PLANTEN IN DE BIJBEL
kerk en
Bijzondere hobby
van tachtigjarige
Sjggfe h
BELOOFD LAND
stemmen uit
de kerken
Van armenvoogd
naar voorganger
Zaterdag augustus 1966
(V ai
ize kerknieuwsredacteurj
De tachtigjarige heer B. Crucq uit Biggekerke heeft
,lust in planten' so als hij het noemt. En die lust in
planten is dan vooral gericht op de planten, die in
ie bijbel worden genoemd. Hij heeft er zich jaren
lang mee beziggehouden en zijn hobby is geresul
teerd. in een studie .Materia biblica' bijbelse stof),
een geschriftwaarin hij tientallen tn de
bijbel genoemde planten beschrijft, er in aangeeft
welke teksten er in de bijbel over handelen, tcelke
geneeskracht er aan werd toegelcend en waarin
hij hun andere toepassingen verteld. Het i-s een heel
boekwerkje geworden, dat nog niet af 'is, want- de
bijbel (inclusief de apocriefe boekennoemt legio
planten. Onlangs vond de verzamelaar er weer vijf
bij en het aantal werd daarmee gebracht op zo'n
zeventig stuks.
Het is een enorme uitzoekerij geweest, een studie
met behulp van buitenlandse en Nederlandse hand
boeken, van gewone1 plantengidsen tot boeken over
magie en een concordans op de bijbel. Tallo
ze planten, zaden, en dergelijke heeft deze bejaar
de hobbyist ook in natura. Ze zijn zorgvuldig op
geborgen in gedroogde vorm i» kleine glazen buis
jes.
De tachtigjarige, die in Vlissingen werd geboren
en, 'daar jarenlangbedrijfsleider van. Je apotheek
H. J. van Ockënburg.wgs, weet-, dat hij nog niet klaar
is met zijn verzameling. Niet voor niets is zijn de
vies .Desunt multa': Er is nog meer aan te doen,
De heer Crucq was dertig jaar kerkmeester en secre
taris van de lutherse gemeente \n Vlissingen. In
Vlissingen werkte hij indertijd mee aan een hortus
(plantentuin) op de eerste begraafplaats. Op uit
nodiging bracht hij een bezoek aan de befaamde
hortus botanicus in Leiden.
Voor lutherse predikanten verzorgde hij overzichten
met de bijbelse flora in buisjes erbij van zijn
hobbyaan catechisanten gaf hij informatie over
iit boeiende onderwerp, waardoor de bijbel dich
terbij wordt gebracht en nog meer levend wordt
gemaakt. De heer Crucq vertelde ook de deelnemers
aan de bejaardenvakantieweek naar de Ardennen
over zijn liobby. Over die week schreven wij kort
geleden op deze- pagina.
Met zijn hobby begon hij feitelijk al tr de jaren
dertig, toen hij in dienst trad bij apotheek van
Ockenburg in de Scheldestad. En dat is bijna van
zelfsprekend: ook een apotheker heeft plantenken
nis als vak bij zijn studie en vooral voor de oorlog
werden de nodige kruiden verwerkt tot geneesmid
delen, die de apothekers zelf bereidden. Nadat de
heer Crucq tot bij de apotheek had gewerkt
was hij nog tot 1961 werkzaam in de apotheek van
de Stichting verpleeg- en rusthuizen Walcheren.
Daarna kon hij zich hélemaal aan zijn hobby wij
den.
Hij heeft er ons één en ander van vertéld, waar
over meer tn bijgaand artikel. De tekeningen bij
dit artikel zijn ontleend aan hert boek De geurende
kruidhof van 31. C. Blote Obbes (wilg. W. de Haan
nv
Komijn, dille, manna, wierook, mirre, het zijn voor de
bijbellezer bekende woorden. Maar verder? De wierook
wordt met de mirre in de erediensten van de verschil
lende katholieke kerken nog gebruikt. De komijn vinden
we nog in de keukens van vele huisvrouwen als specerij.
