diepe kloof
tussen
landen
in de
wereld
Zaterdagnummer
KERN
WOORDEN
WERELDHANDELS
CONFERENTIE IN
NEW DELHI VAN
1 FEBR. TOT 25 MAART
In India bedraagt het inkomen per
hoofd der bevolking ongeveer 40
dollar per jaar.
In de Verenigde Staten van Noord-
Amerika verdient de gemiddelde
Amerikaan 3.300 dollar in een jaar.
Dit is wat tegenwoordig wordt ge
noemd, de grootste uitdaging van
onze tijd: het overbruggen van de
gapende kloof tussen rijke en arme
landen, tussen ontwikkelde en ge-
industrialiseerde landen enerzijds
en de ontwikkelingslanden ander
zijds.
Jaarlijks geeft de wereld tientallen miljarden dol
lars uit voor defensiedoeleinden: in 1965 beliep
dit bedrag 140 miljard dollar, 40 dollar per iede
re inwoner op deze aarde en sindsdien is het be
drag nog toegenomen. Schril steken tegen dit
cijfer af de bedragen, die jaarlijks voor ontwikke
lingshulp worden uitgegeven: in 1965 tegen de 11
miljard dollar.
De kloof tussen de rijke en de arme landen wordt
nog telkenjare groter. Dat komt mede, omdat de
groei van de voedselproduktie achterblijft bij de
toeneming van de wereldbevolking. Half 1965
telde de wereldbevolking 3.295 miljoen zielen;
sedert 1950 een toename met 778 miljoen. Ruim
75 procent van deze 778 miljoen woont in ont
wikkelingsgebieden, vooral in Azië. Nóg een as
pect: in de periode 1960-1965 is het analfabe
tisme in de wereld afgenomen van 44,3 tot 39,3
procent, maar het werkelijke aantal steeg toch
nog van 700 tot 740 miljoen.
Het lijkt haast een vicieuze cirkel, waaruit geen
ontsnappen meer mogelijk is. Steeds verder groei
en rijk en arm uit elkaar.
Ergens in Afrika: een Nederlandse verpleegster is per auto naar een broussedorp gekomen.
Behulpzame handen helpen haar met het uitpakken van haar verpleegstersspullen.
Hier een Nederlandse vrijwilliger ergens in Afrika behulpzaam bij het plaatsen van een schot-
balk in een nieuwe stuw, benodigd voor regeling van de bevloeiing. Ook een vorm van ont
wikkelingshulp.
nevenstaand artikel over de ontwik
kelingshulp wordt de financiële hulp
steeds uitgedrukt tn Amerikaanse dol
lars. De reden daarvan is, dat vrijwel
alle hulpverlenende landen en instan
ties. zoals de Wereldbank, de Yerenig-
de Naties, de OESO de financiële steun
aan de ontwikkelingslanden in deze
munteenheid uitdrukken. Eén dollar
heeft de waarde van ongeveer 3,60.
Ontwikkelingslanden- vroeger onderont
wikkelde landen genoemd. Landen dus,
waar de economische ontwikkeling en
de sociale vooruitgang beneden een aan
vaardbaar minimum blijven. Het inko
men per hoofd der bevolking in een ont
wikkelingsland is laag, in tegenstelling
tot dat in de (hoog) ontwikkelde lan
den: in de VS 3300 dollar, in India 4°
dollar.
Derde wereld: als de der de wereld' wor
den aangeduid de in de laatste jaren
onafhankelijk geworden staten, veelal
ontwikkelingslanden. De term is met na
me in zwang gekomen sinds de inmid
dels overleden Algerijn Frans Fanon,
die als de ideoloog van de derde we
reld' wordt beschouwd, hieraan een aan
tal publikaties heeft gewijd.
Donorlanden: de rijke landen, die hulp
verlenen aan de ontwikkelingslanden;
donor betekent gever.
Preferenties: op het gebied van de han
del voorkeursrechten, die het ene land
aan het andere toestaat bij import.
OESO: Organisatie voor Economische
Samenwerking en Ontwikkeling, die tn
1961 de Organisatie voor Europese Sa
menwerking en Ontwikkeling heeft ver
vangen. Tot de doeleinden van deze or
ganisatie behoort ondei meer een ge
zonde economische ontwikkeling van de
ontwikkelingslanden; voorts een bijdra
ge te leveren tot vergroting van de we
reldhandel.
