de diekers van
westkapelle
zaterdagnummer
Zaterdag 30 januari 1965
WRAK VAN DE CITY OF BENARES
Er zijn in Zeeland in la belle époque zo van
die tegenstellingen, die deze tijd nu niet
bepaald van zijn beste kant laten zien
Wij kwamen in de Middelburgsche Courant
van 23 juni 1906 het volgende bericht tegen;
Westkapelle. De dijkwerkers alhier hebben
het werk gestaakt Als redenen daarvoor
worden opgegeven, dat men de werkzaam
heden op den dijk niet laat uitvoeren, nu e
op dit oogenblik geen drukke werkzaamhe
den zijn op het veld. Aan den anderen kan
wordt daartegen aangevoerd, dat de noc
dïge materialen niet voorhanden zijn. yei
der stellen de dijkwerkers ook den eisch
verhooging van loon tot 1,50 per dag, en
gedurende den oogsttijd 1,75 per dag.
De oude dijkwerkers herinneren zich het con
flict nog goed en konden meer van de ach
tergrond van dit ietwat mysterieuze conflict
vertellen. Nu was het niet de eerste keer.
dat de dijkwerkers hadden gestaakt, ook in
1902 hadden zich moeilijkheden voorgedaan,
die tot het neerleggen van het werk hadden
geleid, maar in 1906 is het conflict ernstiger
Het onderhoud aan de dijk, berustend bij de
polder Walcheren, werd oudtijds uitgevoerd
door acht ploegen, elk van dertig man. In
rustige tijden werkten slechts een of twee
ploegen aan de dijk. Men werkte dan bi|
toerbeurt. Zo kon het dan gebeuren, dat men
dan maar twee dagen aan de dijk werkte
en de rest bij een boer. Maar aan de dijk
verdiende men 25 stuivers per dag en bij de
boer kwam men maar op 80 centen. „Als de
diek geen werk gaf, verviel je in de boer,"
zei ons de bijna 92-jarige dijkwerker, die
zich de situatie in het begin van deze eeuw
goed herinnert
Hij moest tot zijn eenentwintigste jaar wach
ten op een plaats in de ploeg: zijn broei
had zijn vader opgevolgd, en hij volgde
zijn broer op. Ja, meneer, als je een ongeluk
an den diek kreeg of ziek werd, moest je je
zelf helpen en de dokter was voor eigen
rekening In het ergste geval was er nog hei
burgerlijk armbestuur In de beginjaren van
deze eeuw is er te Westkapelle armoe ge
leden: in 1903 en 1904 spreekt men over
noodlijdende dijkwerkers en er emigreren
inwoners van het dorp naar Amerika. Hun
sobere bezittingen werden op een kar ge
laden, die hen naar Middelburg bracht voor
de reis per spoor naar een havenstad.
Het waren niet de enige hongerjaren in het
dorp aan de dijk. In 1844 gaan een aantal
huisgezinnen uit Westkapelle hun geluk be
proeven in Drente in een nieuwe veenkolo
nie. Dit was ook het gevolg van de armoe
dige omstandigheden, waarin de dijkwerkers
verkeerden. Ook toen was er een organi
satie: er waren zes benden of ploegen tim-
merlingen of wel arbeiders, die het paal
werk herstelden, en viif benden rijswerkers,
terwijl er nog een bende losse arbeiders van
elders was. Elke bende telde ruim dertig
man, zodat in die tijd ongeveer 400 perso
nen hun brood aan de dijk moesten verdie
nen. Als het stormde en de dijk kreeg scha
de, werd er goed verdiend, maar in stille
tijden was honger troef.
Het polderbestuur wilde maatregelen nemen
om het aantal dijkwerkers te beperken, maar
dit had een oproer ten gevolge (1846). De
nieuwe regeling werd ingetrokken. Om nu
op de staking van 1906 terug te komen, ook
in die jaren was het beslist geen vetpot. Het
gezegde „bij stormschade aan de dijk wor
den er koeken gegeten", berust dan ook op
waarheid Men wilde meer loon, men wilde
ook een tegemoetkoming in de kosten als
men door ongunstig tij of andere omstandig
heden niet kon werken. Bovendien was ei
een aannemer met machinerieën, en een be
perkt aantal mensen gekomen om het nieu
we Plankierhoofd te maken De heimachine
was een doorn in het oóg; de ploegen na
men dit niet, ,,'t was onze diek." De aan
nemer liet daarop het werk stilleggen en
het gehele jaar werd er niet meer aan hel
Plankierhoofd gewerkt. Sommige dijkwerkers
kunnen zich nog de aanvoer van het groen-
hart-hout voor het hoofd herinneren. De
lange en zware balken werden door sleper
Lorier per mallejan uit Middelburg aange
voerd. De mallejan kon bij het Willebrords
jutje te Zoutelande de bocht niet nemen, zo
ang waren de balken. Het vervoer had ir
iet vervolg plaats over Domburg.
De Werkstaking, die 22 juni 1906 begon, i:
voor de dijkwerkers zeer nadelig geweest
Niet als in 1846 heeft het polderbestuur het
hoofd in de schoot gelegd. Het heeft dui
delijk laten blijken, dat men weer aan het
werk kon gaan op bepaalde voorwaarden.
