PLEIDOOI VOOR LATIJN NIET TEGEN DE VOLKS TAAL DE NIEUWE PSALMBERIJMING EN DE VERLEGENHEID VAN EEN KERKERAADSLID Zolang het nog niet zo ver is HEMEL VAARTDAG Zaterdag 18 mei 1968 zaterdagnummer De bijna een jaar oude vereniging voor latijnse liturgie heeft vandaag - zaterdag - weer een latinistisch hoog tepunt in haar bestaan. In de St-Jan te Den Bosch wordt om half elf vanmorgen een plechtige hoogmis opgedragen door drie Benedictijnen: N. A. de Wolf van een abdij in Vaals, Ph. Baer, lid van het dagelijks bestuur van de vereniging, majoor-aalmoezenier bij de luchtmacht en H. Huiting, prior van een klooster in Oosterhout. Static in Sinl-Picwr Zang bij dc Intrede. Jntr, V Yi-ri Ga- IL-laé- if iMamtcn' t'dn Galilcj, 1 quid ad-mi-ra- tüdi siaat gij e (D - e 0 S TZtSu mi- ni as-pi-ci-én-tes in cue- luin al-K" verbaasd naar Je kemel op cc zien Allo De vereniging, die in november de eerste algemene vergadering hield en na vijf maanden al 1500 leden telde, heeft in middels al weer heel wat nieuwe aan hangers kunnen noteren. Bijvoorbeeld in Zeeland. Daar telt de pas begonnen af deling Zeeland-Noord omstreeks honderd leden. Een afdeling Zeeuwsch-Vlaanderen is in voorbereiding. De Zeeuwse afdeling treedt volgende week vrijdagavonds om half acht, officieel naar buiten met een gezongen latijnse mis in de parochiekerk van de heilige Maria Magdalena in Goes. Men zal er de wisselende gezangen van Hemelvaartsdag zingen en de vaste ge zangen uit de Paasmis van Charpentier. Deken C. P. M. Holtkamp draagt de mis op. Daarna is er een openingsvergadering in de Zeeuwse Koorschool. De Rotterdamse advocaat jhr mr J. E. van der Does de Willebois, bepaald niet af komstig uit een wat men kan noemen con ventioneel r.k. milieu, is voorzitter van het dagelijks bestuur der vereniging. Godfried Bomans is lid van het algemeen bestuur, overigens niet een lid, dat men op elke vergadering van de vereniging zal aantreffen. Daarvoor heeft de literator het te druk. Het algemeen bestuur telt (achttien) leden uit diverse streken van ons land en van gevarieerde r.k. afkomst, van .progressief' tot conservatief. Men vindt er in de Wassenaarse professor ir Granpré Molière, die zich heeft doen kennen als een verontruste rooms-katho- liek. Men treft in dat bestuur ook de Haagse burgemeester mr H. Kolfschoten en het kamerlid mr K. van Rijckevorsel. Lid is voor Zeeland de Goese lerares klassieke talen mej. drs J. Jansen, van het Goese lyceum. Wel of geen nieuwe groep van veront rusten? Er zitten ongetwijfeld verontruste rooms-katholieken onder de leden. Als men er naar vraagt, dan is het antwoord, dat men in ieder geval verontrust is, dat het latijn definitief uit de liturgie zal ver dwijnen en dat het Gregoriaans als muzi kale schat der kerk na verwaarlozing ten gunste van de moderne liederen dezelfde kant als het latijn zal opgaan. Beide zijn in feite ook niet te scheiden. ,Wij beseffen zeer goed, dat ons gevaren dreigen, waarven de externe, in de vorm van tegenwerking en vijandigheid, mis schien niet de ergste zijn. Intern moeten wij waken tegen een geest van kramp achtige behoudendheid, waarbij het niet meer gaat om de liturgie, om de eredienst aan God dus, doch om het tegengaan van veranderingen als zodanig', aldus stelt voorzitter Van der Does de Willebois het. Het werk van zijn vereniging mag niet een randverschijnsel worden, zo waarschuwt hij; het moet worden ver richt ,in het hart van de rooms-katholieke kerk'. De vereniging moet daarom niet optornen tegen kerkelijke besluiten, zoals het toelaten van de volkstaal. Maar wel zal men door, bijvoorbeeld, het Gregori aans uit te voeren als het .verklankte ge bed' de r.k. kerk duidelijk maken dat er .geen muziekvorm in de liturgie is, die voor hen, die het horen kunnen, meer expressief is dan juist het gregoriaans'. Met op de achtergrond de vernieuwingen in de liturgie (landstaal), hedendaagse composities) wil de vereniging voor die gelovigen, die dat wensen, het vieren