Mosterdzaad is ook nog wel thuis te brengen, evenals
dille en olijven. Maar hysop, en manna, nardus, alsem,
saffraan, mastix? Het zijn feitelijk niet meer dan woor
den, woorden voor planten uit de bijbel, die feitelijk
maar weinig verder meer worden gekend. En de linzen,
ze zijn te vinden in speciaalzaken, maar ze worden
weinig gegeten, minder in ieder geval dan andere ak
kerbouwgewassen, zoals bonen.
De bijbel noemt vele tientallen gewassen. Bijvoorbeeld
in Jesaja 28 vers 25 over de werkzaamheden van de
wijze landman. In de vertaling van het Ned. Bijbelgenoot
schap heet het: als hij de oppervlakte gelijk heeft
gemaakt, dan strooit hij dille en werpt komijn uit, en tarwe
zaait hij op rijen, gerst m vakken en spelt langs de rand.
En zijn God onderricht hem over de juiste wijze en onder
wijst hem'. Dan volgt er de juiste werkwijze: dille wordt
niét met een dorsslede gedorst en over komijn wordt geen
wagenrad gerold, maar dille wordt met een stok uitge
klopt en komijn met een roede.
Met dit bijbelcitaat zitten we al midden in de Israëlische
landbouw. De graanbouw: tarwe, gerst, spelt en
gierst: de akkerbouw: het gewas komijn en het tuingewas
dille. De vier tarwesoorten kan men vinden in het oude
testament, onder andere in Ezechiël 4 over het beleg van
Jeruzalem zinnebeeldig voorgesteld: ,En gij, neem tarwe,
gerst, bonen, linzen, gierst en spelt, doe ze in een pot en
maak er brood van'. Spelt vindt men niet meer in ons land.
hoewel het een zeer oud gewas is. dat in Egyptische graven
werd meegegeven in de vorm van gebakken brood. Gierst
komt veel voor in de landen rond de Middellandse Zee en
in Afrika. Het wordt nu nog veel door de negervolken
gebruikt en als veevoeder. De linzen worden nu nog ge
bruikt in het oosten als v< edsel met olijven en peper of
enkele kruiden erin verwerkt. De bonen'zijn eveneens bij
opgravingen in mummiekisten in Egypte en bij nazoekin-
gen in Palestina gevonden. Er zijn ook weer verscheidene
tientallen plaatsen in de bijbel waar deze gewassen wor
den genoemd.
Bij de akkerbouwgewassen komt behalve komijn ook voor
vlas, bonen, mosterd en linzen. Bij de tuinbouw be
halve de dille onder andere de bekende look, uien. meloe
nen. komkommers en augurken, maar ook kolokwinten en
koriander. De Hebreërs hielden zich oorspronkelijk bezig
met landbouw en ontginning van bos, maar nog meer
deden zij aan geiten- en schapenteelt. Er was op bepaalde
plaatsen watertekort en op weer andere een teveel aan
water. De vlakte van Saron bijvoorbeeld wordt in de
bijbel genoemd als een land met een weelde van bloemen
en goede weiden, maar dit gebied werd te moerassig, het
wordt nu weer ontgonnen.
In zijn boekjes .Beloofd Land' (uitgave Bosch en Keuning
NV, serie boeken bij de bijhei), noemt schrijver J. B. Mak
kink de kustvlakte, de heuvel- en berghellingen (onder
andere Galilea), de vlakten van de Jordaan, van Jizreël,
Zebulon en Sichem, de Negev en het Overjordaanse ge
bied. Daar groeien onder andere citroen- en sinaas
appelbomen, palmen en granaatappelbomen. De vrucht
bare grasstreken van Basan in het Overjordaanse gebied
zijn al in de oudheid bekend door de vele kudden runderen,
schapen en geiten, die daar goed gedijden. Meer naar het
oosten treft men de gebergten en de vlakten van Hauran
aan, waar vooral tarwe en gerst grote opbrengsten
leverden. Gielead, de landstreek tussen Jarmoek en Jab-
bok, is gunstig voor olijven, vijgen, amandelen, walnoten
en de wijnstok. Het land daar levert ook balsem, dat wordt
verkregen van een struik. Het als hars geworden balsem
kan worden gebruikt voor reukwerk, pleisters en zalven.
