EVANGELISATIE GEBEDS GENEZING «lofian Mkicksbach BOUWEN stemmen uit de kerken opkomen voor de medemens Zaterdag 4 september 1965 zaterdagnummer 'Is er nog één, is er nog een. Kom, steek je hand omhoog; o, er wordt een strijd gestreden. Mag ik je hand zien. 'tls niet evangelist Maasbach, maar hef is de geest van God. Is er nog één, dit is de laatste keer. Ik weet dat dit moeilijk is voor U in Zeeland. Is daar nog iemand, ik doe dit om anderen te helpen. Die trots, die moeten we kwijt. Al die genen, die lichamelijk of geestelijk ziek zijn, wilt U gaan staan? Schaamte: daar maakt de duivel gebruik van, maar u heeft de moed gehad om te gaan staan, laat die trots varen". Negen mensen komen naar voren. De overigen in de zaal kijken een beetje devoot, meer nog nieuwsgie rig, toe. Een politieman in burger strekt zijn rug. Johan Maasbach (47). evangelist en gebedsgenezer, (op het foldertje ziet hij er uit als he-man James Bond) heeft eerst gebeden, dan ziin bijbel op een stoel gelegd en nu komt hij van het podium af. De negen men sen, een paar mannen, maar vooral vrouwen, geen jongeren, staan wat schutterig te hangen tegen de hou ten podiumrand. Hammondorganist Grootveld ("hij is onze boekhouder, h(j was hoofdboekhouder, chief-ac countant bij Goodyaer, ik maak geen geheim van de financiën, had Maas bach eerder in de dienst gezegd), hammondorganist Grootveld dus speelt op zijn instrument zachte lok kende muziek, de sfeer is gespannen, mystiek. Maasbach praat achter elkaar door, het hammondorgel wordt ook geen moment in de steek gelaten. Tussen de negen mensen, die naar voren zijn gekomen, hebben zich een paar assis tenten van Maasbach opgesteld. Een paar jongeren, waarbij Els de la Croix, charmant, een Indisch typetje, witte bloes, geruit rode rok: „zuster'1 De la Croix, die al verscheidene jaren Maasbachs assistente ls en binnen kort naar Indonesië gaat, voorgoed, als zendelinge naar Celebes. Els heeft een fototoestel bij zich. Ze wipt het podium op en maakt snel een foto van negen b(J de podiumrand. De zaal zet een liea in: „Geloven al leen", een langzame, slepende melo die. Dan spreekt Maasbach een ge bed uit. Hq legt zijn rechterhand op het hoofd van de man, zijn linker hand op de heup. „Heer, genees deze man van reuma". En tot de man: „ontvang genezing van reuma". (Els maakt weer een foto, nu van dichtbij. De evangelist buigt zich over naar tweede man van de negen pe De man fluistert iets. Ma; „Heer, genees deze man van rugpijn". Dan komen nog aan de beurt ner- veusiteit, eczeem, „grote nood", „rust voor ziel en lichaam" en nog enige andere problemen. De laatste vrouw loopt moeilijk. Maasbach: „Wij moe ten uit ons hart wegdoen: al zie ik het niet, dan geloof ik het niet. Ik gelóóf in wonderen al zie ik het niet altijd in iedere samenkomst. Maar God dóet wonderen (met stemver heffing), nu, drie dagen daarna, vijf jaar daarna". En dan doet hfl het verhaal van een vrouw in Harder wijk, „d'r heup was vast", toen ik drie maanden daarna terugkwam kon ze weer lopen. Sommigen ont vangen 't ineens: dat is 'n wonder". Na de handoplegging gaan de men sen weer naar nun plaats. Er valt een leegte. De dienst verloopt een beetje. Hier en daar schuifelt een vrouw half en half achteruitlopend de zaal uit: treinen en bussen wach ten niet. Aan de uitgang is er nog een tractaatje voor de aanwezigen: een blauw op wit gedrukt foldertje met een radiotoespraakje van Maas bach, voor deze Zeeuwse gelegenheid een plaatje van een voor een tractor feknielde boer op de voorkant. Het ammondorgel klinkt nog wat na. Bij de boekentafel blijven wat men sen nog wat bladeren. Er zijn boek