van de liturgie in al haar vormen in het latijn mogelijk maken. Het latijn gaat tof de uitzonderingen horen, dat is punt een, en punt twee is hef feit, dat er beslist rooms- katholieken zijn die dat jammer vinden. Er is dus een basis om op te werken. De vereniging houdt het bij latijn en grego riaans (sinds de middeleeuwen bestaand, door paus Gregorius de Grote - die in 604 stierf - geordend en mogelijk ook voor een deel samensteller van de tekst en/of muziek). Op het programma van de vereniging staat echter meer: ook de polyfone (veel stemmige) muziek, zoals die is gecompo neerd door bijvoorbeeld Jacob Obrechf, Josquin des Prez, Orlando Lassus, Palestrina) heeft zij onder haar hoede genomen, hoewel men zich kan afvragen of die muziek wel net zo .bedreigd' wordt als hef gregoriaans. De vereniging bepleit niet alleen elke zondag een latijnse hoog mis maar ook door de week een latijnse gelezen mis alsmede verpers en com pleten (het kerkelijk avondgebed). In de plaatselijke of provinciale afdelingen wil men nauwe relaties onderhouden met priesters en met de noodzakelijke koren en koorleiders, als deskundigen en advi seurs. De werkwijze voor de afdelingen wijst er op, dat ,zo mogelijk moet worden voorkomen, dat plaatselijk de toon wordt aangegeven door in ware zin ouderwetse figuren, die een eerherstel nastreven, eerder van bijvoorbeeld het galmende parochiekerk-gregoriaans, zoals dat vroe ger vaak klonk, dan van de koele helder heid en de objectiviteit, die de latijnse liturgie hoort te kenmerken'. Een alleszins klaar en standvastig geluid. De vereniging wil bepaald niet als pres siegroep optreden, maar wel plaatselijk duidelijk maken, dat diegene, die liever een latijnse mis meevieren, daartoe ook in slaat moeten worden gesteld. Het verlangen daartoe wordt door de vereniging legitiem gemaakt door enkele artikelen aan te halen uit de constitutie over de liturgie, die hef tweede Vaticaan se concilie heeft vastgesteld. Daarin wordt gezegd, dat het gebruik van het latijn in de latijnse liturgie moet worden gehandhaafd; dat de christen-gelovigen de stukken van het vaste deel van de mis, waarin zij betrokken zijn, ook in het latijn samen moeten kunnen zeggen of zingen; dat de schat van de gewijde muziek met de grootste zorg bewaard en verrijkt moet worden en tot slot, dat de r.k. kerk de gregoriaanse zang als eigen aan de Romeinse liturgie erkent en dat daarom deze zang in de liturgische diensten de eerste plaats moet innemen. Diezelfde constitutie echter heeft het ge bruik van de volkstaal in de liturgie toe gestaan. En dat juist is momenteel voor heel wat protestanten een reden te meer zich te interesseren voor r.k. kerkdiensten. De kerkdiensten in het latijn waren voor vele protestanten wanneer zij eens een r.k. kerk binnenliepen ,in het algemeen weinig begrijpelijk. Trouwens ook voor heel wat r.k. gelovigen. De vernieuwingen in de liturgie (priester staaf met zijn ge zicht naar de gelovigen, men kan nu door het gebruik van de volkstaal het geheel volgen niet in het minst is die volks taal van belang in de jonge landen, de missiegebieden) hebben in ieder geval de r.k. diensten bij heel wat r.k. en niet- rooms-katholieken nader gebracht. Tegen over de artikelen, die de vereniging uit de constitutie voor de liturgie noemt kun nen voorstanders van de landstaal stel len een artikel, waarin een pleidooi voor een actieve deelname van de gelovigen aan de liturgie wordt gehouden, of een artikel waarin wordt gesteld, dat het ge bruik van de landstaal .dikwijls zeer nut tig kan zijn voor het volk'. Tot dat ,volk' behoren ook de jongeren, die ergens in ons land het waagden om in plaals van ,Te Joseph celebrant, agmina coelitum' op eigen houtje zingend te ver talen in .O Jozef, schele vent, ach Mina, zeg 't hem'. Twee leden van het bestuur van de afdeling Zeeland-Noord van de Vereniging voor latijnse liturgie geven ons hun motieven in latijns Grego riaans. Het zijn mej. drs J. Jansen, lerares