Oskar Panizza ,Het liefdesconcilie', dialogen en verhalen Zaterdag 2 maart 1968 Op de ,heule' sta je uit de wind en in de zon. Zaken van vandaag en van vroeger en toen passeren er de revue. De grijze koppen van Dreischor la ten niet veel onbesproken. Het eeuwfeest van ,Tot nut en genoegen' komt echter nauwelijks ter sprake. Als er toch iemand over begint komt er wel een reactie: ,Das voo mensen mee held' en ,Ons soort mensen oore dea nie tuus'. De mannen op de ,heule', die toch meestal niet zo veel jonger zijn dan ,Tot nut en genoegen' maken er verder geen woorden aan vuil. ,Tot nut en genoegen' is altijd buiten hen om gegaan. Gisteravond is het feest geweest in Dreischor. In het dorpshuis hebben de leden van de honderdjarige ver eniging zelf een uitvoerig feestpro gramma verzorgd. Een mijlpaal voor een bepaald gedeelte van Dreischor. voor de .mensen mee held'? ,Tot nut en genoegen' heeft een his torische drempel met een bijzonder taai leven. De oprichters hebben die drempel bewust gelegd. Het moest aanvankelijk ook een selectief gezel schap worden. Zo werd op 17 januari 1868 bij de oprichting bepaald, dat alleen mannen van twintig jaar en ouder lid mochten zijn. En dat is nog zo. Bovendien stelde men een balotage in, die slechts een bepaalde categorie in de culturele genoegens van de vereniging liet delen. Die bal lotage verloor in de loop der jaren aan betekenis, maar de oude vooroor delen zijn nog lang niet verdwenen: ,Ons soort mensen oore dea nie tuus', zeggen de mannen op de ,heule'. DRANG De drang naar cultuur was al voor de nu honderdjarige vereniging in Dreischor in verenigingsverband tot uiting gekomen. In 1850 op de twintigste februari om precies te zijn werd daar het leesgezelschap ,Nut en beschaving' opgericht. En ,Tot nut en genoegen' is daaruit dire'ct voort gekomen. Evenals trouwens de in 1869 opgerichte toneelvereniging .Bellamy'. Nu ruim honderd jaar ge leden startte het Nut, zoals men dat in Dreischor kortweg noemde, met 27 'leden. Voorzitter was de heer A. de Wilde, secretaris-penningmeester was de onderwijzer N. van der Dus- sen, vice-voorzitter werd P. Goeman Jzn. en J. M. Kompe en Joh. der We duwen werden bestuurslid. Uit het kasboek blijkt, dat het lidmaatschap twee kwartjes bedroeg voor een heel seizoen. En dat was zelfs honderd jaar geleden geen bedrag om over te vallen. De boeren, de .betere' middenstand, de dominee, de dokter en de school meester gingen dus cultuur bedrijven. Nu was dat voor de meeste mensen toch wel een heel moeilijke zaak, want een groot deel van de bevolking kon niet lezen of schrijven. Tenslotte was er in die dagen nog geen leer plicht en de kinderen moesten maar zo snel mogelyk geld verdienen. De schoolmeester moest het echt hebben van de kinderen van boerenfamilies, die schoolgaan wel konden en wilden betalen. Dat was voor boerenfamilies tenslotte ook nog een soort status. Vooral op Schouwen, dat in tegenstel ling tot Duiveland, van oudsher vrij zinnig is geweest. De samenleving was er dus opener dan in de dorpen, waar de rechtzinnigheid in de vorige eeuw een rem vormde voor de denk beelden van de .verlichting'. In het eerste jaar steeg het aantal leden al van 27 tot 65. En tot het be gin van deze eeuw is het langzaam blijven groeien. In 1908 bereikte men een hoogtepunt: 93 leden. Nu heeft .Tot nut en genoegen' 65 leden, een aantal, dat al jarenlang vrijwel con stant is gebleven. In werkelijkheid is de vereniging natuurlijk altijd min stens tweemaal zo groot geweest