jes van de bekende gebedsgenezers en evangelisten) T. II Osbom, da. Andrew Murray, Oral Roberta, dr. Oswald Smith, C. H. Mackingtosh. Er liggen grammofoonplaten, folders en felgekleurde plastic aardbolletjes zo groot als een vuist: dat zjjn spaar potten voor het werk van de stich ting Volle Evangelie Zending (voor zitter Johan Maasbach) in Den Haag. Maasbach. na afloop aan een tafeltje: een rijzige kerel, gesoigneerd Hij praat makkelijk, luistert goed, geeft antwoord in simpele woorden, alles heel eenvoudig. Een enkele keer kijkt hij lichtelijk wantrouwend, alsof hij bang is in de maling te worden geno men. Zijn Nederlands is doorspekt met Engelse termen, zijn taal houdt het midden tussen het Nederlands van een Hollander, die jarenlang al leen maar Engels heeft gesproken en dat van een volbloed Rotterdammer, die de restanten van zijn Maasstad accent niet heeft kunnen kwijtraken. H(j kijkt je aan met de oogopslag van iemand, die je helemaal dóór heeft en daarom wat lichtelijk „af wezig" is, in een andere wereld ver toeft, verstrooid. Maasbach op het podium: „Prijs de heer. De bijbel zegt: waar twee of drie in mfln Naam zijn, daar ben Ik in uw midden. Waar Hjj is, is Zjjn god delijke kracht. Ik ben dankbaar voor de grote zegen. Ieder jaar vallen dui zenden aan Jezus voeten: via radio, lectuur maar vooral via de campag nes. Wij hebben dezelfde God, die is niet verschillend, dat is ook de God van Goes". Als hij tegen de zaal praat heeft hij het nu eens over „U". dan weer over „Je". Drie keer vergist hij zich en begint hij opnieuw. „Het christen-zijn is niet een ritueel van een godsdienst voor ons, geen imitatie, maar incarnatie. Dit is geen nieuwe organisatie. Die ik dien is het Koninkrijk Gods. Ik ben een dienst knecht, ik schaam mij er niet voor. Door genade ben ik een kind van God". Hij praat op het toneel door dringend, ronduit, een beetje oud bijbels, hij balt nu en dan zijn rech tervuist, slaat met de vlakke hand op een groot formaat bijbel, die hij voortdurend in zijn hand houdt. Als spreker is hij door zijn eenvoud im ponerend. Johan Maasbach praat rustig een uur lichter elkaar door zonder de bekende glaasjes water van de deftige sprekers. Hij praat in trance. Zijn praten heeft de kenmer ken van de routine, van een afge draaid verhaal, waar de spanning nu en dan weer moet worden ingebracht want die spanning zakt af en toe. Dan wordt het wat vlak. Op zulke momenten neemt een assistent de dienst over. Johan Maasbach is 47 jaar, woont in Voorburg, heeft zes kinderen ("ja, op openbare scholen, christelijke kunnen heel goed zijn, maar de kinderen moe ten onder de mensen komen, het is beter voor hun geestelijke opvoe ding"). Mogen zijn kinderen zelf kie zen later, welke kerk bijvoorbeeld? „Ja, ze mogen zelf onderscheiden, op grond van Gods woord, maar ze krij gen natuurlijk wel thuis een goede opvoeding". Wat zij dan meekrijgen geeft hij ook aan zijn gehoor: jaar lijks duizenden mensen in ons land en in het buitenland. Maasbach kwam onlangs terug van een evangelisatie tournee „over het gsnae rond der aarde", drie maanden lang, zoals staat te lezen in zijn blad „Nieuw Deven". Hij was in Suriname, New York, Djakarta, Beiroet en nog wat landen en wereldsteden. Hij hield 69 samenkomsten en verzorgde 25 ra diouitzendingen. Vanuit het V.E.Z.