klas sieke talen in Goes, vice-voorzitter en ir P. Hup- kens, ook leraar (scheikunde) aan de rhbs in Vlissingen en aan het Kon. Wilhelminalyceum in Oostburg. Uit het gesprek met hen blijkt, dat zij zich beslist niet scherp opstellen tegen de ver nieuwingen in de r.k. liturgie, maar wél zijn zij voorstanders van het latijn en van het grego riaans. Voor mej. Jansen betekent hel gregoriaans ,een diepsle contact met God', zij houdt vooral ook. van het gre goriaans, omdat het christendom voor haar een oos terse godsdienst is, omdat er nauwe relaties zijn met de grieks-orlhodoxe en het russigch-orthodoxe liturgie. Ze is vroeger remonstrants geweest, maar al in de dertiger |aren bleek haar, dat het vrijzinnig christen dom en de liturgische uitingen daarvan voor haar niet voldoende waren. De heer Hupkens heeft een ongeveer gelijkluidende rtiotivering. En hij kan er een ervaring aan toevoegen uit Zuid-Amerika, waar hij na een R.K.-mis regelrecht naar een Russisch-orlhodoxe kerkdienst in Sao Paulo ging, Ook voor hem is er een duidelijke relatie tussen de latijnse kerk en de oosterse orthodoxie. Nog een ander motief: ,Ze praten tegenwoordig zo dikwi|ls over happenings bij moderne kerkdiensten. Voor mij is een latijnse mis een happening. Je raakt erbij geënga geerd' (ir Hupkens). Mejuffrouw Jansen wijst op de MEJ. JANSEN Beattles, die voor hun mystieke ervaringen naar India moesten Komen de rooms-katholieken, die liever latijnse kerk diensten bijwonen in Zeeland in de verdrukking? Dat is naar de mening van beide bestuursleden niet het geval. De situatie in Goes bijvoorbeeld noemen ze gunstig. Er is iedere zondag een latijnse mis, zij het dat de antwoorden van de gemeente in het Neder lands zijn, evenals de gebeden. Mej. Jansen ziet ook die graag in het latijn, maar ze heeft er vrede mee. Ook Zierikzee heeft iedere zondag een latijnse mis. In Vlissingen en Middelburg is het om de twee weken en evenals in de andere plaatsen is het bezoek vrijwel evengroot als aan de kerkdiensten in de volkstaal. In Vlissingen is een koor weer begonnen met zingen, juist met het oog op de latijnse diensten. In Goes heeft men de steun van de Zeeuwse koorschool van Evert Heijblok, die zelf adviseur is van de vereniging. Maar ze kunnen ook het voorbeeld geven van een koor elders in Zeeland, dat ontslagen werd. Het was een heel goed koor, dat ook door de radio zong, vertellen ze. Een dergelijk geval noemen ze ook uit Amsterdam. Daar waren twee studentenkoren, één dat Nederlands zong en één dat zich met het latijn bezig hield. Maar de studentenmoderator wilde niet meer, dat het latijnse studentenkoor meedeed. Regelrechte discriminatie en autoritair optreden, aldus beide verenigingsleden. Ze geven het als voorbeeld van het feit, dat men bepaald niet overal welwillend staat tegenover diegenen, die het latijn gehandhaafd willen zien in de r.k. kerk. Me| Jansen en de heer Hupkens zijn niet tégen de kerkdiensten in het Nederlands. Mejuffrouw Jansen meent, dacht het goed is voor de afwisseling als er diensten in de volkstaal zijn, maar het Nederlands is naar haar mening bepaald niet zo geschikt voor het gregoriaans. Er zijn ook melodieën nu in gebruik, die geïnspireerd zijn op het gregoriaans, maar het klinkt aar allemaal nog wat te hard en niet in stijl. De heer IR HURKENS Hupkens voegt eraan toe, dat de Franse taal zich veel meer leent voor vertalingen. Begrijpen de kerkgangers het latijn wel? ,Het is op school geleerd, de meeste oudere mensen begrepen het altijd wel, als ze goed meededen, men moet er ook wat voor willen doen. Op scholen heeft men altijd de teksten onderwezen. Maar juist in deze tijd verdwijnt dat onderwas van de katholieke scholen. En dat is niet juist', aldus mej. Jansen. Ze vindt het een verarming en ze vraagt zich a'f of men dit wel mag doen. De constitutie over de latijnse liturgie wijst erop, dat de gregoriaanse muziek moet worden onderwezen. De latijnse antwoorden en de gezangen worden