MILJOENEN
KLAPPEN
MARCELLUS EMANTS
.AFGESTORVEN'
ban broeger
en toen
zaterdagnummer
Zaterdag 20 januari 1968
Jk heb miljoenen kloppen gegeven. Kun je wel nagaan. In 1904
ben ik bij de fabriek gekomen en veertien jaar geleden ben ik ge
pensioneerd. Ik heb van alles gesjouwd. Want vroeger moest je
vee! meer sjouwen als tegenwoordig. Een werf lijkt nu wel een
koekenbakkerij, alles staat van tevoren kjlaar. Iedereen heeft zijn
eigen afdeling. Maar dat was er vroeger niet bij. Nu was ik
klinker, maar daar hoorde bijvoorbeeld evengoed bij het in de
juiste vorm buigen van de spanten en het op hun plaats brengen
van platen met een kolderwind'.
In de vijftig jaar. dat de heer Crucq uit Vlissingen
bij ,De Schelde' heeft gewerkt is er wel het een en
ander grondig veranderd. En dan kijkt hij alleen nog
maar naar zijn eigen vak: klinker. Klinkers zijn er
bijna niet meer. Netzomin als nageljongens en te-
genhouders. Het klinken van schepen heeft tot na de
laatste wereldoorlog standgehouden. Toen werden de
klinkers allengs vervangen door lassers. Hei gaat
natuurlijk veel vlugger. Maar als de heer Crucq
en velen met hem een schip langs de boulevard
zien glijden is het oordeel niet mis te verstaan: .Zo'n
modern schip? Het lijkt wel een magere koe. Je kan
precies z'n ribben tellen. Dat komt van het lassen.
Het moet allemaal vlug en goedkoop gaan. Bij eeD
geklonken schip kon je aan de buitenkant niet zien
waar de spanten zaten. De scheepswand was zo glad
als een spiegel. En sterker. Neem dat maar van mij
aan. Je hoort tegenwoordig nogal eens van schepen
die breken. Nou, dat komt ook al doordat de platen
aan elkaar zijn gelast. Op de naad zelf brexen ze
niet, maar juist er vlak naast. Dat staal heeft daar
met die enorme temperatuurswisselingen zo voor z'n
broek gehad, dat het als het ware verpulverd 's.
Juist naast de naden treden de scheuren op.' In feite
waren het de klinkers, die van een massa staalpla
ten en spanten een schip maakte®. De heer Crucq
begon er in 1904 mee. Met het handje.
SNEL
Pas In de eerste wereldoorlog zijn de automatische
klinkhamers gekomen. Trillende en schokkende ap
paraten, die het werk er niet lichter op maken.
Klinkers hebben haast. Want zodra ze een gloeiende
klinknagel door de daarvoor bestemde opening had
den gestoken moest er snel worden gehandeld. De
tegenhouder drukte een stuk metaal tegen de ach
terkant en twee klinkers sloegen In razend tempo
aan de voorkant de kop van de nog gloeiende nagel
plat. Dat moest snel gebeuren, want dat slaan heeft
alleen zin als de nagel heet is. De nageljongens
moesten zorgen voor de aanvoer van gloeiende
klinknagels in speciale kolenkacheltjes verhitten ze
de klinknagels. Kacheltjes, die een vieze ro^'-valm
ontwikkelden. De heer Crucq: ,Het ergste was dat
wel als je in een ruim bezig was. Dan stond je daar
ergens bovenin te slaan en beneden stonden die ka
cheltjes. Dat was geen doen. Je kreeg er het zwarte
slijm van in je mond. Af en toe gingen we maai
eens wat lauw water drinken om de vieze smaak
weg te spoelen, maar een rotzooi bleef het. Want Je
moet er natuurlijk bij rekenen, dat Je niet alleen
steeds van die zwarte rochels uitspoog, maar de
meeste mannen pruimden dan ook nog!' En dan bul
ten ergens tegen een scheepswand op een hoge stel
ling. In de wind, de regen en de kou. Dan wilde je
wel werken. Ook al vanwege het feit. dat klinkers
altijd in ploegen in het aangenomene werkten
Nu sloegen klinkers niet alleen op klinknagels maar
ze mochten ook onder een bijna gereed gekomen
schip klappen uitdelen.
