Is de Vinland-kaart een vervalsing MUZIKALE HARTEWENSEN IN VERVULLING L. P.I <*raat .omkranste hiaten' Zaterdag 2 april 1966 zaterdagnummer Het is zo jammer dat wij niets we ten over de herkomst van de Vin landkaart. De ontdekker, Lawrence Witten uit New Haven in de Ame rikaanse staat Connecticut, eige naar van een antiquarische boek handel, verwierf het document in 1957 ,van iemand uit Europa'. Ver ondersteld is, dat deze iemand' een Spanjaard moet zijn geweest. Het is niet tegengesproken. Intus sen heeft Witten hardnekkig volge houden, dat hij de herkomst van de kaart niet mag onthullen maar dat, zelfs als hii het zou kunnen doen, de zaak er niet mee gediend zou zijn. Het spoor zou namelijk toch meteen doodlopen bij degene van wie hij de kaart heeft gekocht. ,lk verzeker u, daarmee zouden wij niet verder komen', aldus bevestigde Witten ons nog dezer dagen. Zodoende staat of valt de kaart met hetgeen uit het document zeli kan worden geconcludeerd. In het diepste geheim hebben deskundigen zeven jaar lang de kaart onderzocht, vóór het resultaat vorig jaar werd gepu bliceerd. Intussen was het document in het bezit gekomen van de biblio theek van de Yale-universitelt in de VS. Beweerd wordt, dat de aankoop mogelyk was door een royaal gebaar van de Amerikanase miljonair Paul D. Mellon en dat er een bedrag van één miljoen gulden mee was gemoeid, waarschijnlijk het hoogste bedrag dat ooit voor een oude kaart op tafel Is gelegd. Het onderzoek van de kaart was een Engels-Amerikaans project onder leiding van dr Thomas E. Marston, curator van de literatuur uit de mid deleeuwen en de renaissance van Ya le, en twee experts van het British Museum te Londen, te weten R. A. Skelton, hoofd van de afdeling kaar ten, en George D. Painter, assistent- concervator van de afdeling gedruk te boeken. In oktober 1957 liet antiquair Witten de kaart aan Marston zien. Het docu ment bevond zich toen in een moder ne band, samen met een boek uit de vijftiende eeuw, een verslag van het bezoek van Johannes de Plano Carpi- ni aan de Mongolen in 1245-1247. Het heette .Relaas van de Tartaren'. De indruk werd gewekt, dat de kaart was bedoeld als illustratie by het Re- Wormgaatjes Het was duidelijk dat er verband leek te bestaan tussen de kaart en het reisverslag, doch er klopte iets niet. Zowel in de kaart als in het boek zaten de nodige wormgaatjes, maar deze pasten niet volkomen bij elkaar. In de tekst op de kaart werd boven dien verwezen naar een ander boek, genaamd .Speculum', spiegel. vais. Witten werd verzocht het eens nader te bekjjken en h|j kwam on middellijk op de gedachte dat de kaart, het .Relaas van de Tarta ren' en .Speculum' wel eens bjj el kaar zouden kunnen behoren. In derdaad! Als zjj in de juiste volg orde werden gelegd, eerst de kaart, dan .Speculum' en tenslotte het .Re laas', pasten de wormgaatjes keurig op elkander. Beide boeken hadden hetzelfde wa termerk in het papier en er was geen twijfel mogelijk dat zij afkomstig wa ren uit de tgd vóór Columbus. Z|j moesten omstreeks 1440 tot stand zjjn gekomen, waarschijnlijk in de stad Basel in Zwitserland. Het .Relaas' en .Speculum' leken onmiskenbaar het werk van dezelfde schrijver te zijn. Deze bediende zich van een schrift dat bekend staat als ,de bastaardboekhand uit Opper- Rljnland'. Marston en Witten waren echter helemaal verrukt toen zij meenden te kunnen constateren, dat het lettertype op de perkamenten kaart hetzelfde was als dat van de boeken. Aangezien de boeken onmis kenbaar ouder waren dan de reis van Columbus en wel uit ongeveer 1440 dateerden, moest ook de kaart wel