vijftig maal RAI Voor het eerst «Japanners ENTOONSTELL1 NG.12-21 FEBR.1904. van. AUTOMOBI ELEN.eh.R1J WIELEN. PALEIS. voorVOLKSVLIJT AMSTERDAM. WOENSDAG 17 FEBRUARI 1965 PROVINCIALE ZEEUW RB COURANT De minister van verkeer en water staat, mr. J. van Aartsen, zal mor gen, donderdag 18 februari de 50e RAI-tentoonstelling van personen automobielen openen, die tot en met 28 februari in Amsterdam wordt gehouden. Op deze „Gou- den"-RAI zullen 73 automerken uit elf landen worden geëxposeerd, waaronder voor het eerst een offi ciële inzending uit Japan. De verwachtingen van de organisa toren zijn hoog gestemd: meer be zoekers (een getal van 400.000 werd op de tevoren in Amsterdam gehouden persconferentie ge noemd) en meer verkopen. De heer J. L. Lang, voorzitter van de afde ling personenauto's van de RAI schat voor 1965 een groei van het het Nederlandse wagenpark met 260.000 a 270.000 stuks, een voortzetting van de stijging met 20 a 2 5 procent in de laatste jaren. De heer Lang sprak daarbij als zijn mening uit dat de op 1 februari in gegane verhoging van de motorrij tuigenbelasting op de verkoopcij fers weinig invloed zal hebben. „Misschien speelt deze belasting verzwaring in de kaart van de kleinere auto's, ofschoon reeds thans 60 procent van de gekochte wagens een catalogusprijs heeft van minder dan 6.000 Het Nederlandse wagenpark heeft thans een nieuwwaarde van onge veer 10 miljard gulden, elk jaar groeiend met ruim anderhalf mil jard gulden. De komende tentoon stelling zal omlijst worden door tal van evenementen. Zo zullen de voornaamste winkelstraten van de hoofdstad geheel in het teken van de gouden RAI staan, zal in onge veer honderd Horecabedrijven een RAI-menu worden gereserveerd, zullen in het internationaal con grescentrum films over vele aspec ten van het automobilisme worden getoond, maar zal ook het wegen probleem niet onbesproken blijven. Morgen namelijk wordt in het con grescentrum een demonstratief congres gehouden over het thema „De ontwikkeling van de wegen bouw in Nederland bij rijk, pro vincie en gemeenten". De tijd dat de Japanners met meer of minder succes alleen maar ko pieerden wat in Amerika en Europa werd gemaakt, is voorbij. Op technisch terrein zijn de Japanners in verscheide ne opzichten de rest van de wereld zelfs voor, zo bijvoorbeeld op het ge bied van de elektronica. Sinds kort kan de razend snel groeiende, voorlopig nog door een enorme binnenlandse behoefte in zijn exportmogelijkheden beperkte Japanse automobielindustrie, iets van haar kunnen in de rest van de wereld laten zien. Op de RAI-tentoon- stelling is zij met twee merken ver tegenwoordigd: Töyota en Isuzu. De Toyota werd verleden jaar in Ne derland geïntroduceerd door Louwman en Parqui in Leidschendam De kennis making was een verrassing: een zeer solide, mooi afgewerkte, goed gevorm de wagen in Amerikaanse sti|l tegen een niet-Amerikaanse prijs. Louwman en Parqui begonnen met een fors mo del, de Toyota Crown, een ruime zes- persoonswagen in de twee-literklasse. Typerend voor de politiek der Japan ners was, dat zij niet direct een prijs noemden, doch importeur Louwman, oude rot in het vak, de wagen qua prijs liet „inpassen" in de totale auto- mobiel-prijsschaal. Er kwam voor deze mooie automobiel een prijs van nog net onder de tienduizend gulden uit de bus. Met deze wagen werd een ver koop en service-apparaat opgebouwd, waarmee men nu in Nederland ook de andere typen aankon Op de RAI komen twee nieuwe Toyo ta's: de Corona en de 700. De eerste is een onderhalve-literwagen, strak van lijn en royaal van interieur. De prijs van deze wagen wordt bekendgemaakt op de openingsdag van de kAl. Dat