Over die balsem vertelt bijvoorbeeld het bijbelverhaal van
de karavaankooplieden, die Jozef meevoerden naar Egypte.
Dan is er in het Overjordaanse gebied nog het Land van
Moab, een kalkplateau, waar men koren verbouwde en
vee liet grazen.
De flora nam geen bijzondere plaats in de. eredienst in
bij de Hebreërs, omdat er feitelijk geen uitgebreide
flora1 aanwezig was. Daar tegenover waren het slachten
van dieren en het verbranden, e d voornamer in de ere
diensten.
De Israëlieten gebruikten bonen en linzen als gerechten.
In Genesis leest men hoe Ezau het eerstgeboorterecht aan
zijn broer Jakob verkocht voor een linzengerecht. Ook
uien, knoflook, spinazie en bloemkool zullen bekend zijn
geweest, evenals er was de kolokwint, een bitter soort
meloen Er waren vruchten als olijven, vijgen, druiven,
granaatappelen en amandelen; kruiden als dille, komijn,
munt en mosterd. De dille is terug te vinden in Matth. 23
vers 23: ,Wee u schriftgeleerden en farizeeën, gij huiche
laars, want gij geeft tienden van de munt, de dille en de
komijn en gij hebt het gewichtigste van de wet verwaar
loosd: het ooi-deel en de barmhartigheid en de trouw. Dit
moest men doen en het andere niet nalaten', zegt Jezus tot
de farizeeën. Die dille was een schermvormige plant, die
als geneeskrachtig kruid en als specerij wordt gebruikt.
De zaden werden op koeken gelegd en op het ongezuurde
brood voor het paasfeest. In Egypte werd de dille bijvoor
beeld ook gebruikt tegen hoofdpijn. Dille behoorde vroeger
tot de oudste arsenrjen. bijvoorbeeld tegen maagklachten.
En dit kruid gold vroeger ook als geluksplant.
Er zijn nog vele andere kruiden en planten die in de
bijbel worden genoemd. Er is het bekende verhaal van
de wonderbare spijziging van de gemeente Israels in de
woestijn Sin. De "morgen daaropvolgend vindt men het
manna. Het oude testament brengt deze naam in verband
met man-hoe (Hebr. voor wat is dat), wat de Israëlieten,
verbaasd, zeiden toen zij het zagen. Manna wordt door in
snijdingen als een suikersoort verkregen uit de mannaboom.
Er zijn vele soorten manna. Hoofdbestanddeel van de
manna is het mannit. dat gebruikt wordt als zoetstof. En
in de geneeskunde als purgeermiddel. Men is het er nog
niet over eens of de tegenwoordige soort manna kan worden
vergeleken met de hemelse soort. Die tegenwoordige soort
ziet er gelig uit en bestaat uit kleine brokken.
TJarsachtige sappen zijn wierook en mirre. In de
n bijbel leest men op diverse plaatsen van wïeroo:
T/h>w-<< i ft
mirre. Eén soort wierook, de uitgelezene, werd als volks
middel tegen kou en spierpijn gebruikt, de andere soort,
de ruwe, is het rookmiddel, dat men onder andere in de
katholieke erediensten terugvindt. Mirre was in de oude
tijden eveneens reukwerk efi geneesmiddel. Van de mirre
bestaan wel 35 soorten. De planten, waaruit de mirre
wordt gewonnen groeien in het Oost-Afrikaans gebied. Op
verschillende plaatsen worden de wierook en de mirre in
de bijbel genoemd, zoals in Exodus voor het heilig reuk
werk, in Jesaja; op de bekende plaats in Mattheus over
de wijzen, die naar Bethlehem gaan met geschenken goud,
wierook en mirre.
De nardus, een geurige zalfolie, die Maria gebruikte voor
de zalving van Jezus komt van een gelijknamige
plant. Ook in het Hooglied wordt de nardus genoemd als
de bruidegom zijn bruid vergelijkt met allerlei planten.
