PROTESTANTEN IN SPANJE
„Kruis op
de kraag"
Samenwerking
is een eis
stemmen uit
de kerken
Zaterdag 12 juni 1965
zaterdagnummer
In de evangelische kerk Novi-
ciado in Madrid zijn onlangs
bijeenkomsten gehouden, die
van belang zijn voor de verdere
ontwikkeling van het Spaanse
protestantisme. Zo kwam de
„Evangelische Raad voor Span
je" bijeen, waarin onder voor
zitterschap van sir Kenneth
Grubb uit Londen vertegen
woordigers van de Wereldraad
van Kerken en van verschillen
de buitenlandse kerkelijke hulp
verleningsinstanties zitting had
den.
Kruis op de kraag" is de
titel van twee opiniere
portages over de gees
telijke verzorging van militai
ren. die men op de zondag
avonden 13 en 27 juni 's avonds
half acht op de tv (Ned. I)
kan bekijken. De reportages
worden gebracht door C.V.K.
en I.K.O.R. Deze opinierepor
tages werden voorbereid door
Harry van Wijnen en Henk
Biersteker en gefilmd door
Alexander Leffelaar.
Deze raad ontbond zich omdat in
tussen een nieuwe „Spaanse Evange
lische Raad" gevormd is, waarin als
leden vertegenwoordigers van de
„Iglesia evangélica espanola", de
„Iglesia esplcopal reformanda" en
der Baptistenkerken zitting hebben,
terwijl vertegenwoordigers van de
buitenlandse hulporganisaties voor
het noodzakelijke contact als advi
seurs voor de Jaarvergadering zullen
worden uitgenodigd.
Een tweede lichaam, dat zichzelf op
hief, was de commissie van toezicht
op het „Centro de formacion teologi-
ca" te Barcelona, waarvan pfarrer
dr. Brütsch uit Bern voorzitter was.
De beide eerstgenoemde Spaanse
kerken hebben zich bereid verklaard
zelf de verantwoordelijkheid te gaan
dragen voor de theologische vorming
van predikanten en leken. De nieuw
gevormde commissie van toezicht
heeft als leden behalve dus de afge
vaardigden van de beide Spaanse ker
ken nog twee vertegenwoordigers van
de Wereldraad van Kerken en de
hoogleraren in de theologie prof. G.
Crespy uit Montpellier en prof. J. A.
Soggin uit Rome.
In de jaarvergadering van de Spaan
se Evangelische Raad werd een over
zicht gegeven van de ontwikkeling
der verhoudingen in Spanje tussen de
R.-K. Kerk en de regering enerzijds
en de protestanten anderzijds. Ten
behoeve van de 30.000 protestanten,
de 12000 niet-rooms-katholieke
vreemdelingen en de 10.000 joden en
moslems in Spanje werd op 10 sep
tember 1964 in de Spaanse minister
raad een wetsontwerp eenstemmig
oudejaarsrede zich uitgesproken voor
een „rechtvaardige en goed begrepen
godsdienstige vrijheid". Vanaf no
vember 1964 was er evenwel degelijk
sprake van een zekere terughoudend
heid ten aanzien van de vrijheid,
maar sinds april 1965 Is een meer to
lerante houding te bespeuren, in het
bijzonder wat betreft de vergunning
tot opening van kapellen, tot uitgave
en invoer van evangelische litera
tuur. Daarentegen zijn de invoerrech
ten op bijbels onmatig hoog.
Ten aanzien van de burgerlijke hu
welijkssluiting geldt thans de regel,
dat beide partijen moeten bewijzen
niet rooms-katnoliek te zijn. Is een
van hen r.-k. gedoopt, dan moet van
ie zijde van het diocees een verkla
ring van geen bezwaar worden afge
geven, binnen dertig dagen. Deze
komt meestal wel na twee maanden
af. Op verzoek van de ouders kunnen
ten slotte evangelische kinderen vrij
gesteld worden van het verplichte
godsdienstonderricht op de scholen,
aanvaard met als voornaamste maat
regelen de juridische erkenning van
eigendom op onroerende goederen,
erkenning van opleidingsinstellingen,
uitgeverijen en boekhandels, vereen
voudiging der formaliteiten voor de
burgerlijke huwelijkssluiting, erken
ning van ambtsdragers, verbod van
alle discriminatie, verbod van prose-
lytisme. Dit was een belangrijke stap
voorwaarts op de weg naar gelijke
rechten voor de niet-rooms-katholie
ke bevolkingsgroepen.