als uit het ledental bleek. Er mochten en mogen immers alleen mannen van 20 jaar en ouder lid van zijn? En van het begin af aan heeft men er naar ge streefd om ook de vrouwen en de ou dere kinderen als invités deel te la ten nemen aan het verenigingswerk. EIGEN MENSEN Vooral in het begin moest men tij dens de drie bijeenkomsten, die per jaar werden gehouden, een beroep doen op de eigen mensen. Later, toen de verbindingen iets vlotter werden, nodigde men nog al eens een .rede naar' uit. En ook de rijks hbs, die vrij kort na de oprichting van .Tot nut en genoegen' in Zierikzee werd gesticht, zorgde voor .redenaars'. Leraren van de Zierikzeese hbs kwamen bijvoor beeld spreken over geschiedkundige zaken. Ook deed men wel een beroep op predikanten uit de omgeving. Zo blijkt uit een oud kasboek, dat onder anderen ds Zeeman uit Zonnemaire, de vader van de Nobelprijswinnaar, verschillende keren ,als redenaar op trad'. Nu waren de verbindingen niet van dien aard, dat het een peuleschil letje was om maar even een spreker uit .Holland' te inviteren. Om met de boot van Rotterdam naar Zierikzee en daarna me een gereitje naar Drei schor te gaan, kostte toch altijd nog een groot gedeelte van de dag. Het kwam er dus op neer, dat een spreker uit Holland twee dagen kwijt was om een lezing in Dreischor te houden. Bovendien moest men 's avonds ver teering voor den voerman' betalen. En dat allemaal voor twee kwartjes per lid per jaar. Een gereitje van Zie rikzee naar Dreischor en terug kost te in 1886 toch altijd nog 5,40. Bode Modderkreeke moest maar zien, dat hij de centen binnenhaalde. Dat het katheder en de twee bijbehorende kandelabers ook door eigen leden werden gebruikt blijkt wel uit een uitvoerig verslag op rijm van een ze kere Klompe. Het gaat over het eer ste nut. Zo sprak men daar over: in december werd het eerste nut gehou den, in januari het tweede of middel- nut en de laatste nutsavond heette kortweg het derde nut. De rijmende Klompe geeft een opsomming van een bijzonder groot aantal medewer kers: de onderwijzer Kappèll startte de avond met een lezing over .hoog moed en fierheid'; burgemeester P. Goemans Johzn. droeg het vers Voorbijgegaan' voor; meester Kap pèll bracht daarna het vers ,De ge vangenwagen' ten gehore; molenaar C. J. Verton bracht .zonder ongeval ,na het bal'; Jans Verton las .Willem Teil'; juffrouw Lokkerse, een logée van Van der Velde liet de zaal genie ten van ,Het weesje'; J. C. van Lan- geraad vertelde iets over brand; Ma- nus Everwijn kwam met een gedicht ,van vrijen en van moordenaar'; Van der Weijde met een tournure; Goe mans met ,De Ziende'; Everwijn met ,Een roepstem' (met nadruk en klem)A. N. van Langeraad met ,De weekmarkt'; N. Padmos met .Benja min af'Verton met ,Deze tijd'Leo nard Klompe met ,De dorpsbarbier' en meester Kappèll besloot het uit voerige programma met het grappige gedicht ,De neus'. VIODST De huidige voorzitter, dokter J. L. Braber, stelt dat het genoegen een grotere plaats heeft ingenomen dan het nut. Vooral tijdens het middelnut. Dan was en is er altijd bal na. Uit de oude kasboeken, die in tegenstelling tot de notulenboeken, bewaard zijn gebleven, blijkt, dat men in vroeger jaren met één violist kans zag een compleet bal te houden. Ook de lus trumvieringen stonden meestal in het teken van het genoegen. Enkele jaren voor de oorlog trad er bijvoorbeeld een goochelaar op met een toneel- en avondvullend programma. De goo chelaar bleek niet alleen op het to neel te staan, want uit