WttFi
CALVUN EN DE KERKVADERS
wsÊMkv
BI' de sluiting
van net Concilie
kerk en
Oecumenische samenwerking
evangelie en industrie9
De
Levend contact
De jeugd
Geen scheurmakers
Fusies
stemmen uit
de kerken
Zaterdag 11 december 65
zaterdagnummer
(Van een onzer redacteuren)
\\Tot is er van ,De Achttien' geworden?'
Zo kan men de laatste tijd soms
horen vragen. Met Pinksteren 1961 brach
ten ,De Achttien' {negen hervormde en
negen gereformeerde predikanten) een
kleine schok teweeg in de hervormde
kerk en de Gereformeerde Kerken door
uit te spreken, dat de gescheidenheid
van hervormd en gereformeerd een ,on-
duldbare' zaak is. In mei 1962 organi
seerden zij een indrukwekkend congres
te Utrecht, dat de hoop op hereniging
van hervormd en gereformeerd versterkte.
Op 30 mei 1964 werden nog eens zes
regionale congressen gehouden. De con
gressen van 1962 en 1964 werden voor
bereid met twee pockets: ,Van Kerken
tot kerk' en Aanvaardt elkander'. Sinds
dien is het stil geworden rondom ,De
Achttien' en hun actie. Die stilte wordt nu
verbroken door een derde pocket: Nieuw
land'»
,DE ACHTTIEN'
VERBREKEN
DE STILTE
ding af van wat zij tot dusver hebben
gedaan, geven suggesties voor praktische
samenwerking en schetsen voor gespreks-
kringen. Zij zeggen, dat zij geen front- en
organisatievorming willen en daarom tij
delijk terugtreden. Zij gaan er namelijk van
uit, dat de stuwing en drang naar hereni
ging uit de gemeenten, van de gemeente
leden zelf, moeten komen. Men moet niet
aan ,De Achttien' vragen: ,Wat gaat u
doen?', maar de geméénteleden moet wor
den gevraagd: ,Wat gaat u doen?'
In de verantwoording van ,De Achttien'
klinkt een zekere teleurstelling door over
het weinige, dat tot dusver is bereikt voor
de hereniging van hervormd en gerefor
meerd, een zekere vermoeidheid en soms
bijna verbittering.
,De Achttien' zijn er toe gekomen, de Her
vormde Kerk en de Gereformeerde Kerken
te aanvaarden zoals zij krachtens haar ei
gen belijdenis en kerkorde verklaren te zijn.
.Tegen beide kerken hebben wij bezwaren.
Van geen van beide zeggen wij: zó behoort
een kerk van Jezus Christus in deze tijd
te geloven, te belijden, te prediken, zich in
te richten, zich te uitenWij beginnen
niet met eisen aan elkaar te stellen, maar
nemen elkaar aan zoals Christus óns aan
genomen heeft. Wat na dit begin en door
dit begin uit onze kerken zal worden, is
niet onze zaak, maar dient aan het werk
van de geest overgelaten te worden.
De Achttien' merken op, dat ,elk nieuw
geslacht zich de kennis van de waar
heid eigen moet maken en dat christenen
getuigen moeten zijn in de wereld van van
daag, met woord, daad en wijze van zijn'.
Hiér ontmoet men de vrijzinnigheid, die
open wil staan voor de wereld van nu en
de vragen, die daaruit ontstaan. De recht-
zinnigen krijgen trouwens ook met diezelfde
vragen te maken. Dat betekent niet, dat
men alle vragen, die de vrijzinnigen stellen,
juiste vragen vindt en evenmin, dat de ant
woorden, die men nu en dan op die vragen
krijgt, juist zouden zijn. ,Wel menen wij,
dat de vragen, waarvoor de vrijzinnigheid
de kerk plaatst, niet worden opgelost door
de vrijzinnigen de deur te wijzen. Die vra
gen verdienen de aandacht, maar dan in
een levend contact met het gehéél der
kerk'.
Ook zijn ,De Achttien' van oordeel, dat de
kerken met de uitoefening van de leertucht
voorzichtig moeten omgaan. Zij menen, dat
trouwens nog andere factoren een rol spe
len.
,Wü hebben de indruk, dat men de eenheid
niet werkelijk wil', zo merken zij wat bitter
op. ,Dat men er daarom geen zaak van ge
meenschappelijk gebed van maakt. Dat
men daarom elkaar niet zoekt. Men onder
kent de urgentie van de éénwording niet.