pre-Columbus zijn, mits het verband tussen kaart en boeken afdoende kon worden aangetoond. Besteller Gedurende de volgende zeven jaren zijn de stukken naarstig bestudeerd. Allengs ontstond een duidelijke con clusie, die met talrijke bijzonderhe- boek dat inmiddels in de Verenigde Staten een bestseller is geworden. De stelling komt erop neer, dat de mon nik die .Speculum' en het .Relaas' op schrift stelde, de tekst illustreerde met een wereldkaart, de .Vinland kaart'. De geleerden gingen ervan uit, dat de monnik gebruik moest hebben ge maakt van een oudere kaart als voor beeld, een kaart waarvan niemand meer iets weet en die wel verloren zal zijn gegaan, maar die gebaseerd moet zijn geweest op de tochten van de Noormannen naar Amerika in de twaalfde eeuw. De stelling was uiter mate verrassend. Het was niet be kend dat de Noormannen, die de koers van hun schepen uitzetten vol gens de stand van de sterren, ook al kaarten konden maken. Kon dat? Het werk werd in eerste instantie gunstig beoordeeld. Konden de Noor mannen echter heus kaarten ver vaardigen? Dit aspect werd aan de orde gesteld in een commentaar vol wantrouwen in het blad: .Encounter'. De auteur is G. R. Crone, bibliothe caris en conservator van de afdeling kaarten van de Britse Royal Geogra phical Society'. ,Het wil er bij mij niet in, dat zo'n document zolang aan de aandacht zou zfln ontsnapt', schreef hij. ,Ik heb alle respect voor de vak kennis, waarvan het werk getuigt, doch ik ben van oordeel dat de schrij vers aan deze kaart teveel betekenis hebben toegekend', voegde hij eraan toe. Hij stelt, dat de Vinlandkaart be slist uit de tijd na Columbus dateert. zen met betrekking tot de palcogra- fische aspecten, dwz de aard van het oude schrift op de kaart en in de boeken. Hiermede wordt het uit gangspunt van de conclusie van Yale,, nameljjk dat de kaart en de boeken van dezelfde hand zouden zijn, tot op de kern aangetast. Tijdens een besloten vergadering van de Britse .Society of Antiqua ries' te Londen heeft Skelton zijn in zichten, die hjj tevoren op schrift had gesteld, kenbaar gemaakt. De voor zitter van de vergadering was prof. Francis Wormald, een expert op het gebied van de paleografie van de Londense universiteit. Een verslag van de bijeenkomst is niet gepubli ceerd, doch er zijn desondanks een aantal bijzonderheden bekend gewor den. Betoogd werd, dat het schrift op de kaart en van het .Relaas' best uit de vijftiende eeuw kunnen stammen, doch dat het de vraag is of zij wel van dezelfde hand zijn. De aandacht werd gevestigd op het verschil tus sen het formaat en de onderlinge af stand van de letters. In het algemeen was men het erover eens, dat nader bewijsmateriaal, bijvoorbeeld een chemische analyse van de inkt, enz. nodig is alvorens de mening van de auteurs zou kunner worden aan vaard. Nieuwe aanval Inmiddels is iets bekend geworden van een hoogst ernstige kritiek op de kaart, die ons nog te wachten staat. Het is een exposé van een be jaarde vrouwelijke geleerde, prof. Eva Taylor, die door velen wordt beschouwd als de beste kenner van middeleeuwse kaarten. Zij helt mo menteel over tot de mening, dat de Yinlandkaart een slimme vervalsing uit onze tijd is. Knutselwerk Prof Taylor stelt, dat de Vinland kaart onmogelijk een produkt kan zijn van de cartografie der vijftiende eeuw. Belangrijke elementen kloppen niet en deze kunnen alleen bevredi gend worden verklaard als wij ervan uitgaan, dat de kaart in de twintig ste eeuw is gefabriceerd met ge bruikmaking van een reeks andere kaarten. Zo kan gebruik zijn gemaakt van .Elements of Map Projection', een