zelfde is het geval met de prijs van de Toyota 700, de kleine wagen van dit merk, die eveneens op de RAI zijn primeur beleeft. Het is een tweedeurs sedan met een luchtgekoelde twee cilinder boxermotor, die 35 SAE-pk le vert bij een toerental van 4600. De maximumsnelheid van dit wagentje, dat in een. klasse komt, waar het „ae- drang" bezig is wat af te nemen, be draagt volgens de opgave van de fa briek 110 km per uur. Van de vrij geringe ruimte, die dit type motor in het vooronder pleegt in te nemen, is overigens geen gebruik gemaakt om de wagen voorwielaandrijving te ge ven: de constructie is conventioneel met een starre achteras, afgeveerd door bladveren. De voorwielen zijn on afhankelijk geveerd. Automobielbedrijf Seinen in Den Hoog importeert in Nederland de Isuzu. Het kleinste type is de Bellett, een midden klasser die met benzinemotor in stan- docrduitvoering wordt geleverd voor 7.200,Het is een anaerhalve-liter- wcgen met een Italiaans-Engels aan doend koetswerk. Een luxe versie wordt geleverd voor 7.700,Voor dezelfde wagen met dieselmotor be draagt de prijs voor het standaard model 8 500, Het grolere type van Isuzu is de Beitel, een iwee-litermodel, waarvan even eens een benzine- en dieselversie wordt geleverd. Geheel nieuw op deze RAI is een type Bellett, dat 8.300, gaat kosten. Japan is in de opmars. De prijzen zijn aantrekkelijk en kunnen nog gunstiger worden wanneer men in de Benelux gaat assembleren. De Japanse auto zul, als de voortekenen niet bedriegen, vrij spoedig eenzelfde concurrentie positie kunnen innemen als dat bij voorbeeld bij radio's en optiek al het geval is. Foto: Als Europese primeur brengt Louwman en Poraui op de RAI de Japanse Toyo ta 700 Sedan, een kleine wagen met een luchtgekoelde 2-cilindermotor van 700 cc. NEDERLANDSCHE. VEREEN IGING. DE. RUW! EL. EN. AUTOMOBI EL. 1N D U STRI Ej In de jaren dertig begint het er op te lijken, dat de moforise- ring van een groter deel van de bevolking het zou bela chelijk zijn, nu al over massa-motorisering te spreken een feit gaaf worden. De experimentele periode is voorbij, de industrie kan de auto leveren als een betrouwbaar gebruiks voorwerp. En de RAI-tentoonstellingen worden de plaats, waar het publiek zich kan oriënteren, vergelijken, watertan den. In mei 1940 is alles afgelopen. Maar ook is er een eerste tijdperk in de geschiedenis van de automobiel(verkoop) afge sloten. Na de oorlog komt de zaak weer langzaam op gang. In april 1948 wordt de eerste naoorlogse automobieltentoonstel- ling geopend, waar onder meer de Volkswagen, de Renault Quatre en Volvo hun entree maken. In die periode begint men te praten over een nieuw gebouw. Geestelijke vader daarvan is voorzitter Egon F. Eriksson. In 1953 viert de ver eniging zijn zestigjarig jubileum. In 1960 wordt de laatste tentoonstelling in hef oude tijdelijke! gebouw aan de Ferdinand Bolstraat gehouden en op 2 februari 1961 opent Prins Bernhard het nieuwe gebouw aan het Europoplein. En in dat gebouw wordt dan nu de vijftigste tentoonstelling van de vereniging de RAI gehouden. Het publiek zal er kunnen kiezen uit ongeveer 200 typen van 73 merken. Het kan beginnen bij even boven de drieduizend gulden en doorgaan tot de 84 mille. Het ziet er auto's die beter, relatief goedkoper, betrouwbaarder en economischer in gebruik zijn, dan ooit tevoren. Het is een steeds meer consumerende, steeds minder slechts proevende of water tandende massa geworden, die hier heen stroomt, een massa, die op de meest geraffineerde wijze wordt bespeeld door de beste psychologen, die de industrie kan vinden. Slechts wei nigen blijven hier koud onder. De „image" van de auto is niet