Een geneeskrachtige plant was de Koriander, een heester,
waarvan het zaad eveneens geneeskracht werd toegekend.
Het zaad ervan werd weer aangetroffen in Egy-'^che
graven. De koriander heeft witte bloempjes, die in her
men groeien, het zaad heeft een zoetige smaak. Het wordt
ook gebruikt als specerij in kruidkoek, bouillon e d De
Israëlieten vergelijken het manna met korianderzaad: ,wit
als korianderzaad en de smaak ervan was als die van
een honigkoek', zegt de NBG-vertaling.
Tot slot alsem, mastix, saffraan en hysop: alsem is één
van de oudste geneesmiddelen, afkomstig van een plant,
mastix is een hars, dat in de oudheid o a als kouwmiddel
werd gebruikt, saffraan vormt de stempels van een crocus,
dat als geneesmiddel en als kleurmiddel werd gebruikt. Het
werd al in de zestiende eeuw voor Christus gebruikt, in
de bijbel komt saffraan maar op één plaats voor: in hei-
Hooglied. De naam komt uit het Arabisch, waarin ,Safra'
geel betekent. In Indië is geel een gelukbrengende kleur,
het is de lievelingskleur der Boeddhisten en de voornaam
ste kleur bij de Chinezen.
In het lijdensverhaal naar Johannes staat dat Christus
toen hij gekruisigd werd een spons in wijn gedrenkt op
een hysopstok gestoken kreeg, omdat Hij dorst had. De
joden beschouwden de hysop als een heilige plant, zij werd
gebruikt als verzoeningsplant bij het besprenkelen van de
deurposten der tempels, bij verzoeningsoffers, enz. De hy
sop was pok een geneesmiddel voor de melaatsen. Het is
een st'ruik'met veelal blauwe bloemen.
De bijbel zegt erover: ,En God gaf Salomo wijsheid en
zeer veel verstand en een begrip zo wijd als het zand aan
de oever der zee, zodat de wijsheid van Salomo groter was
dan die van allen uit het Oo«ten, en dan al de wysheid van
Egypte'.
.Hij sprak over de bornen. van den ceder op den Libanon af
tot de hysop toe, die aan den muur uitschiet
Op deze pagina schrijven wij vandaag naar aanleiding van
een bijzondere hobby over de flora van de bijbel.
Wie er meer over wil weten raden wij aan de twee deeltjes,
die de heer J. B. Makkink over het onderwerp .Beloofd
land' schreef voor de bibliotheek van boeken bij de bijbel
(Boseli en Keuning NV).
In het eerste deeltje (nr 41) met als ondertitel De positie
van de boer in oud-Israël, vertelt hij onder andere over het
land Kanaan, klimaat en jaargetijde, de godsdienst, de
zorgen en de vreugde in het beloofde land en over de plat-
telanders, hun woningen, huiselijk leven, de positie van de
vrouw en het gezin.
In het tweede deel (nr 46) gaat de heer Makkink nader in
op het werk van de boer in oud-Israël, waarbij vele van de
zeer vele gewassen uitvoerig ter sprake komen, evenals
zaaien, oogsten, de bloei in een heel jaar, de arbeid van de
vrouw op het platteland en diverse groepen in Israël. Een
serie spreekwoorden en gezegden alsmede een tekstregisler
completeert idt tweetal boeiende boekjes.
De heer Makkink was dertig jaar hoofd van een landbouw
school en hij was ook voorzitter van de chr. boeren en tuin-
dersbond afdeling Gelderland. Hij is er in geslaagd op be
vattelijke heldere wijze een schat aan gegevens tot interes
sante leesstof te verwerken, die vele informatie geeft voor
bijbelkennis en voor wetenschap over het oude en het hui
dige Israël
Bij de illustraties: hierboven drie planten uit de
bijbel: van links naar rechts dille, met een vergrote
bloem en vrucht, dan de koriander eveneens met
bloem en vrucht en tot slot de komijn.
Foto links: de heer B. Crucq, die er een bijzondere
hobby op na houdt.