- kantoor in Den Haag worden de con tacten onderhouden. Hij spreekt ook elke zondag voor radio Luxemburg: een uitzending kost 525. Dag in dag uit reist hij Nederland rond met zijn „boodschap": het „vol le evangelie": „ik probeer de mensen te bewegen om vanuit het ongeloof te komen tot geloven wat God zegt, zo als een vertegenwoordiger zijn wa ren slijt (slaat op de bijbel). Dit is niet ouderwets, Gods woord is hetzelfde en wós hetzelfde, er Is geen ouderwetse God. Je moet hóren, ge lóven en dóen wat de bijbel zegt". Johan Maasbach geloaft volledig wat de bijbel zegt. Daarom gelooft hij ook in gebedsgenezing, in genezing door handoplegging. Hij gelooft, dat er wonderen gebeuren: „er is bewo genheid voor zieken, ze krijgen de opwekking, die ze nodig hebben". Spreker: iedere avond zai fvangell# Maasbach bïdcten voor zondaren, atteken en tjebön<teneriv 'vVoT God doét voor anderen, wJi H'j ook doen voor U i iedereen is welkom toegang vrij ER« 8 ftpfNtmfct €v. Jat»» tiiscw&or^ Johan Maasbach is nu alweer vanaf 1952 evangelist. Daarom was hij onder andere tien jaar chef-kok op de grote vaart. Eerst werkte hij in een klein zaaltje in Gouda. Nu staan achter hem, zegt hij, een 2 300.000 mensen in ons land. Zijn blad „Nieuw leven" (Wemelt van foto's van Maasbach) wordt in tienduizen den exemplaren in ons land verzon den. In dienst van de Stichting V.E. Z. zijn 23 mannen en vrouwen. Er is nu het „Bijbelhuis" in de Haagse Koningsstraat, waarvan uit zo'n beetje alles wordt geregeld. Maas bach: „ik weet echt niet wat er alle maal wordt georganiseerd, daarvoor zijn de anderen". Hij trekt alleen rond met zijn opwekkingsprediking. Maasbach is op het moment wel de bekendste evangelist in ons land van de Pinksterbeweging. En hij is voor al de laatste tijd nogal in het nieuws geweest door de film van Jan Vrij man „Gebedsgenezing". Die film zou een tv-documentaire voor de VARA moeten worden, maar de VARA oor deelde deze „ongeschikt voor uitzen ding". Nu is de documentaire het belangrijkste deel van de film „Ko peren Ko", die in Arnhem in première is gegaan en al in diverse plaatsen is vertoond. De diensten van Maasbach: twee de len, een deel „bekendmakingen en eventuele getuigenissen" alsmede het „offer" en een deel „luisteren naar het Woord van God". Vooral dat offer is erg belangrijk evenals de verkoop van brochures, boeken (20 evrtalingen in vijf jaar van vooral Amerikaanse evangelisten). Maas bach glimlacht gevleid als men op merkt, dat hij nogal op Amerika is georiënteerd: „ach ja, daar is het be gonnen. „Die boeken en brochures en andere zaken etaleert Maasbach na drukkelijk in zijn dienst: „Neem ook de grammofoonplaat „Alzo lief heeft God de Wereld" zevenvijftig, speciaal voor Zeeland. Luister er naar, het zal je goed doen. O. wat zijn er weinig mensen, die nog in wonderen gelo ven, zelfs in de kerk". Kerk? „Denk niet dat de kerken helemaal niets zijn. God heeft zijn kinderen overal, maar luister: er waren twee rooms- katholieken, waarmee ik net vorige week praatte. Die geloofden niet meer dat Christus uit de Maagd Ma ria is geboren. Waar moet dat heen, als ze dót al niet meer doen! Zet er maar een streep door, óók als pro testanten niet meer geloven in het beter worden: wedergeboren worden is het grootste wonder. Godsdienstig zijn ls niet altijd een christen zijn Het ergste is als de mens, die verlo ren gaat, door de kérk verloren gaat. Alleen godsdienst kan niet redden. Een predikant zei eens: terug naar de reformatie, maar ik ga een stapje verder: terug naar de handelingen der apostelen". Hij herhaalt voortdu rend zijn „les": ééén keer zeggen is niet genoeg. De mensen hébben het al én keer gehoord maar ze geloven 't nóg niet". Evangelist en gebedsgenezer Johan Maasbach was deze week voor een campagne in Goes. Daar treedt hij vanmid dag en vanavond voor het laatst op in de Prins van Oran je. Op deze pagina de indruk ken van zo'n bijeenkomst en van een gesprek met hem. Op