allerlei dozen kwamen tijdens de voorstelling aan trekkelijke juffrouwen tevoorschijn. Bij het vijftigjarig bestaan had men een man met een wel zeer indrukwek kende titel aangetrokken: een cere moniemeester-komiek. In 1938 vierde men echt wel een cultureel lustrum: het Zierikzeesche strijkorkest onder leiding van de heer A. van der Hou ten, de damesdansgroep onder lei ding van de heer Dreijer, gymnastiek- en dansonderwijzer zorgden voor een afwisselend programma. De openbare lagere school in 1902 gebouwd voos het reservoir van adspirant-leden van ,Tot nut en genoegen. Belïarri. JJ&vtm v.m Drcisohor. Vanuit dit haventje, dat verdween met de afsluiting van het Dijkwater, onderhield Dreischor spaarzame contacten met de buitenwereld. In het begin van deze eeuw zag de Ring van Dreischor er zo uit. LITERAIRE HERONTDEKKING: Oskar Panizza werd in 1853 geboren als zoon van een Italiaanse va- dor on een Duitse moeder. In Bad Kissingen hielden ztfn ouders een hotel. De vader was katholiek, en de moeder, die streng protestants was, had moeten beloven dat alle kinderen rooms-katholïek zouden worden opgevoed. Toen Oskar twee jaar oud was. stierf zyn vader. De moeder beweerde toen dat de vader op z(jn sterfbed toestemming had gegeven, hun drie kinderen protestant op te laten voeden, doch de rooms-katholiekc geestelijkheid beliefde dat niet te geloven. De overheid, die wettelijk verplicht was de wensen van de geestelijk heid uit te voeren, heeft hot mevrouw Panizza toen erg moeilijk ge maakt. Geldstraffen, nachtelijke huiszoekingen, huisarrest, verbergen van de kinderen kortom, enorm veel narigheid en spanningen, tot de koning van Beieren, die zelf toch wel zeer streng rooms-katholiek was, aan de vervolgingen een einde maakte. Oskar Panizza groeide dus op in een sfeer van allerlei soort kerke lijke, politieke en politiële bedreigingen, die diepe sporen moeten heb ben nagelaten in zijn ziel zijn latere werk getuigt er van. Zijn felle aanvallen op het christendom en op het rooms-katholicisme in het bijzonder, vinden uiteindelijk wel hier hun wortels. Het is de typi sche haat-liefde die men bij meer schrijvers aantreft. Hij voelt zich afgestoten en aangetrokken, hij keert telkens tot de problemen te rug. Hij laat het christendom niet met rust en het christendom laat hem niet met rust. In talrijke stukken en verhalen vindt men de ver houding Christus-duivel, goed-kwaad, wit-zwart, alles is doordrenkt met de symboliek van het christendom. Hy heeft zelfs een gepronon ceerd type geschapen. Christus is bv bij hem meestal een knappe, er lijdend uitziende jongeling, vermoeid en zwak, en Maria een nog al vinnige, zakelijke jodin. Die figuren hebben haast iets stereotieps. Doch eerst terug naar Panizza's jeugd. Zijn zusters noemden hem al ,de halve gare,' Het leren ging moeizaam, pas toen hij 24 was be haalde h|j, na vele privélessen het gymnasium-eindexamen. Muziek studie mislukte, baantjes in hotel- en bankbedrijven eveneens. Doch toen hy in Miinchen medicijnen ging studeren promoveerde hy in de kortst mogelijke tijd summa cum laude. Hy oefende echter nimmer praktijk uit, de assistentschappen waren hem niet bevallen. De moe der (welgesteld) geloofde in Panizza's literaire talenten en zy gaf hem een ruim jaargeld, waarvan hij in Panjs kon gaan wonen en gaan reizen, o a naar Engeland en Italië. Van een geslachtsziekte, die hij tijdens z(jn studie opliep, genas hij nimmer. Hij publiceerde verzen, waarvan men beweert dat ze slecht zyn (we hebben