NEDERLANDSE STEUN
VOOR BANTOEKERKEN
Nadat de Nederlandse Hervormde Kerk in juli 1966
een bedrag van ƒ40.OCtf) heeft geschonken voor hulp
werk onder negers in de Amerikaanse MississippMelta,
heeft dit werelddiaconaat van de hervormde kerk thans
30.000 beschikbaar gesteld voor een betere theologische
opleiding van de voorgangers van de onafhankelijke Ban-
toekerken in Zuid-Afrika. Het geld wordt ter beschikking
gesteld van de bekende ds C. F. Beyers Naudé, directeur
van het Christelijk instituut voor Zuid-Afrika. De hervorm
de kerk is hiermee tot nog toe de enige protestantse kerk
in Nederland, die dit instituut financieel steunt. Het Chris
telijk instituut in Johannesburg is enkele jaren geleden
opgericht met het doel op basis van het evangelie te zoe-.
ken naar betere verhoudingen tussen de verschillende ra
ciale bevolkingsgroepen im Zuid-Afrika. Het bestuur en
de leden van het instituut zijn uit alle groepen van de be
volking afkomstig, doch het instituut als zodanig ge
niet niet de officiële steun van de kerkleiding van de
Boerenkerken.
De Afrikaanse (Bantoe) Onafhankelijke Kerken zijn se
dert het einde van de vorige eeuw op het Zuïdafri-
kaanse kerkelijke toneel verschenen. De oorzaken lagen
m de toen al opduikende .kieurgrens' binnen de bestaande
kerken, alsmede in een zeker emotioneel verschil in de
beleving van het geloof door Bantoe en blanke. De ont
wikkeling van deze onafhankelijke kerken is uiterst snel
gegaan. In 1960 waren ruim 2 miljoen Bantoes lid van
deze kerken en kerkjes, want vaak bestaat de hele kerk
uit niet meer dan één locale of enkele gemeenten in een
bepaalde regio. Niet minder dan 2400 van deze kerken en
kerkjes hebben erkenning van het ministerie van justitie
gekregen. De theologische opleiding van de voorgangers
van deze vaak kleine en arme gemeenschappen is uiter
aard zwak en steeds minder geschikt om de mens werke
lijk te helpen.
In december 1964 deed zich een verrassende ontwikke
ling voor toen een groep leiders van de Bantoelcerken
zich over de kleurbarrière heen tot de directeur van het
nstttuut, ds C. F. Beyers Naudé, wendde met het verzoek
met hen gezamenlijk te zoeken naar betere theologische
vorming. Dit leidde tot de vorming van een vereniging
van Afrikaanse Onafhankelijke Kerken (Africa Indepen
dent Churches' Association), waarvan het bestuur met het
Christelijk instituut de opzet van betere oplbiding en vor
ming onderzocht.
Inmiddels is in samenwerking met de verenigde bijbel
genootschappen reeds een voortreffelijke schriftelijke
bijbelcursus geopend, die ruim 1000 abonnees, allen Bantoe
voorgangers, telt. Verder worden herhalingscursussen voor
Bant.oeprediikanten gehouden. In samenwerking met de
grootste Bantoekerk is een theologische opleiding opge
zet, die openstaat voor voorgangers uit alle groepen. Ver
der wordt alle aandacht aan vrouwen, en jeugdwerk be
steed. Het werk van het Christelijk instituut is hierdoor
zozeer toegenomen dat tot aanstelling van een speciale
secretaris voor dit werk moest worden overgegaan. Hier
voor is aangetrokken de bekwame ds Danie van Zijl, ter
wijl ds C. F. Beyers Naudé adviseur is van de door de
Bantoekerken zelf gevormde vereniging van Afrikaanse
Onafhankelijke Kerken.
