kinder boeken JEUGDBOEKENAUTEUR COR BRUYN Gulliver blijft boeien Onuitputtelijke Pauius Pauius en schipper Makreel WOENSDAG 25 NOVEMBER 1964 PROVINCIALE ZEEUWSE COUR ANT (Door Gertie Evenhuis) „Boeken voor de jeugd moeten ook voor volwassenen zijn. En omgekeerd. Ik zie geen behoefte aan een beiouste scheiding. Wie ze niet snapt moet maar een paar jaartjes wachten. Laat je niet wijsma ken dat kinderen geen gevoel voor schoonheid hebben. Ze kunnen het alleen niet uitdrukken. Ik weet nog hoe ik zelf als kind in bij de Zaan onder woorden probeerde te brengen hoe de zon in dat geheimzinnige water scheen. Nóg blijft het een benadering. Dat overwin je nooit. En woorden kunnen zelfs een be lemmering zijn." Dat zei Cor Bruyn, auteur van vele kinder boeken, mij niet zo lang geleden. „Waarom is meneer Bruyn hier niet" vroegen eind oktober de zesdeklassers van de stad Gro ningen, die een leeswedstrijd hadden gehouden over drie boeken, waaronder Bruyn's „Nils Eira en zijn kinderen", en die de drie auteurs naar hun stad genodigd hadden om hen te zien, te horen en een snelvuur van vragen te stellen. „Meneer Bruyn is al tachtig", ant woordde één van de onderwijzers, „hij reist niet zoveel meer. Maar hij wil jullie vragen jraag schriftelijk hebben". Er werden zeven honderd opschrijfboekjes voor de dag gehaald en zevenhonderd balpennen schreven zeven honderd keer „Eikenlaan 59, Hilversum" op; en later op de middag kregen de twee overige auteurs toch telkens óók weer vragen over Cor Bruyns werk te beantwoorden. Zoiets spreekt klare en duidelijke taal. Wanneer van een goed boek geldt dat het kinderen inzicht kan geven in moeilijker levens dan het hun ne, zodat zij in bepaalde omstandigheden mis schien ook anders gaan handelen, dan is dit stellig het geval met deze bijzonder mense lijke geschiedenis waarin het gedegen schrij verschap van Cor Bruyn auteur ook immers van het zeer indringende „Keteltje" zich uit in het bijzonder levend oproepen van de rela ties tussen mensen en tussen kinderen onder ling. De bezetting van Lapland door de Duitsers is het uitgangspunt, maar ongemerkt geeft het boek heel wat wetenswaardigheden over Lapland. Trouwens, wie „Lasse Lanta" niet voor niets bekroond als beste kinderboek van toet jaar in 1955 heeft gelezen, ziet voort aan vóór zich de met hun rendieren meetrek kende Berglappen, sida bij sida wonend in hun tenten, tussen Porjus en Jokkmokk in de winter. De Lappenbaby ligt te slapen in de poosjoe en buiten leren Lasse en zijn vriend jes lassowerpen. Ze suizen in hun kleine pul ka's over de sneewvlakten terwijl de sneeuw- hoenders opstuiven. Maar dit boek en de an dere zijn niet alléén een stuk folklore! De boosheden en onmogelijkheden van elk men selijk karakter komen ook ginds in grote én in kleine mensen tevoorschijn. Die mensen en die kinderen léven, zij zijn herkenbaar en dus is identificatie mogelijk. Zij kennen vreug de en verdriet, zij komen in gewetensconflic ten; en wat zich daarginds in de verte afspeelt zou ook hiér kunnen gebeuren want het is tegelijk nab|j. Dit, én de knappe compositie van deze sterk op de werkelijkheid gerichte verhalen maken Bruyn's jeugdboeken tot de beste die w|j be zitten. En toch begon h|j in een tijd waarin er nog geen werkgroep van jeugdboekenschrij vers in de WL bestond, geen stroom van fleu rige kinderboeken iedere herfst met klinken- der