MERIEN SIEREVELD SCHIPPER AAN WAL Zaterdagnummer Merien Siereveld vertegenwoordigt de vissers. En zo is het goed, want Siere veld verkoop je geen smoesjes. Hij is geen man van mooie woorden, deze rus tend schipper van de ARM 14. Hij ar gumenteert langs simpele lijnen en wel sprekendheid is bij hem geen flitsend rapier, maar een trefzeker geplaatste dolkstoot: hij zegt waar het op staat. Merien Siereveld, voorzitter van de vis sersvereniging DEL en toegewijd lid van talrijke commissies, bespreekt in Den Haag de belangen van de Arnemuidse vissers. In blauwe schipperstrui, de pet in de hand, beweegt hij zich door de gangen van het ministerie. Hij voelt er zich op zijn gemak. Wat kunnen ze hem maken? Hij komt tekort, dat weet hij. In het overleg vallen soms woorden, die hij al die jaren, dat hij het Veerse Gat en de Zeeuwse stromen beviste, nooit heeft gehoord. Het brengt hem niet van zijn stuk. Met ,hoe bedoelt u dat?' dwingt hij een nieuwe formulering af, eist hij duidelijkheid. En dan komt het hoge woord er uit: ,De vissers moeten op den duur maar naar Stellendam gaan'. Siereveld laat de stilte geen tijd pijnlijk te worden. ,Bé je besodemie terd? Nu moeten je niet denken dat we een stelletje landverhuizers zijn'. Dat is duidelijkheid. ,Kijk' zegt hij later, meer bezonken, ,een burgemeester kan het gepaster zeggen, maar hij kan zich niet uitspreken zoals ik. Ik kan het zeggen zoals ik het wil'. Van Siereveld accepteert men het. Om dezelfde redenen, waarom de vissers hem tot hun admiraal kozen: zijn inte griteit, zijn vakmanschap en zijn per soonlijkheid. Hij is bezadigd, maar ook militant, een strijdbaarheid die hij ge heel aan de belangen van de vissers wijdt. Toen hij nog, vanuit Veere, het Veerse Gat en de wateren rond Walche ren en Schouwen beviste, noemden de vissers hem ,de duivel van de vloot'. Het leek vaak, of Merien Siereveld geen zeetje te hoog ging. Siereveld bouwde zorgvuldig aan die schijn. Hij leek on bewogen en tegelijkertijd zag hij het lachwekkende van zijrt ondoorgronde lijkheid: het oog priemend in de verte, de kop getekend door zon en wind, ide ale figuur voor de streekroman. In zijn hart was hy de voorzichtige, zorgvul dig rekende Zeeuw, die tevoren de krachten van de storm mat met die van zijn schip en bemanning: elk waagstuk was het produkt van nauwkeurig cij feren en wat men als moed, soms als overmoed registreerde was alleen een manifestatie van gerijpt vakmanschap. Vijftig jaar was Merien Siereveld vis ser. Hij was nauwelijks elf, toen hij de hoogste klas van de lagere school ver wisselde voor het stampende dek van de ARM 54, de zeilhoogaars van zijn vader. Ruim zestien jaar zou hij zo, van uit Veere en Vlissingen, met een zeil schip op de garnalenvangst gaan. Man nenwerk. Reclamespot hier: een ruige zee, note- dop, de schipper, die zijn aandacht ver deelt over het roer en het spriettuig, matrozen, die een trek garnalen aan boord hijsen, kou, de adem is zichtbaar, buiswater, oliegoed. Zware shag. Siereveld zegt niet dit leven was zwaar der. Het was zwaar, maar gezelliger, meent hij. 