UITZICHT
Zyn barmhartigheden
houden niet op, elke
morgen zijn z(j nieuw
Klaagliederen 3:22 en 28,
Waarsohijnlijk behoort het bijbel
boek Klaagliederen niet tot de
ineestgeliefde lectuur van de men
sen. Dit geschrift spreekt over
nare zaken: ondergangverwoes
ting, verdriet en pijn. Welnu: wie
heeft er behoefte aan om door
dit Oud-Testamentische boek met
zijn neus op de trieste, sombere
kant van het bestaan gedrukt te
wordenWe weten, zónder di>
boek te lezen toch óók wel hoe
onze mensenwereld, eruit ziet f
We worden via krant, radio en
tv méér dan overvloedig ingelicht
over alles wat er op onze aardbol
voorvalt! En, n weet, zoveel moois
Is dat nietVietnam, rassenon-
lusten, een moord, een bankroof
etc.
Om nog maar te zwijgen over het
persoonlijk leed wat er in veel
levens is. Het boek Klaagliede
ren'T ^Hoogstens', zégt iemand,
herinnert dat akelige boek ons er
aan dat er op de wereld altijd al
méér ellende dan vreugde is ge
weest. Maar wat schiet je er mee
op als je dat weet?'
Ik geef toe: wie slechts vluchtig
een blik slaat in het zojuist ge
noemde geschrift krijgt aanvan
kelijk de indruk dat hier alleen
de negatieve kanten van het mem
zijn worden benadrukt. Maar dan
plotseling treft ons in hoofdstuk
S het woord wat boven deze medi
tatie staat: fie barmhartigheden
van de Heer houden niet op, elke
morgen zijn ze nieuw.' Merku-uar-
dig! Kan iemand (stelt u het zich
eens voordie ellende gezien heeft
(hoofdstuk 8:1), die het afgrijse
kan dat. Ondanks
alles.'
Die dichter van Klaagliederen 3
heeft kennelijk een blij geheim
In zijn hart meegedragen. Toen
Jeriizalém eén puinhoop werd,
toen Gods volle een troep slaven
werd in ballingschap, toen het
felst verdriet dé ziel van de dich
ter doorsneed, toen heeft hij het
tóch gelóófd, in een vast vertrou
wen, dat Israël God zelf in he!
oordeel, in de ellende, zijn volk
bewaart en uitzicht geeft.
Gods barmhartigheden houden met
op Ik geloof dat deze ivoorden
ook vandaag een verrassende ac
tualiteit bezitten. God houdt de
wereld, u en mij, vast. God blijft
getrouw, ook al zijn err ontelbare)i
die daar hartgrondig aan twijfe
lenOver de oude woonlcn vim
Klaagliederen 3 schijnt het heer
lijke licht van het evangelie van
Jezus Christus. Aan Hem is ge
geven alle macht in de hemel en
op de aarde. Hij maakt alle din
gen nieuw. En wij verwachten
haar goddelijke belofte een nieuwe
hemel en een nieuwe aanle waar
op gerechtigheid woont. Dat. mo
gen we geloven met een blij hart,
ook in de donkere wereld van 1906.
WISSENKERKE,
B. C. DE GELDER
De diaconie van een kerkelijke gemeente moet voortkomen uit het
besef dat men m de gemeente van Christus voor zijn naaste ver
antwoordelijk is, zéker wanneer hij op de een of andere manier hulp
nodig heeft. Zo moet een gemeente samenhangen. Langs de nood van
de broeder en zuster en eveneens de nood van hen die niet direct tot de
gemeenschap der gemeente behoren, mag men niet zomaar voorbij
gaan. Wanneer een mens in nood op onze weg gebracht wordt, is hij
onze naaste geworden. Dit is natuurlijk een schoon ideaal, en dit horen-
Je, zal waarschijnlijk een ieder de verzuchting slaken: was het maar
zo! Mensen zijn gewoonlijk veel vindingrijker om zich aan de verant-
vvoordelijkheid voor zijn naaste in nood te onttrekken, dan dat zij hem
oijstaan. Dit weten we wel en we weten eveneens dat zulke mensen er
naar al te veel zijn, ook in een christelijke gemeente. Dit neemt noch
tans niet weg dat dit ideaal toch altijd weer gesteld zal moeten blijven.
Zo wil het Evangelie ons nu eenmaal aanspreken.
