EEN TEVREDEN
ROOIE RAKKER
Zaterdagnummer
Als zich in het begin van de twintiger jaren in
Wemeldinge de grote politieke omwenteling
voltrekt (de antirevolutionairen hadden altijd
vier zetels in de raad, de liberalen drie, nu
hebben de liberalen er vier en de antirevolu
tionairen drie) feest Flip Ha verhoek uitbundig
mee. Het roer is om, van nu af zal het beter
gaan.
Philippus Haverhoek is landarbeider. Als zijn
vader sterft, is hij het huis al uit. Zijn moeder
blijft achter met een zieke dochter. Eigenlijk
moet ze naar het armenhuis. Maar ze wil niet.
Ze is voor het behoud van de zelfstandigheid.
Het lage huisje in het traag voortdommelende
Wemeldinge is haar lief geworden. Gelukkig is
er het burgerlijk armbestuur: samen krijgen zij
een rijksdaalder in de week.
Buiten het huisje woedt het feest van de libera
len, het feest van verwachting. ,Weet je', her
innert Haverhoek zich, ,die liberalen waren
heel anders dan de WD nu, ze waren zeer ruim
van opvatting. Hoewel ze de arbeider geen
cent meer betaalden dan de AR-boeren.'
Dat zet een lelijke domper op het feest. Flip haast
zich kennis te nemen van het socialisme en zijn
denkbeelden. ,Ik had al vroeg in de gaten, dat het
zó niet .kon. Als je weet onder wat voor omstan
digheden m'n ouders en m'n grootouders geleefd
hebben, rijzen de haren je ten berge.' In 1930
meldt Haverbock zich als lid van de SDAP. Hij
woont dan al zes jaar in Goes, waar hij de admi
nistratie voert van een garage. Haverhoeks op
leiding (zes jaar lagere school) is wat achterge
bleven bij zijn intelligentie. ,Dat was er nu een
maal vroeger niet bij of je moest het zoontje van
de dominee of de gemeentesecretaris wezen.'
Zelfstudie dus. Haverhoek heeft het er druk mee.
Maar het belet hem niet, wat hij veertig jaar la
ter nog zal noemen ,te vechten voor de belan
gen van de arbeider'. Hij is een actief vakbewe
ger, penningmeester van de plaatselijke NW-
besturenbond. Later zal hij bovendien de admini
stratie voeren van de woningbouwvereniging ,Ons
Streven' en als de vereniging moet omzien naar
een gehonoreerde kracht komt er in de garage
een positie vacant: ln het voorjaar van 1949
wordt Haverhoeks hobby zijn werk als hij als ad
ministrateur-Incasseerder in dienst treedt van
,Ons Streven'. Haverhoek is geen broodrooie. Hij
is strijdbaar, agressief soms. als gemeenteraads
lid vergelijkt men hem met ,een duveltje uit een
doosje', maar h(j is daarbij integer en beminne
lijk, een populair en gezien man in Goes. In 1945
is hjj lid geworden van de (nood)gemeenteraad,
voor de SDAP. Hij blijft lid, later voor de PvdA.
nog 23 jaar.
Vorige maand heeft Haverhoek (64) afscheid
genomen als raadslid. Tevreden, zoals hij zegt,
,maar niet voldaan'. Als hij zijn leven overziet
zijn er duidelijk twee perioden. De tijd voor de
tweede wereldoorlog, waarin de vakbond zijn hart
had, de periode na 1945, gewijd aan partij en po
litiek. Hetzelfde doel, een andere vorm. Haver
hoek ls nog altijd van mening, dat de vakbond
in de oorlog haar activiteiten had moeten staken.
.Toen de vakbond in NSB-handen kwam, was
voor mij de aardigheid er af. Ze hadden toen de
zaak plat moeten gooien. Hebben ze wel met de
SDAP gedaan. Koos Vorrink heeft toen gezegd
dat kan niet en dat mag niet. Later zei ik: die
SDAP'ers zijn toch wel heel wat principiëler
geweest dan de vakorganisatie en daar moest
ik nou net niks van weten. Direct na de oorlog
had jk nogal moed op een zuivering bij het NVV,
maar dat is helemaal misgelopen. Het hoofdbe
stuur van de ANAB was zo rot als een mispel.