op praktisch alle scholen niet meer geleerd. Beide be stuursleden noemen het een gemis, vooral ook, omdat men daarmee de jongeren de kans ontneemt zich te verdiepen in de latijnse liturgie. En wie zegt, dat juist niet die jongeren over een aantal |aren dat latijn weer graag willen horen en eraan willen meedoen. De heer Hupkens is een voorstander van pluriformiteit, van veelvormigheid. Wie de volkstaal wil, moet die kunnen horen en kunnen meedoen; wie latijn wil, moet daartoe ook in staat worden gesteld. Mej. Jansen kan hem alleen maar bijvallen. Merkwaardig is volgens hen, dat juist door de Vereniging voor lati|nse liturgie op verschillende plaatsen de liturgische beleving in het latijn weer meer op de voorgrond is geraakt, na dat deze geheel was afgeschaft en was vervangen door de volkstaal. Zijn mej. Jansen en de heer Hupkens niet bang, dat de toenadering van de kerken zal worden gefrustreerd, juist door hel streven voor het latijn en het gregori aans? Beiden hebben opmerkingen gekregen van niet-rooms- katholieken dat men het jammer vond, dat het lati|n en hef gregoriaans verdwenen. Ze geloven daarom niet, dat juist door het latijn de toenadering zal ver minderen of het bezoeken van eikaars kerkdiensten. In het begin van dit jaar ontvingen we een schrijven van een van de lezers van deze rubriek. Hij reageerde op wat we geschreven hadden over het gezag in de kerk en hoe dit het best kan functioneren. In de protestantse kerken kent men 'het besturen van onderop' (we gebruiken hier zijn eigen woorden). De briefschrijver heeft enige kerkeraad»- ervarlng gehad en daarbij is het hem wel eens moeilijk geweest een beslissing te nemen. ,lk vraag mij toch af of de kerkeraad soms met over zaken moet beslissen of adviseren, zonder dat ze daartoe bekwaam is.' En dan neemt hij als voorbeeld de invdering van de nieuwe psalmbun del. ,Om te beoordelen of deze nieuwe psalmen taalkundig beter waren, ontbrak ten enenmale de kennis om hierover een oordeel uit spreken.' Tot zover onze briefschrijver, die verder ook nog andere dingen op z*n hart had. We kunnen ons zijn verlegenheid levendig indenken. Ga nu maar eens zeggen of een nieuwe psalmberijming beter is of slechter of evengoed dan zijn voorganger. Met hem zullen vele kerkeraadsleden in dezelfde verlegenheid hebben gezeten. Het bovenstaande ging toen nog over de proeve van een nieuwe Berijming' van de 150 psalmen die door de Interkerkelijke Stichting voor de Psalmberijming was aangeboden ,om de zingende gemeente gelegenheid te geven tot kennismaking, beproeving en opbouwende kritiek.' De hervormde kerkeraden in onze provincie hebben zich nog al vrij intens met deze proeve van nieuwe psalm berijming bezig gehouden en we vermoeden dat dit met de kerkeraden van andere kerken die zich voor een nieuwe berijming der psalmen in teresseerden, ook wel het geval zal zijn geweest. In ieder geval is er een enorme hoeveelheid aan- en opmerkingen bij de betreffende commissie binnengekomen. Ook zijn er gemeenteleden ge weest die zelf aan het berijmen zijn geslagen. Naar aanleiding daarvan zijn de 150 psalmen door de commissie noa eens weer helemaal door genomen en hef resultaat is dan dat de vorige week, zoals we hebben kunnen lezen, deze herzie ne berijming door dr P. G. Kunst, de voorzifter van de Interkerkelijke Stichting voor de nieuwe Psalmberijming, officieel is overhandigd aan de praesides van de generale synodes van de her vormde en de gereformeerde kerken. Dit is dan het resultaat van zo'n kleine twintig jaar arbeid. In de toekomst zal de 8e mei 1968 een historische datum zijn voor kerkelijk Nederland en om hier op enige nadruk te leggen werd tijdens die bij eenkomst bekend gemaakt dat aan alle leden van ons koninklijk huis deze nieuwe bundel uitge voerd in goudbedrukt leeP, zal worden aange boden, zoals dat geschied is toen in 1773 de toen nieuwe psalmberijming, welke de psalmen van Petrus Dafhenus zou vervangen, gereed was ge komen. Een psalmboek (evenals een gezangboek) is een belangrijk bezit voor de kerk. We vinden daarin een stuk godsdienstig beleven van, zeg maar, dertig eeuwen. De liederen zijn in Israël ge groeid en daar is de bundel ontstaan. De kerk heeft ze van Israël overgenomen. In een kerk die leeft zullen in iedere tijd weer nieuwe liederen en lofzangen ontstaan. Naast de psalmen hebben de eerste gemeenten gekend de lofzangen en gees telijke liederen. In Efezen 5:19 bijvoorbeeld is daarover gesproken. Maar hoeveel nieuwe lof zangen er ook mochten ontstaan, de kerk heeft steeds aan dit psalmboek vastgehouden, opdat deze oude liedren in de kerk zouden worden ge zongen. Wie in een rooms-katholiek missaal bla dert, vindt daar telkens weer psalmen terug. Toen de reformatoren naar liederen zochten die tijdens de eredienst door heel de gemeente kon den worden gezongen, zijn zij weer bij deze oud-testamentische psalmen terecht gekomen. Ons psalmboek hebben wij te danken aan Genève, waar de cantor Louis Bourgois (en na zijn ver trek Maistre Pierre) ,het Calvinistische psalmko raal tot een der hoogste openbaringen van het kerklied maakte.' Zoals de kerk zich aan de psal men van het Oude Testament gebonden wist, zo zullen de reformatische kerken in ons land zich gebonden blijven weten aan de melodieën die ons door de Zwitserse Reformatie zijn overqe- leverd. Het stond daarom te voren vast dat, welke berijming er ook kwam, de melodieën dezelfde moesten blijven. Het is een van de grote moei lijkheden voor de dichters geweest die aan deze nieuwe berijming hebben gewerkt, dat zij aan dit gegeven rythme gebonden waren. Het is niet ■velke altijd is hun waarde moeilijk te schatten voor het godsdienstig beleven. Bijna twee eeuwen zijn de psalmen uit de bundel van 1773 nu in ons land gezongen. Er is menige psalm die geliefd is en die door mond en hart te- samen kunnen worden gezongen. Toch was deze bundel toe aan een herziening. Ze droeg te sterk het stempel van de tijd waarin ze is ontstaan. De wijze van zeggen is nu eenmaal niet meer de onze. Iedere tijd vraagt een eigen wijze van ver- kondiging, hoewel het Evangelie hetzelfde blijft, en zo vraagt ook iedere tijd een eigen vormgeving voor het lied dat in de eredienst van de kerk wordt gezongen. Het is prof. dr. K. Schilder geweest die ons persoonlijk er van heeft overtuigd hoe zeer wij aan een nieuwe berijming van de psalmen toe waren. Op scherpe en scherpzinnige wijze heeft hij de eerste twintig psalmen van de berij ming van 1773 ontleed. Deze berijming heeft aon de toenmalige commissie ook reeds heel wat moei te gegeven. De Staten Generaal had haar ge bonden aan een drietal berijmingen waaruit een keuze moest worden gemaakt. De commissie heeft heel waf ,rijmzuiveringen' moeten aanbrengen en zi| heeft ,taal en beelden gekuist'. Heel wat ,op- tooyingen' moesten worden verwijderd en wet ,lem en laP voorkwam, moest worden ,vermaakP. We willen niet zeggen dat die berijming van 1773 slecht was. In dat geval zou ze het geen twee eeuwen hebben uitgehouden, maar wie de moeite neemt bijvoorbeeld een tiental psalmen uit deze berijming aandachtig te lezen, zal op heel waf regels stuiten waarin wij ons nu niet meer thuis kunnen gevoelen. Zal hierin ook niet een van de redenen liggen dat er zovele psalmen niet of wei nig meer worden gezongen? We zijn er van overtuigd dat in deze nieuwe gestalte menig on bekende psalm tof nieuw leven zal kunnen ko men. Maar dit vraagt dan ven de voorgangers in de eredienst een intense bestudering. De psalmberijming van 1968 is in ieder geval op een gans andere wijze ontstaan dan die van 1773. Ze is veel meer vanuit de kerk gegroeid. Er is een interkerkelijke samenwerking hiervoor tof stand gekomen. Men heeft het gezocht in ,team- STEMMEN UIT DE KERKEN te zeggen welke betekenis de gezongen psalm i da ki ;erk, in de gemeente zijn geweest en nog work' van een aantal bekende dichters, die wer den bijgestaan door speciale deskundigen, theo