EEN MEGAFOON
EN COGNAC 1.
OP DE PISTE J:
1WFiwyL*
1
Mme M 'JSsUr fr
.DE OVERLEVENDE', EEN PROZAWERK VAN DICHTER ED. HOORNIK
zaterdagnummer
Zaterdag 13 april 1968
9T--
S3 Cu
Ik heb dat jaren gedaan. Je moet rekenen, dat ik
nogal een goede stem had en dat was toen echt
Wel nodig, want je had in die tijd nog helemaal
geen microfoons en geluidsinstallaties. De enige
installatie, waarover ik beschikte was een mega
foon. En met die toeter moest ik de wedstrijd draai
ende houden aldus de heer Willem Lammens
aan de Oostkade te Sas van Gent. Hij heeft nog
wel even tijd voor hij naar een schieting in Asse
nede gaat. ,Dat is mijn laatste sport. Ik heb van
alles gedaan: wielrennen, zwemmen, ik heb de
gymnastiekclub THOR mee helpen heroprichten
en ik was bij de oprichters van de EHBO hier. Drie
of vier keer in de week ga ik nu nog naar een
schieting, meestal ergens over de grens', zegt de
oud-postbode, die in de twintiger jaren grote faam
verwierf als commentator bij wielerwedstrijden op
de pistes van Sas van Gent, Terneuzen, Oostburg,
Kapellebrug en in een handvol Belgische plaatsen.
De heer O. A. J. L. van Aerde nu bankdirecteur in Sas van
Gent was een van de mensen, die in het comité van de wie
lerbaan van Sas van Gent zaten: .Met nog een paar man had
den we hier een comiteetje opgericht om een wielerbaan aan
te leggen en te eploiteren. Veel moeite heeft dat niet gekost.
We konden tussen de twee bruggen grond huren van rijkswa
terstaat Ik geloof, dat we maar 25 gulden per jaar moesten
betalen. Het resultaat was, dat Sas van Gent een cementen
wielerbaan kreeg. Een trekpleister voor de gehele streek. De
heer Wulffaert kan er van meepraten: ,Dat was een heel goede
zaak voor de middenstand. Maar het heeft ook niet lang stand
gehouden. Er kwamen toen overal wielerbanen. Niet alleen in
Oostburg en Terneuzen, maar ook een in Zelzaete. Daar zaten
zelfs twee Sassenaren in: Louis Kalfsvel en Jos Uytterhoeven'
jaloers
De heer Van Aerde kan het bevestigen: ,We gingen van start
met beginnelingen, daarna reden we met onafhankeiyken en
tenslotte met beroeps. En dat liep geweldig. Duizenden men
sen kwamen er opaf. Maar ja, dan krijg je, dat er mensen
jaloers worden. Die gaan dan ook een baan beginnen eö die
breken de zaak af. Nu is dat niet de hoofdoorzaak geweest,
dat de piste in Sas van Gent moest verdwijnen. Ik geloof, dat
zoiets nooit langer kan bestaan dan een jaar of zes, zeven.
We hadden de grootste renners van die tijd hier meermalen
op de baan gehad. Op den duur hadden de mensen het wel be
keken. We konden op het laatst niets nieuws meer presente
ren, want alles wat naam had was al hier geweest'.
De heer Lammens heeft zelf ook nog gekoerst. Zo is hy er
eigenlijk bij gekomen. Zijn zwager Mon de Block uit Stekene
was een succesvol coureur en Willem ging van start met ma
teriaal van Mon. Mevrouw Lammens vindt dit nu niet bepaald
een onderwerp om verder op door te gaan: .Dat koersen van
jou is nooit iets geworden, daar kunnen we het beter maar
niet over hebben'. Op dat punt moet de heer Lammens wei
voor zijn vrouw capituleren. Ze is een ware deskundige op
wielergebled, voor wie het bijvoorbeeld vast staat, dat Eddy
Merckx veel en veel meer in zijn mars heeft dan bijvoorbeeld
een Jan Janssen.
praten
Het koersen van Willem Lammens was geen succes, zijn pra
ten des te meer. ,Het ls een kwestie van duidelijk spreken
Met zo'n toeter moet je natuurlijk wel kunnen omgaan om het
maximum er uit te halen. Als ik hier ln Sas bezig was kon
den ze me in Sluiskil horen!'.