Later hebben ze 't ouwe stelletje opnieuw inge
huurd. Toen was voor mij de lol er af. Het deed
voor mij de deur dicht. Vanaf dat moment voel
de lk me meer tot de politiek aangetrokken dan
tot de vakbeweging'.
Het zat Haverhoek hoog. Nog altijd bewaart hij
lflsten met namen van .sociale voormannen' in
Goes en omgeving, leden van Het Nederlands
Arbeidsfront'. ,Ze wilden me in die garage ook
sociaal voorman maken. Maar daar moest ik niets
van hebben, ik heb vierkant gezegd: ik verdom
het.' Haverhoek is teleurgesteld, maar zijn reac
tie heeft karakter: als de vakbeweging voor hem
heeft afgedaan trekt hij zich niet terug maar
zoekt een plaats in de politiek. Hij groeit mee:
,Er is een heel verschil in het raadslidmaatschap
van 1945 en dat van 1968. Streekplan, herinde
ling, mechanisatie, industrialisatie, als ik er niet
in meegegroeid was, had ik het niet bij kunnen
houden, dan moet je meer letters gevreten heb
ben'.
Haverhoek herinnert zich duidelijk de sfeer van
1945. ,Het leek of er niet meer voor de arbeider
gevochten moest worden, alles kon toen. Plaatse
lijk ls er trouwens niet zoveel te verbeteren
geweest in de raden, alles werd van bovenaf ge
regeld'.
Toch z(jn er allerlei zaken, die zijn strijdbaarheid
wakker houden. ,De normen van de bijstandwet
zijn plaatselijk te laag. In heel Zeeland is dat
trouwens zo. Men heeft dat door 't hele land aan
het plaatselijke bestuur overgelaten. Kijk het
maar na, negenenzestig gulden voor alleenstaan
den, dat is nu via éénenzeventig op drieënzeven
tig gulden gekomen. En laten we eerlijk wezen:
de AOW, 387.50, is een minimum. Als dan de
norm van de bijstandwet op negenenzestig gul
den ligt voel je wel dat je daar nooit van kunt
komen.'
Haverhoek heeft om gezondheidsredenen afscheid
moeten nemen van de raad. Maar hij weet, dat
er geen aanleiding is zich voldaan te voelen. .Te
vreden', herhaalt hij, .rnaar niet voldaan natuur
lijk. Allicht, ik ben blij dat ik iets voor die arme
bliksems heb kunnen doen. Men spreekt over een
welvaartsstaat. Is dit een welvaartsstaat? Wel
nee. Die is er niet. Ja, voor verschillende men
sen. De arbeiders zitten nog altijd in het hoekje
waar de slagen vallen. Er kan geen vogeltje
z'n staart oplichten of er zit een arbeider onder.
Kijk naar de textiel, Twente, Tilburg. Als er
iets misgaat, is de arbeider het eerst de dupe. De
verschillen in de inkomens zijn niet alleen tussen
de directeur en de arbeiders te hoog, ook tussen de
ambtenaren en de arbeiders. Omdat men de lo
nen en salarissen steeds maar heeft opgetrokken
met dezelfde percentages werden de verschillen
steeds groter. De mensen denken geloof ik dat ze
het met hun brommers en tweedehands autootjes,
twee dagen rijden en vijf dagen voor de deur,
bereikt hebben. Schijnwelvaart. Ze hebben de ar
beiders gelijmd. Ze heten nu medewerkers en so
cialisme is een vies woord.'
