PLEIDOOI
VOOR
LATIJN
NIET
TEGEN
DE
VOLKS
TAAL
DE NIEUWE
PSALMBERIJMING EN
DE VERLEGENHEID
VAN EEN
KERKERAADSLID
Zolang het nog niet zo ver is
HEMEL VAARTDAG
Zaterdag 18 mei 1968
zaterdagnummer
De bijna een jaar oude vereniging voor latijnse liturgie
heeft vandaag - zaterdag - weer een latinistisch hoog
tepunt in haar bestaan. In de St-Jan te Den Bosch
wordt om half elf vanmorgen een plechtige hoogmis
opgedragen door drie Benedictijnen: N. A. de Wolf
van een abdij in Vaals, Ph. Baer, lid van het dagelijks
bestuur van de vereniging, majoor-aalmoezenier bij de
luchtmacht en H. Huiting, prior van een klooster in
Oosterhout.
Static in Sinl-Picwr
Zang bij dc Intrede.
Jntr,
V
Yi-ri Ga- IL-laé- if
iMamtcn' t'dn Galilcj,
1 quid ad-mi-ra-
tüdi siaat gij
e
(D -
e 0
S
TZtSu
mi- ni as-pi-ci-én-tes in cue- luin al-K"
verbaasd naar Je kemel op cc zien Allo
De vereniging, die in november de eerste
algemene vergadering hield en na vijf
maanden al 1500 leden telde, heeft in
middels al weer heel wat nieuwe aan
hangers kunnen noteren. Bijvoorbeeld in
Zeeland. Daar telt de pas begonnen af
deling Zeeland-Noord omstreeks honderd
leden. Een afdeling Zeeuwsch-Vlaanderen
is in voorbereiding. De Zeeuwse afdeling
treedt volgende week vrijdagavonds om
half acht, officieel naar buiten met een
gezongen latijnse mis in de parochiekerk
van de heilige Maria Magdalena in Goes.
Men zal er de wisselende gezangen van
Hemelvaartsdag zingen en de vaste ge
zangen uit de Paasmis van Charpentier.
Deken C. P. M. Holtkamp draagt de mis
op. Daarna is er een openingsvergadering
in de Zeeuwse Koorschool.
De Rotterdamse advocaat jhr mr J. E. van
der Does de Willebois, bepaald niet af
komstig uit een wat men kan noemen con
ventioneel r.k. milieu, is voorzitter van het
dagelijks bestuur der vereniging.
Godfried Bomans is lid van het algemeen
bestuur, overigens niet een lid, dat men
op elke vergadering van de vereniging
zal aantreffen. Daarvoor heeft de literator
het te druk. Het algemeen bestuur telt
(achttien) leden uit diverse streken van
ons land en van gevarieerde r.k. afkomst,
van .progressief' tot conservatief. Men
vindt er in de Wassenaarse professor ir
Granpré Molière, die zich heeft doen
kennen als een verontruste rooms-katho-
liek.
Men treft in dat bestuur ook de Haagse
burgemeester mr H. Kolfschoten en het
kamerlid mr K. van Rijckevorsel. Lid is
voor Zeeland de Goese lerares klassieke
talen mej. drs J. Jansen, van het Goese
lyceum.
Wel of geen nieuwe groep van veront
rusten? Er zitten ongetwijfeld verontruste
rooms-katholieken onder de leden. Als
men er naar vraagt, dan is het antwoord,
dat men in ieder geval verontrust is, dat
het latijn definitief uit de liturgie zal ver
dwijnen en dat het Gregoriaans als muzi
kale schat der kerk na verwaarlozing ten
gunste van de moderne liederen dezelfde
kant als het latijn zal opgaan. Beide zijn
in feite ook niet te scheiden.
