RO KERIG MAAR GEZELLIG 2 X OPUS 2 ban broeger en toen JEAN SCHALEKAMP, JEROEN BROUWERS: De goederentrams waren niet alleen belangrijk tijdens de bietencampagneal was dat dan ook een periode van topdrukte. Dagelijks kwamen er in Breskens beurtschippers aan met allerhande zaken, die in West- Zeeuwsch-Vlaanderen of in België moesten worden afgeleverd. Andersom vond een dergelijke stroom plaats. De foto's werden beschikbaar gesteld dóór het documentencentrum voor het Zeeuws deltagebied. Donderdags reed er vanuit België een tram met passagiers, die hoofdzakelijk de Middelburgse weekmarkt ten doel hadden. Het was een volledig Belgische aangelegenheid, maar toch stapte er in Eede een Neder landse machinist op, die als begeleider de reis meemaakte tot aan de haven van Breskens. dagje met de tram mee. De vaste conducteurs had den namelijk een dienstregeling, waarbij ze drie da gen werkten en een dag vrij waren. De heer Taze- laar en diens collega J. Buyze moesten de vrije da gen van in Breskens woonachtige conducteur Piet de Kramer waarnemen. De andere drie conducteurs, die toen in dienst waren van de SBM waren Piet Beam, Ja n Vermeulen en Eduard van der Ven en die woonden allemaal in Draaibrug. De eerste en de tweede dag van een periode deden de conducteurs dienst op de hoofdlijn van Breskens naar Draaibrug, de derde dag reden ze dienst tussen Draaibrug en Sluis en de vierde dag hadden ze, zoals gezegd, vrijaf. Zo op het eerste gezicht een schappelijke re geling. Maar dan moet men er wel bij bedenken, dat de eerste tram 's ochtends voor half zeven vertrok en dat de laatste tram 's avonds om haJlftien in Breskens aankwam. De machinist sliep dan in een speciaal kamertje in de remise te Breskens. De heer De Die vertelde, dat de machinisten een dienst regeling hadden, waarbij ze om de drie weken een zondag vrij hadden. Dat gold dan de mannen van de passagiersdiensten. De machinisten van de goederen diensten hadden Iedere zondag vrij. CONCURRENTIE Reeds kort na de eerste wereldoorlog kreeg de tram concurrentie van de autobus. Manneke uit Breskens begon een busdienst vanuit Breskens op Brugge. Toen er nog geen bussen reden maakten alle Bel gische loodsen, die van Vlissingen naar Oostende wilden en dat waren er nogal wat gebruik van de tram. In Maldeghem stapten ze dan in de trein naar Brugge, waar ze weer moesten overstap pen om in Oostende te komen. Met het Fordje van Manneke kwamen ze uiteraard sneller thuis. De heer De Die heeft zelf jarenlang dicht bij het vuur gezeten, maar toch verheelt hij niet, dat de tram passagiers niet altijd evep schoon bleven. Ongewild zorgde hij er als machinist-stoker zelf voor, dat de passagiers af en toe zwartige rooksmeuren kregen. De heer Tazelaar: .Vooral in de tijd, dat we nog open balkons hadden was het raak. Ik heb zelf ook een keer een stukje brandend briket in m'n oog ge had. Als het druk was konden natuurlijk niet alle passagiers binnen zitten en dan was het vooraf op de voorbalkons helemaal geen pretje met al die zwarte rook.' ,Toen ik kwam hadden we de lijn Breskens-Schoon- dljke - Oostburg - Draaibrug - Aardenburg - Eede - Stroobrugge-Maldeghem. In uur was je van Bres kens in Maldeghem. Daar stopte de tram bij de sta tie. Van de week ben ik nog met m'n dochter naar Gent geweest. Met de auto. Om twee uur reden we weg en om zes uur waren we terug. In die tt)d ben ik uitgebreid bij iemand op bezoek geweest ook. Als je vroeger van Breskens naar Gent heen en terug wilde op een dag moest je wel de eerste tram van zes uur twintig nemen. Dat zag je wel aan de men sen, die naar de markt in Gent gingen. Als ze de eerste tram pakten, waren ze nog maar in de loop van de avond terug. Nee, snel ging het niet, maar het was we Iveel gezelliger dan het later is gewor den'. POETSER De nu 89-jarige heer F. van de Bussche kwam in 1914 by de tram. Als wagenpoetser. Nu woonde de heer Van de Bussche oorspronkelijk in Sluis en dus moest hij verhuizen. Want vrijwel