Men is over de gescheidenheid niet echt ver
ontrust. Men vindt het wel goed zoals het
is.'
,Als men waarlijk gegrepen was door het
dringende roepen van de Heer t>m de één
heid van al de Zijnen, zou het feit, dat de
Hervormde Kerk nog niet is wat zij be
hoort te wezen, voor onderhandelingen geen
sta-in-de-weg blijken te zijn'.
Zij herinneren er nog eens aan, hoe hun
actie uit de evangelisatie is geboren. De
kerken moeten een antwoord geven op de
vragen en noden van de wereld. Zij moeten
de wereld dienen met het evangelie. Moeten
de kerken dat éne evangelie dan ook niet
samen brengen? Verder wordt geconsta
teerd, dat de beweging voor hereniging de
jeugd niet bijster in beroering brengt. Mis
schien zou er meer beweging in de jeugd
komen, wanneer ,de éénwording gepaard
zou gaan met een diep ingrijpende ver
nieuwing van heel het kerkelijk leven'.
Al eerder hebben ,De Achttien' de vorming
van hervormd-gereformeerde gesprekskrin-
gen, het bijwonen van eikaars kerkdiensten
en verscheidene vormen van praktische sa
menwerking bepleit. Zij willen verder gaan.
,Wij zien niet goed in, waarom onze kerke
raden niet samen zouden kunnen vergade
ren over de geestelijke situatie, waarin hun
gemeenten verkeren en waarom zij zich niet
gezamenlijk zouden kunnen beraden op de
vraag, wat het inhoudt, in deze tijd, in deze
woonplaats gemeente van Christus te zijn.
Wij zien niet in, wat onze synodes verhin
dert, over de grote vragen van deze tijd
overleg te plegen en met gezamenlijke rap
porten te komen, waarin de resultaten van
dit overleg zijn opgenomen'.
Aan de rijksuniversiteit in Utrecht
promoveerde dezer dagen de heer
R. J. Mooi uit Amstelveen tot doctor
in de godgeleerdheid op een proef
schrift getiteld: ,Het kerk- en dog-
mahistorisch element in de werken
van Johannes Calvijn'.
Da heer Mooi heeft zijn dissertatie inge
deeld in twee delen. In het eerste deeLgef,ft.
hij een behandeling van dé werken van Cal-
vijn in de chronologische volgorde van hun
ontstaan. Hij heeft op minutieuze wijze alle
werken van de refoimator doorgenomen en
geeft een nauwkeurig beeld van het kerk-
en dogmahistorisch materiaal, dajt Calvijn
ter sprake heeft gebracht. De heer Mooi
toont aan, d|at het kerk- en dogmahistorisch
argument voor Calvijn nimmer beslissend
Te allen tijde beriep Calvijn zich in zijn ar
gumentatie op de heilige schrift. Dikwijls
werd Calvijn tot het geven van citaten uit
de geschriften van de grote kerkvaders ge
bracht, omdat zijn tegenstanders, met wie
hij in discussie stond, hem hiertoe verplicht
ten. Steeds vond Calvijn zijn mening bij de
kerkvaders in de wezenlijke punten van het
geloof bevestigd.
In het tweede deel geeft de heer Mooi een
overzicht van de kerk- en dogmahistori-
sche stof bij Calvijn geordend naar histo
risch gezichtspunt. Het blijkt, dat dal vijn
een grote bewondering had voor de kerk der
eerste vijf eeuwen, maar dat naar zijn me
ning daarna een steeds toenemend verval
intrad. Opvallend is, dat Calvijn hoofdzake
lijk aandacht had voor de westelijke kerk
vaders en onder hen bovenal voor Augusti-
nus. Voor de scholastische theologen had hij
in het algemeen weinig waardering en
iemand als Anselmus noemde hij nauwelijks.
Bei-nardus van Clairvaux daarentegen werd
door Calvijn verschiUende malen geprezen.