De vorige week hebben wij het er over gehad dat de vroegere taak van
Ie diaconie, de armverzorging, hoofdzakelijk is weggevallen door de
verschillende sociale maatregelen van onze regering. Nadien heeft de
merkelijke diaconie een hele reeks nieuwe taken gekregen, zoals die
van het maatschappelijk werk. de gezinsverzorging, zorg voor gerepa-
.rieerden, gehandicapten enz. De vraag waarmee we geëindigd zijn
was, of deze nieuwe taken leven in de gemeente, zodat daarin het be-
•>ef van verantwoordelijkheid voor de naaste-in-nood, tot uitdrukking
,comt In het stellen van zo'n vraag ligt al min of meer een antwooord,
.velk antwoord dan niet zo maar positief is. AI die genoemde zaken
.vorden maar al te gemakkelijk .instanties' waarop een beroep kan
•vorden gedaan en waarachter men zich zo licht kan verschuilen om
zich aan eigen verantwoordelijkheid te onttrekken. Wat blijft er dan
'iog over van het ideaa.l waaruit een diaconie moet functioneren
We hebben de vorige week reeds aangekondigd dat we deze week
iets wilden zeggen over een nota betreffende de ontwikkeling van
net kerkelijk diaconaat. Het moderamen van de generale synode dei
Nederlands Hervormde Kerk heeft aan haar eigen diaconale raad ge
vraagd- geef ons nu eens in enkele lijnen aan waarheen het moet gaan
met de diaconie ir de komende tijd en op welke wijze gemeenteleden
direct betrokken kunnen worden bij de dienst van de naaste-in-nood
Daarop heeft de genoemde Raad een beleidsnota gezonden, waarovei
op de laatste zitting van de synode gesproken ls. Daarin lezen we dat
tegenwoordiig op allerlei terreinen steeds meer deskundigheid is ver
eist en diakenen zijn nu eenmaal geen deskundigen, in het algemeen
genomen, en gemeenteleden nog vee) minder wanneer het gaat om
allerlei maatschappelijke moeilijkheden. Daarvoor zyn tegenwoordig
bevoegde, speciaal opgeleide krachten nodig. En wat weet een diaken
van opbouwwerk en vormingswerk. Wat kaai hij zelf gaan doen aan
hulpverlening in onderontwikkelde gebieden? Hij weet er gewoonlijk
even weinig vam als wij allemaal. Toch wordt van hem verondersteld
dat hij een voorganger, een leider zal zijn iin de dienst welke Christus
van zijn gehele gemeente vraagt. Hij ls in deze wereld gekomen .niet
om te heersen, maar om te dienen en daarom is het woord .dienst' wel
het allerbelangrijkste woord dat wij In de gemeente van Christus moe-
cen kennen.
Hoe kan er ait was eigenlijk de achtergrond van de vraag van het
noderamen var. de generale synode van die dienst in de gemeente
nog iets terecht komen, nu er zovele diaconale taken vakwerk voor
jpeciaal opgeleiden zijn geworden? Hoe kan het diaconaat weer ge
richt zijn ,op de groei en bekering van de gemeenten tot dienende ge-
neenschappen in eD solidair met de wereld?' Alle diaconie en diaco
naal werk verliest een groot deel van haar betekenis wanneer ze niet
vvortelt in heel een geloofsgemeenschap en daardoor wordt gedragen.
Op de haar gestelde vragen heeft de Generale Diaconale Raad geant
woord: .Er zullen in en vanuit de gemeente meer dienstgemeenschap-
pen moeten komen voor onderlinge hulpverlening, voor handreiking
tan bejaarden, zieker, en minder validen. Als het diaconaat oren er.
ogen heeft, zal het velen ontdekken die geen naaste hebben. Er za;
n de gemeente meer gerealiseerd moeten worden van een thuisfront.
