LOTEN MET
VIER
HARINGEN
IN TOP
DESCARTES DACHT
EN HIJ WAS ER
zaterdagnummer
ban broeger en toen
SOKKEN
ARM IN ARM
STUKJES EN VERSJES VAN
JAN HANLO EN J. C VAN SCHAGEN
RIVALITEIT
MESSEN
Zaterdag 16 december 1967
,'t Is nu 56 jaar geleden, dat ik moest gaan loten. Dat was toen nog in
Oostburg. Ik weet wel, dat we zo zat waren, dat we bij Schoondijke met
z'n allen in een doornbos terecht kwamen. Later, dat weet ik nog wel,
moesten ze in Groede gaan loten. Ik geloof, dat wij daar in het gerechts
gebouw ons nummer moesten trekken. Maar misschien kun je beter naar
Jan Nootebaart gaan, want die heeft dat soort dingen veel meer bijge
houden dan ik. Die weet over het loten wel meer te vertellen aldus de
heer Jan van de Velde uit Breskens.
Jan Nootebaart is van 1894:
,Op een gegeven dag kreeg je een offi
ciële brief thuis, waarin stond, dat je je
op die en die dag moest laten keuren.
Dat gebeurde in het gemeentehuis van
Groede. Nu moet je niet denken, dat dat
erg streng was, want soms keken ze amper
naar je. Er stonden vier hokjes naast elk
aar en daarin moest je je uitkleden. Dan
kwam er zo'n dokter en die keek eens
of je niet al te smal was, hij klopte eens
op je borst, je moest je dan nog eens
een keer omdraaien en het was gebeurd.
Nee, die keuring stelde niet veel voor.'
De heer J. Heijboer, die van 1911 is, heeft
dat al anders meegemaakt: ,Ja, ik geloof
echt wel, dat ze die keuring serieus op
vatten. Ik ben zelf gekeurd in IJzendijke.
in de openbare lagere school en er zijn er
van die groep toch heel wat afgekeurd.
Dus flauwekul was het echt niet. Ze keken
natuurlijk eerst naar je oren en ogen, ze
luisterden met een stethoscoop of je adem
haling wel deugde en verder bekeken ze
je hele lichamelijke conditie. Na de keuring
moesten we in de schoolbanken gaan zitten
en toen kregen we schriftelijke vragen
voorgelegd. Sommetjes en geschiedenis-
vraagjes en zulke dingen meer. Heel een
voudig hoor! Ik geloof ook wel, dat de
meesten zo'n test helemaal niet serieus
namen. Ik heb er in ieder geval ook maar
met m'n pet naar gegooid. Het was een
beetje kinderachtig ook, want je moet re
kenen, dat ik pas van de hbs kwam.'
Er gebeurden toch weieens gekke dingen
tijdens die keuringen, zoals die man van de
haven te Breskens vertelde: ,Ik zal het
nooit vergeten. Er stond een kerel naast
me en die had zich natuurlijk uitgekleed.
Kwam daar die dokter aan en. die zegt,
dat hij zijn sokken ook uit moest doen. Maar
die vent zei: dokter ik heb m'n sokken
al lang uitgedaan Die dokter kon het
gewoon niet geloven, het leek net of-tie
z'n sokken nog aan had, zulke zwarte voe
ten had die kerel. Dat was er zeker een,
die zich maar een keer in het jaar waste
of zoiets!'
De Bressiaanders maakten net als alle jon
gens van alle andere dorpen uit West-
Zeeuwsch-Vlaanderen van het loten voor de
militaire dienst een echt dagje. Daar spaar
de je voor, tenminste voorzover dat moge
lijk was. Maar in ieder geval zorgde je
wel, dat je een paar cent op zak had, ver
telde de heer Nootenbaart: ,Voor de dag van
de loting kocht je met z'n allen een vlag.