Tevreden, maar wat minder voldaan. De wereld
is groter dan Goes. Haverhoek, locaal politicus,
kan zich alleen verwonderen. Verwondering, voor
al verbijstering. Vernielingen, rellen, een chao
tisch omroepbestel in het binnenland. Vietnam,
honger onder het grootste deel van de wereldbe
volking. Als in rijn kleine Goese woning, uit het
bezit van ,Ons Streven', het scherm oplicht, komt
de verbijstering in golven binnen.
,Dan zeg je bfl je eigen: kan dat nou niet an
ders? Als ze in Vietnam vrede willen moeten ze
eerst onderhandelen over de onderhandelings
plaats. Dat is dan Vietnam. Maar zo is het met
alles. De flauwekul van petities aanbieden bij am-
oassades. Het haalt allemaal niets uit.'
Hij plaatst het, ii een simpel, rechtlijnig denken,
naast elkaar: de verminkte kinderen van Viet
nam, de weldoorvoede onderhandelaars, die twis
ten over de plaats van onderhandeling.
Haverhoek mist de eruditie er eens solide de
bijl in te zetten, vluchtige gedachten te ordenen
tot een fel requisitoir in de zaak twintig eeuwen
westerse beschaving. Bewapening, kapitalisme,
communisme, honger onderwerpen, die hij ver
ward behandelt, onlogisch geschikt, begrijpelijk
in hun samenhang. Een wereld zonder vrede is
voor hem een wereld waarmee hij ln onvrede leeft.
Voor het uttbreiken van de tweede wereldoorlog
denkt hij al aan een wereld zonder wapens. Mum
melende grootvaders, die hun kleinkinderen door
musea voeren: kijk, wapens, vroeger, in heel bar
baarse tijden, doodde men daarmee, schiettuig, op
het ontwerpen .en vervaardigen staan nu hoge
straffen, maar zelfs dat is niet meer nodig, nie
mand die daar nog aan denkt. We hebben ge
lukkig al onze tijd en aandacht nodig gehad om
de voedselproblemen op te lossen, de wereld
bewoonbaar te maken voor mensen in de gekste
kleur en uitvoering.
Flip Haverhoek, de landarbeider uit Wemeldinge,
heeft het wereldbeeld niet kunnen veranderen. Hij
werd slechts lid van de raad van Goes.
,'t Is een mooi werk geweest', meent hij, ,ik heb
er plezierige en dankbare herinneringen aan
Lang na de tijd van de Duitse inval in 1940, lang
na de tijd van de gebroken geweertjes op socia
listische revers, zegt hij: ,Het Nederlandse leger
had er toen beter niet kunnen wezen. Stel je voor
dat we in 1940 eens goed bewapend waren ge
weest.
Wat was er dan gebeurd Amsterdam ook plat,
alles plat, alles dood. Maar later zeg je dan weer
nationale ontwapening schiet je geen bliksem mee
op. Internationale ontwapening, dat is het. Maar
dat schijnt economisch niet mogelijk te zijn. Het
wapen-kapitaal. En dan zeg je weer: kapitalisme
of communisme, ik weet met wat er groter ge
vaar ls. Je weet net niet. Het geeft je alleen een
enorm gevoel van machteloosheid. Op alle terrei
nen kom je dat tegen. In het binnenland: het
omroepbestel. Daar hebben ze nr een kabinet voor
laten vallen. En dan moet je eens in de gids kij
ken. Een half uur voor dit omroepje, een uurtje
voor een ander gezelschap. Krankzinnig gewoon,
't is een chaos geworden. Een grote troep. Teveel
omroepen, teveel partijen. Als je alles zo overziet,
in binnen- en buitenland, roept alles om een her
structurering van de maatschappij. Als dat niet
gebeurt, komt er geen bliksem van terecht, zak
ken we hoe langer hoe dieper. En dan ben ik
onmiddellijk bereid om te zeggen: ach, het so
cialisme is ook niet zonder fouten. Maar als je
achter de kachel blijft zitten, heb je geen kans
fouten te maken. De levensstandaard is vooruit
gegaan, akkoord. Maar bij allerlei andere pun
ten zeg je: allemachtig man, wat hebben ze er
een rotzooi van gemaakt.'