Met z'n megafoon regeerde Willem Lammens de koers. Hij
kondigde de klassementspremies aan, hij moest de renners
waarschuwen als er bijvoorbeeld een sprint moest worden ver
reden en uiteraard moest hij het publiek steeds op de hoogte
houden vein de stand. Daar konden weieens moeilijkheden mee
ontstaan. Zoals die keer toen speaker Lammens door de me
gafoon riep, dat een Duits koppel een ronde achterstand had-
Een krakende ruzie met hun sponsor, een zekere Daemers uil
Gent, was er het gevolg van: .Dat moest je natuurlijk wel
zeker zijn van je zaak, want er was ook altijd nog een jury
die bij zulke akkefietjes de doorslag gar.
Grote namen op de piste van Sas van Gent. Om er een paai
te noemen: Jan Petynenburg (kanonbal), Frans Slaata, Piet
Moeskops, Piet Braspenninkx, Cor Wals, Piet en Jan van
Kempen, Omer DeBruyckere en Klaas van Neck. En dan na-
tuuriyk streekfavorleten zoals de gebroeders Picavet uit
Hulst, de Nederlandse kampioen Caesar Boogaert uit St-Jan-
steen, Guust Inghels en Frans van Hulle uit Sas van Gent en
uiteraard de zeer populaire Bram Ranschaert, ook uit Sas
van Gent. Bram Ranschaert had een uitgebreide supporters
club, die er voor zorgde, dat deze renner zich volledig aan de-
wielersport kon wijden. Hij heeft tal van koersen gewonnen en
ook nog met vrfl redelijk succes deelgenomen aan zesdaagsen.
Maar toch zijn de insiders het er over eens, dat de SassenareD
niet alleen voor Bram Ranschaert hadden moeten zorgen. Dan
had je daar bijvoorbeeld Guust Inghels. Die renner had geen
financiële ondersteuning van suporters en ook niet iemand als
Frans Martens, de vaste begeleider van Bram.
Zelf noemt de heer Inghels zich ,de eeuwige tweede'. Fred
Hamcllnck uit Wondelghem de .koning der kermiskoersen
was de grote rivaal, die meestal triomferend voor Guust
over de meet ging. Achteraf zeggen tal van Sassenaren: als
Guust wat meer mogelijkheden had gehad zich te trainen zou
het een hele grote geweest kunnen zijn!
olie
Guust Inghels heeft geen afscheid kunnen nemen van fietsen.
Van vrijwel alle grote mannen van die tijd heeft hij wel de
kuiten in z'n handen gehad. Hij heeft ze allemaal wel ln de
olie gezet. Dat was toen hij ln de kleedkamers onder de tribune
van de Sasse wielerbaan optrad als verzorger en mecanicien
van de renners, die de affiches met hun vetgedrukte nameD
opsierden. Hij heeft zelf ook nog wel op het cement van de
wielerbaan ln zijn woonplaats gereden. Zo kwam op een dag
kort voor een wedstrijd Willem Lammens by hem met de bood
schap, dat hij aan Omer DeBruyckere zou worden gekoppeld,
maar dat hij dan wel de prijs moest afstaan als ze zouden
winnen. Guust zei. dat Willem de groeten maar moest doen
aan meneer Vernaeve (de directeur van de baan) en zeggen dat
Guust dan maar llevei thuis bleef: .Ik ben toen gestart met
Raphael LeFêvre uit Meulbeke. We werden tweede achter
DeBruykereIk voelde nieks voor de praktijken zoals die
me door Vernaeve waren voorgesteld. Maar toch had ik mis
schien er beter op in kunnen gaan. Wellicht had ik samen
verder kunnen gaan met Omer, want die heeft toen erg veel
gewonnen en dan had ik op die manier naam gemaakt
Dicht opeen gepakt staal het publiek langs het cementen ovaal om de pistons toe te
juichen.
cognac
Na een tijdje zagen de mensen, die de Sasse wielerbaan be
zochten, Guust Inghels als verzorger op en langs de baan
Hij zorgde voor het materiaal, de ravitaillering en de massage
van de gastrenners. W"> hadden met Pinksteren eens een zes-
uurs-koers, op zondag drie uur en 's maandags weer drie uur.
Ik was toen verzorger van het koppel Bakker-Ansbach. Nou,
die hadden na de eerste dag al hun tubes kapot gereden. Ze
zagen er geen gat meer in. Ik ben toen een hele nacht bezig
geweest met het plakken van die dingen. Zulke dingen hoor
den er gewoon bij. Net als het bekertje cognac voor Jan Pejj-
nenburg. Die moest altyd cognac hebben om een beetje extra
energie te krijgen. Als hl] weer cognac nodig had stak hij
z'n hand op en dan maakte hij een gebaar met duim en wijs
vinger. Feitelijk was die cognac natuurlijk ook al doping. Maar
dat deden een heleboel renners in die tijd ook al. En heus niet
alleen cognac, maar ook druppels en pillen. Zelf heb ik ln een
koers eens een flesje stout gedronken. Nou, het was of ik
wegvlóóg. Op een been ging ik er vandoor. Maar ik had het
zeker te vroeg genomen. Want juist een paar ronden voor het
einde klapte ik in mekaar. Ik zat zo dood als wat op m'n
flets'.