het gehele perso neel van de SBM woonde en woont in Draaibrug, waar de grote remises van de tram staan. Korte tijd na zijn benoeming werd de heer Van den Bussche benoemd tot conducteur. ,Toen ik als conducteur begon waren de rijtuigen al verwarmd. Onderin zat namelijk een kachel, die met antraciet werd ge stookt. Het was een van de taken van de conducteur om de kachel brandende te houden. Nu was dat niet zo'n geweldig karwei, want de nachtstoker, die ook de locomotieven onder stoom bracht, zorgde, dat je met een goed gevulde kachel 's ochtends wegreed. Meestal keek ik er pas tegen de middag eens naar en dan hoefde je er niet eens altijd nieuwe kolen op te gooien.' De verwarming was in de tijd, dat de heer Tazelaar begon nog heel wat primitiever. Jn de wagons lagen twee of drie ijzeren stoven. Daar werden briketten in gestookt. Voor de verwarming haalde dat natuurlijk niet veel uit. Een paar passa giers konden er hun voeten op zetten en daar was het mee bekeken. Als je persé warme voeten wilde hebben, moest je nog uitkijken ook, want stoven waren zo warm, dat je schoenen er gemakkelijk aan verschroeiden.' BRIKETTEN Dan was het in de locomotieven heel wat draag lijker, in de winter tenminste. Oud-machinist Jan de Die uit Draaibrug ls begonnen in de tijd, dat er nog eenmans-locomotieven werden gebruikt. De tender met de briketten van tien kilo was ingebouwd in de locomotief achter de ketel. Zo'n machinist had al lerlei zorgen aan z'n hoofd. Hij moest niet alleen voor het stoken zorgen, maar ook voor water voor de stoomketel en voor de smering. En dan moest zo'n man natuurlijk de hele zaak op z'n eentje be dienen. Er moest ook vroeger op tijd worden gere den. Je moest koste wat kost zorgen dat je de trein naar Gent haalde en aan de andere kant de boot naar Vlissingen. Een machinist moest dan ook een speciaal examen afleggen en evenals de conducteurs werd de heer De Die voor de kantonrechter te Oost burg beëdigd. In het begin van de twintiger jaren kregen de ma chinisten het wat gemakkelijker, want de toen in gebruik genomen locomotieven werden met ma chinist én een stoker bemand. ,De stoker zorgde dat de zaak technisch voor elkaar was. Maar als machi nist droeg je natuurlijk de verantwoording. Ik moest bijvoorbeeld zorgen voor de stoomschuiven, waar mee de snelheid werd geregeld. Het was ook de taak van de machinist om te zorgen, dat de tram op tijd vertrok en stopte én op de juiste plaatsen. Als er een paar mensen langs de rails stonden en hun hand op staken, moest je zorgen dat de tram stopte. Want we hielden ons vroeger niet zo aan de vaste halte.' aldus de heer De Die. KONINKLIJK Het bezoek van koningin Wilhelmina aan Oostburg in 1907 was een gebeurtenis van jewelste voor de SBM. De koningin zou met de tram gaan! Nu was er in de gewone rijtuigen wel een eerste en een tweede klas. Maar zelfs de kussens van de eerste klas werden niet goed genoeg geacht voor het hoge bezoek. De SBM nam geen halve maatregelen en liet een speciaal rijtuig bouwen: met aparte stoelen inplaats van de in de lengte geplaatste banken en uiteraard een overdaad aan pluche was dat het neus je van de zalm. Het koninklijk rijtuig was eigenlijk te mooi om mee te rjjden. Vandaar, dat men het ook nooit had Ingezet. Pas na de tweede wereldoorlog kreeg de wagen een nuttige bestemming: het werd omgebouwd tot noodwoning voor een van de werk nemers van de SBM. In ieder geval een koninklijk onderkomen!. Behalve passagiers vervoerde de tram ook veel goederen. De heer Tazelaar weet te ver tellen, dat in de tijd, dat hij begon het vervoer van een fiets tweemaal zo duur was als van een per soon. Om met de tram van Breskens in Oostburg te komen kostte voor een volwassene 15 cent. Om een fiets van Breskens in Oostburg te krijgen kostte dertig cent- Over het algemeen waren caféhouders agent van de SBM. Dat hield in, dat men daar pakjes en pakken kon brengen om ze met de tram te laten vervoeren en ook, dat ze de pakjes, die