Bilaterale hulp: rechtstreekse hulpver
lening van het ene Uind aan het andere
krachtens een bindende overeenkomst
tussen deze twee landen.
Multilaterale hulp: veelzijdig gerichte
hulp, niet op één land, maar op een
aantal landen, bijvoorbeeld via de
OESO of de Wereldbank.
Toch wordt niet stil gezeten, wordt
getracht iets aan de huidige situatie
te doen. Meer en meer wint in de
rijke, ontwikkelde landen de mening
veld, dat men een zekere verant
woordelijkheid heeft tegenover de
medeburger» in de ontwikkelingslan
den. Naastenliefde en sociale recht
vaardigheid zijn begrippen, die in dit
verband steeds meer als urgent wor
den genoemd om de ontwikkelings
hulp op te voeren En een zekere ma
te van eigenbelang, zowel van het
westen als van het oosten tegenover
de .derde wereld' la hieraan niet
vreemd.
Er bestaan verschillende vormen van
hulpverlening aan de ontwikkelings
landen. In de eerste plaats hulp in
de vorm van o verheidskredieten, die
in de regel in overleg met het do
norland worden besteed. Met name
de zogeheten ontwikkelingsprojec
ten, zoals irrigatiewerken, techni
sche scholen, fabrieken enz. verten
een belangrijk deel van deze ar idio
ten. Voorts kent men het instituut
van de vrijwilligers, jonge mensen
uit rfjke landen, die op medisch,
landbouw en technisch gebied ken
nis overdragen op de bevolking van
de jonge staten. Nederland bijvoor
beeld biedt ook op deze wijze hulp
san ontwikkelingslanden.
Daarnaast oestaat de particuliere
hulpverlening, die hoofdzakelijk be
staat uit investeringen, waarmee de
economie van de ontwikkelingslan
den is gediend. In het bijzonder de
grote concerns, die vestigingen heb
ben over de gehele wereld, gaan wat
deze vorm van hulpverlening oetreft
voorop. In 1966 beliepen de particu
liere investeringen 3,4 miljard dol
lar, tegen 3,8 miljard het jaar daar
voor, een vermindering derhalve met
0.4 miljard dollar. Ook van de zijne
van de kerken legt men zich steeds
meer toe op ontwikkelingswerk
Missie en zending doen op dit ter
rein verdienstelijk werk. al i3 het in
zijn totaliteit gezien niet meer dan
een druppel in een emmer vol wa
ter. Om 2 miljard mensen een mens
waardig bestaan te geven zijn al de
ze vormen van hulpverlening teza
men nog verre van toereikend.
Op wereldniveau wordt getracht een
oplossing .-oor .de grootste uitdaging
van onze tijd' te vinden. Vier jaar
geleden is daarmee een begin ge
maakt, maar de resultaten zijn tot
nu toe pover geweest.
In 1964 wero in Genève da eerste
wereldhandelsconferentie gehouden
onder auspiciën van de Verenigde
Naties, de UNCTAD 1. Volui: luidde
de naam United Nations conference
on trade and development (conferen
tie Verenigde Naties voor handel en
ontwikkeling).
De positieve resultaten van deze con
ferentie zijn op de vingers van één
hand te tellen. Maar dat heeft de VN
niet weerhouden zal wellicht juist
de drijfveer zijn geweest een twee
de UNGTAD-conferentie uit te schrij
ven, die gedurende februari en een
groot diel van maart in de Indiase
hoofdstad New Delhi, dus midden in
een ontwikkelingsland, wordt gehou
den. Het is de grootste conferentie
op economisch gebied, die ooit is ge
houden: 132 landen nemen eraan deel
met zo'n kleine 3000 deskundigen. Zij
zullen een wereldstrategie moe
ten bepalen voor handel, hulp en
vooruitgang.
Waarom het oog vooral gericht op
de handel, teneinde te trachten de
ontwikkelingslanden dichter naar het
niveau van de industrielanden t»
brengen
Cijfers leren, dat de ontwikkelings
landen het zijn er niet minder dan
83 met liefst twee miljard arme
mensen - viervijfde van hun devie
zen putten uit de export, slechts een-
vijfde deel komt binnen als ontwik
kelingshulp. In hoofdzaak moeten de
ontwikkelingslanden het van de bui
tenlandse handel hebben. De ontwik
kelingslanden vinden, dat zij nu ein
delijk op dit stuk meer aan hun trek
moeten komen. Vóór de conferentie
van New Delhi hebben zij zich in Al
giers beraden over de wijz<\ waarop
zij de rijke landen zullen benaderen.
