DIJKGRAAF WILLEM STAAL p2£Zaterdagnummer Als Willem Staal terugkeert op de hoeve Cam- bron, diep weggedoken in het oude land rond Stoppeldijk, is hij drieëntwintig. De militaire dienst zit er op en hij heeft, als vooruitstreven de jonge boer de handelsschool bezocht. Hij mag nog niet stemmen, maar dat is geen belet sel om zelf gekozen te worden. Stoppeldijk heeft een wethouder nodig. En heeft de oude Staal niet jarenlang als wethouder gewaakt over de belangen van het dorp? Stoppeldijk heeft nog meer nodig: een waarnemend-bur gemeester. Willem P. J. Staal, 23, zelf nog niet het is 1926 kiesgerechtigd, zal hei dorp verder stuwen in de weg omhoog. Om hoog? Het leven in oostelijk-Zeeuwsch-Vlaan- deren is nog vol landelijke bekoring. Dagloners laten hun zweet in de dienst voor hun boer, knotwilgen stofferen het landschap tot 'n decor voor een streekroman. Wie maalt er om een uitbreidingsplan, een bestemmingsplan, een streekplan? Het varken van de dagloner vormt een immens probleem van luchtverontreiniging de overheid laat het waarachtig oogluikend toe. Leven en sfeer ademen nog de traagheid van trekschuit en diligence, sereen voor de passant, hard voor de mensen, die berusten in het grond bezit van "de ander. Zo is iedereen op weg: dc- boer. met een ontluikend besef van economisch en efficiënt bedrijfsbeheer, de arbeider naar de medaille in brons voor vijftig jaar trouwe dienst Zo is ook iedereen tevreden en de boeren en de arbeiders, de twee partijen in Stoppeldijk, spre ken in de raad hun respect uit voor de weder zijdse belangen. Willem P. j. staal hoort bij de boeren. De Staals beheren hun uitgéstrekte bezit met zorg. Sinds 1700 woont een Staal op .Cambron'. En de streek heeft er vrede mee. dat een Staal dijk graaf is van de Cambronpolder. Zo volgt Willem Staal ook als dijkgraaf zijn vader op, zoals zijn vader eenmaal de plaats van zijn grootvader innam. Dat geeft weinig complicaties, het be heer blijft in vertrouwde handen en de nieuwe Staal hoeft geen bezem te hanteren om het be leid van zijn voorganger te ontstoffen. Alles blijft bij het oude. De dijkgraaf ia voor alles boer, voldoende groot, solide en respectabel voor de eretitel. Maar bij Willem Staal sluipen de veranderingen binnen. De nieuwe tijd komt over het oude land, met voorzieningen, maatregelen, met con centraties. De gemeente Stoppeldijk is al in de dertiger jaren opgegaan in Vogelwaarde en moet met Boschkapelle, Hengstdijk en Ossenisse naar een eenheid groeien. Willem Staal past in zijn tijd: hij begrijpt de noodzaak en erkent die, zoals hij de voordelen van een grote boerderij kent. En als, vele jaren later, de polderconcentratie aan de orde komt, geeft hij blijk van dezelfde mentaliteit. Hij is intussen ook voorzitter geworden van het uitwateringswaterschap Stoppeldijk als een dijkgraaf gekozen moet worden voor het Hulster Ambacht, dat per 1 januari 1965 als de som van vele kleine polders moet gaan functioneren Staal is de zestig al gepasseerd als hij zijn verkiezing accepteert. Hij begrijpt terdege, dat dijkgraaf van het" Hulster Ambacht meer is dan een eretitel. Het is een dagtaak, een beroep. De opbouw van het nieuwe waterschap, waarin ai die kleine poldertjes met hun eigen beheersvor men en administratie zijn versmolten, zal geen sinecure zijn. Men weet het wel: Willem Staal hoeft het niet te doen. Hij weet zich op de boerderij, met de exploitatie van een tweede be drijf uitgegroeid tot negentig hectare, opge volgd door zijn zoon, al lang geleden heeft hij in het dorp een mooi huis laten bouwen, hij reist graag en heeft nog allerlei andere functies, in de grondkamer, in de suikerunie, om er enke le te noemen. Hij Iciest niet voor de betrekkelijke rust, hij kiest voor het Hulster Ambacht. ,De streek wilde het, je kunt geen nee zeggen, je bent er in gegroeid, je behoort eigenlijk tot de dingen die uit de streek zijn voortgekomen. Maar er Is meer. Je moet er liefhebberij voor hebben, als je er niet in leeft, zit je fout. En rust moet je tweeledig zien. Er is een categorie mensen voor wie volledige rust geen werkelijke rust is. Die mensen nemen, zolang ze gezond zijn, geen afscheid van hun werk'. Ambitie en Ijver, ze hebben Willem Staal ge tekend. Maar, in de jaren vergrijsd, maakt hij een veel milder indruk dan zoals men hem vroeger wel eens afschilderde: wat stug en on verzettelijk, maar daarbij een man met durf en doorzettingsvermogen, die altijd vaak pas tien tallen jaren later, het gelijk vond voor zijn vooruitstrevende ideeën. In 1932 komt de eerste bouwpolder in