,Wij beseffen zeer goed, dat ons gevaren
dreigen, waarven de externe, in de vorm
van tegenwerking en vijandigheid, mis
schien niet de ergste zijn. Intern moeten
wij waken tegen een geest van kramp
achtige behoudendheid, waarbij het niet
meer gaat om de liturgie, om de eredienst
aan God dus, doch om het tegengaan
van veranderingen als zodanig', aldus
stelt voorzitter Van der Does de Willebois
het. Het werk van zijn vereniging mag
niet een randverschijnsel worden, zo
waarschuwt hij; het moet worden ver
richt ,in het hart van de rooms-katholieke
kerk'. De vereniging moet daarom niet
optornen tegen kerkelijke besluiten, zoals
het toelaten van de volkstaal. Maar wel
zal men door, bijvoorbeeld, het Gregori
aans uit te voeren als het .verklankte ge
bed' de r.k. kerk duidelijk maken dat er
.geen muziekvorm in de liturgie is, die
voor hen, die het horen kunnen, meer
expressief is dan juist het gregoriaans'.
Met op de achtergrond de vernieuwingen
in de liturgie (landstaal), hedendaagse
composities) wil de vereniging voor die
gelovigen, die dat wensen, het vieren van
de liturgie in al haar vormen in het latijn
mogelijk maken. Het latijn gaat tof de
uitzonderingen horen, dat is punt een, en
punt twee is hef feit, dat er beslist rooms-
katholieken zijn die dat jammer vinden.
Er is dus een basis om op te werken. De
vereniging houdt het bij latijn en grego
riaans (sinds de middeleeuwen bestaand,
door paus Gregorius de Grote - die in
604 stierf - geordend en mogelijk ook
voor een deel samensteller van de tekst
en/of muziek).
Op het programma van de vereniging
staat echter meer: ook de polyfone (veel
stemmige) muziek, zoals die is gecompo
neerd door bijvoorbeeld Jacob Obrechf,
Josquin des Prez, Orlando Lassus,
Palestrina) heeft zij onder haar hoede
genomen, hoewel men zich kan afvragen
of die muziek wel net zo .bedreigd' wordt
als hef gregoriaans. De vereniging bepleit
niet alleen elke zondag een latijnse hoog
mis maar ook door de week een latijnse
gelezen mis alsmede verpers en com
pleten (het kerkelijk avondgebed). In de
plaatselijke of provinciale afdelingen wil
men nauwe relaties onderhouden met
priesters en met de noodzakelijke koren
en koorleiders, als deskundigen en advi
seurs. De werkwijze voor de afdelingen
wijst er op, dat ,zo mogelijk moet worden
voorkomen, dat plaatselijk de toon wordt
aangegeven door in ware zin ouderwetse
figuren, die een eerherstel nastreven,
eerder van bijvoorbeeld het galmende
parochiekerk-gregoriaans, zoals dat vroe
ger vaak klonk, dan van de koele helder
heid en de objectiviteit, die de latijnse
liturgie hoort te kenmerken'. Een alleszins
klaar en standvastig geluid.
De vereniging wil bepaald niet als pres
siegroep optreden, maar wel plaatselijk
duidelijk maken, dat diegene, die liever
een latijnse mis meevieren, daartoe ook
in slaat moeten worden gesteld.
Het verlangen daartoe wordt door de
vereniging legitiem gemaakt door enkele
artikelen aan te halen uit de constitutie
over de liturgie, die hef tweede Vaticaan
se concilie heeft vastgesteld. Daarin
wordt gezegd, dat het gebruik van het
latijn in de latijnse liturgie moet worden
gehandhaafd; dat de christen-gelovigen
de stukken van het vaste deel van de mis,
waarin zij betrokken zijn, ook in het latijn
samen moeten kunnen zeggen of zingen;
dat de schat van de gewijde muziek met
de grootste zorg bewaard en verrijkt
moet worden en tot slot, dat de r.k. kerk
de gregoriaanse zang als eigen aan de
Romeinse liturgie erkent en dat daarom
deze zang in de liturgische diensten de
eerste plaats moet innemen.
Diezelfde constitutie echter heeft het ge
bruik van de volkstaal in de liturgie toe
gestaan. En dat juist is momenteel voor
heel wat protestanten een reden te meer
zich te interesseren voor r.k. kerkdiensten.