meer weg te denken uit het leven van vandaag. De opbouw daarvan is geraffineerd genoeg om waakzaam te zijn, maar er is ook een geruststel lende factor: slechte auto's worden niet meer gemaakt. Doch wel zal men dienen te weten wat men wil, want de beste auto is slecht, als hij niet bij zijn berijder en diens wijze van ge bruik, niet bij diens temperament of beurs past. En nooit zal het zó moeilijk zijn, de goede keuze te vinden als juist op deze gouden RAI. Maar dat heeft dan met de glorie van dit instituut niets te maken. Foto boven: In 1906 lanceerde Spijker de eerste 6-cilinder automobiel. Een ter gelegenheid van dit grote nieuws versterkt RAI- bestuur zette met zes zwarte cilinders glorie bij aan dit heuglijk gebeuren. Foto beneden: Zo zag in 1904 het affiche er uit voor de 6e RAI, waarop de rijwielen na enkele jaren van afwezigheid weer waren terug gekeerd. De ontwerper was J. Rotgans. Weinig produkten van onze eeuw hebben steeds opnieuw zoveel nieuws opgeleverd als juist de automobiel. Aanvanke lijk als technisch wonder en als verschijning, daarna door zijn prestaties en wanprestaties, in de achter ons liggende beide oorlogen als onmisbaar element in de oorlogvoering, thans als verschijnsel, in maatschappelijk en economisch opzicht. Een verschijnsel, waarover men voorlopig nog niet is uitge- op zichzelf al nieuws, zij brengt in het verleden in sterkere mate is ook al slaat de vijftigste gouden RAI opzicht geen slecht figuur. Maar vooral de vroe gere tentoonstellingen waren toen de enige plaatsen waar men terecht kon om een automobiel te zien in een periode, dat men daar in vele streken van Nederland hoogstens van had gehoord. De eerste tentoonstelling van de Rl (de vereniging de rijwiel industrie) werd gehouden in februari 1895 in het Paleis van Volksvlijt op het Amsterdamse Frederiksplein. Auto's stonden er nog niet en de „A" was nog niet aan de eerste twee ers toegevoegd. Dat gebeurde óók nog niet nadat in de tweede tentoonstelling werd gehouden, waar- wel auto's stonden: een Duitse Daimler en uit Decauville en een Dietrich vrachtwagen. Een de derde Rl-tentoonstelling gehouden en daar toch een aanzienlijk aantal wereldwonderen uit de belle époque, beroemde merken als Darracq, Delahay, Dion, Peugeot, Benz en de Nederlandse Spijker. In 1901 kwam de „A" er bij en was de RAI geboren, die daarna zijn naam niet meer veranderde want al waren er rond de eeuwwisseling nog heel wat mensen, die de auto niet als een blijvertje beschouwden, een geschiedenis, die zich steeds weer herhaalt de auto was en bleef er. De eerste twintig tot dertig jaar waren die van de techniek. Steeds weer was er nieuws. Zo bijvoorbeeld in 1906, toen de befaamde fabriek van de gebroeders Spijker de eerste zes ter wereld maakte en daarmee ook op de verscheen. Het was de periode, waarin nieuwe en de oudste weer verdwenen, waarin het en zich in wisselwerking met de automobiel Ford in de V.S. al vele jaren automobielen aan de lopende band maakt, is het André Citroen, die als eerste Europese fabriek in 1919 begint met massaproduktie van de 10 CV torpedo tevens zijn eerste auto, nadat hij aanvan kelijk tandwielen had gefabriceerd. Voor Nederland was 1924 een belangrijk jaar: op de vijf tiende RAI verschijnen de eerste auto's met remmen op de in Rotterdam zou een vestiging van Ford wor- De fabriek kwam er overigens niet, want de Henry Ford niet en Ford kreeg zes jaar later zijn fabriek in Amsterdam. In de jaren twintig vin aantal concentraties plaats: General Motors in Engeland wordt de basis gelegd voor de en neemt Morris Wolseley over.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1965 | | pagina 11