uitgave van het .Hydrographic Offi ce' van de Verenigde Staten, .Imago Mundi', een wetenschappelijk perio diek dat gewijd is aan oude kaarten, een moderne atlas, waarschijnlijk de .Schulatlas' van Dierche, een fasci- mile-uitgave van de wereldkaart van Maggiolo uit 1511 en enige andere moderne kaarten. Chemisch onderzoek In Engeland is de vraag gerezen of het niet hoog tijd wordt dat de nodi ge chemische proeven worden ge daan om te bepalen hoe oud het per kament en de inkt eigenlijk zfln. Temidden van al die botsende me ningen van de vakmensen is nog een andere mogelijkheid geopperd. Sir James Marshall Cornwall, oud-voor zitter van de Britse Royal Geogra phical Society', heeft namelijk opge merkt: ,Ik ben geen expert met be trekking tot de cartografie van de oudste tjjden, maar ik ben ervan overtuigd, dat de Vinlandkaart be slist niet behoeft te zijn ontleend aan een kaart van die oude Vikingen. Als u het mij vraagt, ligt de waar heid in het midden. De een of andere oude kaartentekenaar hoorde van de sagen uit IJsland, misschien wel via een pelgrim, en dat was zijn uit gangspunt'. Sir James was aanwezig op de bijeenkomst van de .Society of Antiquaries', die aan het vraagstuk van de Vinlandkaart was gewijd. .Het wil er bij mij niet in, dat die kaart iets bewijst of enig nieuw licht werpt op hetgeen wij reeds wisten', voegde hij eraan toe. Heel toevallig kocht Marston In Het schrift 1958 via een handelaar te Londen een niet hjjzonder waardevol boek uit de vijftiende eeuw, .Speculum Historiale' van Vincent de Beau- De kritiek van Crone is van louter cartografische aard. Sindsdien ia evenwel ook de nodige twijfel gere- Op deze kaartjes staan IJsland, Ierland, de Shetland- eilanden en de Faröereilanden. Links een moderne kaart, in het midden de Vinlandkaart, rechts een re- produktie van de kaart van Mercator uit 1569, zoals deze in de twintigste eeuw is gepubliceerd in het tijdschrift Imago Mundi'. De Britse geleerde prof Eva Taylor stelt, dat de fout in de hoek BAC bij Vinland en Mercator precies dezelfde is. Hef is echter hoogst onwaarschijnlijk, dat Mercator gebruik zou hebben gemaakt van de Vinlandkaart. Niet alleen is die be paalde hoek overgenomen, ook de schaal van de Vinlandkaart is dezelfde als die van de in Imago Mundi' gereproduceerde kaart. Is dit het werk van een slimme vervalser? Prof Taylor constateerde te vens, dat de Vinlandkaart niet alleen de kustlijn weergeeft van Schotland en de Faröereilanden, doch ook het ondiepe gedeelte van de zee er omheen. Dat was juist zo ,uniek' bij Mercator. Via scholen en bedrijven krijgen binnenkort de jongeren van 15 tot 20 jaar uit alle provincies gelegen heid zich op te geven voor het tweede hartewens-festival. Dit eve nement wordt opnieuw georgani seerd tussen Kerstmis en nieuwjaar in Haarlem. Voor de 1200 deelne mers zal er dan keus zijn uit zo'n 45 uitvoeringen, waarbij zoveel mo gelijk soorten en aspecten van de muziek tot uiting moeten komen: de programma's worden voor een be langrijk deel opgebouwd uit van tevoren ingezonden hartewensen. ,Bc hoop dat de jeugd nu met wat meer genuanceerde verlangens voor de dag komt dan in 1964', zei op een persconferentie de initiatiefne mer en ook nu weer artistiek leider Henri Arends, dirigent van het Noordhollands Philharmonisch Or kest. .Die eerste keer schreven de Jongelui veelal niet meer op hun formulier dan de namen van wat favoriete tienersterren. Zeker 40 erocent van alle inzendingen bleef iertoe beperkt. Een even groot aan tal deelnemers verkoos een gemengd programma. En ongeveer 20 procent der hartewensen gold louter ae