Later schijnen echter weer bezwaren
hiertegen Ingebracht te zijn en zo
werd op 30 november 1964 besloten
met de uitvaardiging van dit statuut
te wachten tot het Vatikaanse con
cilie een uitspraak over de gewetens
vrijheid gedaan zou hebben. Inmid
dels heeft generaal Franco in zijn
„Dominee is terug uit dienst". Dat kan men in
Krabbendijke zeggen van de gereformeerde predi
kant ds. B. Fidder, die a.s. zondag voor het eerst
weer preekt in zijn eigen kerk na een jaar leger-
predikant te zijn geweest. Ds. Fidder, 34 jaar, ge
boren en getogen in het Drentse Emmen, studie aan
de theologische hogeschool van zijn kerk in Kam
pen, eerste gemeente, sedert november 1961 Krab
bendijke, verliet vorig jaar april zijn ruim vierhon
derd doop- en belijdende leden tellende kerkge
meenschap om zes weken opleiding te krijgen als
legerpredikant. Die opleiding was in Nunspeet. Na
Nunspeet volgde de aanstelling als legerpredikant
in de legerplaats Ossendrecht. Ossendrecht leger
plaats waar per lichting zo'n tweeduizend jongens
als dienstplichtige opkomen. Een depot, een leger
plaats waar rekruten opkomen. Ds. Fidder is daar
legerpredikant geweest met een hervormde colle
ga, de pas afgestudeerde ds. C. A. ter Linden uit
Den Haag. Er waren bovendien twee legeraalmoe
zeniers en een raadsman van het Humanistisch
Verbond, die eenmaal per week de legerplaats be
zochten.
De Krabbendijkse predikant heeft het in Ossendrecht
goed naar zijn zin gehad. Dat blijkt uit hetgeen hij
ons over zijn verblijf aldaar heeft verteld. Hij heeft
er veel ervaringen opgedaan. Ook dat blijkt uit zijn
verhaal. Hij is er van overtuigd, dat de legerpredi
kant op zijn plaats is in de krijgsmacht.
Eén van de ervaringen, die ds. Fidder met zijn één
jarig legerpredikantschap (waarmee hij dus reserve-
legerpredikant is geworden) heeft opgedaan is deze:
„Ik dacht, dat we ons als kerk wel weer eens mogen
bezinnen op de positie en de situatie van de kerk in
de maatschappij, waarin we functioneren. We moeten
ons afvragen of de kerk in de huidige vorm nog wel
voldoende functioneert ten opzichte van de struc
tuur van deze moderne maatschappij". Ds. Fidder
gelooft, dat een zekere specialisatie van predikan
ten geen kwaad zou kunnen. En hij wijst daarbij
op de ontwikkelingen in deze tijd: er komen zieken
huispredikanten, industriepredikanten. De kerk kan
op deze wijze beter functioneren temidden van de
mensen. „Dat is ook in de militaire maatschappij
het geval: het legerpredikantschap is ergens een
voorloper van de gespecialiseerde predikant". En:
„een belangrijk stuk pastoraat ontstaat daar waar
men ontdekt, dat de kerk bij de mens wil zijn".
Ds. Fidder had er dus geen bezwaren tegen om als
legerpredikant een jaar in dienst te gaan. En zijn
kerkeraad stond hem een jaar voor dit werk af.
Waarom werd hij legerpredikant? „Van de zijde van
de provinciale deputaten voor de geestelijke verzor
ging van zee-, land- en luchtmacht van onze kerken
werd Jk gevraagd om te dienen. Een deel van het
korps legerpredikanten is beroeps, de rest, zo'n
vijfentwintig per jaar zijn reserve-1 egerpredikanten
Die komen uit de protestantse kerken in ons land,
voornamelijk uit de Hervormde Kerk en de Gerefor
meerde Kerken, maar ook uit de Christelijk Gere
formeerde Kerken en de Vrijgemaakte Kerken". Ds.