De kerkdiensten in het latijn waren voor
vele protestanten wanneer zij eens een
r.k. kerk binnenliepen ,in het algemeen
weinig begrijpelijk. Trouwens ook voor
heel wat r.k. gelovigen. De vernieuwingen
in de liturgie (priester staaf met zijn ge
zicht naar de gelovigen, men kan nu door
het gebruik van de volkstaal het geheel
volgen niet in het minst is die volks
taal van belang in de jonge landen, de
missiegebieden) hebben in ieder geval de
r.k. diensten bij heel wat r.k. en niet-
rooms-katholieken nader gebracht. Tegen
over de artikelen, die de vereniging uit
de constitutie voor de liturgie noemt kun
nen voorstanders van de landstaal stel
len een artikel, waarin een pleidooi voor
een actieve deelname van de gelovigen
aan de liturgie wordt gehouden, of een
artikel waarin wordt gesteld, dat het ge
bruik van de landstaal .dikwijls zeer nut
tig kan zijn voor het volk'.
Tot dat ,volk' behoren ook de jongeren,
die ergens in ons land het waagden om
in plaals van ,Te Joseph celebrant, agmina
coelitum' op eigen houtje zingend te ver
talen in .O Jozef, schele vent, ach Mina,
zeg 't hem'.
Twee leden van het bestuur van de afdeling
Zeeland-Noord van de Vereniging voor latijnse
liturgie geven ons hun motieven in latijns Grego
riaans. Het zijn mej. drs J. Jansen, lerares klas
sieke talen in Goes, vice-voorzitter en ir P. Hup-
kens, ook leraar (scheikunde) aan de rhbs in
Vlissingen en aan het Kon. Wilhelminalyceum in
Oostburg. Uit het gesprek met hen blijkt, dat zij
zich beslist niet scherp opstellen tegen de ver
nieuwingen in de r.k. liturgie, maar wél zijn zij
voorstanders van het latijn en van het grego
riaans.
Voor mej. Jansen betekent hel gregoriaans ,een diepsle
contact met God', zij houdt vooral ook. van het gre
goriaans, omdat het christendom voor haar een oos
terse godsdienst is, omdat er nauwe relaties zijn met
de grieks-orlhodoxe en het russigch-orthodoxe liturgie.
Ze is vroeger remonstrants geweest, maar al in de
dertiger |aren bleek haar, dat het vrijzinnig christen
dom en de liturgische uitingen daarvan voor haar niet
voldoende waren.
De heer Hupkens heeft een ongeveer gelijkluidende
rtiotivering. En hij kan er een ervaring aan toevoegen
uit Zuid-Amerika, waar hij na een R.K.-mis regelrecht
naar een Russisch-orlhodoxe kerkdienst in Sao Paulo
ging, Ook voor hem is er een duidelijke relatie tussen
de latijnse kerk en de oosterse orthodoxie. Nog een
ander motief: ,Ze praten tegenwoordig zo dikwi|ls
over happenings bij moderne kerkdiensten. Voor mij is
een latijnse mis een happening. Je raakt erbij geënga
geerd' (ir Hupkens). Mejuffrouw Jansen wijst op de
MEJ. JANSEN
Beattles, die voor hun mystieke ervaringen naar India
moesten
Komen de rooms-katholieken, die liever latijnse kerk
diensten bijwonen in Zeeland in de verdrukking?
Dat is naar de mening van beide bestuursleden niet
het geval. De situatie in Goes bijvoorbeeld noemen
ze gunstig. Er is iedere zondag een latijnse mis, zij het
dat de antwoorden van de gemeente in het Neder
lands zijn, evenals de gebeden. Mej. Jansen ziet ook
die graag in het latijn, maar ze heeft er vrede mee.