titels en auteurs en tekenaars de markten overstroomde en geen enquêtes over de lees gewoonten van het kind gehouden werden. In 1912 had hij zijn eerste kinderboek voltooid „Langs de Waterkant"; in 1915 begon hij aan Keteltje. Waarom? Zelf zegt hij daarvan: „Waarom"? „Het schriftelijk vertellen zit mij in het bloed. Ik zat een keer met mijn vader en mijn oom voor ons huis, bij het blinkende water van de Zaan op het hekje voor ons veldje, toen de beide broers begonnen te praten over de oude molens en zeiden dat er aan de overkant nog één gestaan had die aan onze familie had be hoord. Later was de molen gesloopt en een tehuis voor daklozen geworden, dat in de volksmond „De Lorzie" heette (logies). Uit dat gesprek ontstond Keteltje in de Lorzie, Vraag m|j niet waaroih. Reeds tijdens ons ge sprek zag ik hem daar ineens in die schuur en hij wou verder leven. Daar is niets aan te doen". Gelukkig niet. want Keteltje is naar onze me ning een juweel, ook in het oeuvre van Cor Bruyn, dat zo'n 40 titels bevat. In 1883 werd deze auteur te Wormerveer geboren, als oudste van 10 kinderen. Zijn intelligente vader gaf hem de liefde mee voor het geschreven en ge sproken woord. Wanneer de Wormerveerse Rederijkerskamer haar uitvoeringen gaf moch ten de kinderen mee en nooit vergaten zij dat ogenblik wanneer hun vader plaatsnam in het souffleurshok! In die dagen schreef Cor al toneelstukjes die hij met grote regelmaat aan zijn vier kameraden voorlas, 's winters, ach ter de koeien, gezeten op het melkblok tegen het schot van het hooivak, terwijl de boer molk. Ook Jules Verne las hij daar, F. J. Hoff man, wekenlang. Zelf betrad h|j ook nu en dan met een kleine rol al het toneel. Op de rijkskweekschool in Haarlem één van de v|jf die ons land toen rijk was en waar jon gens uit alle streken als een selecte kleine groep optrokken, intern werden zijn opstellen voorgelezen, naar Jan Ligthart gestuurd. Hij schreef gedichten, hield er later, als jong schrijver, weer mee op; omdat zjjn schoolwerk aan de humanitaire school te Laren, later te Hilversum, teveel eiste. Hij maakte toneelstuk ken voor zijn leerlingen (hoe moest je daar anders aankomen?) en een groot drama in verzen. En weer dichtte hij. Waarom? Omdat hij er plezier in had. „Hoe lang is meneer Bruyn in Lapland ge weest" vroegen de kinderen in Groningen be nieuwd. „Hij Is er helemaal niet geweest", was het antwoord. Ik kon het weten want dezelf de vraag had ik hem tijdens die ontmoeting, in het met boeken belambrizeerde studeer vertrek onder de balken zoldering waarboven regen ruiste, ook gesteld. Van onder zijn ste kelige wenkbrauwen grinnikte Bruyn's toch tamelijk stroef gezicht. „Ik ben er helemaal niet geweest", zei hij. „Om het menselijk leveD van de Lappen te leren kennen zou je trou wens een jaar met hen moeten rondtrekken. Vaak erger ik me aan het gepraat van jour nalisten die er drie dagen z|jn geweest en die een rendier hebben gezien. Trouwens, die ten ten met aangeklede Lappen van de toeristen pagina's zullen binnenkort ook wel een soort Volendammers z|jn geworden. Nu al is Kau- takeino eigenlijk de enige plaats die nog „ge woon" is, d.w.z. Laps. Wat doe je er aan Het gaat op Terschelling al niet anders. Ik ben nuchter genoeg over de enorme mogelijkhe den van deze tijd. Maar bij deze eenvormig heid gaat, of je het wilt toegeven of niet onherroepelijk