Fidder zei „ja" op het verzoek, omdat, zoals hij
het formuleert „het werkterrein mij altijd heeft ge
boeid, zeker om het tijdelijk te doen". Eén van de
argumenten was voor hem het feit, dat hij als le
gerpredikant meer contacten, en Intensiever had,
met mensen buiten de eigen kerkformatie. De Krab
bendijkse predikant is ervan overtuigd, dat er een
noodzaak is voor het legerpredikantschap: „Een
noodzaak is er zonder meer: waar mensen zijn
moet geestelijke verzorging zijn. Dat is er al in het
algemeen. Wat de militaire dienst betreft is de gees
telijke verzorging in zoverre urgent, dat (wat betreft
de soldaten) er in de militaire maatschappij jon
gens zijn, die, op de grens tussen onvolwassenheid
en volwassenheid behoefte hebben aan begeleiding
in het algemeen. Het legerpredikantschap beweegt
zich in de lijn van het kerkewerk".
Als vrijwillige legerpredikant heeft ds. Fidder het
militaire uniform aangetrokken. „Het uniform heb
ik zelf gevoeld als een soort bedrijfskleding. Het
geeft je meer het idee erbij te horen, bij de militai
ren. Ik geloof, dat de soldaat het ook als volkomen
normaal beschouwt, dat je als geestelijk verzorger
in uniform loopt. Als g.v. ben je niet onderworpen
aan de krijgstucht. Maar de militair heeft zo, ge
loof ik, toch nog meer het idee, dat je één van
hen bent. En de militairen bemerken toch gauw
genoeg, dat je geen werkelijke militair, of officier
bent, naar een predikant.
Het is wél zo, dat de rekruut je aanvankelijk als
officier ziet, maar na een paar weken is dat beslist
over. En vanaf dat moment schept het officiers
uniform geen afstand meer". Ds. Fidder gelooft, dat
het uniform door de legerpredikant moet worden
gedragen alleen al uit solidariteit met mannen, die
in dezelfde situatie verkeren. En: „Voor de uitoefe
ning van het pastoraat is het niet beslist noodza
kelijk, dat het uniform voor de g.v.'s verdwijnt.
Maar al3 een geestelijk verzorger rich gaat gedragen
alsof hij sterren en balken draagt, dan is er natuur
lijk een gevaar. Dat gevaar zit er inderdaad in, maar
dat hangt af van de instelling van de geestelijke ver
zorger. Dat zit 'm niet in het uniform".
„Als geestelijk verzorger ben je er meer voor de mens
in de militaire dienst dan voor het militaire appa
raat. Er is daarom een nadrukkelijk verschil tussen
een predikant en de moreelsofficier", is het antwoord
van ds. Fidder op onze vraag of hij het gevoel had
in militaire dienst voor een moreelsofficier te zijn
gehouden. Hij heeft die Indruk in zijn legerplaats be
slist niet gekregen. Bovendien gelooft hij, dat de
geestelijk verzorger bij de strijdkrachten in het alge
meen een volledige vrije meningsuiting heeft.
Meningsuiting. Ook over de kernbewapening? De
Krabbendijkse predikant vindt van wel. De tijd, dat
hij legerpredikant was, zijn de problemen rond de
vrijheid van meningsuiting en de daarmee samen
hangende problematiek van de kernbewapening op
hun hoogtepunt gekomen. De problemen zijn bekend:
een verschil van mening tussen de hoofdlegerpredi-
kant ds. Bos en ds. Diekerhof, hoofd van de leger-
predikantenopleiding over het wel of niet ter sprake
brengen van het kernwapenvraagstuk in de strijd
krachten door de legerpredikanten. Dit naar aanlei
ding van het hervormde sydonale schrijven over de
kernbewapening. Daarbij kwam ook het oproepen
tot dienstweigeren. Ds. Fidder: „Ik geloof, dat wij
ons als legerpredikanten kunnen houden aan wat
minister van defensie De Jong heeft gezegd: dat we
over de bewapeningsproblematiek mogen en moeten
meedenken. De vrijheid van spreken is duidelijker
geworden. Wanneer een legerpredikant staat op ont
wapening en eventueel oproept tot dienstweigeren,
dan dacht ik, dat zo iemand moeilijk legerpredikant
zou kunnen zijn. In het algemeen kan men toch wel
zeggen, dat zij, die legerpredikant zijn, het leger ac
cepteren en ook de bewapening, als bittere nood
zaak".