Ook Zierikzee heeft iedere zondag een latijnse mis. In
Vlissingen en Middelburg is het om de twee weken en
evenals in de andere plaatsen is het bezoek vrijwel
evengroot als aan de kerkdiensten in de volkstaal. In
Vlissingen is een koor weer begonnen met zingen,
juist met het oog op de latijnse diensten. In Goes heeft
men de steun van de Zeeuwse koorschool van Evert
Heijblok, die zelf adviseur is van de vereniging. Maar
ze kunnen ook het voorbeeld geven van een koor
elders in Zeeland, dat ontslagen werd. Het was een
heel goed koor, dat ook door de radio zong, vertellen
ze. Een dergelijk geval noemen ze ook uit Amsterdam.
Daar waren twee studentenkoren, één dat Nederlands
zong en één dat zich met het latijn bezig hield. Maar
de studentenmoderator wilde niet meer, dat het latijnse
studentenkoor meedeed. Regelrechte discriminatie en
autoritair optreden, aldus beide verenigingsleden. Ze
geven het als voorbeeld van het feit, dat men bepaald
niet overal welwillend staat tegenover diegenen, die
het latijn gehandhaafd willen zien in de r.k. kerk.
Me| Jansen en de heer Hupkens zijn niet tégen de
kerkdiensten in het Nederlands. Mejuffrouw Jansen
meent, dacht het goed is voor de afwisseling als er
diensten in de volkstaal zijn, maar het Nederlands is
naar haar mening bepaald niet zo geschikt voor het
gregoriaans. Er zijn ook melodieën nu in gebruik, die
geïnspireerd zijn op het gregoriaans, maar het klinkt
aar allemaal nog wat te hard en niet in stijl. De heer
IR HURKENS
Hupkens voegt eraan toe, dat de Franse taal zich veel
meer leent voor vertalingen.
Begrijpen de kerkgangers het latijn wel?
,Het is op school geleerd, de meeste oudere mensen
begrepen het altijd wel, als ze goed meededen, men
moet er ook wat voor willen doen. Op scholen heeft
men altijd de teksten onderwezen. Maar juist in deze
tijd verdwijnt dat onderwas van de katholieke scholen.
En dat is niet juist', aldus mej. Jansen. Ze vindt het een
verarming en ze vraagt zich a'f of men dit wel mag
doen. De constitutie over de latijnse liturgie wijst erop,
dat de gregoriaanse muziek moet worden onderwezen.
De latijnse antwoorden en de gezangen worden op
praktisch alle scholen niet meer geleerd. Beide be
stuursleden noemen het een gemis, vooral ook, omdat
men daarmee de jongeren de kans ontneemt zich te
verdiepen in de latijnse liturgie. En wie zegt, dat juist
niet die jongeren over een aantal |aren dat latijn weer
graag willen horen en eraan willen meedoen.
De heer Hupkens is een voorstander van pluriformiteit,
van veelvormigheid. Wie de volkstaal wil, moet die
kunnen horen en kunnen meedoen; wie latijn wil, moet
daartoe ook in staat worden gesteld. Mej. Jansen kan
hem alleen maar bijvallen. Merkwaardig is volgens
hen, dat juist door de Vereniging voor lati|nse liturgie
op verschillende plaatsen de liturgische beleving in
het latijn weer meer op de voorgrond is geraakt, na
dat deze geheel was afgeschaft en was vervangen
door de volkstaal.
Zijn mej. Jansen en de heer Hupkens niet bang, dat de
toenadering van de kerken zal worden gefrustreerd,
juist door hel streven voor het latijn en het gregori
aans?
Beiden hebben opmerkingen gekregen van niet-rooms-
katholieken dat men het jammer vond, dat het lati|n
en hef gregoriaans verdwenen. Ze geloven daarom
niet, dat juist door het latijn de toenadering zal ver
minderen of het bezoeken van eikaars kerkdiensten.
In het begin van dit jaar ontvingen we een schrijven van een van de lezers van deze
rubriek. Hij reageerde op wat we geschreven hadden over het gezag in de kerk en hoe
dit het best kan functioneren. In de protestantse kerken kent men 'het besturen van
onderop' (we gebruiken hier zijn eigen woorden). De briefschrijver heeft enige kerkeraad»-
ervarlng gehad en daarbij is het hem wel eens moeilijk geweest een beslissing te nemen.