KEGGEN
Dat begon een week of vier voor het schip van de
helling zou lopen. Oud-hellingbaas De "Smit: .Dan
kwam er een groep van wel zo'n negentig klinkers
om het schip te keggen. Op elke spant zaten drie
keggen. Zo'n schip staat dan eigenlijk op een paar
rijen op elkaar gestapelde houten blokken. De bo
venste van die blokken zijn de zogenaamde keggen.
Die dingen hebben een soort V-vorm en als je nu
tegen de brede kant van zo'n keg slaat wordt zo'n
stapel hoger. Op die manier wei-den die stapels he
lemaal vast onder het schip geslagen. Daarna wer
den de kimstoppingen weggeslagen. Deze stonden
meer naar de buitenzijde van het schip om te voor
komen, dat het zou gaan kantelen. Die kimstoppin
gen werden weggeslagen met behulp van zogenaam
de rammen. Deze werden met touwen net zo lang
tegen de stoppingen gebeukt, tot ze bezweken. Als
het schip aan de achterkant helemaal dicht was
werd de bateau porte (oftewel battepor) geopend,
zodat het water op de helling kon komen. Dan kon
den de sleden onder het schip worden gebracht. Aan
de voorkant stond er een kaapstand of een stoom-
kraan met een winch en op die manier weraen de
lange sleden onder het schip getrokken. Eerst de
beddingen, dat waren lange balken met twee op
staande kanten, waartussen talkvet en klodders
groene zeep werden aangebracht om het glijden te
vergemakkelijken. En op die beddingen kwamen dan
tenslotte de sleden. Als dan die beddingen met sle
den waren opgekegd lag het schip als het ware
klaar voor de afloop. Aan de voor- en achtersteven
maakten de houtscheepsmakers, waar Ik ?r oor
spronkelijk dan ook een van ben, de apostelen. Dat
waren hoge houten steunen, die op de slagbeddingen
rustten en tegen de wand van het schip stonden.
Tussen die apostelen waren staaldraden onder het
schip door bevestigd, zodat van voren en van achte
ren het schip ln de .broek' hing. Dat was natuurlijk
om het overeind te houden. Die apostelen, aan de
boeg worden ze nog gebruikt, zijn vooral belangrijk
op het moment, dat het schip gaat drijven, or-dat
dan het voorschip nog op de helling staat en de kans
op kapseizen erg groot is.'
BELETSEL
En dan lag een schip klaar op de sleden. Maar om nu
te voorkomen, dat het al van de helling was, voordat
de doop was verricht, maakte men gebruik van een
.klink,' het .laatste beletsel.' Een combinatie van
hefbomen, die voorkomt, dat de sleden op een on
voorzien ogenblik ln beweging komen. De heer Van
Gelderen, tot zijn pensionering vorig jaar hoofd van
het bedrijfskantoor scheepsbouw en als zodanig be
last geweest met 57 aflopen, heeft een model van
de .klink' gemaakt. Hjj vertelt erbij: .Een pal houdt
de slee tegen, als het schip gaat praten. Als een schip
gaat praten, wil dat zeggen, dat het aanstalten
maakt om af te lopen. Dat kun Je zien aan een me
ter. die reageert op de spanning tussen slee en bed
ding, Door midden van al die hefbomen wordt de
kracht van schip met slee op de bedding verminderd,
zodat er op het kabeltje, dat officieel wordt ge
kapt niet veel spanning staat.' Het is ook weieens
gebeurd, dat een schip domweg weigerde de helling
af te gaan. Koningin Wilhelmina had zoiets op 20
mei 1939, toen ze speciaal naar Vlissingen was ge
komen voor de tewaterlating van de .Koningin Em
ma,' een mailboot van de Maatschappij Zeeland.