Zij hebben een aantal prioriteiten ge
noemd, die nauw verband houden met
de handel
Zo florissant staat het daar nu niet
mee voor de ontwikkelingslanden
Terwijl de rijke landen hun positie
hebben verbelerd, zijn de ontwikke
lingslanden achtergebleven, wijzen de
cijfers >ver de wereldhandel uit. Van
56 miljard dollar In 1950 nam de we
reldhandel loe tot 2043 miljard dollar
in 1966. Het aandeel van de ontwik
kelingslanden in de wereldexport
daalde van 33 tot 20 procent, dat van
de ontwikkelde (westerse) economie-
en steeg met tien tot 69 procent en
de socialistische economieën groeiden
van 8 naar 11 procent.
dit aantal zijn begonnen ontwikke
lingslanden willen op UNCTAD II
proberen prioriteiten te verkrijgen
4| Grondstoffen. De gedachten gaan
uit naar een redelijk prijspeil. Bij
te lage prijzen zouden de ontwikkelde
landen financieel moeten bijspringen.
Industrieprodukten. - De rijke
landen zouden preferenties voor
de industrieprodukten van de ont
wikkelingslanden moeten afgeven.
Financiën. De ,83' vinden, dat
meer financiën te hunner be
schikking moeten worden ge-
thiek tegenover de wensen en ver
langens van de .derde wereld.' Ne
derland vindt, dat men geen vrede
mag hebben met de huidige oneven
wichtige situatie. Er moet verande
ring in komen is van deze zijde ge
steld. Daarom ook streeft Nederland
ernaar tegen 1971 één procent van
het bruto nationaal produkt uit te
trekken voor ontwikkelingshulp.
Reeds op de conferentie in Geneve is
dit percentage van één genoemd.
Eenstemmig gingen rijk en arm met
deze aanbeveling akkoord. Tot nu toe
is de aanbeveling niet meer dan een
holle frase gebleken. Beliep in 1961
de hulp aan ontwikkelingslanden nog
0,87 procent van het bruto nationaal
Wat wil de .derde wereld' i
De 83 officieel worden z(J nog al
tijd de 77 genoemd, omdat z(j met
steld. Dit om de economische ont
wikkeling (sneller) op gang te bren
gen. Verder: er zal gepraat moeten
worden over afbetaling van leningen
Voor sommige landen is het middel
erger dan de kwaal, zij staan voor
zulke hoge bedragen in net krijt bij
de rijke landen, dat zij van iedere
dollar ontwikkelingshulp 30,40. soms
zelfs 50 procent onmiddellijk moeten
teruggeven als rente en aflossing
van vroegere leningen.
Scheepvaart- Er is een streven
bij de ontwikkelingslanden om
een eigen koopvaardijvloot op te bou
wen. Hier zouden deviezen kunnen
worden bespaard in de sector van de
dienstenverlening.
Het zijn allemaal punten, die stuk
voor stuk aan de orde zullen worden
in New Dellü.
Nederland, een van de rijke landen,
staat In het algemeen zeer sympa
produkt, in 1966 was dit percentage
teruggelopen tot 0,62. Weliswaar is
de hulp aan de .derde wereld' sedert
1961 jaarlijks met 1 procent toege
nomen, maar die ene procent per
jaar bleef ver achter bij de stijging
van het bruto nationaal produkt met
35 procent In de industrielanden in
die periode. Gemeten naar de pnjzen
in 1961 is de financiële hulp zelfs
afgenomen met 2 procent.
Zonder zich op de borst te slaan, kan
de westelijke wereld zeggen, het
grootste aandeel van de hulp te ver
strekken. De westelijke landen ne
men 80 procent ,van de export van de
ontwikkelingslanden af en zij nemen
70 van de ontwikkelingshulp
voor hun rekening. Enkele c(j-
fers: in de periode 1954-1964 bedroeg
de netto hulpverlening van de geïn
dustrialiseerde OESO-staten (Orga
nisatie voor economische samenwer
king en ontwikkeling) 70 miljard dol
lar, het Sino-Sowjetblok slechts 2
miljard dollar. Meer dan de helft van
de westelijke overheidshulp wordt
gegeven ln de vorm van schenkingen
of op voorwaarden, die eveneens een
schenkingselement bevatten.