,lk vraag mij toch af of de kerkeraad soms met
over zaken moet beslissen of adviseren, zonder
dat ze daartoe bekwaam is.' En dan neemt hij als
voorbeeld de invdering van de nieuwe psalmbun
del. ,Om te beoordelen of deze nieuwe psalmen
taalkundig beter waren, ontbrak ten enenmale de
kennis om hierover een oordeel uit spreken.'
Tot zover onze briefschrijver, die verder ook nog
andere dingen op z*n hart had. We kunnen ons
zijn verlegenheid levendig indenken. Ga nu maar
eens zeggen of een nieuwe psalmberijming beter
is of slechter of evengoed dan zijn voorganger.
Met hem zullen vele kerkeraadsleden in dezelfde
verlegenheid hebben gezeten.
Het bovenstaande ging toen nog over de proeve
van een nieuwe Berijming' van de 150 psalmen
die door de Interkerkelijke Stichting voor de
Psalmberijming was aangeboden ,om de zingende
gemeente gelegenheid te geven tot kennismaking,
beproeving en opbouwende kritiek.' De hervormde
kerkeraden in onze provincie hebben zich nog
al vrij intens met deze proeve van nieuwe psalm
berijming bezig gehouden en we vermoeden dat
dit met de kerkeraden van andere kerken die
zich voor een nieuwe berijming der psalmen in
teresseerden, ook wel het geval zal zijn geweest.
In ieder geval is er een enorme hoeveelheid aan-
en opmerkingen bij de betreffende commissie
binnengekomen. Ook zijn er gemeenteleden ge
weest die zelf aan het berijmen zijn geslagen.
Naar aanleiding daarvan zijn de 150 psalmen
door de commissie noa eens weer helemaal door
genomen en hef resultaat is dan dat de vorige
week, zoals we hebben kunnen lezen, deze herzie
ne berijming door dr P. G. Kunst, de voorzifter
van de Interkerkelijke Stichting voor de nieuwe
Psalmberijming, officieel is overhandigd aan de
praesides van de generale synodes van de her
vormde en de gereformeerde kerken. Dit is dan
het resultaat van zo'n kleine twintig jaar arbeid.
In de toekomst zal de 8e mei 1968 een historische
datum zijn voor kerkelijk Nederland en om hier
op enige nadruk te leggen werd tijdens die bij
eenkomst bekend gemaakt dat aan alle leden van
ons koninklijk huis deze nieuwe bundel uitge
voerd in goudbedrukt leeP, zal worden aange
boden, zoals dat geschied is toen in 1773 de toen
nieuwe psalmberijming, welke de psalmen van
Petrus Dafhenus zou vervangen, gereed was ge
komen. Een psalmboek (evenals een gezangboek)
is een belangrijk bezit voor de kerk. We vinden
daarin een stuk godsdienstig beleven van, zeg
maar, dertig eeuwen. De liederen zijn in Israël ge
groeid en daar is de bundel ontstaan. De kerk
heeft ze van Israël overgenomen. In een kerk die
leeft zullen in iedere tijd weer nieuwe liederen en
lofzangen ontstaan. Naast de psalmen hebben de
eerste gemeenten gekend de lofzangen en gees
telijke liederen. In Efezen 5:19 bijvoorbeeld is
daarover gesproken. Maar hoeveel nieuwe lof
zangen er ook mochten ontstaan, de kerk heeft
steeds aan dit psalmboek vastgehouden, opdat
deze oude liedren in de kerk zouden worden ge
zongen. Wie in een rooms-katholiek missaal bla
dert, vindt daar telkens weer psalmen terug.