klas sieke muziek. Wij kregen vooral hier bij een onthutsende kijk op de resul taten van ons muziekonderwijs. Het meest gevraagd bleken namelijk de stukken waarbij een verhaal kan worden verteld: de Notenkrakersui te, de Moldau, Dichter und Bauer, Eine kleine Nachtmusik'. Van groot belang acht Henri Arends ook daarom een pedagogische bege leiding van het hartewensfestivai. .We gaan echt niet schoolmeesteren natuurlijk, maar wel worden er toe lichtingen gegeven die wat houvast moeten bieden.' Hij wil in dit opzicht ook een experiment ondernemen op openingsavond, 27 december. ,Op een doek boven het orkest zullen dan beelden verschijnen: een soort collage. Ik wil iets laten zien en horen tegelijk. Deze integratie van verschillende kunstvormen speelt zich af rondom het werk dat wij daarna zullen uitvoeren: de Prager symfonie van Mozart'. Nog een no viteit: de hartewensorganisatoren willen proberen een eigen antwoord te geven op het doodgelopen songfes tival, .door aan te tonen, dat ook een Êoed lied commercieel kan zijn'... r is hierte reeds contact gezocht met tekstschrijvers en componisten. Evenals de vorige keer zal een spe ciaal orkest worden samengesteld uit jongelui die zich daarvoor aanmel den. Hierbij fungeren enkele ieden van twee regionale jeugdorkesten als .vaste kern'. Aldus wordt ook een koor gevormd. Beide ensembles zui len tijdens de kerstvakantie voor het eerst met elkaar repeteren voor een uitvoering tijdens het harcewensfes- dere avonden concerteren het natio- wordt nog gedacht aan een opera voorstelling en een balletuitvoering. Omtrent de rest van het driedaagse programma staat nog niet veel vast. Het is nu nog veel te vroeg om bijvoorbeeld beatgroepen te kunnen contracteren: het zou namelijk best mogelijk zijn dat de op dit moment populaire muziekmakers in dit gen re straks helemaal uit de gratie lig gen of zelfs niet meer bestaan. Wel heeft de stichting hartewens- festival reeds contact opgenomen met klassieke solisten, die lang van tevoren moeten worden .besproken'. Onderhandelingen zijn geopend met de pianisten Daniel Wayenberg, In- grid Haebler en Marta Argerich. Voor de daguitvoeringen heeft de organisatie ae beschikking over 12 zalen in Haarlem. Het aantal acti viteiten is echter iets verminderd om het dreigende gevaar van over laden te voorkomen. Bij de planning is uitgegaan van dagelijkse concer ten van jazz- zowel als tienermuziek. ,Wij hebben die 's morgens gezet dan is iedereen meteen goed wakker, terwijl men dan na de lunch meer geneigd is om stil en aandachtig te luisteren naar iets heel anders.' Over uitzendingen door radio en te levisie is overleg gaande. Ook de grammofoonplatenmaatschappijen grammofoonplatenmaatschappij aoat ïmofoonplatenmaatschappijen rzaeg rammofoonpIatenmaatschaDf al plannen voor een internationaal hartewensfestivai. Daarop vooruitlo pend zijn dit keer een vijftigtal jon gelui uitgenodigd uit België. Wat tenslotte de kosten betreft: de prijs per deelnemer is vastgesteld op 60 gulden, inclusief treinreis vanuit welke plaats in het land ook. Men logeert in Haarlem bij particulieren of in jeugdherbergen. De maaltijden worden gezamenlijk gebruikt Het rijk, bijna alle provincies en vele ge meenten verlenen subsidies om dit qlles mogelyk te maken. Het hele project beloopt namelijk een bedrag van circa anderhalve ton. letterkundige kroniek door HANS WARREN NA LEZING VAN DE levensherinneringen van L. P. J. Braat. die hij de wat onaantrekkelijke titel .Omkranste hiaten' meegegeven heeft hebben we een paar dagen rondgelopen met het probleem: is dit nu au fond het boek van