zeeland bij gaslicht
Zaterdag 12 juni 1965
De jongen log fe luisteren noor het ge
klots diep beneden hem. Behalve het ge
luid van het draaien van de wieken, hoor
de hij het geknerp van het scheprad, dat
het water in de boezem, groot 16 hectare,
stortte. Hij voelde zich gelukkig met de
gedachte, dat het hem voor het eerst ge
lukt was het gehele opschrift op de ge
denksteen te lezen.-
„V/er polders Mole. Gesligt onder
'I opzigt van de Heeren Hooftge-
commltteerden; van wegens sijne
Hoogheyd W. H. Nolthenius; van
wegens de Heeren Hoold-lngelan-
den G. ten Hoge en M. Geene. En
onder de Directie van de Heeren:
A. Heron, als dijkgraav en de Ge
zworens A. Hutspot, M. Menheere,
D. Catshoeck, I. Oudesluys, B. Boo-
gaerd en J. Groenendyck; en den
Penningmeester A. Verkouteren. En
is den eersten steen aan deselve
ge/egt door voornoemden M. Men-
neere in Naam van 't gemeld col
lege op den 28 July 1757 en is ge
bouwd door den Timmerman Mat-
tvs van den Bosch en den Metse
laar Jan van den Bosch, ziinde
twee gebroeders van Schipluy.
Wij tellen don het jaar 1892 toen de jon
gen de leeskunst zover machtig was, dat
nij het opschrift kon lezen, dat aange
bracht was op de steen in de grote water
molen in de Oudelandpolder van het
waterschap St -Maartensdijk. No het over
lijden van zijn grootvader, enkele jaren
geleden, was zijn vader op de molen ge
komen. De stichting van de molen in 1757
was het gevolg van de uitermate slechte
afwatering in de Oudelandpolder en de
drie daarachter gelegen polders Middel
land, Noord en Uiterste Nieuwland. In
de gedragen taal van Hollestelle, die een
uitstekende beschrijving van de polders
op Tholen heeft gegeven, heet het, dot
er in de 18e eeuw in de polder rietvelden
en moerassen waren, „waarin alleen het
watergevogelte alsnog eene veilige
schuilplaats vond." De polderbestuurders
namen toen het kloekmoedige besluit een
watermolen te stichten, die op 20 juni
1757 te Dordrecht werd aanbesteed voor
de som van 10.300,met nog 450,
als premie voor het geval, dat de vol
tooiing vóór of op 1 oktober daaraan
volgend plaatsvond. Met de bouw van
deze molen meende het polderbestuur
het water op de vereiste hoogte of liever
diepte, te kunnen houden.
„Het was een grote molen, meneer", ver
telde ons de man, die in 1890 als jongen
op de molen gekomen was. „De wieken
waren 92 en 93 voet, de binnenroe was
dus een voet langer. De vlucht was 66
voet. De molen was een grondzeiler. Be
neden in de molen had men de woon
kamer. Via een trap bereikte men de ka
mer, waar het gehele gezin sliep. Daar
weer boven had men de graanzolder,
(behalve de zorg voor de polderbemaling
had de molenaar ook nog een boeren-
bedrijfje in beheer), en om in de kap te
komen moest men nog een zolder passe
ren. De kap draaide op 62 rollen, die
oorspronkelijk van hout waren, maar later
door ijzeren werden vervangen. Iedere
rol woog maar eventjes 61 kg. Het schep
rad waarmee het water omhoog werd ge
bracht, had 24 bladen. De wieken moes
ten tweemaol rond draaien om het hele
scheprad één wenteling te laten maken
Iedere wiek of roede nam dus drie schep
pen voor zijn rekening
Aan de molen was een palingvisserij ver
bonden. In het algemeen was deze vis
vangst voor de molenaors een welkome
aanvulling van hun karig inkomen. Een
kenner van het leven op de molens zegt:
„De beloning als watermolenaar is na
melijk niet toereikend om van te leven.
De molenaar weet zich dan ook van an
dere bronnen van inkomsten te verzeke
ren en wel als dagloner, veehouder, tuin
der, klompenmaker, jager, mollenvanger,
visser enz. Met het vissen werd vroeger
in het algemeen een behoorlijke bijver
dienste verkregen. Vooral als er 's nachts
moest worden gemalen, want dan is er
in vele molens paling te vangen, die in
het algemeen des nachts zwemt."
In de jaren negentig was de palingvisserii
bij de molen te St.-Maartensdijk een goed
bedrijf. In de goede jaren had men op
brengsten van 300 tot 600 pond per dag.
Met hondekarren kwamen de leurders er
om, die de paling uitventten in Tholen,
Bergen op Zoom, ja zelfs tot in Antwer
pen.
Toen er steeds meer paling kwam kreeg
de jongen van zijn vader een hit en kar,
dat was eventjes voor 1900. Met dit ver
voermiddel werd de paling naar de vis
markt gebracht te Bergen op Zoom. Om
twee uur 's nachts begon de tocht, want
de paling mocht om levend te blijven,
geen dag zien, d.w.z., niet in de zon lig
gen. De palingstand in de watergangen
van de polder ging achteruit, toen in 1910
in de watermolen een zuiggas-motor van
45 Engelse paardenkrachten werd ge
plaatst. De paling kreeg toen gebrek aan
water.
De jongen zou niet bij de palina blijven
Hij solliciteerde naar de betrekking van
watermolenaar in IJsselmonde. Na één
mislukte poging slaagde hij er in daar op
een watermolen te komen. Intussen kwam
echter zijn vader, door vertrek van zijn
broers, zonder hulp te zitten. Als een
goed zoon kwam hij terug om zijn vader
op de molen te helpen. Hij vertegenwoor
digde de vierde generatie van water-
molenaars uit hetzelfde geslacht op de
molen te St.-Maartensdijk. Wat hem van
het leven op de molen het diepst is bij
gebleven is toch wel de visserij: het was
een buitengewoon grote visserij, meneer.
Uit andere bron (Bicker Caarten) weten
wij wat meer over de palingvisserij.
„Wanneer het weer ruw is en kort tevoren
veel regen in de polder is gevallen, is
het best paling vangen. Maar dan moet
het niet weerlichten, want dan laaf de
paling zich niet zien. De palingvangst
begint zo omstreeks acht uur. Wanneer
zich om negen uur nog geen paling ver
toont, weet de molenaar, dat er die nacht
niets zal worden gevangen. In het holst
van de nacht wordt er het meest gevan
gen, tenzij er dan noa maanlicht is. Licht
in de duisternis maakt de paling name
lijk schuw"
We hebben al gezegd, dat sinds 1910 de
palingstand achteruit ging. De dagen
voor de watermolen waren geteld. Toen
er in 1921/22 in de omgeving een stoom-
Eemaal kwam, is de watermolen afge-
roken: ,,'k heb hem zelf mee afgebro
ken, meneer." Op mijn vraag of het hem
aan het hart ging: „Och meneer, ie stieng
dér wèrdeloos."
Met deze molen ging op Tholen iets voor
goed verloren. De machine had gewon
nen en wanneer iets zijn functie verloor,
geen economisch nut meer had, werd het
waardeloos. Van deze grote watermolen,
voor zover we kunnen nagaan de laatste
van zijn soort in Zeeland, is alleen de
gedenksteen bewoard.