Toen de reformatoren naar liederen zochten die
tijdens de eredienst door heel de gemeente kon
den worden gezongen, zijn zij weer bij deze
oud-testamentische psalmen terecht gekomen. Ons
psalmboek hebben wij te danken aan Genève,
waar de cantor Louis Bourgois (en na zijn ver
trek Maistre Pierre) ,het Calvinistische psalmko
raal tot een der hoogste openbaringen van het
kerklied maakte.' Zoals de kerk zich aan de psal
men van het Oude Testament gebonden wist, zo
zullen de reformatische kerken in ons land zich
gebonden blijven weten aan de melodieën die
ons door de Zwitserse Reformatie zijn overqe-
leverd. Het stond daarom te voren vast dat, welke
berijming er ook kwam, de melodieën dezelfde
moesten blijven. Het is een van de grote moei
lijkheden voor de dichters geweest die aan deze
nieuwe berijming hebben gewerkt, dat zij aan
dit gegeven rythme gebonden waren. Het is niet
■velke
altijd is hun waarde moeilijk te schatten voor het
godsdienstig beleven.
Bijna twee eeuwen zijn de psalmen uit de bundel
van 1773 nu in ons land gezongen. Er is menige
psalm die geliefd is en die door mond en hart te-
samen kunnen worden gezongen. Toch was deze
bundel toe aan een herziening. Ze droeg te sterk
het stempel van de tijd waarin ze is ontstaan. De
wijze van zeggen is nu eenmaal niet meer de
onze. Iedere tijd vraagt een eigen wijze van ver-
kondiging, hoewel het Evangelie hetzelfde blijft,
en zo vraagt ook iedere tijd een eigen vormgeving
voor het lied dat in de eredienst van de kerk wordt
gezongen. Het is prof. dr. K. Schilder geweest
die ons persoonlijk er van heeft overtuigd hoe
zeer wij aan een nieuwe berijming van de psalmen
toe waren. Op scherpe en scherpzinnige wijze
heeft hij de eerste twintig psalmen van de berij
ming van 1773 ontleed. Deze berijming heeft aon
de toenmalige commissie ook reeds heel wat moei
te gegeven. De Staten Generaal had haar ge
bonden aan een drietal berijmingen waaruit een
keuze moest worden gemaakt. De commissie heeft
heel waf ,rijmzuiveringen' moeten aanbrengen en
zi| heeft ,taal en beelden gekuist'. Heel wat ,op-
tooyingen' moesten worden verwijderd en wet
,lem en laP voorkwam, moest worden ,vermaakP.
We willen niet zeggen dat die berijming van
1773 slecht was. In dat geval zou ze het geen twee
eeuwen hebben uitgehouden, maar wie de moeite
neemt bijvoorbeeld een tiental psalmen uit deze
berijming aandachtig te lezen, zal op heel waf
regels stuiten waarin wij ons nu niet meer thuis
kunnen gevoelen. Zal hierin ook niet een van de
redenen liggen dat er zovele psalmen niet of wei
nig meer worden gezongen? We zijn er van
overtuigd dat in deze nieuwe gestalte menig on
bekende psalm tof nieuw leven zal kunnen ko
men. Maar dit vraagt dan ven de voorgangers in
de eredienst een intense bestudering.
De psalmberijming van 1968 is in ieder geval op
een gans andere wijze ontstaan dan die van
1773. Ze is veel meer vanuit de kerk gegroeid. Er
is een interkerkelijke samenwerking hiervoor tof
stand gekomen. Men heeft het gezocht in ,team-
STEMMEN UIT
DE KERKEN
te zeggen welke betekenis de gezongen psalm
i da ki
;erk, in de gemeente zijn geweest en nog
work' van een aantal bekende dichters, die wer
den bijgestaan door speciale deskundigen, theo
logen, taalgeleerden, musici en letterkundigen,
wel blijven cat de dichters die hieraan hebben
meegewerkt, met elkaar dit hebben gepresteerd.
Het is moeilijk in te denken wat dit moeten-sa-
menwerken voor hen als dichter heeft betekend.
Toch is het gegaan. De kerken van Nederland
mogen blij zijn da» er zulk een stel dichters be
reid gevonden is om gezamenlijk aan deze nieu
we berijmign te werken.