;en achterland voor allen die bij hun maatschappelijke arbeid in de
wereld (beroepsmatig of vrijwillig), zich gedragen willen weten dooi
jen gemeenschap van mee-levende en mee-verantwoordelïjke geloofs
genoten. Bij een thuisfront mag men begrip en steun verwachten. Men
moet er ook hulp kunnen halen voor de arbeid, voor de welzijnsbe-
ïartiging dichtbij of voor noodverlening of ontwikkelingshulp veraf'
,Er zal in de gemeenten een levend draagvlak moeten zijn voor dc-
iiaeonale arbeid. Diakenen moeten kunnen rekenen op de gemeente
eden zelf, niet alleen op hun geld.' ,De diaconale arbeid, met name
ip het terrein van maatschappelijk en sociaal-cultureel werk. kinder
bescherming en reclassering, dienstverleningscentra en kampwerk
■oor invaliden, bijzonder jeugdwerk en buurtwerk, staat en valt mei
iet zich persoonlijk beschikbaar stellen van gemeenteleden.'
i T 7e hebben zo enkele zinnen genomen uit het gedeelte van dc nota
VV van de Generale Diaconale Raad dat betrekking heeft op het ge-
neentediiaconaat. Er zullen meer diaconale gemeenschappen in de ge-
neente moeten komen. De hervormde vrouwendienst, die er hier en
laar reeds is, wordt als een van deze gezien. Kan dit alles nog in deze
tijd waarin het leven van zovelen meer dan gevuld Ls en waarin radio
en televisie, auto en bromfiets er wel voor zorgen dat de vrije uren
ook al spoedig vol worden? Ieder mens staat voor de vraag wat hij
met zijn vrije uren zal gaan doen. In de kerk mag vanuit het Evangelie
daarop een beroep worden gedaan. Waarom zouden wij geen diaco
nale uren voor gemeenteleden kunnen gaan instellen?
Daarmee samenhangend, wordt de taak van de diaken een andere
en een veel mee.- omvattende. Hij is niet meer de .armenvoogd' van
vroeger, maar wat is hij dan wel? De nota antwoordt dat hij een
diaconale voorganger' moet zijn en steeds meer zal moeten worden.
.De diaken van morgen is bovenal voorganger: zijn voorbeeld, zijn
voorlichting en zijn leiding dienen tot toerusting van de diaconale ge
meenschap.' Het. zal iedere predikant wel eens overkomen zijn dat
er jongeren en ook wel ouderen met dc vraag kwamen wat zij in de
gemeente zouden kunnen doen. Ontstaat er dan niet een zekere ver-
ogenheid? En dat, terwijl er zulk een breed arbeidsveld voor het
dienen is, waaraan we moeten toevoegen dat er in vele gevallen nog
ilet eens een begin van ontginning gemaakt is. Waarom zou er in
iedere gemeente niet een kring kunnen zijn voor het werelddiaconaat,
>m maar iets te n
Óen apart deel m dc nato is gewijd aan de oecumenische ontwikkeling
■n samenwerking. Ook deze heeft een diaconaal aspect. Tevoren
staat hier vast dat de diaconale opdracht op dit terrein alleen kan
A-orden vervult' in samenwerking met anderen. ,Het eocumenische
programma va.n de Generale Diaconale Raad mag nog geen naam
nebben, wat gezien de stand van zaken bij de oecumenische ontwilcke-
ing ln Nederland geen verwondering kan wekken.' Hoewel die oecu-
nenische ontwikkel inig dus achter blijft, toch zien wij het telkens weer
lat vooral jongeren over hun kerkgrenzen heenstappen wanneer het
gaat om praktisch werk. Dit geldt vooral wanneer het gaat om Inter
nationale hulpvei lening. Er wordt voor gecollecteei-d, maar het zou
/eel meer moeten leven in de gemeente dan tot nu toe het geval is.
Waarom zou er ook voor dit terrein geen groep gemeenteleden kunnen
«ijn die zich hier inzet, ook al is het dan niet direct kerkelijk werk.
.Vanneer mensen ergens warm voor zijn, kunnen er nog altijd wondere
lingen gebeuren
Onlangs maakte iemand in een gesprek de opmerking dat een mens
die in overvloed leeft, al meer de neiging krijgt egoïstisch te wor-
len. We geloven dat die kans er volop inzit en daarom hebben wij
mist het Evangelie nodig om aan diilt niet geringe gevaar te ont-
•omen "r de naaste-in-nood niet te vergeten