Oost en west hebben in de loop der
Jaren een soort competitie gemaakt
van de ontwikkelingshulp. Soms was
de inzet hoog: men denke bijvoor
beeld aan Egypte, dat zich na de
weigering van de VS om gelden be
schikbaar te stellen voor het As-
soeandam-projeot in de Nijl, tot Rus
land wendde en daar de nodige kre
dieten «1st te verkrijgen, alsmede
een meerjarige vriendschap. Sinds
dien la de verhouding tussen Egypte
en de VS op z(jn vriendelijkst ge
zegd .koel.' Natuurlijk zijn er ook
andere oorzaken te noemen voor de
koelere houding van Nasser cs, maar
het is een onloochenbaar feit, dat de
Amerikaanse weigering een omme
keer ln de verhouding heeft teweeg
gebracht.
Dat de westelijke wereld het oost-
blok ver voor is in het geven van fi
nanciële steun an de ontwikkelings
landen ls overigens niet zo verwon
derlijk. Niet vergeten mag worden,
dat vele westelijke landen een ster
ke binding hebben met tal van Afri
kaanse, Aziatische en ZuidameriKasn-
se landen, een overblijfsel uit het ko
loniale tijdperk. De Verenigde Sta
ten van Noord-Amerika hebben zich
bij de rij van donorlanden gevoegd,
in hoofdzaak uit politieke overwe
gingen. Terwijl de VS het (niet te
ontkennen omvangrijke) buitenland
se. hulpprogramma in hun politiek
hebben ingepast, vindt men in de Eu
ropese hulpverlening meer hei idee
terug van .morele verplichting.' De
Europese landen hebben, mede ge
zien hun koloniaal verleden, vele bi
laterale contacten, de VS naast in
dividuele hulp vooral hulp in multi
lateraal verband (Wereldbank. OE
SO).
Wanneer over ontwikkelingshulp
wordt gesproken ln het westen valt
meermalen het woord eigenbelang.
Waarom eigenbelang?
Zij, die zich van dit woord bedienen,
wijzen op de grote armoede van meer
dan 2 miljard mensen, die leven in
landen, waar een chronisch voedsel
tekort ls. De rijke landen proberen
daaraan zoveel mogelijk te doen
(graanleveranties van de VS aan In
dia, z(jn hiervan een voorbeeld). Door
hulp van buitenaf geld en deskun
digen zullen deze landen op den
duur voor him eigen voedsel moeten
kunnen zorgen. Laat het westen dit
na, zo word wel geredeneerd, dan
zou het zich voor de toekomst bero
ven van een markt van honderden
miljoenen mensen. Door nu hulp te
verlenen waarvoor het gebod tot
naastenliefde en de gedachte van so
ciale rechtvaardigheid al pleiten
is het westen het meest gebaat. Een
ander argument, dat wordt gebruikt
is dit: die 2 miljard paupers (juist in
de op een enkele uitzondering na
nlet-blanke zuidelijke landen) zou
den op den duur wel eens gevaar
kunnen gaan opleveren voor de rijke
landen. Ook uit dit oogpunt gezien ia
het maar beter hulp te verlenen,
wordt aangevoerd. Maar overheer
send zijn toch de argumenten van
naastenliefde en sociale rechtvaar
digheid.
Daarom ook, dat men toch wel een
zeker optimisme heeft ten aanzien
van de resultaten van de conferentie
in New Delhi. Wonderen moet men
daar zeker niet verwachten. De pro
blemen zijn daarvoor te ingewikkeld
en de belangen tussen de rijke en de
arme landen lopen te ver uiteen. De
arme landen willen behoorlijke en
stabiele prijzen voor hun prod linten,
voor hen is dat min of meer een le
vensvoorwaarde. De export van tal
van ontwikkelingslanden bestaat
voor het grootste deel uit landbouw-
produkten. Landen als Ghana t ca
cao), Panama (bananen), Mauritius
(suiker), Ceylon (thee en rubber),
Egypte (katoen en rjjst), Brazilië
(koffie en cacao) zijn uiterst kwets
baar. doordat hun export ln hoofd
zaak steunt op één, of twee nroduk-
ten. Wanneer de oogst slecht is of de
prijs op de wereldmarkt de ge*mg-
ste fluctuatie vertoont, beïnvloedt
dat onmiddellijk de handelsbalans
zeer sterk. Deze kwetsbare positie
vooral willen de landen van de derde
wereld' verbeteren.
De komende dialoog in New Dribi
tussen rijk en arm zal aantonen of
de arme opnieuw in zijn hemd b'ijft
staan.
T