een lastige, onbeheerste man die al schrijvend en al levend zijn draai niet heeft kunnen vinden, of is het de eerlijke getuigenis van een fijne kerel die alleen maar een flink aantal ontzettend irritante eigenschappen heeft. Wie Braat persoonlijk kent. kan de vraag natuurlijk gemakkelijk beantwoorden wie enkel, zoals w|j, zijn lezer ls, zegt mogelijk tientallen keren néé tegen dit boek en uiteindelijk toch ja! Men wordt namelijk keer op keer ontwa pend; het begint al ln de .Verantwoording* die aan de hoofdstukken voorafgaat. Braat had destijds, kort voor haar dood, hoofdstukken uit .Omkranste Hiaten' laten lezen aan Til Brugman. ,Op haar wijs en oorspronkelijk oordeel was ik buitengewoon gesteld. De opmerking, die zij naast uitingen van waardering voor bepaalde onderdelen maakte: .Laat je niet al te erg vertederen door het gevoelige jongetje dat je was', deed mij beseffen, dat ik op de verkeerde weg was. Jaren liet ik hét manuscript onberoerd om dan ma gedeeltelijke herlezing volledig ln te zien dat de aanpak grondig verkeerd was en ik geheel opnieuw moest beginnen.' Wat zou men er niet voor over hebben Til Brugmans oordeel over het uiteindelijke resultaat nog te kunnen vernemen! Want haar op merking raakt de kern nog steeds: Braat heeft zich nóg laten verte deren, niet alleen door het jongetje, ook door de jongeman en de man die hij was! Dat Irriteert af en toe in hoge mate. Er ls dan geen enkele afstand; de atmosfeer is verstikkend als van een slecht opstel van een met zichzelf ingenomen schooljongen. Braat, die beeldhouwer is (we vermelden het wellicht ten overvloede) ls geen denker en geen bijzonder goed stilist. Hij flapt er onnadenkend allerlei oppervlakkig heden uit die het peil van de cafétafelpraat niet te boven gaan. Er is geen enkele bescheidenheid en zijn eerlijke verontwaardiging kr|jgt vaak een bijsmaakje voor de lezer door een betweterige en querulantachtige toon. Nogmaals, wie Braat persoonlijk kent, weet mogelijk dat het enkel en alleen aan zijn schrijfwijze ligt, maar toch is die toon onmiskenbaar, men ergert zich er telkens weer aan. Ten slotte hebben we hier met het boek en niet met de mens te doen. (Voorbeeld uit vele van de onbenulligheden bijvoorbeeld: ,Ook maakte ik kennis met Sartre en Simone de Beauvoïr. Sartre vond ik een bui tengewoon intelligent man met een brede belangstelling. Be sprak vaak met hem en vond hem, eerlijk gezegd, belangwekkender als mens dan als schrijver (een oordeel dat lk later, ln een voor zijn werk gun stiger zin, gewijzigd heb).' Het lijkt ons overbodig, hier commentaar bij te geven. .Omkranste Hiaten' bevat dus levensherinneringen, en wel tot en met de bevrijding, in 1945-46. L. P. J. Braat werd ln 1908 geboren te Arnhem, waar zijn vader neus-, keel- en oorarts was. H|j stamt van belde zijden, vooral van moeders kant, van schatrijke fa milies, maar echt leuk daarover vertellen doet hij niet. Het vermelden van het derde meisje en de huisknecht en de honderd gerechten die z|jn overgrootmoeder dagelijks klaar liet maken ln Indië, is steeds quasi-onopzettelijke pronk, nooit leuke anekdote. Er is geen greintje humor b|j dit is Inderdaad een totaal humorloos boek mogelijk een humorloos leven? Inplaats van te genieten van zijn rijkdom (men kan toch waarachtig zoveel leuks doen met geld) heeft Braat de eigenschap van haast alle r|jke mensen dat z|j telkens menen zich dit of dat niet te kunnen permitteren. Dat gekoketteer met armoe (,al die boeken heb ik nog wat lk ook verkocht, uit geldnood vooral, nooit die .trouwe vrienden uit het eerste uur' zoals ik ze wel mag