de tram in de ver schillende cafés achterliet bij de adressanten bezorg den. Achter elke tram reed een speciale bagagewa gen mee. De helft daarvan was ingericht voor post vervoer. Het was een van de belangrijkste taken van de conducteur te zorgen, dat de goederen ook Inderdaad op de juiste plaats werden gelost. NIEUWE LIJN In de twintiger jaren werd de SMB belangrijk uit gebreid, want toen kwam de .nieuwe lijn' gereed. De heer Van de Bussche: .Dat was wel een hele verbetering. Het materiaal was veel beter dan voor heen. Vooral als er harde wind stond kon de tram nogal tekeer gaan. Vooral op de oude lijnen. In 1912 was er al een lijn van Oostburg naar Cadzand ge reed gekomen. Maar die nieuwe lijn ilep helemaal van Breskens uit langs de kust, via Groede, Nieuw- vliet, Cadzand en Retranchement naar Sluis. Van Oostburg lag er al een aftakking naar Sluis. De rails lagen stukken beter dan op de oude lijn. Trouwens de wagens hadden in de loop van de tijd ook meer gerief gekregen. Toch gingen de tarieven bijna nooit omhoog. Breskens-Groede was 20 cent, naar Nieuw- vllet kostte een kwartje, naar Cadzand 40 cent, naar Retranchement kostte twee kwartjes en voor 56 cent was je in Sluis.' In de beginjaren van de heer Tazelaar was de tramlijn verdeeld in trajecten van 7,5 cent. Voor dertig cent kwam een passagier van Breskens in Oostburg. Een keer in de acht dagen moest de jonge goederenklerk-hulpconducteur een Zaterdag 17 februari 1968 ,Het was wel veel gezelliger dan tegenwoordig. De men sen hadden gewoon meer tijd. Dat bleek wel als de tram om de haverklap stopte. Dan werd er niet gekikt of gemikt. Dat hoorde er gewoon bij. De mensen waren toen nog niet zo veeleisend', aldus de heer C. Tazelaar uit Breskens, als hij herinneringen ophaalt aan 45 jaar, die hij bij de ,tram' werkte. Op 18 juni 1906 werd de toen 20-jarige C. Tazelaar uit Kats benoemd tot goede renklerk' hulp conducteur met standplaats Breskens bij de Stoomtram Breskens-Maldeghem. Precies 45 jaar later ging de heer Tazelaar als chef van dienst met pensioen. De SBM was inmiddels volledig overgescha keld op autobussen. Na zyn debuut, do novellenbundel ,De dolle trams' pre senteert Jean A. Schalekamp als tweede oeuvre een ro man, .Bedankt voor alles', verschenen in de reeks .Auteurs van de tweede eeuwhelft' van Contact, een serie met een naam, zodat men er nog al wat van verwacht. Schalekamp heeft vooral bekendheid verworven als vertaler, en waarschijnlijk heeft deze bezigheid hem parten gespeeld. Hij doel ons denken aan een uitvoerend musicus die na de vertolking van stukken van bekende grootheden als toegift een eigen compositie ten gehore brengt. Ondankbaarder werk is er niet. Meestal min of meer verdienstelijke, met enig talent in elkaar gezette stukken, bestom aan te horen, maar erg afhankelijk en van geen belang. Wat heeft wat gefnuikt? Het al te goed weten hoe het moet of niet moet. de zelfkritiek, het gebrek aan elan en durf steeds in de scha duw van de meesters In een dergelijke situatie verkeert Jan Schalekamp. Hij weel wat er in de moderne literaire keuken gebruikt wordt. Hij kent de recepten, de utensillën en de kruiderijen. HÜ heeft bovendien en kele bescheiden gewassen in eigen tuin geteeld. Nu slaat hij aan het bereiden, en wat dist hy op? Een best eetbare en vrij licht ver teerbare schotel die naar van alles en nog wat smaakt, maar waar de persoonlijke toets aan ontbreekt. .Bedankt voor alles' is geen slecht boek, liet is ook geen goed boek. Het is een geslaagd stukje schrijversvlijt. Daarmee bedoelen we niets naars te zeggen, enkel de waarde te bepalen. Iedereen die over enig schrijftalent, doorzet tingsvermogen en wat goede smaak bezit kan een dergelijke roman te voorschijn brengen. Persoonlijke inzet ontbreekt, formaat is er ook niet. Het is tam, het zijn afgekeken maniertjes, een potpourrl- styi. Ziehier de ingrediënten: vreemdelingen op een Spaans eiland. Artistieke sfeer van leeg- en klaplopers, te veel