De heer Mooi studeerde aan de rijksuniver
siteit in Leiden, deed daar in 1948 kandi
daatsexamen en deed, na secretaris van een
jeudorganisatie en hervormd predikant in
Vries (Dr.) te zijn geweest, in 1955 docto
raal examen in Utrecht, waarna hij een be
roep aannam naar Zuidwolde. Namens de
classicale vergadering van Winsum had hij
sedert 1961 zitting in de generale synode
van de Nederlandse Hervormde Kerk en in
de jaren 1963 en 1964 ook in het breed mo-
deramen hiervan. Van verschillende orga
nen van bijstand maakte hij deel uit, zoals
de raad voor het jeugdwerk, de raad voor
-:Üe 'c'Stfechese en de raad voor de herderlijke
zorg. In 1965 verwisselde hij de standplaats
Zuidwolde voor die van Amstelveen-Buiten-
veldert. Promotor wtas prof dr G. P. van
Itterzon.
opleiding
Uit twee andere recente theologische
proefschriften citeren wij enige stellin
gen, die betrekking hebben op min of meer
actuele kerkelijke vragen.
De heer Bakker, geboren in 1924 te Cairo,
deed in 1943 eindexamen aan het christelijk
lyceum te Hilversum. Hij studeerde aan de
theologische hogeschool te Kampen en leg
de in 1950 zijn doctoraal examen af aan de
Vrije Universiteit te Amsterdam.
Dr D. Bakker stelde in zijn dissertatie ,Man
in the Qur'an' voor zijn promotie aan de
Vrije Universiteit te Amsterdam onder an
dere:
,De opleiding tot predikant schiet tekort
wanneer niet een ruime plaats wordt inge
ruimd aan een verantwoorde training in in-
divuduele en gemeenschappelijke omgang
met God'.
,De oplegging der handen is de symbolische
verstrekking van de opdracht tot dienst na
mens Christus en de gemeente, waarin en
waarvoor deze dienst zal worden verricht'.
,Bij alle wisseling van politieke, sociale en
economische systemen blijft de Kerk van
Christus geroepen zowel haar profetische
als haar priesterlijke taak in het midden der
volken te vervullen'.
hervormde en gereformeerde synode weinig
zoden aan de dijk zet en daarom vermoe
delijk ontoereikend is om verder te ko
men. ,wy moeten zeggen, dat wij ongedul
dig beginnen te worden e> er steeds min
der overtuigd van raken, dat er op syno
daal niveau niet meer gebeuren kan. Wij
wachten op een daad, een bevrijdende daad,
in de stijl van liet evangelie, voortkomend
uit het geloof, de hoop en de liefde'.
,De zaak van ,De Achttien' is vastgelopen,
zegt men. Laten de heren hun blezen maar
pakken; ook dat was niet meer dan een
stormpje in een glas water. Wij zijn ons
van onze zwakte terdege bewust. Toch den
ken wij er niet aan, het roer om te gooien.
Wij blijven de gemeenteleden aanspreken
op hun roeping, als leden van het éne
lichaam van Christus de éénwording van
onze kerken te leren willen en niet te rus
ten voor het zover is. Meer zullen wij niet
doen'.
Deze zwakte is echter ook onze kracht.
Wij kunnen er nu niet van verdacht
worden, scheurmakers te zijn, want nog
nimmer hebben wij in woord of geschrift
daar aanleiding toe gegeven. Wij kunnen
en willen alleen een stem zijn, die vertolkt
De éénwording zou plaatselijk al gestalte
kunnen krijgen: bijvoorbeeld A- en B-
kerken, elk bestuurd door een eigen kerke-
raad, maar met een overkoepelend centraal
orgaan, elk met zijn eigen leden, die zich
echter zonder veel moeilijkheden zouden
kunnen laten overschreven van A naar B
en omgekeerd. Men zou ook in kleine plaat
sen misschien over kunnen gaan tot de sa
mensmelting van twee gemeenten. Doop,
belijdenis, avondmaalsviering en kerkelijk
huwelijk zouden wederzijds erkend en toe
gankelijk gemaakt kunnen worden. .Waar
om kan in een ziekenhuis, of in een be
jaardencentrum, wel een avondmaal worden
bediend door een hervormde of gerefor
meerde predikant, en waarom kan dit niet
in onze kerkgebouwen?'
,De Achttien' constateren, dat het bestaan
de overleg tussen de moderamlna van de
schadelijk
Dr H. B. Weijland, gereformeerd predikant
te Arnhem, die aan de Calvijn-academie
te Kampen promoveerde op het proefschrift
,Augustinus en de kerkelijke tucht', stelde
o a:
,Het voortdurend aanvullen, weer weglaten
en .verbeteren' in de gezangenbundel, is
schadelijk voor het vertrouwen van de ge
meente in de liturgische leiding, die de sy
node aan de kerken heeft te geven'.