Een gewone Nederlandse, maar in het mid
den werd dan een afbeelding van een hoog
aars vastgemaakt. Dat was het teken, dat
we Bressiaanders waren. Er was toen nog
veel meer rivaliteit tussen de dorpen onder
ling en de Bressiaanders stonden nu een
maal bekend als vechtjassen. Aan de top
van de vlaggestok werden vier haringen
gehangen, toen we gingen loten in Groede.
Met zo'n twintig, dertig man in optocht en
Izaak Reijnhout was vlaggedrager. Die had
den we gehuurd. Dat gebeurde ieder jaar
zo. Reijnhout kreeg van iedereen een fooi
tje en bovendien had hfl vr(j drinken. Want
gedrónken werd er p zo'n dag, en niet zo
weinig ook.'
Drinken noorde bij het loten. Veel meer dan
nu het geval is uitte feestvreugde zich
door middel van de drank. In Breskens is
Er zijn van die definities, die zó raak lijken, dat je ze ont
houdt. Zo heeft Carmiggelt eens van Jan Hanlo beweerd,
dat hij het geheim kent van een lucide soort zeuren. Dit
weer vertaald, wordt zoiets alseen soort gezeur waar je
best met plezier naar luistert. Hoe treffend ook, de defini
tie van Carmiggelt is er in zijn leukheid en goedwillend
heid toch ook weer naast; zelfs het .gezeur' van Hanlo
lijkt ons een vorm van understatement, waarover straks
meer,
Hanlo is een filosoof, maar een van die zeldzame en erg
wijze die bijna hun mond houden, in de trant van het Chi
nese bonmot: zij die spreken weten niet, zij die weten, spre
ken niet. Descartes dacht en hij was er. Maar Jan Hanlo.
helaas, denkt, maar hij is er nog niet (p. 54). En inder
daad: niets aanvechtbaarders dan een loodzwaar filoso
fisch werk dat zo wereldberoemd wordt, dat niemand het
meer hoeft te lezen.
Wat is daarnaast zo'n overpeinzinkje van iemand als Hanlo die,
teruggetrokken ergens In Zuid-DLmburg, alléén levend, schuw
waarschijnlijk en erg vriendelijk (zo ziet hij er althans op foto's
uit) wat heremieterig zit te mijmeren over wat zijn vijfenvijftig
levensjaren hem hebben gebracht. Hij Is zoiets als een filoso
fische katalysator: doet hij een .ontdekking^ (over de zwaarte
kracht bijvoorbeeld, of op ander gebied) dan geeft hij die door
/oor wat h(J is. Hij knoopt er geen conclusies aan vast
ook hier weer understatement. Hij ontdekt bijvoor
beeld (je moet er maar erg in hebben) dat ln advertenties voor
Horloges de tijd altijd ongeveer tien over tien ls. (.actuele ma
gie').
is me nooit opgevallen, is dat nu waar. denk je dan. Met een
zekere nieuwsgierige verwachting sloegen we een stapel
tijdschriften op. De eerste de beste horloge-advertentie, ln de New-
Yorker, was van Tiffany Co., en net horloge stond op
tien over half vier. Wat natuurlijk wel erg op tien over tien lijkt,
maar dan aan de zuidpool van het karakter. Maar bij
Audemax-s Riguet begon het, twee stuks, keurig acht over tien,
en de tientallen andere horloges ln advertenties stonden ook allen
op dezelfde tijd. Kijkt u vandaag Ln deze krant het ls ruim
een jaar sinds Hanlo zijn ontdekking deed, en de horlogefirma's
hebben nog geen andere wijzerstand gekozen.
Hanlo noteert dan: .toegegeven, 'n lichtgewicht ontdekking. Koele
magie. Westerse magie. Magere magie. Het zij zo'. Doch het
grappige is natuurlijk dat men als lezer op zo'n suggestie een
hele filosofie kan gaan bouwen. Hanlo doet het niet voor u, hij
laat u met die optimistisch symmetrische stand rustig achter. Het
is natuurlijk morgen, of lekker beddetijd /oor de vroegslapers.