drinken, kif roken, seksuele grapjes en vrijheden en nachtbraken. Afgezaagder kan het moeilijk. Daarin centraal een rijke Engelsman, de heer Manby. even in de zestig en ver afgetakeld voor zijn leeftijd, en een Jonge, zeer mooie vrouw Eva. door de heer Manby met zijn geld gekocht. Bij hun aankomst op het eiland bestaat er nog een zekere relatie tussen Manby en Eva, doch het voortijdige lichamelijke verval van Manby maakt dat Eva zich na een paar jaar hoe langer hoe meer gaat vervelen, en wat ligt er meer voor de hand dan dat zij zich zal gaan amuseren in de vele artiestenkroegen en -kringen. Met als ge volg huiselijke spanningen, die culmineren in een vrij vulgaire scène. Eiva tracht met schalkse maniertjes Manby nog eens in te palmen en wanneer dit op een mislukking uitloopt is het fameuze viswijf niet ver uit de buurt. Hier klinken nare echo's uit talloze nare boeken op, en het hele verloop is schabloneachtig. Eva loopt midden in de nacht weg, d w z zij stapt in haar autootje, rijdt naar het dorp en gaat de nacht verder met vage bekenden landerig fees tend en weedrokend doorbrengen. Manby rekent inmiddels met haar af. In de nacht krflgt hij een zwoele droom en een lichte hartaanval. De volgende morgen is hij actief bezig, herinneringen aan Eva te verwijderen (o a een rare nis in de gevel van het huis aan het dicht- metselen, waarin Eva eens voor tuinbeeld heeft gespeeld), als zij onverwacht nog even terugkeert naar huis. Doch Manby negeert haar en zij wordt daardoor min of meer gedwongen dóór te zetten, weg te gaan voorgoed. Later schrijft zij nog om haar kleren en een paar bezittingen (die Manby heeft verbrand) en .bedankt voor al les'. Meer heeft de zaak niet om het lijf. De verteitrant is niet onver dienstelijk, maar niets haakt zich in het geheugen, geen karakter, geen situatie, geen visie, geen milieu. Hoewel evenmin nieuw, ei gen vinding, gebrukt Schalekamp af en toe een zuver filmisch pro cédé om een fguur te tekenen: ,Uit de stofwolk komt een rode auto op, een Morris Minor misschien, of zo'n kleine lage Austin. De came ra draait met de langsrijdende auto mee. We zien een ogenblik de achterkant van de wagen met de nummerplaat. Vervolgens draait de camera achter de auto om naar links en neemt een close-up van het geheel geopende linkerportierraam en de blote arm van Eva, waarvan de elleboog naar bulten steekt. Ze zien nu uitsluitend die arm, matbruin, met een smalle zilveren armband om de pols, en de hand die losjes op het stuur rust. De nagels van de hand zijn zilver of donkerrood gelakt. Camera beweegt zich nu iets omhoog en naar achteren. Eva's pro fiel, maar vaag. Ze kijkt strak en onbewogen voor rich uit. Haar hoofd en haar schouders bewegen langzaam op en neer op het ve rende. ritmische schokken van de auto. De haren, blond, dun en niet al te lang hangen sluik tot op de schouders. Zonlicht glanst op haar linkerschouder, die bloot is. Dit is Eva, of althans een stukje van haar.' Dit procédé vindt men meermaals toegepast. Het trucje van de Morris ,of' Austin en van de rode ,of' zilveren nagels eveneens, (ook al niet nieuw) en dat helaas tot vervelens toe. Het suggereert dat de beschrijving er niet zoveel toe doet, en dat kan dit boek nu juist niet hebben, er zit toch a lzo weinig overtuigingskracht ach ter. Beschrijft Schalekamp zijn heer Manby, dan leest men b v: .Hoog, sterk terugwijkend of misschien ook wel recht of zelfs bol voorhoofd.' Het heeft geen functie in deze stijl, evenmin els de cur sief gezette stukjes in het begin die, overigens gelukkig, direct op houden. Het zijn alles kunstmatige tics, overgenomen van andere schrqvers. Dat filmische echter, vindt men tegenwoordig, wellicht haast onbewust toegepast, in vele boeken. B v ook al in opus twee LETTERKUNDIGE KRONIEK DOOR HANS WARREN van de in Brussel wonende Nederlander Jeroen Brouwers, Joris Ockeloen en het wachten,' Op pag. 115. tijdens de beschrijving van een rondgang in een tehuis voor achterlijke kinderen staat ineens tussen haakjes de notitie: .