.Het adagium, gehoorzaamheid aan de Hei
lige Schrift' heeft onder de gereformeerden
in de praktijk meer kerkverdelend dan kerk-
verènigend gewerkt en dient daarom in de
discussie over de oecumenische vragen met
grote omzichtigheid gehanteerd te worden'.
,Het vervullen van de oecumenische roeping
ligt niet zozeer in de aansluiting bij een
.raad van kerken', als wel in de hartelijke
bereidheid het eigen kerkverband onderge
schikt te stellen aan de wezenlijke ondeel
bare liefdeband van al Gods kinderen, die
in deze wereld openbaar moet worden'.
.Christus heeft ons in het ,Onze Vader' niet
zozeer een formuliergebed, maar veeleer een
gebedspatroon willen geven'.
,De (aan Zwingli's gedachten verwante)
gangbare Avondmaalsopvatting onder de
gereformeerden is voor een belangrijk deel
de oorzaak van de kerkelijke verbrokkeling
in de .Gereformeerde Gezindte' geweest'.
,Het eigen gebruik in sommige kerken, dat
iedere Avondmoalsganger uit een eigen be
kertje drinkt, is niet in overeenstemming
met de communiegedachte, die Christus in
het Avondmaal tot openbaring wilde bren
gen'.
,In de zending dient er naar gestreefd te
worden, dat elk zendend ressort de zorg
voor slechts één zendingsterrein op zich
neemt'.
,Het behoort tot de taak van de kerk de
overheid ambtelijk te vermanen om haar
morele verplichtingen t o v de .achtergeble
ven gebieden' op een voor deze landen aan
vaardbare wijze na te komen'.
wat in veler harten leeft en uitspreekt, wat
alle hervormden en gereformeerden om
Christus' wil zouden moeten zeggen'.
,De Achttien' hebben in 1961 de eerste stap
gezet en zij willen ,stap voor stap verder
gaan, zonder een strakke strategie en zon
der een straffe organisatie'.
Het antwoord is nu aan do gemeenteleden
in de Hervormde Kerk en de Gereformeerde
Kerken. Willen zjj blyven in het oude land
van de gescheidenheid, eigen bezit aan
waarheid en traditie koesteren of willen zij
sómen optrekke, naar liet nieuwe land van
eenheid en vernieuwing gehoorzamend
aan Christus, belijdend In gemeenschap met
de vaderen, dienend de wereld van vandaag
en uitziend naar de komst van het nieuwe
rijk?
fle Achttien': ,Nieim Vind'; Caril-
lonreeks no 35; uitgave W. ten Have
NV, Amsterdam; Ihh blz
Dit zijn de drie boekjes, die ,De
Achttien' tot nu toe lieten verschij
nen: ,Van kerken tot kerk', Aan
vaardt elkander' en fNieu/io Land'.
Over het derde deeltje, dat zojuist is
verschenen, handelt nevenstaand ar
tikel.
■ké
Sedert jaren werd in de kring van de plaat
selijke Oecumenische Raad van Kerken
ln Utrecht van gedachten gewisseld over
de noodzaak te komen tot een z g industrie
pastoraat. Er werden Informatieve bespre
kingen gevoerd met vertegenwoordigers van
de industrie, de kerkeraden der aangesloten
kerken werden gevraagd zich over dit on
derwerp te beraden. Thans is opgelicht een
stichting .Evangelie en Industrie Utrecht'.
Zeven kerken nemen aan deze stichting
deel: de hervormde gemeente, de gerefor
meerde kerken, de evangelisch-lutherse ge
meente, de remonstrants-gereformeerde ge
meente, de doopsgezinde gemeente, de bap
tistengemeente en de oud-katholieke kerk.
Zij zullen tezamen de verantwoordelijkheid
voor dit voor Utrecht nieuwe werk dragen
en er ook de financiële consequenties van
aanvaarden. Als alles loopt zoals de oecu
menische raad zich dat heeft voorgesteld
zal in niet al te verre toekomst een indus
triepredikant voor Utrecht worden aange
steld, die een aantal bestuursleden van de
stichting, die deskundig geacht mogen wor
den in de vragen die samenhangen met de
benadering van de industrie.