Hopelijk heeft hij de Tiffany van tien over half vier (welk
soort mensen moeten dit zijn ook gezien
/~\ver het understatement, een van de opvallendste
kenmerken van zijn werk, schrijft Hanlo ook een stukje. Het
is volgens hem ,bet halve woord spreken, terwijl men toch wel
degelijk het hele woord bedoelt, het hele woord dat soms
tragisch is.' Hij geeft ter illustratie een tekstje van zichzelf:
.Wanneer >k ik citeer mijzelf in een grappigdoend stukje
zeg: wist u dat enige statistici menen te hebben geconstateerd
dat cabartiers, tv-omroepsters, leden van regerende vorsten-
nuizen, daarna politici, en in het algemeen Amerikanen, het meeste
gevoel voor humor hebben? Volgens een groot aantal onderzochte
foto's vormen zij de groepen die het veelvuldigst in een situatie
een neiging tot lachen vertonen. Anderen beweren dat de
lachende gelaatstrekken niet steeds op een komisch geachte
situatie maar veeleer op een vrolijke inborst wijzen.
Dan zou de aanvulling tot het .hele woord' moeten luiden: weer
anderen menen dat het niet meer dan het masker van de
leugen ls, waarmee de standenloze massa bij voorkeur
benaderd wenst te worden. Maar hoe somber wordt het .state
ment' dan. Het zware zou het lichte, waarin nog een vlammetje
hoop en excusering brandt, uitwissen'.
Dit is Hanlo, in een paar regels, ten voeten uit. En zo causeert hij
in een veertigtal korte en langere stukjes over van alles en nog
wat. Pure brokken poëzie: ,Waar zijn de tijden dat men tussen
de margrieten achterover in het lange gras lag, of de hele middag
en avond de goddelijke hei op, en dan de andere dag weer en de
andere dag weer, als men zin had, bij geelgestreepte
zweefvliegen en blauwe vlindertjes en snelle snorrende libellen,
en 's nachts zongen er in het zwaarmoedige lommer van de
omgeving vijf, zes nachtegalen wisselen af met pure brokken
poëtische filosofie (een juweel is .Het stuk serpentine'), met
ernstig (half-erastig) gemeende dingen, notities over dieren en
jongetjes, kolder, heel persoonlijke Doekbesprekingen (Van het
Reve, Dhondt, vöórkeur dus toch?) om te eindigen op een werke
lijk zeer gedegen en voortreffelijk opstel .Over Jazz
En wat of wie is nu .Moelmer'. want zo neet het boekje. Niet
het grappige Spaanse jongetje op de omslag. ,Een zekere
Bennie, elf of daaromtrent wilde eens iets improviseren met
mij op mijn bandrecorder Toen ik aarzelde te beginneD omdat
me niets te binnen schoot, spoorde hij mij in zijn Limburgs
dialect aan: moelmer. Dat is, praat maar*.
T. C. van Schagen, een jaar of twintig ouder dan Hanlo
maar eenzelfde soort filosofische vrijbuiter wekt ook vaak de
indruk dat hij .moelmer" tegen zich zelf gezegd heeft zijn ,ik
ga maar en ben' Is al ruim veertig Jaar een soort gevleugeld
woord. Ook hij heeft iets van .lucide zeuren' over zich. praten van
uit een filosofische instelling die het bijna met zwijgen af
kan. Bij het beschouwen van zijn grafische werk, zijn monodrukken
(een fraaie selectie daaruit is nog de hele maand ln de kunstzaal
van Van Benthem en Jutting ln Middelburg te zien) krijgt men
de indruk dat het lichte, speelse element overheerst. Die pren
ten hebben iets geraffineerds-esthetiscn. Dit element vindt men
ook wel terug In de korte versjes uit .Kleine Doedelzak, 101
nieuwe reflexen', no XI3 van de inmiddels zo bekend geworden
eigen uitgave .Domburgse CahiersDoch de reflexen zijn iets min
der vrijblijvend dan de grafiek, ze hebben een zwaarmoediger, of,
eenvoudigweg, zwaardere, ondertoon. Het spelen is daar vaak
spelen met vuur, spelen op de grens:
Zachtjes klopt de deur
tegen mijn stoel aj en toe
met de zomerwind
er valt niets meer te zeggen
Verwilderingen
groeien langzaam op je dicht
het is wel goed zo
LETTERKUNDIGE KRONIEK
DOOR HANS WARREN
de dood komt schoon gemaskerd
als bloeiende wildernis.