logen, taalgeleerden, musici en letterkundigen, wel blijven cat de dichters die hieraan hebben meegewerkt, met elkaar dit hebben gepresteerd. Het is moeilijk in te denken wat dit moeten-sa- menwerken voor hen als dichter heeft betekend. Toch is het gegaan. De kerken van Nederland mogen blij zijn da» er zulk een stel dichters be reid gevonden is om gezamenlijk aan deze nieu we berijmign te werken. We komen terug op het vroegere kerkeraadslid dat zich bezwaard voelde toen hij een oordeel moest vellen over de proeve van een nieuwe be rijming en zich daartoe niet in staat achtte. We menen dat er in zijn gemeente tijdens de eredienst uit deze proeve word» gezongen en daaruit kan hij, gedeeltelijk althans, constateren of deze be rijming goed is of niet. Tenslotte zal het levende gebruik ook deze psalmbundel moeten rechtvaar digen. We weten dat er een heel getal psalmen zijn uit de berijming van 1773 die voor de zin gende gemeente van diepe betekenis zijn. D:a woorden zeggen iets en wanneer ze deze niet terugvinden in de nieuwe berijming, kan er een gevoel van teleurstelling over hen komen. Het kan óók zijn dat zulke overbekende psalmen ge dachteloos zijn aanvaard en dat men door dezelf de gedachten, die in nieuwe berijming op iets ander wijze zijn geformuleerd, getroffen wordt en gaat nadenken. Zo is het ons tenminste gegaan bij verschillende psalmen. Verheugend is verder dat er ook van rooms-katholieke zijde een leven de belangstelling is voor deze berijming. We hebben ze vanuit deze kerk gehoord. Ze zongen als lijsters. Menige protestantse gemeente kan hier nog wel iets leren wanneer het gaat om de wijze van zingen. Wanneer kerkeraadsleden staan voor de vraag wat zij in hun gemeente met deze nieuwe berijming moeten doen, laten zij zich dan eens terugtrekken van radio en televisie en de lijd nemen om van een tiental psalmen rustig te lezen de bijbelse woorden en daarnaast de be ramingen van 1773 en 1968. We zijn er van over- Het heel bijzondere van deze nieuwe berijming zal tuigd dat die tijd zeer nuttig besteed is en dat zij mogelijk tof een eigen oordeel kunnen komen. H. Men vraagt mjj een overwe ging te achryven. Maar waar over? Met die vraag loop ik al weken rond. Morgen echter moet de redaktie de kopie hebben. Dus nu of nooit. Ik zal de bijbel openslaan. En waar het eerst mijn oog op valt, daar zal ik over schrij venMattheus 13,31. Het Koninkrijk Gods gelijkt op een mosterdzaadje Een mosterdzaadje is erg klein. Eén zaadje in je hand. je blaast even en het is weg. Het is het allerkleinste zaad je. Maar als het optimale kan sen krijgt, dan wordt het een boom, een boom van een boom, u-aarin de vogels ko men zitten en er een huis bouwen. Jezus Christus is op aarde geweest en Hij heeft het koninkrijk Gods onder on gevestigd. Als dat zo ts. dan zouden we nu in het Konink rijk moeten leven. Kan die wereld van nu het Koninkrijk Gods genoemd ivorden? Kan dat wel met de tegenstel lingen rond de Sorbonne in Parijs? TEP TER OVERDENKING Kan dat wel als IJS deel van de wereld 7/8 deel van de koek opeet? Als dat het Ko ninkrijk Gods is. dan weet ik het wel. Maar we moeten het verslaan als een paradox: het is er wel én het is er niet. Hel zaadje is erDe kiem is aanwezig. Het piepkleine zaadje heeft in zich de mogelijkheid om een boom te worden. Maar die boom is er nop niet. Het zaadje (lees: koninkrijk Gods) krijgt ook niet de beste kansen en daar om moeten de vogels (lees: wü) nog blijven rondfladde ren, wachtend en werkend tot de boom er staat. Want dan pas zullen we ons kunnen nes telen. Enzolang het nog niet zover is, vertrouwen we weer maar op de dag van morgen. Als het krachtige zaadje er maar is en dat is er als de eerste steen maar is gelegd en de hoeksteen (s gelegd dan móet het er ooit tran komen, is het vandaag niet, dan maar morgen. Laten we er verder maar geen boom over opzetten. Ik geloof. GOES V. G. Schoenmakers

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1968 | | pagina 19