Het meedenken, het meedoen aan opinievorming, zo
als de Krabbendijkse predikant het noemt, heeft hij
in zijn militaire dienstperiode duidelijk beleefd. De
vragen van kernbewapening en „waarom moeten we
in dienst" worden veelvuldig gesteld op de gevo-,,les
sen", éénmaal in de week vijftig minuten. (Daarnaast
zijn er spreekuren van legerpredikanten en -aalmoe
zeniers).
Die vragen komen juist altijd voor op depots, waar
de rekruten zijn, die „vers" uit de burgermaatschappij
het militair zijn moet worden aangeleerd. Ds. Fidder
stelde lijsten op met vragen en na overleg met de
militairen werden de onderwerpen achtereenvolgens
afgewerkt. „De bewapening komt altijd aan de orde,
óók oecumene, verschillen tussen bepaalde kerken,
verhouding christendom en wereldgodsdiensten, ver
der nu en dan sexualiteit".
Leger, bewapening en kernbewapening: „Wanneer
die zaken ter sprake kwamen gaf ik een samenvat
ting van het rapport over de kernwapens van de her
vormde synode, dat werd altijd naar voren gebracht
door de rekruten. Daaruit, uit het rapport, komt
naar voren, dat het leger als defensief apparaat
niet valt te veroordelen. En de conventionele bewa
pening wordt geaccepteerd. Ik voor mij ben nooit
verder gegaan dan het meedenken in de problema
tiek. Nooit nee of ja gezegd tegen de kernbewape-
ming. In deze situatie is ccn uiiteindelijke mening
voorbarig, omdat de zaak in ontwikkeling is. We
kunnen alleen nog maar meedenken. Iedereen is
het er over eens, dat de problematiek alleen nog
maar supra-nationaal kan worden opgelost. Maar in
deze problematiek moeten onze overheden zich be
wust zijn, dat er een bevolking is, die met haar wil
meedenken. Daarom is voor etische vragen van ge
weldig belang het meedoen aan opinievorming".
„Lijdzaam laconiek", zo typeert ds. Fidder de uit de
burgermaatschappij in dienst komende jongens. „Ze
zijn niet zo doordrongen van wel of geen belang van
het militair-zijn. Als er naar gevraagd werd heb ik
geprobeerd het enigszins duidelijk te maken. Maar
het uitgangspunt voor het legerpastoraat is de con
crete mens. Het gaat er niet om een hoeveelheid ken
nis of meningen op te dringen en te verkopen".
Iedere legerpredikant heeft overigens het recht om
zijn eigen overtuiging door te geven. „Dat is dan
natuurlijk een overtuiging, die ligt in de lijn van
zijn kerk. Als legerpredikant in interkerkelijk ver
band ben je beslist niet verplicht concessies te doen
aan eigen overtuiging. Dat krijg Je als aankomend
legerpredikant al te horen in je zesweekse opleiding".
Die opleiding was dus in Nunspeet, waarheen ze
was verplaatst vanuit Eindhoven, waar ds. Die
kerhof hoofd was. Ds. Diekerhof heeft deze opleiding
de laatste twee jaar niet meer geleid.
Ds. Fidder over de opleiding: „Ik ben geneigd te
zeggen, dat de opleiding van een legerpredikant beter
op soortgelijke wijze kan worden geregeld als die voor
medische studenten. Die komen in het algemeen in
de zomermaanden twee maanden in dienst, kunnen
daardoor de dienst enigszins van binnenuit leren
kennen, omdat zij beginnen als rekruut en uiteinde
lijk dienstplichtig arts zijn. Wij als legerpredikanten
zijn vrijwilligers, onze opleiding van zes weken (met
de bekende punten, bivak, schieten, exercitie, storm
baan, e.d.) is te kort en staat eigenlijk teveel op
zichzelf. Je krijgt een eigen opleiding met eigen
kapitein en eigen adjudant, ie bent niet helemaal in
de sfeer van hét legeringsgebouw en dé soldaat. In
onze opleiding zit daardoor meer spelelement tegen
over het dienstplichtige accent voor de rekruut".
Op de foto ds. B. Fidder, gereformeerd
predikant te Krabbendijke.