de illustraties: rechtsboven op de folder ziet Maasbach er een beetje „he-man"-achtig uit. Links; handoplegging. Voelt Maasbach zich nog verbonden met de kerken? „Plaatselijk, plaat selijk. Ik heb mijn ervaringen, dat er veel mensen van de kerken in mijn diensten komen (ja, we kennen doop door onderdompeling en avondmaal) we hebben ook ouderlingen. Op een paar plaatsen in Nederland. Dordt bijvoorbeeld, zijn eigen gemeenten. Nou nee, weinig contacten met de Pinkstergemeenten in Zeeland, ik ken er nog niemand van). Plaatse lijk heeft hij contacten met kerken: onder andere hervormde en gerefor meerde predikanten, zegt hij, ook rooms-katholieke priesters. De grote fout die de kerken hebben gemaakt is: alleen studie, alleen de noge. Ik heb liever een schilleboer als ouder ling dan een man van aanzien, als hij maar bekwaam is en betrouwbaar. Dat openbaart zijn getuigenis, dik wijls openbaart de Heilige Geest dit. Voor het bereiken is eenvoud van de mens nodig. Ja, de mensen die ko men zijn nogal eenvoudig. Maasbach vindt dat zijn beweging reden van bestaan heeft „door het christendom te prediken. Een monopolie is nooit goed. Of we een sekte zijn? Als men dat zo zegt dan zeg ik: de kerk is een sekte. Lees maar in het woordenboek: een sekte is een afgesneden iets, wat in een zeker punt van het oorspronkelijke afwijkt. Nou, wij gaan naar het oor spronkelijke terug en de kerk is van het oorspronkelijke afgeweken. Dui- delijkJehova's? „Ja. dat is nu een sekte". In zijn diensten wordt opgewekt gezongen, bevrijdend werkt ook het handenklappen, er wordt Halleluja geroepen, en amen. Prijs de Heer. „Handenklappen over genomen van het Leger des Heils? Welnee, lees maar spalm 47 vers 2". Het Leger des Heils vindt Maasbach een „beetje verstard". Hij is zelf her vormd geweest, van jongsaf aan in opgevoed door zijn vader, die in Rot terdam markiezen maakte. Hervorm de Kerk: „een droge boel". „In mijn jongensjaren wel een3 bij het Leger wezen kijken, het Leger is niet zo voor genezing". Bekeringen en genezingen. In zijn blad staan reeksen getuigenissen van mensen die genezen zijn. En als voor beeld van bekeringen vertelt hij: „We gingen bijna verhuizen en ik had nog nooit met de melkboer, Toon, gespro ken over Jezus of hem een traktaatje gegeven. Toen zei ik op een moment: melkboer je moet eens komen op onze samenkomst. Toon de melkboer kwam op een zondag. En wie was de eerste die naar voren kwam voor zijn getuigenis: Toon. Zijn vriend Bram geloofde het niet en ging eens kij ken op een zondag naar die rare Toon. Wie kwam er toen als eerste naar voren: Bram!". Merkt iemand op: Van die Maasbach kan je toch eigenlijk geen kwaad woord zeggen. Lucas 14 vs. 28: „Want wie van U, die een toren wil bou wen, zet zich niet eerst neer om de koeten te berekenen of hij het werk zal kunnen vol brengen". De meeaten onzer kennen Jezus als „de Lieve Heer". Hij geldt voor velen als het grote voor beeld van liefde, trouw en geduld. Zij hebben dit beeld van Hem voor ogen. Jezus slaat echter dit beelil zelf in stukken. Hij spreekt in dit schriftgedeelte op een zakelijke en nuchtere toon. Hij zegt precies waarop het staat: Ieder, die Hem wil volgen zal bereid moeten zijn zijn ganse omgeving en zichzelf te- haten. Jezus verduidelijkt dit door de gelijkenis te vertellen van de bouw van de toren. Bij deze bouw wordt volkomen zakelijk en nuch- Hetzelfde geldt voor het besluit om Jezus te volgen. Ieder dient zich grondig rekenschap te geven over de gevolgendie het volgen van Jezus met zich brengt. Wij- komen op ongebruikelijke wegen in deze wereld. Wij lopen gevaar vreemden te worden, die niet ge