's Nachts om drie uur er uit, 's middags om drie uur binnen. ,Als we binnenkwamen en het werk was klaar, dan gingen we met een man of drie vier nog even de wal op, in Vlissin gen de Boulevard over of in Veere kuie ren naar Zanddijk en terug. Daar nam je de tijd voor. Nu zit er geen rust meer onder de mensen. Het gebeurt nu wel, dat ze 's avonds om negen of tien uur weer al uitvaren. Dan is het snel slapen. Geld verzoent de arbeid, goed, maar het leven is eigenlijk veel harder geworden. Op de zeilen lag het anders. Toen wer den de garnalen ook beter gekookt en bereid. Men nam er de tijd voor. Nu ploegen ze ze zich binnenboord met ket tingen. Veel vuil ertussen'. Siereveld is een man van het evenwicht vechten voor de belangen, maar ook een goed produkt leveren. Als hij weer eens, in een commissiebijeenkomst, in een restaurant verzeild raakt, bestelt hij vis. ,Ik kan als visser niet zeggen geef mij maar vlees, hoewel ik daar op dat mo ment veel meer zin in had. Afijn ik krijg tong. Heel ouwe tong, d'r was niks an. Daarom zeg ik altijd: hoe verser de vis hoe beter, dat is reclame voor het hele bedrijf. Daarom zeg ik ook tegen de vissers: jongens doe je best in dc garnalen, laten we de markt in Parijs zien te houden. De Zeeuwse garnaal is de enige garnaal die ze in Parijs nog willen. Laten we aan de kop staan in kwaliteit'. Geld verzoent de arbeid, heeft Siereveld gezegd. ,Dat is veel en veel beter dan vroeger, toen was het een armoedig be staan'. Siereveld vaart nog altijd op het schip van zijn vader, als in 1927 een belang rijke omwenteling volgt: ,Toen braken de motoren uit'. Het brengt weinig verbetering. In de winter van 1929-1930 ligt de ARM 54 elf weken in Den Helder. Merien Siere veld brengt honderd gulden schoon thuis. ,Een gezin en drie kinderen. Steun of sociale bijstand was er niet'. De vrouwen pellen garnalen of poetsen het koper in de stad. Tien jaar later, als op een stormachtige oktoberdag van 1939 een verslaggever van de Nieuwe Rotterdamse Courant aan boord van de ARM 54 stapt, is er nog niets verbeterd, integendeel. Het verslag begint vrij opgewekt. .Eiken middag omstreeks half vijf weer klinkt een schorre kreet door de smalle straten van Zeelands hoofdstad. Een ietwat zonderling aangedane mansfi guur spoedt zich, naast zijn fiets loo pend, langs de huizen. Zijn klanken, die het midden houden tusschen .goornoat' en .borstbloot', ontsluitend de huisdeu ren. Vrouwen en dienstmeisjes verschij nen op de drempels, een schaaltje in de hand. Middelburg koopt garnalen...' De .Zeeuwsehen correspondent' van de NRC treft het slecht: -.Terwijl we in den striemenden regen met den schipper van de ARM 54 aan het praten waren, was de dageraad aangebroken. De kus ten van Walcheren en van Noord-Beve land gleden wazig voorbij, maar hoe we ook keken, we ontdekten geen andere vaartuigen van de Veersche vloot. ,Die zijn teruggekeerd' aldus* antwoord de schipper Siereveld onze niet uitge sproken vraag. .Het wordt woest van daag'. ,En wij varen door?' ,Ik kan toch mijn garnalen niet laten zitten'. Schipper Siereveld was ons geschetst als een van de duvels van de vloot, een visscher in hart en nieren, die voor geen kleintje vervaard was, een Arnemuider, die met visch terugkwam als andere schippers netten en levens niet aan de elementen waagden. En daarom ver baasde het ons niet, dat de ARM 54, de kleinste boot van de Veersche vloot, ter wijl de andere schuiten den steven ge wend hadden, dansend, slingerend en stampend op de golven, uit het Veer sche Gat op het open water af ging'. Onderweg krijgt Siereveld gelegenheid het visserschhart te luchten. ,Wij vragen onszelf dikwijls af waarom we nog visschen' zei Siereveld. ,Maar we kunnen nu eenmaal niet anders. Als je met de zee bent opgegroeid, kom je er niet