(Sfeermuziek: Debussy's Childrens Cor ner. op volle sterkte klinkend door een zeer slechte loudspeaker die de klanken verscheurt)': op pag. 42 vindt men eerder aansluiting bij toneelwerk, de notitie: .wellicht kan enige sober en sonoor drum- merewerk hier de spanning opvoeren'. Jeroen Brouwers, die haast iets Vlaams over rich heeft (ook hij publiceerde eerst novellen, ,Het mes op de keel') heeft o i veel meer talent dan Jean Schalekamp. In Schalekamps werkt zoekt men eerlijk gezegd vergeefs naar moge lijkheden voor de toekomst. Brouwers' werk zit daar vol mee. De roman Joris Ockeloen en het wachten' raakt weliswaar wat lang zaam op dreef, mogelijk komt dat door het thema: wachten en nog eens wachten de titel zegt het al. In tegenstelling tot het werk ran Schalekamp, dat losjes in elkaar zit, is Brouwers roman met vaste hand gecomponeerd. En geraffineerd, buitengewoon geraffi neerd zelfs. De motieven zijn vaardig door elkaar gevlochten en ko men op verschillende plans telkens opnieuw en weer anders tot le ven. Een enkele, van andere modeschrijvers afgekeken tic daarge laten (wreedheid en sentimentaliteit jegens dieren, bepaalde smeu- igheidjes) is de toon eigen en authentiek. Het thema, de eenvoud zelf, is ingenieus uitgewerkt. Een man. Joris Ockeloen. wacht in de kraamkliniek, waarin rijn vrouw te elfder ure is opgenomen omdat de bevalling thuis mis liep. Het is een onmogelijk hete dag, in mei. De sfeer, die toch al wat vreemd Ls, wordt steeds onwerkelijker, maar blijft heider. Waar schijnlijk spelen slaperigheid, de abnormale hitte en de spanning van het moment een rol, maar dat het verhaal steeds verder af glijdt in het onderbewuste merkt men al lezend niet eens direct. Men moet aannemen dat Jorris, ter verpozing en om een luchtje te scheppen naar de tuin gestuurd door een zuster, in de hitte is in gedommeld, maar zijn dromen zijn eerst zo lucide als maar kan zoals zo vaak in werkelijkheid het geval ls. .Al wat er in gebeurt, kon ongeveer zo in werkelijkheid gebeuren. Hij moet bij de arts ko men. die hem mededeelt dat hfl een dochtertje heeft, doch dat zijn vrouw gestorven is. Joris' reacties zijn merkwaardig meedogen loos: hij vindt het intens zielig voor zijn vrouw, die jarenlang naar een kind heeft verlangd voor hem hoefde het niet. Scherp., en niet zonder wrange humor worden de situaties getekend, de bere keningen van de vrouw (Brouwers kan .Rosemary's Baby' van lra Levin onmogelijk gekend hebben, maar men moet er aan denken), Joris' weerzin, de ellendes van de aanstellerige zwangerschap tot op het laatste moment, rijn verzet. En nu dit. In een zeer ingewikkeld patroon gaan we stap voor stap de diepte in naar symbool- en sleu telfiguren, naar de jeugd. Onderhandelingen met de begrafenis ondernemer, bezoek aan het mortuarium, reis naar de geboorte stad, bezoek aan het huis van de jeugd, dat in een internaat voor misvormde kinderen is veranderd Jons' baby is gaafi. terugvinden van een jeugdliefde in de eerste de beste nachtciubdanseres, het uur van de begrafenis. Op bijzonder aannemelijke wijze heeft Brouwers de effecten van de steeds dieper en gecompliceerder wordende droom, de uit het onderbewuste opwellende symbolen, weten te verwerken in het totale patroon van de vertelling. De afmattende hitte is zó voelbaar gemaakt dat hij de lezer gaat bevangen. Joris, en de lezer worden gewekt wanneer het verhaal heel erg irreëel is geworden, dezelfde zuster die hem de tuin in stuurde brengt hem nu naar vrouw en kind Joris is opgelucht en ook vohvasener. een jonge vader. Een merkwaardig en heel persoonlijk boek van een be kwaam schrijver van wie we meer werk hopen te "lezen. Jean A. Schalekamp: Bedankt voor alles, ContactAmsterdam - - Jeroen Brouwers: Joris Ackelaen en het wachten. Manteau. Brussel/ Den Haag. Da «Brflle ,7rarn r*föcfil. fó jA3rdênburg t -/SS f

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1968 | | pagina 15