Inplaats van om kwart over één liep het schip om
half vier af. Het Iaat zich verstaan, dat er .onder
het vlak' die middag niet zo'n bijster opgewekte
stemming heerste. Waar het aan lag? Zoek het
maar uit: een bochtje in de slagbeddingen, te wei
nig talkvet, een verkeerde samenstelling van dat
vet, niet goed opgekegd en ga zo maar door. Bij de
.Cleadora,' die zonder enige plechtigheid te water
werd gelaten door directeur Joh. Chr. Smit (zou er
sprake zijn geweest van opzet?), lukte het he'pmaal
niet. Het was in 1938. De mannen onder het vlak,
waar het praktisch altijd koud was en In ieder geval
enorm tochtte, hebben er nog van alles aan gepro
beerd. Er werden zelfs pompen van 50 ton ingezet
om het schip ln beweging te krijgen. Maar het rind
van het liedje was, dat alles er van onder moest en
dat er nieuw vet moest worden aangebracht. Toen
liep de zaak wel gesmeerd. Net zo gesmeerd als by
prins Bernhard, die op ,De Schelde' een enthousiasme
ten toon spreidde, waar men nog lang over heeft
gesproken. De prins moest op 25 maart 1939 name
lijk de doopplechtigheid en de tewaterlating ver
richten van de mailboot .Prinses Beatrix.' De fles
champagne met het bekende touwtje stond klaar.
Maar inplaats van de fles tegen de boeg te zwaaien
nam de prins het geestrijk vocht zonder veel over
leg ter hand om het tegen de boeg te smakken.
Z'n hand maakte echter een zwaai, waar de lengte
van het touwtje niet op was berekend en prompt
brak dan ook de hals van de fles. En champagne
geeft misschien wel geen vlekken, maar schuim des
te meer. Het dopen van de prins leek dan ook neer
op een repetitie voor een tv-reelamespot voor een
krachtig schuimend wasmiddel. In ieder geval is de
.Prinses Beatrix' op een keurige manier afgelopen
en daar was het tenslotte om begonnen.
Een voor fle Schelde' ongewone stapelloop kort na de oorlog. Omdat de hellingen bezet waren (Unks de
Willem Ruys") werden de verlengde en herstelde boten van de Provinciale Stoombootdienst dwars te water gelaten.
Een rijsbed remt de vaart (6 meter per secondeJ van het schip af. Tegenwoordig worden zulke visbedden
alleen nog bij grote schepen gebruikt.
PIERRE H. DUBOIS eindigde de inleiding op zijn in 1964
verschenen gedegen studie .Marcellus Emants, een schrij
versleven' met het formuleren van de wens, dat zijn boek
er in zou mogen slagen .hernieuwde belangstelling te wek
ken voor een schrijver die binnen het raam van de Neder
landse letteren van groter betekenis is dan men veelal
heeft gemeend, grotendeels ten gevolge van onvoldoende
bekendheid met zijn werk'. Emants' voornaamste ge
schriften zijn zelfs antiquarisch zeer moeilijk te vinden.
Dubois is het ook, die de uitgave verzorgde van het boek
waarvoor we vandaag met veel genoegen uw aandacht
vragen, namelijk .Afgestorven' van Marcellus Emants.
Hier is dus de mogelijkheid voor nieuwe of hernieuwde
kennismaking. .Afgestorven' is een verzameltitel die, voor
de enkelen die goed of enigszins thuis zijn in Emants
werk, even toelichting behoeft.
In 1916. dus een halve eeuw geleden verschenen onder deze titel
de twee novellen waarmede ook dit boek opent. Doch die twee
verhalen waren in 1892 ook al eens. toen in de eerste druk. gepubli
ceerd onder de titel .Dood', en toen droeg elk afzonderlijk een
titel, namelijk .Spreken' en .Zwijgen'. Dat de novellen voordien
onder nóg weer andere titels .Dood' en .Argwaan' ln tijdschriften
gepubliceerd werden maakt de zaak haast verwarrend, doch heeft
enkel belang voor de literatuurwetenschap. De aanduiding .Spre
ken' en. Zwijgen', door Emants zelf geschrapt dus, mist men
echter node: zij geven aan het boek de allure van een tweeluik
en aan het gebied als het ware iets meer dimensie. Aan deze
twee novellen, waarvan II (het oorspronkelijke .Zwijgen' dus) wel
tot ae mooiste scheppingen van Emants behoort, heeft Dubois
onder dezelfde titel .Afgestorven' nog twee andere verhalen toe
gevoegd die nimmer in boekvorm verschenen zijn, en wel ,Een
kind' en .Huwelijksgeluk', het laatste een korte dialoog. Door hun
probleemstelling en toon sluiten zij enigszins bij de andere ver
halen aan. en in elk geval biedt dit boek zo een mooie kans om
een hernieuwde belangstelling' te wekken voor deze min of meer
ln vergetelheid geraakte auteur, die, als men al eens over hem
spreekt of schrijft bijna altijd als .Naturalist' wordt gedoodverfd.