meer los van. Zelfs niet als je weet dat het beroep niet meer loont, als je beseft dat je op het land meer kunt verdienen. De zee kruipt in je bloed, en je bent aan haar overgeleverd. Maar dat neemt niet weg, dat wij weten dat we een ellendig leven hebben, dat we ons moeilijk kunnen neerleggen bij de gedachte dat we onze gezinnen niet kunnen onderhouden'. ,Is het zo slecht met jullie gesteld?' ,Zou het niet slecht met ons gesteld zijn als we zoo hard werken als we kun nen, en weten, dat er thuis armoe wordt geleden? Laat ik mezelf buiten beschou wing latenin heel wat gezinnen in Ar- nemuiden gaan de kinderen tegenwoor dig 's avonds met honger naar bed. Van een gulden of acht in de week doe je niet veel, mijnheer. De meeste vis- schersvrouwen moeten overdag uit wer ken gaan om te voorkomen, dat de hee- le zaak in elkaar valt. En als ze dat niet kunnen omdat ze teveel kinderen hebben, dan wordt er armoe geleden'. In dit stuk uit het jaar 1939 is eigen lijk al de bestuurder, de vakbondsman Siereveld aan het woord laat ik mezelf buiten beschouwing la ten hij spreekt voor allen. Maar in tussen maakt de slechte galfhalcncon- junctuur, dat hij zijn zoons adviseert, de wal boven-het schip te verkiezen. Later zal hij zich opnieuw vergissen, als hij bij de afsluiting van het Veerse Gat zijn schip opruimt. ,Toen heb ik de toekomst te donker ingezien. Ik dacht dat wordt een hopeloze toestand. An ders had ik misschien nu ook op een groot schip gestaan'. Niet dat .Draagt Elkanders Lasten' zo'n geringe bodem is: schippers en matrozen van 40 sche pen, uit Arnemuiden, Breskens, Colijns- plaat en Tholen zijn lid. Sierevelds voor zitterschap van DEL hij is intussen 43 jaar bestuurslid van deze organisatie heeft geleid tot talrijke functies in de visserijwereld. Garnalenadviescom- missie produktschap, commissie propa ganda garnalen en vis, provinciale com missie problemen in kader drie-eilan denplan en deltaplan, commissie ar beidsvraagstukken in de visserij, actie comité commissie en artikel 8, beheers commissie visserijschap, commissie ad hoc LEI, Zevibel. In Arnemuiden is hij dan nog voorzitter van het Groene kruis en bestuurslid van het vereni gingsgebouw ,De Arne'. Siereveld grootste schip was zijn laatste botter, de ARM 14. De vloot is verbe terd, gemoderniseerd. ,Ik ben er trots op, dat we aan de dag van vandaag zo'n mooie vloot hebben met een prima be manning. Mijn hartewens is altijd ge weest op zo'n groot schip nog eens schipper te wezen. Maar voor zo'n mo dern schip ben ik te oud (65). te plomp, het dringt niet meer tot je door. Vroe ger was er meer zeemanschap nodig, nu meer vakmanschap. Ik ken de appara tuur niet, ik mis de kundigheid, die ik in de mannen van tegenwoordig zo be wonder'. Terwijl Siereveld vertelt, scharrelt zijn vrouw onrustig door het vertrek, in het achterhuis bereddert ze wat aan de vaten, maakt tenslotte aan stalten op te stappen. En terwijl Siereveld een kennis infor meert: ,D'r zit hier een verslaggever een bitje 't een en ander op te nemen' stapt zijn vrouw op. ,Ze zegt wel eens' geeft hij wat gelaten toe, .moet je nu weer weg. altijd dat ge zanik, je bent nooit thuis'. Zijn vrouw komt nog een keer terug. .Smeer 'm nu maar, je hebt toch geen rust'. ,Zo is het' zegt ze, ,dat gezwam alle maal'. De vis wordt duur betaald. Maar met Herjermans heeft dat geen bal te maken.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1968 | | pagina 13