De oecumenische raad hoopt, dat straks het
oecumenische karakter van de aanpak goed
tot uiting kan komen, bijv. doordat de te be
roepen predikant regelmatig zal kunnen
voorgaan in de verschillende deelnemende
kerken, waardoor hij ook voor de gemeente
leden dier kerken duidelijk hun predikant
wordt al is hij van afkomst en opleiding uit
een andere kerk.
KONING
Wat doet n met de
geboren koning der joden?
Tussen alle berichten die er zo
staan in deze krant, temidden van
uw drukke leven staat of leest u
ineens deze vraag. Daar moet u
wel even over nadenken, want
deze welcen, de li adventsweken,
roepen het ons heel in het bijzon
der toe: Hij komt. Hij komt ook
bij u! Uw Heer. Nu zijn daar ver
schillende antvioorden op moge
lijk. Mag ik er u een paar noe
menf Daar stond eens een pries
ter in het heilige van de tempel.
Hem wordt gezegd dat zijn gebed
is verhoord en dat de Koning nu
viéldra komen zou. Ja Zacharias,
ilc ben Gabriel die voor God sta.
God is genadig, zo zal je zoon
heetten. En Jezus komt daarna,.
Wat antvioordt deze gelovige1
Waaraan zal ik dat vjeten. Eerst
zien en dan geloven.
Daar is ook een koning. Ook hem
bereikt de vraag v:at hij zal doen
met de geboren Koning der joden.
Wat? Een ander koningIk ben
koning en het antwoord dat hij
geeft is de kindermoord te Bethle
hem. Weg met deze koning.
Daar was een eenvoudig verloofd
meisje dat woonde te Nazareth.
Haar werd gezegd dat ze genade
gevonden had bij God en de moe
der zou worden van de Koning dor
joden. O dat plaatst haar voor vele
vragen. Ze ts niet getrouwd, wat
zulten de mensen wel zeggen van
haar, haar verloofde van haar
denken. O dat zal strijd betekenen
in haar leven. Geen gemakkelijk
leven zal het zijn. Maar zij knielt
neer en aanvaardt het wonderlijke
leven met God en ze zegt, zie de
dienaresse van de Heer, mij ge
schiede naar uvj woord. En nu
mag deze overdenking niet te lang
worden, maa,r ik vraag u eerlijk,
wat voor antwoord geeft u. En
weet dat. uw antwoord beslissend
is voor de eeuwigheid.
ZONNEMAIRE DS J. FENEKES
Voordat Joannes XXm het 2e Vaticaanse concilie opende, is hij een
bedevaart gaan maken naar Loreto, waar zich bevindt een van de be
kendste Mariaheiligdommèn van de R-K Kerk. Die reis alleen al van
dc pau3 was toen iets heel bijzonders omdat we er aan gewoon waren
geraakt dat een paus niet op reis ging. Hij was, de gevangene van het
Vaticaan'. Joannes heeft deze reis gemaakt mede om het komende
concilie op te dragen aan de bijzondere zorgen van Maria. Zij heeft zich
op het concilie niet veel vertoond, tenminste niet in het openbaar. Dit
schrijven we als meer dan een losse opmerking. Eer het concilie geo
pend was, werden er allerlei veronderstellingen gelanceerd over wat
er eigenlijk zou gebeuren. De wens was hier menigmaal de vader van
de gedachte. Zo werd er ook verondersteld, dat op het concilie de leer
aangaande Maria verder zou worden ontwikkeld en dat zij officieel tot
inedeverlosseres zou worden uitgeroepen. Later is gebleken dat deze
veronderstelling geïnspireerd was vanuit de Curie. Van deze vooruit
gang der mariologie is niets gekomen. Het concilie is een heel andere
kant uitgegaan, een kant die de Curie niet altijd welgevallig is ge
weest. Werd, na het le Vaticaanse concilie, verondersteld dat nu alle
macht in handen van de paus was gelegd, zodat een concilie eigenlijk
niet meer nodig zou zijn, op het 2e Vaticaanse concilie is het een leus
geworden dat de paus tezamen met de bischoppen de kerk regeert.