ze nooit gelezen en onthouden ons dus van een oordeel) en verhalen die waar- sehynlijk wel door Poe en Hoffmann beïnvloed zullen zyn, doch die thans veeleer aan Kaflca en de surrealistische twlntigste-eeuwse li teratuur doen denken. We maken niet zo graag vergelijkingen, doch vooral de naam Kafka kwam telkens by ons op tijdens het lezen van Panizza's novellen. En wat meer is: de twee namen in één adem noe men is geenszins ongerijmd. Een verhaal als ,Korsetten-Frits', dat ook in het boek staat dat we heden bespreken, is even meesteriyk als een goede Kafka, en even vreemd. In het begin van de negentiger jaren publiceerde Panizza een paar pamfletten en het toneelstuk ,Das Liebeskonzil' (1894) die hem in aanraking brachten met de jus titie. Er heerste in Beieren allesbehalve vrijheid van het woord, en hoewel het boek in Zwitserland verschenen was en door vrijwel nie mand in Beieren gelezen werd of gelezen zou worden (wie bekom merde zich nu aan een moeilijk lees-drama), werd de schrijver tot een jaar gevangenisstraf veroordeeld. Dit jaar (we gaan nu maar niet op de schandelijkheid er van in) heeft Panizza geen goed gedaan Zijn neigingen tot vervolgingswaanzin moeten hier nog meer recht vaardiging gevonden hebben. Bitterder en met meer haat dan wie ook ooit heeft opgebracht, striemt hy daarna in geschrifte Duits land en de Duitsers, en het is wel een wonderlijke gril van het lot dat later de nazi's, op valse gronden, enige belangstelling voor zijn werk koesterden, en het begonnen te wijzigen en vervalsen. Panizza's werk ging hoe langer hoe meer een schizofrene inslag tonen. In 1901 werd hy voor het eerst enige tijd verpleegd, en in 1904 voorgoed opgeno men in de inrichting .Herzogshöhe' bij Bayreuth, waar hij in 1921, volkomen vergeten, sterven zou. Men beweert dat hij, genezen, toch vastgehouden werd, dat zijn manuscripten vernietigd werden, etc. Daar ligt nog een heel veld braak voor een literatuur-historicus. Zeker is. dat Panizza, na zijn herontdekking, en vooral na de Franse vertaling van ,Das Liebeskonzil' wereldberoemd is geworden. De Ar beiderspers, die op het ogenblik méér belangrijke, onbekende mees ters in ons land introduceert, heeft met de Nederlandse uitgave van ,Het lief desconcilie' weer een goede beurt gemaakt. Behalve de ge noemde satire, bevat dit boek allerlei documenten en pleidooien, het dagboek uit de gevangenis, een drietal .Dialogen in de geest van Hutten' en een viertal verhalen, alles even voortreffelijk vertaald door Yves van Domber. Het Liefdesconcilie.' met als ondertitel ,een hemelse tragedie in vijf bedrijven' speelt omstreeks 1500. In de tijd toen aan het pau- seiyke hof van Alexander VI (Borgia) de grootste excessen plaats vonden en de wereld voor het eerst door een sifilis-epidemle geteis terd werd. Vanuit de hemel schouwt men neer op een der liederlijkste feesten in het pauselijke paleis; de duivel wordt dan belast met het vinden van een straf die als gevolg van de lust het hele leven vergalt doch de zieke redbaar houdt. Het stuk Is nog nooit opgevoerd, het zou technisch de allerhoogste eisen stellen wegens de enorme menigten en Martinesque effecten die het vereist. Als leesdrama voldoet het uitstekend. Het bevat magnifieke stukken, vooral in het tweede be drijf, in het pauselijke palels, of b v de overpeinzingen van de duivel in het derde bedrijf, als hy teruggekeerd is uit de hemel in zyn krocht: duivel (in zichzelf pratend) .Daar zit je weer in je hok, hond, weer alleen, en thuis, verlaten en veracht door de wereld; terug van de audiëntie; en je hebt weer een kijkje mogen nemen in de met goud beslagen vertrekken van de hogen en voornamen. En jij blijft de vle gel. de spitsboef, de mislukkeling. En die daar boven kunnen doen wat ze willen, het mag nog zo plat, laag en gemeen zyn, het biyft edel en voornaam, omdat het in de vertrekken van de adel gebeurt. En je kunt doen wat je wil ook wanneer je je met je kop tot het andere einde van de wereld woelt, het blijft laag en gemeen en schofterig.