liefd zijn in de wereld. Eerst, wan neer wij menen dit werkelijk aan te kunnen, dit willen, mogen wij achter Jezus aangaan. Is het te veel voor ons, dan zullen wij er goed aan doen Jezus niet te vol gen. Deze keuze ia aan ons. Jezus heeft dit heel duidelijk e» eerlijk gesteld. Wij dienen hierop tenminste even eerlijk in te gaan. Wij zijn vrij Hem al dan niet te volgen. Wanneer wij volgen, zullen wij dit in al zijn consequenties die nen te aanvaarden. Wanneer het ons teveel voorkomt is ook dat ons volste recht. Laten wij daar voor dan echter eerlijk uitkomen. Wij moeten in dat geval niet de schijn willen ophouden dat wij toch ergens bij Jezus horen. Wij zullen dan gelijken op de met af gebouwde toren, wiens eigenaar tot een voorwerp van spot en ver maak voor de omstanders is ge worden. DRS. ALB. VAN DEN BAN KAMPERLAND Een tweetal berichten vraagt deze week onze aandacht. Het eerste is een nota van de Generale Diaconale Raad (G.D.R.) van de Nederlands Hervormde Kerk. Er waren bij haar een aantal vragen binnengekomen over de diaconale collecte. Hier en daar zijn er ge meenten waar men incent met één collecte in de eredienst te kunnen volstaan. Naar een bepaalde vastgestelde verhouding worden de ge collecteerde gelden dan verdeeld. „De G.D.R. is van mening dat de diaconale collecte om principiële redenen als afzonderlijk element in de eredienst gehandhaafd dient te blijven. Indien het mogelijk is in de kerkdiensten slechts één collecte te houden, behoort dit een diaconale collecte te zijn." Dit is, onzes inziens, het enige antwoord dat de G D.R op de binnengekomen vragen kon geven. De collecte voor de diaconie is zulk een wezenlijk bestanddeel van de eredienst van een christelijke gemeente, dat er veel, zo niet uiteindelijk alles, verloren gaat wanneer deze collecte als eigen bestanddeel in de samenkomst van de gemeente zou worden afgeschaft. Nu weten we wei wat door de voorstanders van één collecte, waaruit diaconie, kerkvoogdij eu dan nog bijzondere doeleinden hun deel krij ger., wordt aangevoerd. In het kort komt het hierop neer dat je een koe niet steeds meer kunt gaan melken zodat er dan ook meer melk Komt (Men vergeve ons het beeld). Voorts zo zegt men is het vroegere werk van de diaconie steeds meer lngeschrompeld, zodat men zich wel eens afvraagt of dit niet helemaal zal verdwijnen. Dc sociale voorzieningen maken het leven „veilig" genoeg, enz. Wanneer de G.D R zegt dat. als er één collecte moet zijn, dit een diaconale collecte moet wezen, slaat zq op het rechte aambeeld, want als wij in de kerk met leren dat de Here God ons een taak geeft voor onze naaste, dan is het de moeite niet waard dat wij er heen gaan. Dat is de kracht van de eerste christengemeenten geweest aan het begin van onze jaartel ling, dat men elkaar niet in de steek liet. En die zorg voor de ander ging verder dan eigen kring. In de brieven van het Nieuwe Testament lezen we al dat er collecten buiten de gemeente gingen. Indien de diaconie van de Kerk niet meer functioneert, op welke wijze dan ook: Indien er in de eigen omgeving geen naasten meer zijn die in nood ver keren (wat ook met alle sociale maatregelen nog niet het geval is), dan zal de Kerk vcrdci moeten kijken dan zij tot nu toe gewoon was te doen. Ai mogen w(J In ons laud op een heerlijk fluwelen kussen zitten, waarin we behaaglijk diep kunnen wegzakken, laten we dan tegelijk weten dat er millloenen z(jn op deze zelfde aarde die nog niet eens de meest eenvoudige schemel hebben om op te zitten en die. evenals de arme Lazarus aan de poort van de rijke man. alleen maar de harde aarde kunnen gebruiken om uit te rusten. Als