Hier is ook het conflict niet uitgebleven met de invloedrijke Curiepre
laten, die achter zich kregen het meest conservatieve deel van de bis
schoppen. Het bleek een slinkende minderheid te zjjn. De mogelijk
heden om in Rome met elkaar in contact te komen zijn door de bis
schoppen wel gebruikt en op deze manier is er een heel andere sfeer
in de kerk gekomen en naar buiten is het gezicht van deze kerk ook
wel wat anders geworden dan het voordien was. Waren zes jaar geleden
onze gedachten dat zulk een concilie een interne r-k zaak was, na het
beëindigen van de kerkvergadering in Rome, kunnen we dit niet meer
zeggen. Dit concilie heeft te maken gehad met heel de christenheid.
Dat het concilie niet alleen een r-k zaak zou zijn, was min of meer
verzekerd toen waarnemers uit andere kerken werden uitgenodigd. Dat
zij waren uitgenodigd heeft dit concilie een heel bijzonder karakter
gegeven. In officiële zittingen konden deze waarnemers hun mond
wel niet roeren, maar dat neemt niet weg, dat hun aanwezigheid daar
toch van groot belang is geweest. Als vertegenwoordigers van andere
kerken werden zij als het ware toegelaten tot de keuken en ze konden
zien en horen hoe alles uitgebrouwen werd. Bovendien hadden ze bui
ten de officiële zittingen de gelegenheid om te zeggen wat hun ge
dachten waren. Meer dan één waarnemer heeft verzekerd dat er naar
hun oordeel geluisterd werd ook. Bij liet jubileum van prof Berkhouwer
schreef Daniël de Lange een artikel over hem, waarin hij onder andere
ook vertelde hoe er een groot aantal Nederlands sprekende conciliele
den waren die hem opzochten om te weten waarom het eigenlijk ging
bij sommige discussies en om zijn oordeel daarbij te horen. Die waar
nemers uit andere kerken, is toch wel een heel bijzondere kant van
het concilie geweest, en dat waren waarnemers uit kerken die tevoren
eigenlijk alleen maar veroordeeld waren. Dit heeft andere verhoudingen
geschapen en nieuwe mogelijkheden geopend, zodat de verhoudingen
tot andere kerken op een nieuwe basis komen te staan. Tijdens dit
concilie is er reeds een werkgroep gevormd van mensen uit de R-K
Kerk en de Wereldraad van Kerken om vraagstukken te bespreken
waarmee allen te maken hebben. En werd er niet op een der laatste
conciliedagen meegedeeld dat de banvloek die de paus van Rome
en de patriarch van Constantinopel wederzijds naar elkaar hebben
geslingerd en die in 1054 definitief de scheiding betekende tussen de
kerk van het oosten en die van het westen, nu van beide zijden is in
getrokken. Nu zegt ons dit op zichzelf niet zoveel. De scheiding tussen
beide kerken was er eigenlijk al vóórdien en de Oosters Orthodode
Kerk is voortgegaan op de weg die zij voordien ook al ging. Evenzo
ging Rome voort Op haar eigen weg. Dit stuk geschiedenis is niet zo
maar ongedaan te maken met intrekking van die wederzijdse ban-
bullen. Toch is er nu een geheel andere verstandhouding gekomen. Voor
een niet gering gedeelte schrijven we die andere verstandhouding toe
aan de aanwezigheid van de waarnemers op het concilie. Praktisch
heeft Rome daarmee hun kerken als kerk erkend, hoewel ze het theo
logisch alleen de Oosters Orthodoxe Kerk doet. Dit is een doorbraak
van een oude gedachtengang, en de gevolgen daarvan zijn zo maar nog
niet te overzien. In het conciliestuk over de godsdienstvrijheid komt
hiervan iets tot uiting. We hebben in een paar r-k encyclopedieën nog
eens weer opgezocht datgene wat er staat onder het woord .concilie'.