juist dat verloren wat bij dót dorp, dót landschap, hoorde". Terw|jl hij sprak scharrelde h|j met boekjes, kaarten knipsels: in de kranten van de Educational Fellow ship vond lk iets over Lappenkinderen. Dat inspireerde me. Ik wilde de taal leren, kreeg een leesmethode in mijn vingers, boekjes over die nomaden. Noors en Zweeds kende ik al, die moeite moet je doen. Dón pas krijg je toegang tot de levenswijze en cultuur van een volk. Ik kwam verhalen tegen, legenden, sagen, die méér zeiden dan wat de dagtoeristen en brief schrijvers beweren. Ze fascineren me, die Lap pen. Ze hebben ruimte, hun boeken. Zelf wil ik ook ruimte om mij heen". Hij keek naar de hoge sparren die om z|jn hele huis heen staan. „U vindt het mooi? Mij benauwt het. Voor Egge Jan Korse ben ik heel Zeeland afgeva ren. tot Mechelen toe. Wót een land, wót een ruimte! Wie was het, Wasserman geloof ik, die zei dat je hele visie en je hele leven wordt beheerst door je jeugd; door het land waar je bent groot geworden. Dat is voor mij dan wel de Zaanstreek. Maar misschien wordt je geest door te grote ruimten wel ongebonden, wie weet zoiets? Al kr|jg je wel een bredere visie, daar ben ik van overtuigd". Hij hield weer op, vertelde toch wat stroef af en toe toch weer met die argwanende blik onder de dichte wenkbrauwen. „Ik heb altijd al geschreven. Niet in de wieg, maar veel scheelde het toch ook niet. Welk boek mijn liefste is? Wat kan het schelen? Het mooiste boek is toch nog alt|jd wat je nog moet schrijven. En zoals het in je hoofd zat wordt het nooit. Soms gaat het onder het schrijven nog anders dan jij dacht. Dan lig je 's nachts te denken: „Die vent wil zo niet. Bruyn"! En wacht het dan maar af! De eer ste bladzijden, die z|jn het zwaarst. Maar ook het belangrijkst. Je moet lézen. Je documen teren. Daar heb ik het me nooit gemakkelijk mee gemaakt. Wat hier staat is voornamelijk documentatie". Het is niet helemaal waar. Er stonden immers die veertig boeken van z|jn eigen hand, vanaf Sil en Arjen tot de Zaanse romans, als de Vuistslag, een roman over de opkomst van de arbeidersbeweging, vorig jaar verschenen. Daar heeft hij méér over geschre ven. Over de zakkennaaisters en de zaadsjou wers. Die heeft hij zelf gekend, daar aan de Zaan... „Recensies, hier begon Cor Bruyn verachte lijk te lachen. Hij kreeg veel brieven van ge wone mensen en van kinderen en hele klassen spelen en tekenen Keteltje. Maar recencen- ten? Nadrukkelijk zei hij met boosaardige vol doening: „Voor 90 pet. z,ijn ze niet competent. Niet erudiet genoeg ook. De meesten zijn to taal onbevoegd, eerst al over taal en woord gebruik en dan nog over het onderwerp. „Dit boek heeft mij niet kunnen bekoren", schreef zo'n kerel. Wel wel! Ik moet zeggen dat er ook anderen z|jn. Iemand als b.v. Ritter wist altijd waarover h|j het had, die nam moeite, stelde zich op de hoogte. En lezen, zelf? Nadenkend keek h|j de hoge r|jen langs. „Nee... Ja toch. Goethe, daar stond hij. Gesprekken met Eckermann. Conrad Mey er. Thomas Mann. Knap werk, zijn essays be doel ik. En voor mijn genoegen Simenon". Cor Bruyn is als men hem zo ontmoet kritisch en scherp, maar niet hard. Dat is iets anders. Hij is zeer bewogen. Dat blijkt uit zijn gezicht en uit zijn werk, of het nu toneelstukken, ro mans of jeugdboeken zijn. Maar zijn jeugd boeken zijn de beste van die drie. En het is toch de