De vereniging van dijkwerkers, „De Eensge
zindheid", leverde een lijst in met de namen
van de dijkwerkers, in ploegen ingedeeld
met vermelding van de ploegbaas. Men on
derscheidde drie categorieën arbeiders-,
steenzetters, rijswerkers en sjouwerlieden
leder van hen moest de lijst tekenen, in to
taal 241 man. Zeven mensen tekenden niet
en werden van het werk uitgesloten. Het
duurde tot begin 1908 vooraleer deze weer
in genade werden aangenomen. Het werk
bij Domburg en Zoutelande dat door inwo
ners uit die gemeenten was overgenomen
werd in het vervolg niet meer aan de West
koppelaars gegund.
Door dit alles heen speelde het weinig tact
volle optreden van een opzichter van de
polder Walcheren, die ook later overplaat
sing heeft gekregen. Daar tegenover herin
nerde men zich het rustige en wijze optreden
van een luitenant der marechaussee, die de
opgewonden gemoederen suste. Er zal in de
acht cafés, elke ploeg had zijn eigen café,
nog veel gesproken zijn over de voorvollen
in de zomer van 1906. In die cofé's werden
zaterdags de lonen uitbetaald. Me» vier man
nam men dan een mokje jenever, (een kwart
liter) voor de prijs van 20 cent. He» werk aan
het „Groothoofd" fPlankierhoofd), da» het
gehele jaar 1906 heeft stil gelegen kwam in
de loop van het volgende jaar gereed.
Andere voorvallen, die veel stof tot spreken
gaven, waren de schipbreuken. Er werd geen
moeite gespaard om mensen te redden,
maar de lading verdween dikwijls op duiste
re wijze. Weet je nog wel van die boot met
vijgen. Hele matten vijgen verdwenen om
in de stad te worden verhandeld. En het hele
dorp at natuurlijk vijgen.
De stranding van de Finse bark „City o!
Benares" stoat de veteranen onder de die
kers nog levendig voor de geest. Het was
op zondagmorgen, 1 oktober 1911, dezelfde
storm, die te Bruinisse de vissersvloot ver
nielde. Het was gruwelijk, meneer, je zag de
mensen voor ie ogen verdrinken De dijk
was toen nog niet zo vlak als thans, hij zo
vol staketsels, gordingen en paalrijen. Door
het stakwerk werd een zevental geredden
hevig gekwetst. De dijk lag bezooid met
stukken wrakhout. In het buitengewone num
mer van de Middelburger, dat zondagmid
dag nog werd uitgegeven, wordt „de flinke
en kloette hulo von de Westkappelaars" ver
meld
Wij kunnen ons moeilijk een voorstelling
maken welke rol de dijk in het leven van de
Westkappelaars heeft gespeeld. Natuurlijk is
de dijk nog even belangrijk, moor het aan
tal mensen, dot er aan werkt is tot een tien
de gereduceerd De dijk en de zee. Wat de
zee gaf, beschouwde ae strandjutter als zijn
eigendom, hoewel hij wist, dat het strafbaar
was. Soms werd er een goede slag gesla
gen: vaten petroleum en lijnolie vonden hun
weg wel. ,,'k Ebbe er een gekend, die er voor
in 't kot eit gezete, drie maanden
Het werk aan de dijk was zwaar. Een jongen
van zestien jaar moest meehelpen een veld
in he' noorden drie steken af te graven en
weg te brengen naar zwakke plcatsen in de
dijk. Dit karren duurde 36 dogen want per
kar werd niet meer dan een naive m3 ver
voerd, wegens de slikkerige toestand in het
veld. Het Brabantse ri|shout, het ries, werd
in Middelburg aan het spoor gehaald. Het
was in de tijd, dat de tram nog niet reed en
alles per wagen moest worden aangevoerd.
De Doornikse steen kwam per schip aan. De
schepen losten aan de zuidelijkste punt van
de dijk als het tij gunstig was.
We hadden het niet breed, mijnheer, maar
kermis konden we vieren. Wij kunnen hier
over lezen in het sympathieke boekje van
Baart, dat zegt, „Voor den oorspronkelijken
Westkappeloor is zijn kermis alles. Van geen
andere neemt hij nota, zelfs die te Middel
burg, die als hoofdstad tal van personen uit
geheel Zeeland en voornamelijk uit de voor
malige vierde en vijfde districten trekt, heeft
voor hem niets begeerlijks." Nog glimmen
de ogen van de oude Westkappelaar van
oret als hij over de kermis vertelt. Indertijd
gingen er nog al eens dochters van dijkwer
kers als dienstboden te Middelburg werken,
kreeg zij echter geen vri| voor ae kermis,
Jan zegde zij zelf de dienst op.
Het boekje van Baart begin» met de op-
nerking, da» Westkapelle in geringe mate
Ie aandacht van gewestgenoof of vreemde-
ing trekt. Dat is tegenwoordig we! anders
Toch heeft de bevolking toch altijd iets van
'iet eigene behouden. De oude Westkappe-
aors kuieren nog iedere dag naar de dijk,
hun dijk.