er geen naas ten dichtbij meer in nood zijn dan zijn er nog de „verre naasten" die niet eens weten waar zij hun dagelijks brood moeten halen. Deze vormen mei minder dan tweederde van alle mensen die er op onze aarde wonen. Wanneer onze margarine drie cem goedkoper wordt, omdat voor de grondstoffen minder moet worden betaald, dan betekent dit een heel stuk ellende meer voor bepaalde landen waar deze grond stoffen vandaan worden gehaald. Via die uitorukking „verre naasten' zijn we ai terechtgekomen in het tweede bericht dat we op het oog hadden Deze uitdrukking is ontleend aan een artikel dat ds. H. E, Eikelboom, gereformeerd predikant te Heinkenszand, een paar jaar geleden schreef in een speciaal nummer van „Bezinning", het gereformeerd tijdschrift tot bewaring en bevor dering van het christelijk leven. Dat nummer was geheel gewijd aan het vraagstuk van de onderontwikkelde gebieden. Sindsdien zijn er meer artikelen van deze predikant verschenen die dezelfde zaak be lichten. Die verre naaste ls voor hem een gestalte waarin wij in deze t(jd Christus Jezus zelf ontmoeten, precies zoals de hongerigen, dorsti- gen en naakten het zijn in het laatste gedeelte van Mattheus 25. We behoeven hier niet te vertellen dat Heinkenszand tot de classis Goes behoort. In januari van dit jaar is er in die classis een besluit genomen dat helemaal betrekking heeft op het lot van de be woners van de onderontwikkelde gebieden. De classis meent dat het probleem van de ontwikkelingslanden niet ten onrechte HET sociale vraagstuk van deze tijd moet worden genoemd. „De classis vraagt zich af. of de ontstellende nood die ln een zeer groot deel van de wereld heerst en waaronder vooral ook de jonge kerken te lijden hebben, niet meer een stempel moet zetten op de levensstijl binnen de kerken in Nederland dan tot nu toe het geval was. Wordt de kerk in onze tijd niet geroepen tot nieuwe vormen van christelijke ascese lonthouding), om zo haar verbondenheid met christenen en niet-christenen in de arme landen tot uitdrukking te brengen en aan de daadwerkelijke hulp het oorspronkelijke karakter van een offer te hergeven! De classis is van gevoeler dat de levenswijze van dc kerk vandaag meer dan ooit be paald moet worden door de grote armoe die tweederde van de wereld in haar greep houdt" De classis heeft hier niet alleen aan geldelijke bijdragen gedacht, maar ook aan leden van de kerk die op bepaalde gebieden deskundig zijn. En dan gaan de vragen die tot het besluit hebben geleld de generale synode te verzoeken „deputaten te benoemen met de opdracht de genoemde vragen te bestuderen en de kerken door een nerderlijk schrijven voor te lichten", voort: „Het gaat om een pro bleem dat de verkondiging raakt en de classis vraagt zich af, of er niet eer vacuüm (luchtledig) in he tpastoraat dreigt te ontstaan, dat zonder concrete beslissingen en duidelijke voorlichting niet kan worden gevuldMet andere woorden: het herderlijk werk in een gemeente- kan in deze tijd dit werelddiaconale werk, da' zich inzet voor de onder ontwikkelde gebieden, doodeenvoudig niet missen Zonder dat wij een naaste in nood hebben om voor te zorgen, verschraalt ons christelijk leven Wanneer we weten var nood en dat weten we nu zo lang zamerhand wel welk een nood er ln sommige delen van de wereld heerst en we zouden niet door de gerechtigheid bewogen worden die samenhangt met het Koninkrijk Gods, dan gaan we Christus zelf voorbij. We kunnen hier niet volstaan met een brokske dat van onze tafel valt. Daarom zou ds. Eikelboom willen dat wij een bepaald per centage van ons inkomen voo* dit doel afstaan en dat wij niet