noemen', etc.) is werkelijk hinderlijker (en kinderachtiger) dan het pronken met een beetje weelde .boven de stand' dat zovele andere lieden doen. De ontevredenheid met de eigen status, welke die ook zijn moge, bl|jkt e. even duidelijk uit. Braat moet het ie uit de teksten op te maken een vrij ver verlende, moeilijke, niet erg gezonde Jongen geweest z|jn, die geen enkele school of cursus afliep of voltooide omdat hij in alle vakken slecht was. Dat Is op zichzelf niet erg, maar ook hier verstaat hij weer de kunst, zijn lezer tegen zich In het harnas te jagen, door bijvoorbeeld nogal laatdunkend te beweren dat de mensen van na de oorlog hun vreemde talen zo slecht kennen (dit ls de toon, men oordele weer zelf: We plaatsten ln die eerste Jaren artikelen (nb. in de Kro niek v. Kunst en Kuituur) ln het Frans, Duits mi Engels, wat bij voorbeeld zeer geprezen werd door Menno ter Braak, maar wat vele abonnees hinderde, zodat we er tenslotte mee ophielden. Tegenwoor dig zouden wij het niet ln ons hoofd gehaald hebben zoiets te wagen, want het beheersen van meerdere talen ls geweldig achteruitgegaan, helaas.'). Doch wanneer Braat zélf vreemde talen in dit boek gebruikt, leest men bijvoorbeeld ,1'fige du raison', en .utterly destruction' het laatste zelfs vier keer. zodat hier niet van een drukfout gesproken kan worden, wat we b|j het eerste desnoods aan willen nemen, al ls het boek verder zeer nauwkeurig gecorrigeerd. Ook dit ls uiter aard niet erg, maar wie zelf dergelijke elementaire fouten maakt, moet over het minder goed beheersen van .meerdere 'talen door een ander wat milder oordelen; er komt namelijk nogal wat kijken voor men zelfs één vreemde taak .beheerst'. De kransen rondom de hiaten (de titel heeft geen nadere uitleg nodig volgens de schrijver ook dat lijkt ons eerder een gevolg van slordig dénken!) beginnen met herinneringen aan zijn jeugd in Arnhem. Heel waarschijnlijk wijst dit hoofdstuk de plaats aan waar de schoen voor altijd knellen zal: de sociale groep of kaste waartoe de familie Braat behoorde was ln het deftige provinciestadje, ondanks alle welstand, niet de hoogste, niet die van de aristocratie of van de daar tegenaanleunende groep, doch die van de rijke oud-Indischgasten, de intellectuelen en de hogers burgerij. Het ls merkwaardig hoeveel mensen levenslang topzwaar blij ven doordat zij te zeer .met stukken van het oude nest bevracht' wer den, men ziet dat ook bij vele mensen die uit calvinistische families stammen. Er bl|jft een kramp bestaan, die tot zelfs in de negatie ervan doorwerkt. (Inderdaad heeft Braat het ook wel bij het .proletariaat' gezocht). Wanneer Braat later aanvankelijk niet geheel vertrouwd wordt in het verzet bij het ondergrondse werk, en wel omdat hij een ,flls de papa' ls, zegt hij dat le begrijpen, en natuurlijk begrijpt hij dat op een bepaalde manier ook. Maar hij staat er niet helemaal boven, er ls geen ruimte, geen afstand gekomen, zelfs niet nu we twintig jaar verder zijn. En dat is hetgeen dit boek vaak duf maakt: het is allemaal doodernstig, er is geen bevrijdende zelfkritiek en geen be vrijdende humor. Zegge één keer hebben we gelachen: waar Braat beschrijft hoe hij als .officier' tijdens de bevrijdingsüjd de militaire groet moet brengen en dan klungelig z'n enkel zeer slaat met de hak van z|)n schoen. En even bij het sinistere mopje (maar dat ls niet van hem) over de oude musicus Sam Prager, die na de begrafenis van een oude vriend op een bank op 't kerkhof bleef zitten. .Waarom ga je niet mee terug, Sam?' ,Het is de moeite niet meer.' In de .Arnhemse' hoofdstukken vertelt Braat