- (Pauze; peinst). Wanneer je een graaf was, dan zou je kromme been grafelijk zyn. En was je een poortwachter boven, dan zouden ook je hoofd en je gedachten hemels zyn en engelachtig, zoals liet kleed dat je dan zou dragen. Dus zo ben je en blijf je een hond! Alleen wanneer je voor hen iets doen moet, wat ze zelf niet kunnen, of wat te smerig voor ze is, dan krijg je lachjes van ze en noemen ze je: ,Myn vriend, onzo vriend!' Maar wanneer de audiëntie voorbij is, dan moet je weer naar beneden in de modder en het vuil, en dan heet het weer Alle duivels! Alle duivels!' En zo blijf je een ver trapte, belachelijke sterveling je hele leven lang, rondhinkend en Je zelf opvretend van venijn en ergernis! Maar toch! En toch ben Je meer dan dat! Je bent meer dan die windbuilen in hun geluk en wol kenpaleis! Je zit midden in de wereld; en in je hoofd zitten de ge dachten van de wereld; en wanneer Je hier alleen bent, alleen met je geur van aarde, en zich een vuur in je hoofd ontsteekt, dan ontstaat in die verbitterde kop, te midden van de vertwijfeling, een vonk, een gift, een kracht, die als een bliksem, flitsend en donderend, door de wereld vaart, en die windbuilen in hun huis in de wolken laat beven. En je hoeft geen tiara te dragen, geen ambrosia noch champagne te drinken, en je met veel tam-tam en op je paasbest uitgedost te verto nen, om gelukkig te zijn! Je bent zo gelukkig; gelukkig zoals de an deren niet gelukkig kunnen zyn! Gelukkig in dit hol in de aarde, in deze kostbare tunnel, deze geur van kruiden en aarde, deze geur van wereld, die je kracht geeft en staalt, en gedachten verwekt, en tot werk dwingt. En voorouders en stamboom heb je niet nodig, je bent tabula rasa; je kunt opnieuw beginnen; je hoeft niet niets te doen; de arbeid zijn je voorouders! Arbeid! Werk! (springt op) Aan het werk dus!' (pp 42-43). LETTERKUNDIGE KRONIEK DOOR HANS WARREN Oskar Panizza's eigen .Pleidooi' is Interessant, maar vry zwak, hij probeert te duidelijk zijn zaak te redden door een beetje scheef te re deneren. Veel indrukwekkender is de deskundige dr Michael Georg Conrad, die de schrijver verdedigde en o a zei: .De visie van de dich ter over de traditionele hemel onttrekt zich daarom aan de discussie. De dichter heeft het zo gezien, als hy het moest zien, vanuit een heilig .moeten', vanuit zijn scheppende fantasie, en daarmee punt uit. Men kan zyn visie accepteren of afkeuren, maar niet bestraffen. Het enige forum, waarvoor dichter en kunstenaar zich te verantwoorden hebben .is de esthetische kritiek. Niet op haar theologische maar op haar esthetische merites moet zy beoordeeld worden. En als men het zo stelt heeft Panizza met zijn .Liefdesconcilie' een van de sterkste en belangrijkste kunstwerken van het moderne drama gecreëerd, ja, gezien de moeilijkheden van het thema misschien het allerbelangrijk ste van de laatste jaren. Als arts, natuuronderzoeker, psycholoog en satirisch dichter heeft Panizza een onderwerp aangesneden waartoe