menselijkheid in dat werk, de innige verbondenheid met al zijn schepselen die hem zo „veelgelezen" maakte. Die ook maakte dat schoolkinderen uit Groningen in 1964 verlan gend vroegen: en meneer Bruyn, komt dié ook"! Wie kent ze niet, Gullivers reizen, opgetekend door de Iers-Engelse schrijver Jonathan Swift, die leefde van 1667 tot 1745? Sinds Gulliver in 1726 het levenslicht aanschouwde, hebben miljoenen over de gehele we reld genoten van. zijn spannende avonturen in het land van de lilliputters en de reuzen. In een fraaie, rijk geïllustreerde uitgave verschenen „Gullivers Rei zen" bij Agon Elsevier, Amsterdam-Brussel. Het is buiten kijf, dat Jonathan Swift de wereldliteratuur een stuk werk heeft nagelaten, dat nog altijd tot de verbeelding van de mensen spreekt. De schrijver, opgroeiend in armoede in het verdrukte Ierland van de zeventiende eeuw, heeft zowel een geestelijke als po litieke weg bewandeld. Hij was enige tijd predikant van de Anglicaanse kerk in een klein plaatsje in zijn geboorteland en voorts deken van St. Patrick's te Dublin. In de tussenlig gende jaren verbleef hij lange tijd in Engeland, waar om. in 1704 twee satires van zijn hand verschenen: één over de po litiek en één over de kerk. Hij kreeg daardoor een uitgebreide vriendenkring onder de politieke intelligentia van die dagen, hetgeen mede een springplank was voor de invloedrijke func tie van adviseur van de regering. Verbitterd en met een duidelijke levensafkeer, die uiteindelijk waanzin tot gevolg had. trok Swift zich terug. Uit die tijd dateert „Gullivers Reizen", dat een satire is op de toestanden in zijn eigen land. Tijdens zijn verblijf bij de reuzen van Brob- dingnag steekt Gulliver een lofrede af op z|jn vaderland, Engeland. Hij vertelt enthousiast hoe de mensen leven, wonen en werken. Zijn woorden brengen deze reactie teweeg bij de koning van Brobdingnag: „Ik moet dus tot de slotsom ko men, dat het merendeel van uw landgenoten het schadelijkste ras van klein, lelijk ongedierte is, dat de natuur ooit heeft voortgebracht". Hoe men het echter ook bekijkt, feit is, dat de reizen van Gulliver, de avontuurlijke scheepsarts uit het graafschap Nottinghamshire, miljoenen jongeren en ouderen, hebben ge boeid en nog boeien. Zó is het ons vergaan bij de hernieuwde kennismaking met Gulliver, die eerst een aantal avonturen beleeft bij de mensen uit Liliput en die vervolgens in handen valt van een volkje van reuzen op een eiland tussen Japan en Amerika. Jonathan Swift heeft een boeiende verteltrant, die de lezer als het ware noopt zijn boek van begin tot eind in een adem uit te lezen. Van een opmerkelijk goed gehalte zijn ook de tekeningen in kleuren van Hans Baltzer, ontleend aan de Duitse editie „Gullivers Reisen". Meer nog dan de tekst geven z|j een beeld van de landen, waar Gulliver zijn avonturen beleeft. „In de tijd, toen Jan zonder Vrees (1371-1419) over Vlaan deren en Bourgondië regeerde, woonde in het Krabbenstraat je te Antwerpen een vrouw, moeder Neeltje genaamd met haar kleinzoon Jan". Zo begint het bij de uitgeversmaat schappij L. Opdebeek te Antwerpen verschenen boek van C. de Kinder: „Jan zonder Vrees". Het boek verhaalt nu eens niet, zoals men misschien uit de titel zou kunnen afleiden, over de vele avonturen van hertog Jan, maar over de klein zoon van moeder Neeltje. een vrolijke Antwerpse „straatka poen" van