We komen terug op het vroegere kerkeraadslid
dat zich bezwaard voelde toen hij een oordeel
moest vellen over de proeve van een nieuwe be
rijming en zich daartoe niet in staat achtte. We
menen dat er in zijn gemeente tijdens de eredienst
uit deze proeve word» gezongen en daaruit kan
hij, gedeeltelijk althans, constateren of deze be
rijming goed is of niet. Tenslotte zal het levende
gebruik ook deze psalmbundel moeten rechtvaar
digen. We weten dat er een heel getal psalmen
zijn uit de berijming van 1773 die voor de zin
gende gemeente van diepe betekenis zijn. D:a
woorden zeggen iets en wanneer ze deze niet
terugvinden in de nieuwe berijming, kan er een
gevoel van teleurstelling over hen komen. Het kan
óók zijn dat zulke overbekende psalmen ge
dachteloos zijn aanvaard en dat men door dezelf
de gedachten, die in nieuwe berijming op iets
ander wijze zijn geformuleerd, getroffen wordt en
gaat nadenken. Zo is het ons tenminste gegaan
bij verschillende psalmen. Verheugend is verder
dat er ook van rooms-katholieke zijde een leven
de belangstelling is voor deze berijming. We
hebben ze vanuit deze kerk gehoord. Ze zongen
als lijsters. Menige protestantse gemeente kan
hier nog wel iets leren wanneer het gaat om de
wijze van zingen. Wanneer kerkeraadsleden staan
voor de vraag wat zij in hun gemeente met deze
nieuwe berijming moeten doen, laten zij zich dan
eens terugtrekken van radio en televisie en de
lijd nemen om van een tiental psalmen rustig te
lezen de bijbelse woorden en daarnaast de be
ramingen van 1773 en 1968. We zijn er van over-
Het heel bijzondere van deze nieuwe berijming zal
tuigd dat die tijd zeer nuttig besteed is en dat zij
mogelijk tof een eigen oordeel kunnen komen.
H.
Men vraagt mjj een overwe
ging te achryven. Maar waar
over? Met die vraag loop ik
al weken rond. Morgen echter
moet de redaktie de kopie
hebben. Dus nu of nooit.
Ik zal de bijbel openslaan. En
waar het eerst mijn oog op
valt, daar zal ik over schrij
venMattheus 13,31.
Het Koninkrijk Gods gelijkt
op een mosterdzaadje
Een mosterdzaadje is erg
klein. Eén zaadje in je hand.
je blaast even en het is weg.
Het is het allerkleinste zaad
je. Maar als het optimale kan
sen krijgt, dan wordt het een
boom, een boom van een
boom, u-aarin de vogels ko
men zitten en er een huis
bouwen. Jezus Christus is op
aarde geweest en Hij heeft het
koninkrijk Gods onder on
gevestigd. Als dat zo ts. dan
zouden we nu in het Konink
rijk moeten leven.
Kan die wereld van nu het
Koninkrijk Gods genoemd
ivorden?
Kan dat wel met de tegenstel
lingen rond de Sorbonne in
Parijs?
TEP
TER OVERDENKING
Kan dat wel als IJS deel van
de wereld 7/8 deel van de
koek opeet? Als dat het Ko
ninkrijk Gods is. dan weet ik
het wel.
Maar we moeten het verslaan
als een paradox: het is er wel
én het is er niet. Hel zaadje is
erDe kiem is aanwezig. Het
piepkleine zaadje heeft in zich
de mogelijkheid om een boom
te worden. Maar die boom is
er nop niet. Het zaadje (lees:
koninkrijk Gods) krijgt ook
niet de beste kansen en daar
om moeten de vogels (lees:
wü) nog blijven rondfladde
ren, wachtend en werkend tot
de boom er staat. Want dan
pas zullen we ons kunnen nes
telen.
Enzolang het nog niet
zover is, vertrouwen we weer
maar op de dag van morgen.
Als het krachtige zaadje er
maar is en dat is er als
de eerste steen maar is gelegd
en de hoeksteen (s gelegd
dan móet het er ooit tran
komen, is het vandaag niet,
dan maar morgen.
Laten we er verder maar geen
boom over opzetten. Ik geloof.
GOES V. G. Schoenmakers