Nederland in verkaveling, de Pau- luspolder. Willem Staal heeft het aangevraagd. Later is hij er de stimulator van, het hele wa terschap op de schop te krijgen. Tegenkanting, uiteraard. Als de bouw van een gemaal aan de orde komt, wil Staal een veel te groot gemaal, althans dat zeggen zijn tegenstanders. Later de len ze zijn mening: .Als je een gemaal bouwt groot genoeg voor dat moment, kun je er van overtuigd zijn, dat de capaciteit na een reeks vaD jaren weer te klein is'. Zo gaat het ook bij de boerenleenbanken. Het Is 1958 als hij op een bijeenkomst in Hulst het voorstel doet de tien banken In de ring tot ééD sterke onderneming te concentreren. Men denkt er niet aan. In dit geval hoeft hij niet lang te wachten op zijn gelijk. Tegenkanting? .Ach, het mag wel eens een keer waaien, dat is helemaal niet zo erg'. Maar het is ook wel eens prettig een project in eigen beheer tot stand te brengen. Als hij in 1930 zijn huis in Stoppeldijk laat optrekken en het dorp nog niet op het waterleidingnet is aan gesloten bouwt hij in de kelder een eigen pomp station. Staal kan het niet laten: ,Dat was heel anders dan de huidige waterleidingproblemen'. Staal heeft bij alle progressiviteit ook zo zijn bedenkingen over de laatste ontwikkelingen in Zeeuwsch-Vlaanderen. De industrie dringt op, drijft de landbouw terug, sluit een ring van rook en smook rond het oude landschap van akkers, dijken en wilgen. Hij weet daarbij, dat die ontwikkeling niet is tegen te houden, dat ze economisch noodzakelijk is en het zou, ook al is hij dan agrariër, niet in zijn mentaliteit pas sen haar af te wijzen. Vorige week zag hij het ontwerp-streekplan: .De landbouwers zijn niet zo blij. Maar het is nu eenmaal de evolutie van de tijd, je moet er een open oog yoor hebben. Ik vind het erg als er iets verkeerds gebeurt, maar als het verantwoord is...Voor een streek, die geïndustrialiseerd wordt is dat een pijnlijk Iets, als de mensen niet Industrie-minded zijn. Voor Iemand, die zijn hele leven op een boerde rij heeft gezeten valt dat niet mee. De Flevo- polder ja, een nieuw leven beginnen. Misschien als je jong bent. Maar dat is ook een opbouw van jaren.' Staal moet om zichzelf lachen als hij zich er op oetrapt, dat hij ongewild toch dat fraaie ,jaar 2000' in de mond genomen heeft. Een modeterm, voor hem geladen met luchtverontreiniging, ge wassen, leefruimte, recreatie. Het jaar 2000 Beleid op lange termijn. En waar komt de leef ruimte Staal kijkt, in eigen streek, om zich heen. De gemeenten: elke gemeente prutst iets en zo komt er veel Hulst, Axel en Terneuzen breiden uit. Komen er havens in de buurt van de Hellegatpolder? Het Baalhoekkanaal, je ziet er wat komen, maar wat ,Er is nog geen akkoora Maar gaat dat door dan zou ik zeggen, nijp de hele boel, havens en industrie in Saaftinö. bij elkaar. In die hoek voor Antwerpen gaat toch iels gebeuren, dat is niet tegen te houden'. Het jaar 2000. Het jaar 1968 is voor Staal gecompliceerd genoeg, als hij nog maar in het eigen bedrijf rondkijkt. Chemische onkruidbestrijding, kippenfabrieken, boteroverschotten, veredeling. Waar ligt de grens? De boteroverschotten bijvoorbeeld. Er zijn niet méér koeien. Waar zit het in? Betere me thoden, betere voeders. Maar het is net als in de sport, bij de record jacht, waar ligt de grens?' Gepaste verontrusting over het menselijk as pect: .Vroeger had je meer contact met de men sen. De tijd was veel mooier, eenvoudiger. Vroe ger ging een boer niet op vakantie. Toch had ie meer rust'. Dan is er de verwondering over de grote, massale verplaatsingen, toegespitst in twee, drie zomermaanden, de trek naar het zui den: .Veel mensen hebben het slechter in de vakantie dan buiten de vakantie'. Staal formuleert voorzichtig. Hij bedoelt vaak een kwestie van status, het is iedereen gegund, maar alsjeblieft de tering naar de nering. Want hij houdt zelf ook wel van enige verplaatsing. Staal Is een groot bewonderaar van Frankrijk, het Franse volk en de Franse keuken. Er is ruimte, er is grond. Hij kent Zeeuws-Vlaamse boeren, die daar een nieuw bestaan hebben opgebouwd. Een goed bestaan. Nee, hij is Zeeuwsch-Vlaan deren trouw gebleven. Meer wil hij er niet van zeggen. Hij geeft enige indicaties en daar mag men dan vrijelijk wat uit afleiden. Toch kent men hem als een man. die geen blad voor de mond neemt. Maar hij is 65 en wijs geworden. .Mis schien had ik vroeger wél eens een blad voor de mond moeten nemen. Dan had ik het heel wat gemakkelijker gehad'.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1968 | | pagina 13