Wat niet bepaald een term is die de leeslust of de nieuwsgie
righeid van de hedendaagse lezer opwekt.
Was Emants een naturalist? Afgezien nog van de waarde van
zo'n vaag-algemene term is het niet eens een bijzonder correcte
aanduiding. Wie thans Emants' werk nieuw gaat lezen, doet beter
alle definities (Emants was eerder een soort carrefour van natu
ralisme, realisme, verisme en romantiek, alles sterk doortrokken
met een persoonlijk-pessimistische levensopvatting) te verge
ten en doodgewoon te lezen: zegt die schrijver me nog wat.
leeft hij nog voor me, ofwel begeef ik mij in een dode wereld
waarvoor ik alleen nog een soort cultuurhistorische belangstel
ling op kan brengen
We moeten ons thans tot de verhalen uit .Afgestorven' bepalen,
en kunnen dan eigenlijk enkel van deel n (.Zwijgen'), overi
gens het langste verhaal uit het boek, beweren dat het ons wer
kelijk nog sterk boeit. Dit verhaal, dat heus niet alleen door de
naam van de vrouwelijke hoofdpersoon (Emma) de naam Flau
bert op de lippen brengt (of Tsjecho) ls een stuk proza van
grote allure. Hoewel heel de .setting' typisch Victoriaans ls, hoe
wel Emants hier uitvoerig werkt met motieven uit de maat
schappelijke en gedachtenwereld van zijn tijd, en dus eigenlijk
sterk zou moeten dateren, blijkt hiervan nauwelijks sprake. Zelfs
het probleem, dat thans weinig meer aanspreekt, boeit toch dooi
de meedogenloze scherpte en waarheidsliefde waarmee het wordt
gesteld. Kortom: Emants heeft het voor ons lateren, mogelijk
gemaakt In dit werk méé te leven; hij leidt ons binnen ln een
wereld met mensen als wij die onder andere omstandigheden
reageerden zoals wij zouden hebben kunnen reageren, mensen
dus. voor wie we ons interesseren en die met aandoen ais gekostu
meerde poppen of schabloneflguren wier handelingen curieus to
neelspel lijken. Wie zoiets kan, ls een goed kunstenaar, een goed
schrijver. Het beste werk van Emants verdraagt het Inderdaad,
te worden opgediept, herontdekt.
Het eerste verhaal (.Spreken' dus) voldoet niet helemaal aan
die eisen, en doet dan ook min of meer als een curiositeit aan.
We volharden nog al ln die Spreken-Zwijgen aanduiding, omdat
die Juist zo aardig het diptiek-karakter van het boek .Afgestorven'
weergeeft. Het probleem ls ln bedde verhalen namelijk min of
meer gelijk, de uitwerking geheel anders Een man die al enkele
jaren getrouwd is met een wat jongere vrouw (en in beide ge
vallen zijn de huwelijken kinderloos) ontdekt of meent te ont
dekken dat zijn vrouw verliefd is op een huisvriend. De huwelij
ken zijn redelijk goed. alle mensen hoogstaand van karakter, en
in geen van beide gevallen is er Iets ernstigs .gebeurd'. In het
eerste verhaal biecht de vrouw alles eerlijk op om haar geweten
te ontlasten (zij .spreekt') en het resultaat is een lelijke barst
ln het huwelijk, die niet meer weg te werken is. In het tweede ge
val verzwijgt de vrouw alles en moet de man slechts op ver
moedens afgaan met hetzelfde gevolg.
In .Spreken' komt luitenant Johan van Harden onverwacht van
zijn cavaleriemanoeuvres terug naar zijn garnizoen. Hij wordt
hartelijk verwelkomd door zijn vrouwtje Clara, dat evenwel ont
stelt als hij haar meedeelt dat er geruchten van oorlog lopen.