voorts over de gezellige feesten thuis, over zijn eerste lectuur, zijn schooljaren en over de Arnhemse .Kunstsanten', de artiesten van meerdere of mindere renom mee waarmede hjj in aanraking kwam. Alles levendig, maar tamelijk chaotisch verteld, waarvoor hij zich verontschuldigt. Lange tijd wa ren boeken het .hoogste voor hem': ,Eigenl|jk waren boeken mij, en voor lange jaren, heiliger en dierbaarder, vertrouwder ook dan zelfs de schoonste en hoogste uitingen van beeldende kunstenaars. Over drijf ik nu? Neen, ik beken iets dat ik, misschien moedwillig, koppig, tientallen jaren verzwegen heb.' Een ander hoofdstuk is gewijd aan ,Het land van hun herkomst'; de Indische herinneringen van de fami lie Braat (Braat zelf is er nimmer geweest), In 1930 verliet Braat Arnhem (of hij vluchtte er) en dan breekt tot 1940 de .volste, bewo- genste' tijd van zijn leven aan. Een eerlijke notitie als .Brieven uit die jaren, onlangs gevonden en herlezen, geven mij geen hoge dunk van mijn toenmalige durf en capaciteit, degenen die m|j het naast stonden te zien en te ontzien. Als lk sommige van die brieven herlees brieven die ik kreeg, afschriften van brieven die ik zelf schreef (ik heb, zeker onder wat ik las over de gewoonte van Delacroix, jaren lang afschriften gemaakt van mijn met de hand geschreven brieven) dan st|jgt het bloed mij soms naar het hoofd en krijg ik neiging, nu nog. aan bepaalde nog levenden op mjjn knieën om vergiffenis te sme ken' maken dat men opeens weer met vergrote sympathie verder leest. In het midden van de dertiger Jaren werd de .Kroniek van Kunst en Kuituur' opgericht, waarvan Braat steeds de stuwende kracht is gebleven. Het blad was een bolwerk tegen het fascisme, en Braat wist vele goede buitenlandse medewerker? aan te trekken. Er ls hier alle reden om trots te zijn. Tenslotte brak de oorlog uit. Maar ook dan wrijft men toch soms de ogen uit: het duurde tot 26 februari 1945 eer deze man een bom zag vallen en dan noteert: ,Ek was er verwon derd over, zo weinig het mij verraste, laat staan deed schrikken. In de bestendige verwachting van zoiets leven we immers al jaren'. Dit aller- naiefste effect ontstaat mogelijk door de .hiaten"trouwens het dag boekje bijhouden op een illegale reis lijkt helemaal nogal een dilettan tische onderneming. Braat werd namelijk op het allerlaatste als bood schapper naar Londen gestuurd om verslag uit te brengen over cul turele aangelegenheden aan de regering. Thans het boek verschijnt absoluut te laat, maar Braat kon het nooit eerder uitgegeven krijgen denkt men enkel nog: wat dacht h|j er eigenlijk te gaan dóen, h|j klampte zich vast aan een strohal mi Braat heeft Londen overigens niet bereikt, althans toen niet; maar hij bleef in het bevrijde zuiden hangen, zich steeds verwoeder ergerend aan de openlijke of bedekte tegenwerking. Het is pijnlijk, dit na twintig jaar te lezen; deze enor me desillusie moet toch, óók toen, te voorzien zijn geweest? Pijnlijk dit forceren af en toe, dit doordringen tot de koningin (Wilhelmina). de schooljongensachtige terminologie. Ach, h|j wou zo graag een schil derijtje van haar om altijd op te kijken, maar de secretaris krijgt ondertussen een insinuerende trap. Hé neen, telkens weer die plat vloerse toon, die oppervlakkigheid. Hoe kén men toch Iets schrijven, dwz iets denken, als .Gisteravond vertelde Van Praag mij, dat er een sterk antisemitische stroming valt waar te nemen hier (dwz in de militaire kringen in het bevrijde zuiden). Heeft hij inderdaad gelijk of ziet hij het, als jood, te somber in? Vooral onder de stootbrigades schijnt het