als er geen werk is
voor de molensteen, rouwt hij
om het vermorzeld graan
het helmgras wimpelt
ik lig op het hoge duin
en kauic op een grasje
mensen - hoej ze niet
god-natuur-niet leuteren
wat dan f - ach laat maar
neem een vers grasje.
en tot slot deze - erg Japanse -
oude nomade
kruipt bij warme kacheltje
zonder schaamte.
len Htnloi Mo.lmu, Quefido. Amtterdem. J. C. van Seheflen: Klein* Doedelrak, Domb. Ca
ble»* XH, eigen beheer, tar I. C ven Sehegea t* Domburg.
BIJ DE FOTO'S
Foto hiernaast: Dat het vroeger stil
kon zijn voor het gemeentehuis van
Groede toont deze door het documen
tatiecentrum voor het Zeeuws del-
tagebiea beschikbaar gestelde foto.
Maar uit gesprekken met voormali
ge loters, bleek ook overduidelijk,
dat het er op hun dag enorm druk
was.
Foto onder: Deze foto (beschikbaar
gesteld door het documentatiecen
trum voor het Zeeuws deltagebied)
toont de achtergrond van de loters,
die er met vier haringen in top een
dagje van maakten.
men net er over een», bijna niemand kwam
nuchter naar huis. Arm in arm en als het
even kon mét de vlag, keerden de loters
terug. De schooljongens hebben er vaak
genoeg van genoten. Het was immers ge
bruik dat die de lotelingen tegen gingen
om dan mét die joelende troep het dorp
oinnen te dansen en op die manier deel
te hebben in de algemene belangstelling.
De belangstelling ging dan niet zozeer uil
naar de staat van onbekwaamheid als wel
naar het nummer, dat de jongens uit de
grote stopfles in het gemeentehuis van
Groede hadden getrokken. Als je een hoog
nummer had, lootte je vrij, aldus de heei
Nootebaart, die zelf nummer .9' trok en
dus volop in de prijzen viel.
Maar de feestvreugde was op zo'n dag
algemeen. Toen de 18-jarige Jan Noote
baart en zijn maats het gemeentehuis van
Groede uitkwamen kochten ze allemaal ro
zen. Dat hoorde er zo bij :,Ja, dan ston
den er vrouwen en die verkochten rozen
Van papier natuurlijk, want die gaan op
zo'n dag langer mee dan echte rozen. Voor
twee kwartjes prikte die vrouw je hele
borst vol met die papieren rozen. En dan
gingen we natuurlijk de cafés in'.
De toenmalige commissaris .van de boot
L. Bootsgezel, heeft er ook het een en ander
over geschreven in zijn boekje .Van Zwin
tot Braakman en het verhaal van sterke
Jaap vormt er een van de hoogtepunten
van. Wat was namelijk gebeurd? Tijdens
een van de bezoeken aan een café hadden
jongens uit een ander dorp beslag weten
te leggen op de Breskense vlag En Jaap
ging terug om in zijn eentje het symbool
van de haringKoppen, zoals de Bressiaan
ders worden genoemd, te heroveren. Jaap
was zeer sterk en op dat ogenblik zeer
strijdlustig. De oedaagde mannen aaD de
haven te Breskens weten even goed als
Bootsgezel de afloop van dit incidentje.
Jaap kwam met de vlag terug naar buiten
en had de anderen voor schut gezet. Dat
was Jaap Moelker, die inderdaad de bij
naam .sterke' had. Waar op dat moment
de vlaggedrager was, vermeldt de historie
niet. En die man werd er nog wel voor
betaald. Van iedereen kreeg hij een paar
dubbeltjes fooi en als je dan rekent dat
er toch altijd zo'n twintig man uit Breskens
tegelijk gingen loten was dat een vorstelijke
beloning. Tenminste, die mening is de heer
Nootebaart toegedaan. Maar hij vertelde
er wel bij, dat een gedeelte van de fooien
ter plaatse in rondjes werden omgezet.