SLEUTELWOORDEN
2 Cor. 1313. De genade
van de Heer Jezus Chris
tus, en de liefde van God,
en de gemeenschap van de
Heilige Geeet met U allen.
Vorige week vierden we het pink
sterfeest, de laatste in de rij van
het kerkelijk jaar. Het kerkelijk
jaar is in tijd-miniatuur het pro
ject van Ood met de geschiedenis.
Tot onze troost mogen we daar
mee dwars door de seizoenen heen
leven. Er ie een plan gereed, het
wordt uitgewerkt ook. Kerst, Pa
sen en Pinksteren zijn de punten
vanwaar uit de coördinaten Gods
lopen over de rommelige tekening
van de geschiedenis. Het loopt,
door alles heen, met de onverzet
telijkheid waarmee een stedebouw-
kundige zijn lijnen trekt dwars
door onze dierbare achtertuin tnet
de rozelaar en over de vuilnisbelt
met de krijsende meeuwenEn
rechts onder staat de naam van
het bureau, de schaal en de signa
tuur. Dat is dat.
Na de pinksterzondag vieren we
de zondag Trinitatis, waar we de
naam van de Drieënige God belij
den en uitzingen met de mateloos
heid die past bij een dankbaar
christenleven, en ook een beetje
met de precisie en de accuratesse
van mensen die weten waar ze aan
toe zijn: aan de genade, de liefde
en de gemeenschap vaHem die
op méér dan één rnattier van zich
laat weten en ervaren. Wat een
wereldvreemde woorden, en wat
een pretentie voeren ze. Je ergert
je er aan zoals je je ergert aan
die onverzettelijkheid waarmee die
stedebouwkundige alles maar weg
streept voor zijn plan....
Genade, liefde en gemeenschap
zijn nu net de dingen die we in ons
bestaan van compromis en gewen
ning niet weten in te passen. We
hebben daarvoor in de plaats re
lativisme, aanpassing en massa
communicatie.
Maar Hij die we Jezus de Messias
noemen, leert ons te leven uit ge
nade. Maar Hij die we Onze Va
der noemen, leeft ons te leven uit
Zijn liefde. Maar Hij die we als
Heilige Geest mogen kennen, leert
ons te leven uit Zijn gemeenschap.
Het zijn de sleutelwoorden van
Gods plannen met dit bestaan. De
apostel hecht ze als groet en wa
termerk aan zijn brief. En wij. na
eeuwen mogen klassieke woorden,
in de kerk gegroeid en gerijpt, na-
zingen. Zingen als zijnde klassiek,
d.w.z. wat het uithoudt, wat ge
halte heeft, wat al zingende ster
ker blijkt te zijn dan de zanger
en de bidderEre zij de Vader en
de Zoon en de Heilige Geest, nu
en immer, en in de eeuwen der
eeuwen. Amen.
8LUIS C. BALK
In het nummer van 1 juni van dit dagblad hebt U een verslag kunnen
lezen van een vergadering van kerkvoogden van Zeeuwse hervormde
gemeenten, waar het hoofdbestuurslid van de vereniging van kerk
voogdijen in de Nederlands Hervormde Kerk, de heer J. Moll, gespro
ken heeft over het beleid dat de kerkvoogdijen nu en ln de toekomst
hebben te voeren. De heer Moll was voor dit keer in onze provincie
teruggekomen in de kring waaraan hij vele jaren lang mede leiding
heeft gegeven. Onder meer heeft hij het er over gehad dat het beleid
van de kerkvoogdijen moet worden afgestemd op regionaal samen
spel. „De kerkvoogdijen hebben nog altijd grote verantwoordelijkheid.
Zij zullen niet alleen plaatselijk moeten denken, maar beleidskwesties
ook dienen af te stemmen op regionaal samenspeL Vooral als we kerk
willen zijn, zullen we samen wat met en voor elkaar moeten doen." Dit
zijn enkele zinnen uit het verslag van die vergadering.