De heer Lammens gaat nog even in op de samenstelling van
de programa's: ,We begonnen bijvoorbeeld met een afvalkoers
voor nieuwelingen over tien ronden. En dan volgde er een ach
tervolging. De hoofdmoot was meestal een koppelkoers over
tachtig of honderd kilometer met vijf klassementssprints. Zo
vijf ronden voor de sprint begon ik al aan te kondigen: nog
zoveel ronden voor sprint, sprinters en piste! En dan natuur-
ïyk steeds herhalen in het Duits en het Frans als er buitenlan
ders by waren. Zo'n sprint ging altijd over drie ronden. De
winnaar kreeg vier punten, nummer twee kreeg drie punten
en zo telde dat af. Maar ondertussen moest ik aan het publiek
ook nog uitleggen, hoe het nu allemaal in elkaar zat, want een
heleboel wisten dat vooral in het begin natuurlijk helemaal
niet'.
Inderdaad duizenden mensen. De heer Van Aarde bevestigt
het: ,Het record aantal bezoekers hebben we gehad toen Plet
van Kempen hier eens reed. Er waren toen 5500 man langs de
baan'.
Een van de vele huldigingen tn Sas van Gent. Tweede van rechte de heer Van Aerde, naast
l-em Willem Lammens. Links op de baan drrec-teur Vernaeve.
Vlak voor de start: rechts speaker Lammens bv zijn megafoon.
WIE ENIGSZINS vertrouwd is met het werk van
Hoornik, kent zijn hoofdthema: de dood; een thema
dat, vervlochten met atavistische en persoonlijke
schuldgevoelens, gefixeerd is geraakt in zijn gru
welijke kampervaringen uit de tweede wereldoor
log. Hoornik is een .overlevende' en hij zal dit zijn
verdere leven blijven. Voor sommige mensen is
overlevende zijn reden tot pure, heidense vreugde.
Voor anderen is het eerder een verzwaring van de
schuld, een doem. Zij dragen een brandmerk in
hun ziel dat schrijnt en trekt bij alle weersomstan
digheden. Zij zijn eigenlijk gestorven, weggedaan,
op de hoop gegooid. Zij hadden hun bestemming,
de gaskamer of regelrecht de verbrandingsoven,
bereikt. Hun namen waren geschrapt, in de officië
le lijsten en ook in de harten van hun dierbaren.
Doch door een toeval zijn zij, als het ware onder
de dood door, of er over heen, ontsnapt, en
dan wordt hef leven heel moeilijk. Het moge erg
theoretisch klinken, maar hoe komt het anders dat
zij haast van niets anders meer getuigen kunnen
dan van de verschrikking, dat angstdromen en vi
sioenen hen blijven kwellen, dat schuldgevoelens
hen de keel toesnoeren?
\I7aren zij toch lot een dergelijk lot voorbestemt
J» geweest? Mogelijk, waarschijnlijk zelfs. Lees
Hoorniks werk van vóór de kampervaringen het
grondthema is er al, de toon. hoewel nog niet zo
sonoor, is in wezen dezelfde. Wat hem overkwam in
het kamp was een vuurproef en een soort uiterste
vervulling.
Vervang in de volgende dialoog uit ,De Overlevende'
het woord .arena' door .concentratiekamp' en het
wordt duidelijk:
.Mogelijk ontdekt hy dan dat de arena, ondanks al
les, toch de plek is geweest waar hg zyn hoogste
vervulling heeft gevonden'
.Hoe bedoelt u?'
.Zoals ik het zeg. Hij heeft iets ervaren wat eigenlijk
niet te ervaren is: de dood'.
,En dat noemt u de hoogste vervulling? Is leven nie:
veel meer?'
,Maar het is juist die ervaring die aan zyn leven be
tekenis geeft!'
(pp. 68-69).
Arena inderdaad maakt Hoornik in zijn verhaal
een vergelijking tussen de .Overlevende', de door het
lot zogezegd begenadigde, en een gewonde stier die
genade krygt, een doodenkele maal, van de torero
Doch laten we by het begin beginnen.