merkbaar te zijn. De joden zullen zelf, dunkt mij. veel kunnen doen aan het oplossen van het joodse probleem: hoe prachtig ook hun eeuwenoude, duizenden jaren oude riten en gewoonten zijn. hoe ontroerend hecht hun samenhangen door alle vervolgingen heen, dit alles zal toch moeten eindigen, langs wegen van geleidelijkheid, om nieuwe botsingen en rampen te voorkomen. Assimilatie, dit lijkt mij de enige uitkomst'. Mogelijk loopt Braat ook over deze regels no eens rood aan. We hopen het. Er te geen twijfel: wie gestreden heeft als Braat, en zó teleur- gestelc is, moet af en toe uit zijn vel springen van woede: .Na de bevrijding kwam de vertegenwoordiger van een of andere officiële instantie bij me, om een lijst op te kunnen stellen van de werken van mijn vrouw en mij die tijdens de bezetting verloren waren gegaan. Toen bleek dat wij geen cultuurkamerleden geweest waren, kregen we te horen niet voor vergoeding ln aanmerking te kunnen komen, daar wij tijdens de bezetting geen .erkende kunstenaars" geweest wa ren. Maar Jan Sluyters en andere exposanten, die .getekend' hadden, kregen alles uitbetaald...' Het is inderdaad om over te huilen. ,Op deze stille wintermiddag lopen de tranen over mijn wangen nu lk aan hen allen denk tranen van spijt en machteloosheid. Kapot zijn ze. verraden en feitelijk vergeten door een in luxe en botte gezapigheid verliederlijkt volk. Dit besef ik nu pas.' En zrjn ontroerendste pagina is die over de Rotterdamse Mater Dolorosa, en daarom besluiten we daarmee; had Braat niet anders gedaan dan het leed van deze vrouw uitbeelden en vastleggen, dan was zijn boek reeds protest genoeg: .Wij werden aangesproken door een oude dame met wit haar, die zich moeizaam voortbewoog. Tranen stroomden uit haar bijna kleurloze ogen, maar zij snikte niet. Ze zei: ,Ik ben bij mijn zoon geweest. Iedere dag ga ik hem bloemen brengen'. Door een vreemd gevoel van onze kerheid beklemd vroegen wij: .Waar is uw zoen dan?' .Daar. voor het stadhuis. Daar schoten ze hem dood.' Z|j was zacht-krankzinnig. Aar zelend en bijna eerbiedig voerden wij het gesprek verder. Haai- derde zoon de eerste twee waren in de Javazee ten onder gegaan was twee jaar geleden op een avond bij haar gekomen en had haar omhelsd en gezegd: .Moedertje, ik heb een huis voor je en morgen breng ik je er naar toe.r Zij was namelijk m mei 1940 uit haar huis gebombar deerd door de Duitsers, waarbij zij haar beide benen verloren had (zij tilde haar rokken op om ons haar kunstbenen te tonen), en haar man werd toen zo zwaar verminkt dat hij nu, na vijf jaren, nog steeds in het ziekenhuis lag. .Mijn lieve jongen', had ze toen gezegd, .wat is dat heerlijk, wat ben je toch lief voor me!' Hij ging toen nog even uit, ze drukte hem op het hart vooral voorzichtig te zijn. met het oog op de razzia's. Die avond werd hij gepakt, met illegale papleren. De volgende morgen, toen hij zijn Invalide moeder had moeten verhulzen, werd hii neergeschoten, voor het stadhuis, op de Coolsingel, waar wij nu stonden. Dagenlang lag zijn lijk daar, met dat van vele andere jongens. ,Dit vergeef ik ze nooit. Mijn andere jongens zijn eerlijk ge sneuveld, maar deze lieveling, mijn jongste, is vermoord. Iedere dag ga ik naar hem toe en breng hem bloemen'. Geluidloos wenend staarde ze voor zich uit. Wij zwegen, huiverend. Stabat mater dolorosa, juxta crucem lacrimosa... voor wie ogen heeft om te zien verheft zich hier, immens, het kruis hoog boven het verwoeste Rotterdam...' L. P. J. Braai Omkranste hiaten, Moussault Amsterdam.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1966 | | pagina 19