De wat geëxalteerde Clara, die Johan reeds gesneuveld ziet, wil
niet met een geheim bezwaard blijven, en biecht spontaan op
dat zij tijdens Johans afwezigheid verliefd is geworden op een
Jonge officier die als huisvriend over de vloer kwam. Zij had haar
bestaantje duf, saai en eentonig gevonden, als je pas vijfen
twintig jaar oud bent en dan al denken moet, dat je nooit weer
het grootste geluk van het leven genieten zult... want do van ie
mand te houden, zo heiendal weg te zijn van zaligheid, nacht
en dag vervuld te wezen van die éne heerlijke emotie en niets
meer te merken van de kleingeestige alledaagse wederwaardig
heden... dat is toch eigenlijk het hoogste en het enige' (pag. 17).
George, de jonge officier, en Clara hebben enkel een paar zoenen
gewisseld, en Clara heeft een einde aan de verliefde vriendschap
gemaakt toen zij hoorde dat George een rijk meisje ten huwelijk
had gevraagd: .Naderhand heeft hij mij wel uitgelegd, dat hij
dit gedaan had terwille van zijn ouders en voordat hij geloven
kon...dat ik_ maar toen was 't al te laat. Ik had er veel..-heel
veel verdriet van gehad; maar a LI es... uitgeschrapt en daarna..
Ach. wat eenmaal afgestorven is, dat is dan ook heiendal dood
en kan nooit weer ievend worden'
Volkomen oprecht, te oprecht mogelijk, vertelt Clara alles. Eerst
is Johan van Harden geweldig opgelucht. Hij had iets ergers
gevreesd. Doch wanneer hij later naar de kazerne moet, zijn het
die woorden over het afgestorven zijn, die om en om gaan draaien
m zijn hoofd, en geraakt hij aan de diepste ontreddering ten
LETTERKUNDIGE KRONIEK
DOOR HANS WARREN
prooi. Dit gedeelte van het verhaal, hoewei vol subtiele nuances,
dateert nog al sterk. Het is vrijwel onmogelijk geworden, met
Van Harden mee te leven hij wekt in zijn goedhartige vertwijfe
ling min of meer de lachlust op.
Dat is echter totaal niet het geval van referendaris Willem Blank
uit het tweede verhaal. Dit veel uitvoeriger uitgewerkte proza,
dat de draagkracht van een korte roman heeft, is veel genuanceer
der. hoewel het gegeven ongeveer gelijk is. Vier jaar lang zijn
Willem en Emma Blank getrouwd. Hij houdt van een evenwich
tig leven vol kalme rust, zelftucht en regelmaat. Emma kwijnt
een beetje weg in een luxe bestaantje zonder vertier of interes
ses. Dan brengt een jonge, wat lichtzinnige officier als huisvriend
de ontspanning. Op een avond, wanneer Blank onverwacht thuis
komt, verrast hij de twee in Emma's boudoir. Zij lezen samen
een boek, en him schrik als hij plots binnenkomt, wekt zijn
argwaan op. Siria, de officier, herstelt zich direct: .wel, mynheer
Blank, is dat ons doen schrikken! Wij waren zo verdiept in Anna
Karen ma', maar het gesprek wordt niet meer. echt ontspannen.
Siria wordt bevorderd en overgeplaatst naar Den Helder, en Blank
bemerkt dat Emma brieven van hem krijgt, die zij wegmoffelt, wat
zijn achterdocht versterkt. Hij weet zich altijd te beheersen, en
Emma zwijgt. Op een keer probeert hij haar haast te dwingen, uit
een brief voor te lezen. Daar staat in, dat Siria naar Atjeh wil
om er de dood te zoeken. Hij wil afscheid komen nemen in Den
Haag. Emma vraagt dan aan haar man, of zij Siria te logeren
mag vragen. Dit is voor Willem het toppunt, hij verliest even
zijn zelfbeheersing en heeft daar zo'n spijt van (hij houdt ziels
veel van zijn vrouw) dat hij direct daarop ln het verzoek toe
stemt. Emma schrijft rustig de invitatie. Doch dan bedenkt Wil
lem zich: dit is al te dwaas en hij besluit in stilte naar Den
Helder te reizen om Siria van zijn voornemen te doen afzien.