achttien jaar, vanwege zijn grote kracht, behen digheid en moed door zijn vrienden „Jan zonder Vrees" ge noemd. Zwervend door het Vlaanderen van de Middeleeuwen stort Antwerpse Jan zich van het ene adembenemende avontuur in het andere. Voor een middeleeuwer is Jan een vooruitstre vend man: hij gelooft niet in spoken, nog minder in heksen en h|j neemt het altijd op voor de armen en verdrukten. Jan wordt al gauw de onoverwinnelijke held van het Vlaamse land, die als hij de gemalin van hertog Jan uit de handen van rovers weet te redden, tot ridder wordt geslagen. Als Ridder Jan keert hij na vele omzwervingen in zijn ge boortestad terug, waar hij als een held wordt ontvangen. Voor de jeugd een spannend boek, dat ongetwijfeld sterk tot de verbeelding spreekt. De suggestieve tekeningen zijn van M. van den Eynde. Archeologische vondsten in de laatste jaren hebben vele bij zonderheden aan het licht gebracht over dc eerste bewoners van Limburg. In het golvende met dichte bossen bedekte heuvellandschap van Limburg woonde zo'n zesduizend jaar geleden een nijver en vreedzaam landbouwers volkje, dat in hoofdzaak in het levensonderhoud voorzag door de teelt van granen en het houden van koeien. Deze „boeren", afstamme lingen van het op drift geraakte Donauvolk en later in de geschiedenis verdwenen, leefden nog in het stenen tijdperk. „Aak, de jongen uit de steentijd" is een verhaal, dat het Limburg van 6000 jaar geleden als decor heeft. Aak ontwik kelt zich tot een stoere, onversaagde strijder, die de vijanden van zijn volk veelal met list, soms ook met geweld weet te overrompelen. Hij trekt met een vriend de „wijde wereld" in, waarbij hij uiteraard tal van spannende avonturen beleeft. Het boek is niet alleen boeiend oudere jongens zulilen er volop van genieten maar tevens bijzonder instructief. De lezer krijgt een uitstekende indruk van het leven van de be woners uit die tijd. De schrijver H. Arends heeft zich grondig op de hoogte gesteld van de zeden en gewoonten van dit volk. Uitgegeven bij A. Roelofs van Goor. Amersfoort. De illustraties zijn van Gerke de Vries. „Het geheim van de buffelgrot" door Gerrit Heerde, ver schenen bij W. D. Meinema N.V.-Delft, is een wat tam ver haaltje over een Hollandse jongen, die zijn vakantie met zijn vader en zijn moeder doorbrengt in een dorpje in Frankrijk. Samen met zijn vader een speleoloog ontdekt hij in een grot een prehistorische tekening, voorstellende een bison. Maar de speleoloog is niet zo gelukkig met zijn ontdekking. Hij gelooft niet ten volle in de authenticiteit van de rotste kening. Terecht, zoals aan het slot van het boek blijkt. Maar reeds lang daarvoor stelt de schrijver van .Het geheim van de buffelgrot" de eigenaar van de grot in een minder gunstig daglicht. Hij suggereert de lezer, dat meneer Garouche de eigenaar nu wel eens niet zo'n beste rol zou kunnen spe len. Daarmee loopt de schrijver, naar het ons voorkomt, voor uit op het geheim van de grot, dat voor een aandachtig le zertje reeds halverwege het boek geen geheim meer is. In een serie over vreemde volken van C. A. Burland zijn weer twee nieuwe deeltjes verschenen. Op boeiende en zeer leerzame wijze worden de kinderen bepaald bij de handel en wandel van volken in de oudheid. In „De Chinezen" lezen wij hoe dit oude volk tijdens de Tangdynastie (618-960) reeds een hoge graad van ontwik keling had