allereerst gaan vragen welke luxe artikelen en genotmiddelen wq nu kunnen gaan aanschaffen en dat w(j op de christelijke feestdagen en in de lijdensweken eens extra gaar denken aan die verre naasten. Die classis Goes heeft nog een tweede verzoek aan haar eigen synode gedaan. Zij wil dat deze er d<* overheid op wijst dat het haar taak is om alles te doen wat in haar vermogen ligt om de nood in de ontwikkelingslanden niet alleen incidenteel (hier en daari. maar ook structureel i ïnliaar gehele samenhangen fundamenteel i vanaf de diepste grondt te bestrijden." In het regeringsprogram moet hieraan een hoge voorrang worden verleend. Het probleem van de ontwikke lingslanden kan nu eenmaal niet met particuliere hulpacties worden opgelost. In de classis heeft men zich afgevraagd of in de Gereformeer de Kerken i.en in de andere eveneens) de taak die voor ons ligt, niet te beperkt is opgevat en of er zo, onbedoeld, een situatie ln de hand wordt gewerkt „die niet ongelijk is aan dc situatie van de negentiende eeuw, waarin het aan allerlei kerkelijke en niet-kerkelijke liefdadig heidsacties niet heeft ontbroken, maar zonder dat daardoor aan het maatschappelijk bestol zelf essentieel (in wezen) iets veranderde." Waarom wordt onze regering aangesproken? In onze regering gaat het eigenlijk om aile regeringen in het „christelijke Westen". De vraagstukken zijn hier al te groot. Door de kerken kan alleen maar hier en daar wat worden gedaan. Maar de kerk mag er de overheid wel op wijzen dat ook zij iets moet doen Ze moet dit zelfs doen. „De Duitse kerk faalde in de jaren 1933-1945, omdat zij weigerde voor de meest elementaire menselijkheid op te komen. Miljoenen joden stierven mede daardoor in de gaskamers." En vandaag sterven miljoenen mensen een langzame hongerdood. Als niet tot de Gereformeerde Kerken behorende, kunnen we alleen maar jaloers zijn op dit schrijven van de classis Goes aan haar eigen synode. In evangelische bewogenheid heeft men ver boven eigen classis en kerk uitgekeken. En toch ls dit alles geladen met een pastorale bewogenheid. Het is niet onverschillig wat de gemeente, wat de enkele christen in dezen doet. Wanneer de synode van de Gereformeerde Kerken in deze geest een herderlijk schrijven opstelt, zullen we dit plaatsen naast het schrijven dat de synode van de Ne derlands Hervormde Kerk heeft laten uitgaan over het gebruik van dc kernwapenen. Deze twee zullen elkaar moeten aanvullen. Dit alles is iets anders dan de telegrammen die de I.C.C.C. aan Johnson en Chiang Kai-Shek stuurde over de communistische agressie en het is totaal verschillend van de smalende toon waarop er aldaar gesproken is over betere koeie- en kipperassen, waarvoor de zending alleen oog zou hebben. Het dagblad „Trouw" van 27 augustus, waaraan we enkele gegevens ontleenden, herinnert aan hetgeen dr. A. Th. van Leeuwen (de her vormde zendingsman. nu verbonden aan Kerk en Wereld te Driebergen' schreef in zijn brochure: Werelddiaeonaat tussen Oecumene en econo mie. ,Je kunt de situatie in de wereld vergelijken met een huisgezin van 17 kinderen. Bq elke broodmaaltijd komen 10 boterhammen op tafel Eén kind eet er daarvan 4 op. 4 kinderen krijgen elk 1 boterham, en de overblijvende 2 boterhammen moeten onder Ï2 kinderen worden verdeeld. Dat ls een schreeuwende onrechtvaardigheid, die met eeen „kruimkes van 's Heren tafel" is goed te maken. Dat éne kind met die 4 boterhammen woont in het christelijke Westen." „Geen normaal huis houden zou zo'n situatie ook maar een uur uithouden, maar we zitten er al jaren mee." jt

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1965 | | pagina 17