Hoorniks verhaal speelt ergens aan de kust in Span
je. Een Amerikaans vliegtuig heeft een atoombom
in zee verloren. Men zoekt yverig naar het projectiel
teneinde het onschadelijk te maken, maar onder de
buitenlanders is prompt een paniek uitgebroken. Zij
hebben allen de hotels verlaten, op één Nederlander
na, Kuyll, een man die men als een soort dubbelgan
ger van Hoornik zelf kan beschouwen. Kuyll komt
door deze omstandigheden in een wonderlijke, wat
Kafka-achtige situatie te verkeren. Men doet in zyn
hotel namelijk of er niets aan de hand is, drukt da-
geiyks stapels menu's,'dekt de tafels, tast de buffet
ten vol, laat het personeel aam-ukken. Doch alleen
Kuyll komt eten en slapen en hij gaat zelfs naar het
strand dat door een ieder wordt geschuwd, om er te
zonnen en te mediteren. Kuyll is schrijver, hy noteert
ln briefvorm wat hem door het hoofd gaat. Hij richt
zich tot een zekere Laura, een meisje uit het vrou
wenkamp dat haar achtjarige broertje Mark by ziet
verborgen hield. Zo schrijft hy:
.Nu ik ga proberen die angst uit je weg te praten,
wil ik dat je me aankykt, zodat je zeker weet dat ik
je geen verhaaltje vertel. Luister: er kan ons niets
meer gebeuren. We hebben alles verdragen, het mo
gelijke, maar ook het onmogeiyke. Onze vaders en
moeders zyn vergast, we hebben geleefd van ons
eigen vlees, onze lichamen zgn skeletten geworden,
vol zweren en ongedierte; we hebben het opgenomen
tegen de angst en de wanhoop, tegen onze moorde
naars en zelfs tegen elkaar. We hebben nu een com
mando waar anderen ons om bengden ik weet wel
dat we het ieder ogenblik kwijt kunnen raken en ik
weet ook, hoe jij iedere dag met je laatste krachten
de bergen stinkende en verluisde lompen naar de
wasketels sleept, maar wat zou dat? Onze meesters
hebben ons de beste van alle trainingen gegeven, we
zijn gehard en praktisch gevoelloos. Op de meest ge
wiekste manleren weten we ons bestaan telkens weer
te verlengen, waarby we er zelfs niet voor terug
deinzen ,dood' te gaan om onder een ander, lager en
'us beter nummer weer op te duiken. Dag en nach'
LETTERKUNDIGE KRONIEK
DOOR HANS WARREN
roken de schoorstenen, het ene transport na het an
dere is erdoor verdwenen, in theorie bestaan ook wij
niet meer, maar is het dan een dode die ik daar naai
de wassery zie gaan en schrijf ik deze brief misschien
uit het hiernamaals? Nee natuurlijk. Begrijp je nu
iat ik je geen verhaaltje vertel als ik zeg dat wij, die
geleerd hebben te sterven, voorbestemd zijn om te
erleven i pp. 51 -521
Hieruit valt af te leiden hoe volkomen Kuyll in he
verleden leeft. Later zal men ervaren dat Laur<
:en meisje was dat hij in het vliegtuig heeft geobser
veerd. Doch Kuyls gezondheid is voorgoed aange
tast, zowel lichamelijk als geestelijk U aarheid en
waar lopen gemakkelijk door elkander heen. Het
hotel en de Spaanse omgevivng nemen dan de ge
daante aan van hel kamp en zijn omgeving, de
Spanjaarden om hem heen krggen verdachte trek
ken. Alles wordt tweeslachtig. En zo zal ook een
tweede gast, die zich niets van de ,bom' aantrekt en
haar gebruikeiyke vakantie in het hotel door komt
brengen, direct een dwanggestalte krijgen. Het is een
Duitse vrouw van Kuylls eigen leeftyd, en hy meent
in haar de rode .Aufseherin' uit het kamp te her
kennen, de vrouw die een zwak had gehad voor de
kleine Mark en daardoor oogluikend toeliet dat het
kind by zyn zuster tussen de vrouwen bleef, die
hem zelfs kleren en snoep toestopte, maar verder een
monster was.
Kuyll wordt bovendien seksueel sterk door deze Irm-
gard aangetrokken. Zij is zich uiteraard niet bewust
van wat hy ln haar ziet (zy is verpleegster in een
krankzinnigengesticht) en denkt hoogstens dat hij
haar wil charmeren, waarvoor ze niet eens ongevoe
lig is. Doch het is er Kuyll om te doen, haar eerst
volkomen in het nauw te brengen.