geen van onze moderne auteurs, laat staan een van onze oudere he ren uit het poëtische vak zich geroepen voelde, en met geniale koen heid van geest, met verbluffende energie en doelbewustheid is hij ge slaagd.' Deze woorden uit 1895 zijn nog steeds geldig ln dergelijke conflicten, men denke aan Van het Reve en zyn ezeltje, een peule schilletje vergeleken by het geschil waarin Panizza verwikkeld was. De bloemlezing uit zijn Dagboek uit Amberg waar hij zyn jaar ge vangenisstraf uitzat, is aangrijpend en indrukwekkend. Beter dan lof tuitingen één citaat: ,Een groep soldaten marcheert buiten voorbij. Het hele cellengebouw begint langzaam te trillen, en buiten schalt een vrolijk, levensblij, stevig soldatenlied. Een vrolijk intermezzo. De opzichter loopt mijn cel binnen om te zien hoe ik er op reageer. Wat ik er van vond? Ik betuig myn enthousiasme, en hij wordt weer sol daat, helemaal weggevoerd door zijn herinneringen, hij marcheerde hier vroeger zelf voorby (dit was zijn garnizoensstad), hij vertelt, dat het al jarenlang de gewoonte was flink hard te gaan zingen als ze voorby de gevangenis marcheerden: .Waarom?' Hy haalt de schou ders op. Hij weet het niet- Hy weet het best. Hy kan zyn gedachten echter niet onder woorden brengen. De lieden, die daar buiten voorby trekken, mensen uit het volk, uit de boerenstand, voor het grootste deel arme duivels, weten heel goed, dat het huns gelijken zyn, hun stand is, die hier gevangen zit. Ze hebben er een feilloos gevoel voor om te weten, dat het niet de landheren zijn, maar de onderdrukten, dat zy niet de wetten maken, maar dat ze op hen worden toegepast. Ze bezitten een diep ingevreten pariagevoel en weten heel goed, dat wat ze ook doen, ze toch als bezitslozen in het rasterwerk van de te gen hen gesmede wetten blijven hangen. En daarom sympathiseren zij met de opgeslotenen. En daarom zingen zij. (p 106). Even flitsend en geniaal zyn de .Dialogen,' .Over de Duitsers' (tussen een optimist en een pessimist), .Over het Onzichtbare' (tussen een materialist en een spiritualist), ,Over de stad München' (tussen een vreemdeling en een ingezetene). Feller geseling van de Duitse mentaliteit is er wel haast nooit gegeven. Ook hier weer een haat-liefde waaruit de helste vonken schieten. Van de vijf novellen is vooral .Korsetten-Frits' een waar meester werkje. Het verhaalt hoe een streng behoed domineeszoontje op een avond volkomen betoverd wordt door een uitstalling van satynen korsetten in 'een etalage. Vooral één bijzonder fraai, oranje exem plaar heeft het hem aangedaan. Het wordt een obsessie, die zyn hele verdere leven blijft beheersen. Met tragiek en humor, alles juist ge doseerd, volgen we de jongen tot hy, als briljant jong dominee zya eerste preek zal houden. Tijdens deze preek raakt hy voor het eerst de beheersing over zijn geest volkomen kwyt. Hy eindigt in een inrich ting. Tegen de achtergrond van Panizza's eigen leven heeft dit ver haal wel een zeer authentieke klank. De andere verhalen: ,In de her berg De Drievuldigheid.' De kerk van Zinsblech' en ,De berg der statiën' zyn eveneens zeer de moeite waard we! weet men zich vaak op een heel vreemd gebied, en de waanzin loert hier en daar om een hoek. We hopen dat dit eerste boek van Panizza door meerdere in Nederlandse vertaling gevolgd zal worden, hy is een auteur van zeer uitzonderlijk formaat. Oskar Pantssa: Het liejdesconcihe; Arbeiderspers, Amsterdam.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1968 | | pagina 17