Prachtig is die reis beschreven, de gemoedsgesteldheid van
Willem en later, bij het onderhoud, die van Siria. Willem is stijf
en vormelijk, Siria, een tot totaal ander karakter (in de twee
mannen tekent Emants twee generaties) kan niet vormelijk blij
ven. Beiden zijn strikt eerlijke, goede mensen alleen het feit
dat zij van dezelfde vrouw houden doet hen zo ongelukkig tegen
over elkander staan. Wanneer dan Siria klare wijn schenkt en eer
lijk bekent dat hij van Emma houdt, doch het tevens voor Willem
duidelijk wordt dat de jonge officier nooit de vrede van zijn huis
zal verstoren en diep ongelukkig is, bezweert hij hem te komen
logeren zo lang hij wil hij zal hem dan het dwaze Atjeh-plan
uit het hoofd proberen te praten.
Als Siria daarop aan Emma schrijft dat hij helaas niet meer naar
Den Haag kan komen, begrijpt deze dat haar man niet voor
zaken is weggeweest, doch naar Den Helder is gegaan. Voor het
eerst komt zij in opstand: zij ls geen kind meer en zij verwijt
hem zijn gedrag. Deze scène en het slot dat er op volgt is een
hoogtepunt, niet alleen in Emants' oeuvre, doch in onze litera
tuur. Met bijzondere gevoeligheid en inlevingsvermogen is dit
vrouwenkarakter getekend.
Emants heeft hier verwerkelijkt wat hij zelf zo zeer in Flaubert
bewonderde: .het streven van de schrijver moet zijn zo objectief
mogelijk zijn personen te laten leven'.
Nogmaals: een meesterlijk verhaal. Slechts tussen haakjes: type
rend voor de totaal veranderde omstandigheden is dat omstreeks
1890 een zeer ontwikkelde vrouw, uit het venster naar de sterren
hemel starend, nog kon mijmeren: .En op al die lichtjes wonen
nu miilioenen mensen, die elkaar niet kennen en allen hun leed en
hun teleurstellingen hebben...net als wij', (pag. 63)
.Een Kind' (1903) is meer een .naturalistische' schets, waarvan
de inhoud geheel gedekt wordt door het motto, ontleend aan
Audsley ,Van de reinheid en de onschuld der kinderziel te spreken
is een staaltje van het poëtisch idealisme en de onwillekeurige
huichelarij, waarmee de mens de werkelijkheid loochent en be
hagen schept in de schijn'.
Hoofdpersonen: een moeilijke, nerveuze Jongen die op punt staat
naar de middelbare school te gaan. een moeder wier sociale
status doordat ze zo raar spreekt niet best te bepalen is, doch
die in leder geval niet onbemiddeld lijkt, een vader, die wegens
een venerische fc-.ekte (geheim gehouden voor, doch vermoed door
de vrouw) buitenshuis verpleegd wordt en nu krankzinnig is, en
een broer van die vader. arts. die de moed.-r bij horten en stoten,
onwillig, op haar drieste aandringen, inlicht. Het kind. hard als
een bikkel, niet rein en niet onschuldig, registreert alles heel
scherp. Beseffend dat zijn vader voorgoed weg ls (wil k jou 's
wat zegge: die vent in 't gasthuis is gek...') acht hij zich de
baas ln huis en bedreigt hij zijn moeder met de pook. Je raakt
me niet aan. Ik sla ie d. hersens ln. Ik wil ete en..,'
Vooralsnog weet de moeder haar heerschappij te doen zegevieren,
maar of het zal duren—
Ook dit verhaal is nu niet direct een gebeurtenis, evenmin als
.Huwelijksgeluk' een dialoogje tussen twee echtelieden die veer
tien dagen voordien hun enige kind hebben verloren. De man wü
nu zijn oude leven weer hervatten, de vrouw neemt hem dat
kwalijk. Uitzichtloos maar tactvol vechten ze him oude veten,
zachtjes omkleed weer eens tegen elkaar uit, vinden een soort
verzoening, en alles blijft bij 't oude.
.Terug in de sleur" eindigde ook .Zwijgen'. Het klinkt als een
soort basso continue door heel Emants' werk.
Marcellus Emants: Afgestorven, G. A. van Oorsch»-, Amsterdam
De Witte Olifant-reeks.