laat de wieken draaien door middel van een elektromotor ten behoeve van de toeristen. Wat een adembenemende ontwikkeling op zo'n eiland. Maar toch, daar beginnen dammen ie groeien, net isciemenf zal ver broken worden, de toeristen zullen nu in massa's kunnen binnenstromen. In de duinen zie ik hotels verrijzen, de zeekust wordt tot een machtige boulevard. Wel een beetje in schetsmatige lijnen die al worden weggevaagd door de eerder te vroeg verschenen kranlekoppen, door de alarmkreten over bedreigde vogeltjes. Daar ligt het eiland weer als vanouds. Een arme landmeter tracht een waterloop recht te trekken om de ontwatering te verbeteren. En wordt uitgescholden voor dierenbeul, hij stoort de vogeltjes in het woekerend riet, Hij moet een nieuwe weg uitzetten met een bocht rond een wrakke boerderij, die gespaard moet blijven omdat hij de sporen vertoont van een beschieting, die twee honderd jaar geleden plaats vond; omdat er een dominee-schrijver heeft gewoond; omdat het de enige boerderij is op het eiland, waar ze uit geldgebrek één deur hebben gemaakt voor de mensen en hef vee Ik noem maar wat'. Er zijn heel mooie vondsten, zoals de leuke metamorfose van Lisa op pag. 47, het pesten met de koffie op pag. 53, opmerkingen als je had gegiecheld, zoals ze dacht dat meisjes zouden giechelen, die met op het lyceum waren geweest' (als Lisa keetjuffrouw is), of werkeli|k aardig vertelde anecdotes zoals over de psalmen 60 en 108, maar dat alles redt het boek niet, het blijft o.i., een mislukking. Isaac Faro: Inspio-Lisa, Querido, Amsterdam, Reuzensalamander.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1968 | | pagina 17