Die artikelen zullen voortaan nieuw geschreven moeten worden, want
het klopt niet meer na dit 2e Vaticaanse concilie en daaruit alleen is
de slotsom te trekken dat, wat er gedurende de laatste vier jaar in
Rome is gebeurd, toch wel heel belangrijk moet zijn. Eert concilie wordt
gehouden zo lezen we om een onfeilbare kerkelijke geloofsbelij
denis of geloofsdefenitie vast te leggen alsook om geldende disciplinai
re maatregelen te treffen voor hen. die zich daaraan niet houden. Daar
van is op het 2e Vaticaanse concilie niet veel terechtgekomen. Op het
le Vaticaanse concilie is dit nog wel geschied. Daar is toen de leer van
het onfeilbaar pauselijk gezag uit de bus gekomen. Aan de bisschop van
Rome is een gezag toegekend waartegen de oosters orthodoxe kerken,
laat staan de kerken die de de reformatie zijn voortgekomen, zich zul
len blijven verzetten. Door dit als een onfeilbare geloofswaarheid te
aanvaarden, heeft men de scheiding tussen Rome en de andere kerken
alleen nog maar versterkt. Dat kunnen we ook zeggen van het leerstuk
dat nadien nog is gekomen, hetwelk door Pius XH is afgekondigd,- het
leerstuk van de lichamelijke tenhemelopname van Maria. De bisschop
pen hebben hierover tevoren hun mening kenbaar kunnen maken. Ze
moesten dat ieder voor zich schriftelijk doen. Later is gepubliceerd
hoevelen van hen tegen dit leerstuk waren. Ook daardoor is de houding
tegenover andere kerken meer afgesloten geworden. Daarom is het
tekenend dat er cp dit concilie niet aan onfeilbare leerstukken is ge
daan en dat zelfs de Maria-leer, hoewel dit in de lijn lag, niet aan bod is
gekomen. Men heeft zich beziggehouden met andere zaken, met de
organisatie van de kerk, met de plaats van de kerk in deze wereld, met
de dienende functie die de kerk in deze wereld moet hebben. We heb
ben, bij het lezen van de concilieverslagen en hetgeen naar aanleiding
daarvan werd gezegd door r-k commentatoren, telkens weer het gevoel
gekregen dat er door dit concilie voor de kerk een wissel werd omge
gooid, zodat heel het leven en werken van deze kerk niet meer zo recht
lijnig zal verlopen als dat vroeger het geval was. Aan de vrijzinnige
dr H. Faber, die slechts gedurende enkele weken op het concilie is
geweest, viel het op, dat er helemaal geen geest van .triomfalisme'
heerste, hoewel de Sint Pieter, waar men vergaderde, wel zo'n soort
kerk is die de triomf van het rooms-katholicisme wil uitbazuinen. Hier
mee hangt samen ,een hooghartig isolement'. Dit triomfalisme, ,dat
een echt medeleven met wat de wereld bewoog, zo moeilijk maakte en
dat aan een positieve relatie tot andere kerken in de weg stond', heeft
dr Faber hier niet gevonden, Hij is er integendeel verbaasd over ge
weest, hoe ernstig men de waarnemers van de .gescheiden broe
ders' genomen heeft. ,Het was verkwikkend te bemerken hoe ernstig
men dit opvatte.'
Een apart punt is geweest de Curie, het persoonlijk secretariaat van
de paus. Over het algemeen bestond de Curie uit conservatief denkende
lieden. Die Curie heeft menige gevoelige tik op de vingers gekregen
en ze zal dus nu worden hervormd. Op een van de laatste conciiiezit-
tingen is daarover het een en ander meegedeeld. We hebben in de
Volkskrant reeds gelezen dat die voorgestelde hervormingen teleur
stellend waren. Ook met een hervorming kan het op dezelfde manier
gaan als vroeger. Dat is de moeilijkheid bij ieder vast kerkelijk secre
tariaat, dat het een bepaald gezag en een bepaalde macht krijgt, waar
door het kan schijnen dat zij alleen de dienstregeling in de kerk uit
maakt. Daarom is het de vraag, hoe het .klein concilie zal gaan werken,
een aantal bisschoppen die voortkomen uit de regionale bisschopscon
ferenties. Op het nu gesloten concilie is toch wel de wil van de grote
meerderheid der bisschoppen gebleken dat zij, tezamen met en onder
leiding van de paus, de kerk zullen besturen. Wanneer we vragen: hoe
zal het nu met de Curie gaan?, is het antwoord op deze.vraag gedeel
telijk afhankelijk van de andere vraag: Hoé zal het gaan met dat .klei
ne concilie'? In ieder geval mogen we er wel van uitgaan, dat de R-K
Kerk een geheel nieuwe periode in haar bestaan gaat beginnen, een
periode waarin alles niet meer zo zeker is en waarin men andere ant
woorden zal moeten geven op dezelfde vragen, dan men eeuwenlang
heeft gegeven.