Met haar heeft hy o a de gesprekken over de arena
In het hotel hangt een serie oude gravures die scènes
uit het stierengevecht voorstellen. Er is er één bij.
die Kuyll tot in het merg ontroert. Hy overweegt,
de plaat te stelen, daar hij hem kost wat kost bezit
ten wil. De gravure beeldt een zeer zeldzame episode
uit, waarbij de overwinnende torero de stier, in plaats
van hem de laatste stoot toe te brengen, genade
schenkt door even na een vragende blik om toe
stemming naar de loge van de president met de
vingers de plek aan te raken waar het zwaard had
moeten toeslaan. Kuyll ls één met dat dier. Irmgard,
een tegenstandster van de gevechten, vraagt waarom
de stier gedood moet worden, wat hij gedaan heeft
Typerend is Kuylls antwoord:
.Hij heeft niets gedaan. Hij bestaat, dat is voldoende
Bestaan, of jet het je bewust bent of niet, is chul-
dig zijn'
Kuyll meent, dat wie sterft, zgri schuld geboet heeft
doch dat van de overlevenden de schuld slechts in
schijn afgenomen wordt: .We worden niet werkelijk
evrijd .onze schuld is dezelfde gebleven'.
in feite komt het er dus op neer. dat Kuyll mogelg^
1 liever dood had willen zyn, het blgft een tweestrgó
voor hem en een oplosing is er niet. In een soort ver
voering schildert hij Irmgard de strijd van de stier
in de arena (pp. 64 tot 66. grootse bladzijs proza).
Het verhaal van de stier die genade krijgt, wiens
wonden verzorgd worden. Opgelapt mag hij terug
naar de ranch. Ziehier zyn lot: ,Gras, water, scha
duw. Zijn zwaar geworden pens. Zijn nutteloze ho
rens. Dode plekken in zijn huid. Angstdromen. Zich
zelf bevlekkend tegen een hek of een boom. Een een
ling. Een overlevende'. En daarop volgen de reeds
geciteerde zinnen aan het begin van onze bespreking:
het dier had in de arena mogeiyk zijn hoogste ver
vulling gevonden.
Langzamerhand nadert het verhaal nu zijn ontkno
ping. Een klein Spaans zigeunerjongetje dat Kuyll
en Irmgard op het strand ontmoeten, lijkt een rein-
cranatie van Mark, en in een martelende angst
droom imet een zwak middenstuk: het jongetje in de
arena) beleeft Kuyll opnieuw allerlei scènes uit het
kamp. De bom wordt gevonden, de spanning wykt.
en tussen Irmgard en hem ontstaat een erge ruzie
wanneer zij merkt waar hij haar van verdenkt. Het
wordt bijgelegd en in fragmenten verhaalt hg nu de
afschuwelijke afloop van de geschiedenis van Laura
en Mark en de Aufseherin Irmgard. een aangrijpend
verhaal dat helaas bedorven wordt door een banale
slotregel(pag. 105). De vertelling eindigt wat luch
tigjes met een .Fiesta de la isomua Kuyll heeft zijn
aan de dood verknochte dubbelganger opgesloten
met zgn papieren chaos op de hotelkamer, en hij
gaat dansen met Irmgard. De wond is dicht, voor
goed. Zegt de schrijver, maar de lezer kan het niet
geloven .Wat overgebleven is is een leegte in zijn
borst. Verre van plezierig, maar ach, denkt Kuyll,
wie weet hoe „a-.-. i vullet: met nieu
we ervaringen Nu prol ui z#d vingers het ritme
van de muziek op het tafeltje mee te takken, het
valt niet mee. maar ze zulleD het wel leren'
Dat slot overtuigt dus niet. Wonderlijk is ook, dat
de aanvangsregel van hel verhaal zo aarzelend en
onduidelijk is. En dat terwryi de boodschap van het
geheel niet is mis te verstaan- er is geen baisen
voor deze wond
Heeft Hoornik een te zwaar accent willen vermijden?
De structuur van de vertelling is door de atoom-
bomgeschiedenis wat rommelig geworden. Het door-
eenvlechten van de diverse werkeiykheden en fanta
sieën in de Laura-Markverhalen is daarentegen bij
zonder boeiend
.De Overlevende' is een aangrijpend, eerlgk werk, en
het bevat vele prachtige bladzijs proza.
Ed. Hoornik: De Overlevende. J. M. Meulenhoff.
Amsterdam.