Een paar dagen tevoren stond op deze pagina een reportage over een
herindelingsplan van de hervormde classes ln onze provincie, dat
ds. v. d. Ban. Ned. herv. predikant te Kamperland heeft opgesteld op
verzoek van het breed moderamen van de classicale vergadering van
Goes, die dit plein, na een behandeling in de classicale vergadering
heeft doorgezonden naar de provinciale kerkvergadering van ons ge
west. Vrij uitvoerig hebt U van dit plan kunnen lezen, dat uitgaat van
de toestand zoals die er in 1980 zal zijn, wanneer de dam door de mon
ding van de Oosterschelde klaar zal zijn, als tenminste alle plannen op
tijd kunnen worden uitgevoerd zoals men dat nu gedacht heeft. Hij is
aan het denken gegaan bij een enquêtevraag van de generale synode.
„Voldoet de classicale indeling der kerk wat uw classis betreft aan de
behoefte om bepaalde vraagstukken binnen het classicale territoir
doelmatig aan te vatten?" En ds. v. d. Ban zit met een bepaald vraag
stuk, nl. dat van de recreatie. Nu is de achtergrond van zulk een
vraag eigenlijk al reeds de wetenschap dat in ons land de indeling der
Nederlands Hervormde Kerk in classes, welke hoofdzakelijk stamt uit
de 16e eeuw (in onze provincie niet helemaal) niet overal meer vol
doet. Dit heeft de kerk trouwens gemeen met de burgerlijke maat
schappij, waar men ook overal aan andere Indelingen doktert. We heb
ben de vorige week gehad de verkiezing „Rijnmond", welke ook tot
achtergrond hoeft dat in het betrokken gebied veel meer zaken in ge
zamenlijk verband zullen moeten worden geregeld; gecoördineerd,
zoals men dat gewoonlijk met een vreemd woord noemt. Wanneer ds.
v. d. Ban nu over de classicale indeling piekert zoals die in onze pro
vincie is, komt hij er toe te zeggen: „De huidige indeling zal wel op
sociale gronden hebben berust, maar die is nu niet meer te gebruiken."
Daarom stelt hjj andere indelingen voor. zoals U hebt kunnen lezen.
T Tetgeen er behandeld Is op de beide genoemde vergaderingen, heeft
li iets met elkaar te maken, hoewel de een ging over kerkvoogdelijke
zaken, dus vooral de financiële aangelegenheden van de Nederlands
Hervormde Kerk ca de ander over classicale zaken, dus meer met het
oog op de geestelijke aangelegenheden. We weten wel dat er tussen
deze twee nooit een strenge scheiding kan worden gemaakt, maar enige
scheiding is er toch wel en zal er ook blijven zolang er voor de inkom
sten en uitgaven van de gemeenten aparte colleges blijven. Maar de
achtergrond, zowel in het denken van de heer Moll, toen hij sprak voor
de kerkvoogdijen, als van ds. v. d. Ban, toen hij sprak voor de classi
cale vergadering, is de wetenschap dat wij, ook kerkelijk, in een ge
heel andere tijd zijn beland, een tijd die het noodzakelijk maakt dat de
verhouding van een plaatselijke gemeente tot de kerk in haar geheel,
ook een andere wordt dan dit tot nu toe het geval is geweest. Bedde
zijn er van overtuigd dat alleen dat plaatselijk denken zoals tot nu
toe veelal het geval was steeds meer uit den boze raakt. Steeds
meer wordt dit een belemmering voor de kerk om te doen wat zij in
de nu gegeven omstandigheden zal moeten doen.
We zullen in dezen nog verder moeten gaan in ons denken en ons zelf
afvragen of het nog wel geoorloofd is dat een kerk in deze steeds snel
ler veranderende samenleving alleen haar weg kan gaan en of het
niet noodzakelijk is. althans in die gebieden waar de veranderingen
het meest tevoorschijn treden, dat alle kerken die er bij betrokken
zijn, de handen ineen slaan en gezamenlijk gaan optreden. Allereerst
al is het gewenst voor de gebouwen die nodig zijn, maar verder lijkt
het ons noodzakelijk dat er ook gezamenlijk plannen worden opgesteld
voor activiteiten die men van plan is te gaan ontplooien. Het zal steeds
meer noodzakelijk worden dat de hervormde kerk, te zamen met de
Gereformeerde Kerken, ja ook met de Rooms-Katholieke Kerk en met
kleinere kerken die zich hierbij willen aansluiten, de toekomst gaan
inzien wanneer het vraagstukken betreft waarmee elke kerk zat.