Zowel de heer Nootebaart als de heer Heij-
boer zijn het er over eens, dat de rivaliteit
tussen de dorpen in de twintiger en dertiger
jaren sterk is afgenomen. In de tijd, dat de
heer Nootebaart en de heer Van de Velde
gingen loten was het nog zo, dat als er een
Bressiaander moeilijkheden met iemand van
een ander dorp kreeg, de andere Bressiaan
ders onmiddellijk in de bres sprongen voor
hun dorpsgenoot. Dan werd er niet op gelet
of hij die moeilijkheden aan zichzelf had
te wijten. Dat telde helmaal niet. De pap-
vreters (Groede). maneblussers (Schoondij
ke), stoepeschieters (Cadzand) of krabben
(Hoofdplaat) hadden maar met hun handen
van een Bressiaander af te blijven. En Bres
siaanders waren gemakkelijk te herkennen.
Dat lag aan de wel zeer eenzijdige mannen
mode, die de Breskense manufacturier Le
Bleu propageerde. Iedere Bressiaander liep
in die eerste decennia van deze eeuw in
jen blauw zondags pan, met zwarte schoenen
en had een pet op het hoofd. Als je niks
op je hoofd had, was je verwaand, aldus
de heer Heijboer. Nu behoefde dat helemaal
geen schipperspet te zijn, ofschoon Breskens
toch wel uitgesproken een vissersdorp was.
Ondanks de vele vissers zag je meer bur
gerpetten dan schipperspetten. De heer Heij
boer is hierin zeer pertinent. Later, toen
Fieltje de Witte een herenmodezaak in
Breskens begon, kwam er kleurverandering
in de Breskense zondagse pakken. Maar die
Fieltje de Witte kwam dan ook van het
Belgische De Klinge.
Beide heren zijn bet er roerend over eens,
dat de sport een van de belangrijkste fac
toren was, die de vaak bloederige rivaliteit
tussen de dorpen deed afnemen. De heer
Heijboer: .Laat het nou zo geweest zijn. dat
de Bressiaanders eerder handtastelijk wer
den dan mensen van andere dorpen, toch
Dieven ze altijd min of meer sportief. Ik
kan wel plaatsen noemen, waar dat minder
was. En dan weet ik nog niet eens of het
wel helemaal waar vas, wat de mensen al
tijd zeiden over de Bressiaanders. In :eder
geval konden ze r met een Bressiaander
van opaan, dat hij een verschil van mening
met z'n blote handen uitvocht. Ik zal hier
de namen niet noemen, maa- ik weet zeker,
dat er al gauw met messen werd gevochten,
tat er al gauw met messen werd gevovchten.
Als je als Bressiaander met een mes vocht,
was je geen echte Bressiaander.'
De voetbalsport zorgde er volgens de heer
Heijboer, die als veertienjarige in het eerste
van Breskens meespeelde, voor, dat men
meer respect voor elkaar kreeg .De rivali
teit bleef wel bestaan natuurlijk, maar nu
uitte die zich op het voetbalveld. Ik weel
best, dat er vroeger mensen naar kermissen
gingen speciaal om te vechten. Maar dat
was mede door net voetballen afgelopen'.
Het is niet te controleren or die rivaliteit
ook tijdens de lotingen minder is geworden,
omdat ln 1928 voor het laatst werd geloot.
De vlaggen werden opgeborgen en de vrou
wen met de papieren rozen zagen een stuk
iroodwinning verloren gaan. Misschien komt
er in de toekomst nog weieens een strijd
tussen een groep Bressiaanders onder dc-
vlag met haringen en de hoogaars en een
groep uit Groede, die dan de aloude vlag
met pappot en paplepel van de zolder haalt.
Maar dat zou dan wel ter gelegenheid van
een folkloristisch VVV-dagje moeten zijn...