We willen op één punt concreter worden. Ds. v. d. Ban is predikant
in Kamperland. Op het uiterste westeinde van zijn gemeente
ligt een klein gebied van hoge duinen dat in de loop van deze eeuw
heel wat kleiner is geworden dan het vroeger was. Op die westpunt
van Noord-Beveland zullen de predikanten van deze gemeente vroeger
niet dikwijls zijn gekomen; alleen dan, wanneer ze zelf eens lust hadden
een zwempak aan te trekken en zich te laten zonnen. Nu is die west
punt een heel recreatiegebied geworden en in de naaste toekomst zal
die recreatie nog heel wat worden uitgebreid. Het is zeker al een jaar
of zes geleden dat er ernstig gesproken is in en met de kerkeraad van
Kamperland, waarbij ook de gereformeerde kerk ter plaatse werd be
trokken, over de vraag: wat doen we met dat recreatiegebied? Samen
hebben ze toen geen goede vorm kunnen vinden om op die westpunt een
stuk kerkelijk werk op te zetten. Het behoeft ons niet te verbazen dat
de problemen voor deze twee kerkeraden te groot bleken te zijn en het
behoeft ons ook niet te verwonderen dat de achter Kamperland liggen
de gemeenten zeiden: Wij hebben onze eigen zorgen. Ds. v. d. Ban
meent nu dat het alles gemakkelijker zal gaan wanneer er een andere
indeling van de classes in onze provincie komt. Hij stelt voor oa dat
Walcheren, Noord-Beveland en Schouwen-Duiveland één classis wordt.
We geloven er voorhands niet veel van dat dan de vraagstukken die
hier liggen, nu de kuststreken van deze eilanden steeds meer massale
recreatiegebieden worden, dan gemakkelijker oplosbaar zullen zijn. Men
zal dan evengoed nog met de handen ln het haar zitten, omdat ook d::
ruimere classicale verband te klein zal blijken te zijn om voor deze
kuststrook vanuit de kerk iets te doen. Als er iets gedaan moet wor
den en dat is noodzakelijk zal het moeten geschieden vanuit de
provinciale kerkvergadering. Men heeft In Goes dan ook wijs gedaan
het rapport van ds. V. d. Ban daarheen door te sturen. We vrezen
echter dat het ook daar nog een moeilijke zaak zal zijn, omdat alle
gemeenten uit onze provincie er dan bij betrokken moeten wezen en
daarvoor financiële offers moeten brengen en wanneer het over de
financiën gaat, komen de bezwaren eerst recht los. Dat bleek op de
kerkvoogdelijke vergadering te Goes, niettegenstaande de opwekkende
woorden van de heer Moll en de vrome wensen die hij uitte over regio
naal samenspel. Er zal nog heel wat in de geesten van de gemeente
leden moeten veranderen. Dit geldt ook voor de leden van de kerkelijke
colleges. Ze zuilen in ieder geval verder moeten kunnen zien dan de
enge grenzen van hun gemeenten. In ieder geval zal ook de kerk in
haar geheel er achter moeten staan en we weten dat ze bereid is dit
te doen.
Een paar jaar geleden hadden we een gesprek met één van de Duitse
strand pastores die gedurende de zomermaanden ln onze provincie
zijn. We dachten: daar zit misschien een artikel in. De indruk die we
van zijn werkzaamheden kregen was niet denderend. Een artikel zat
er m geen geval ln. Hoe het met de andere Duitse pastores aan het
strand gegaan is, weten we niet. Nu er steeds meer van onze ooster
buren hun vakantie hier komen doorbrengen, zou het dan niet gewenst
zijn dat de Evangelische Kerk ook betrokken werd bij activiteiten in
onze specifieke recreatiegebeiden Dan zou een strandpastor niet zo
verloren lopen als nu het geval was, maar kon hij worden ingeschakeld
in het grote geheel. Andere kerken zitten hier met dezelfde vragen.
Nu de mis in het Nederlands wordt gelezen, zal de R.-K. Kerk het ver
moedelijk ook iets moeilijker krijgen met de zomerse vakantiegangers.
Het lijkt ons dat over heel de linie samenwerking hier een eis is en
dat het een van de ergste dingen zou zijn wanneer de verschillende
kerken elkaar hier gingen beconcurreren. H.