bereikt. In afzonderlijke kleine hoofdstukken wordt hiervan een voorbeeld gegeven: de landsverdediging, die ge tuigde van moderne strategische inzichten, de studie, waarin liet begrip examen reeds duidelijk naar voren kwam en de enorme opgang, die het theater maakte. Verder staat ook het handwerk op een hoog plan. De jeugdige lezers kunnen hier kennis nemen van het zijdeweven en -verven, pottenbak ken. bewerking van edele metalen en hout en de vervaardi ging van het bekende lakwerk. Tot slot wordt nog een tipje opgelicht van de sluier, die over het geheim van het Chinese schrift ligt. In het deeltje „De Indianen" maken de lezertjes kennis met de volken, die in Peru leefden ten tijde van de Inca's, vanaf plm. 950 na Christus. Ook deze volken, die een ware worste ling om het bestaan in Zuid-Amerika moesten voeren, werden door het wijze beleid van de Inca's tot een hoge trap van be schaving gevoerd. De Inca was de titel van de vorst, maar het is tevens de naam van een Indianenstam. Afgezien van de vele boeiende wetenswaardigheden iri dit boek, zijn vooral te noemen de hoofdstukken over de geneeskunde, de gods dienst, het schrijven met touwtjes en het onderwijs. Voor le zertjes vanaf twaalf jaar en wellicht ook voor vele oudere belangstellenden, zijn deze deeltjes eenvoudige naslagwerk jes over volken, waarover tot nu toe bijna uitsluitend gero mantiseerde verhalen zijn verschenen. Handig is derhalve aan het slot van beide boekjes de index: Waar vind ik... De eenvoudige en doeltreffende bewerking van deze deeltjes was in handen van A. Oosterhuis. De dui delijke illustraties werden verzorgd door Yvonne Poullon en Wies den Hollander. Deze reeks is een uitgave van N(jgh en van Ditmar, 's Gravenhage-Rotterdam. sÉPsi De onuitputtelijke fantasie van Jean Dulieu heeft tal van aantrekkelijke kin derboeken voortgebracht. Boeken die de naam van Pauius de Boskabouter, het geesteskind van Dulieu, bekend hebben gemaakt bjj vr|jwel ieder kind. Het zijn bovendien boeken die een grote leef tijdsspreiding hebben. Voor de kinderen van vier tot zeven jaar zijn de boeken bijzonder geschikt om er nit voor te lezen, terwjjl deze kinderen zich ook aangenaam bezig kannen houden met het bekijken van de wat grillige, maar toch aantrekkelijke tekeningen. De kinderen van zeven tot een jaar of twaalf nemen de boeken van Jean Du lieu graag zelf ter hand om zich te ver diepen in de avonturen van Pauius, die Dulieu in een kostelijke verteltrant weet te brengen. Bij de uitgeverij Ploegsma te Amsterdam zijn opnieuw twee boeken van Jean Du lieu verschenen: „Pauius en het draak je" en „Pauius en schipper Makreel". In beide boeken kan men de kennisma king hernieuwen met bekende figuren uit Dulieus boeken als Oehoeboeroe de uil en Salomo de raaf. In „Pauius en het draakje" krijgt Pauius als dank voor een dienst bewezen aan koning Wortel- neus. een jong draakje cadeau. Maar. ja, het draakje heeft het erg moeilijk in het kleine huisje van de boskabouter. Eucalypta de heks denkt het draakje in haar macht te kunnen krijgen, maar zij kent de kracht van het draakje niet. Het dier slaat met zijn staart Eucalypta rond de oren, briest en spuwt vuur, het geen voor de heks een te grote ver schrikking is. W|jsel|jk kiest zij dan ook het hazepad. De aanval van razer nij heeft echter wel bewezen, dat het draakje voor de bosbewoners te ge vaarlijk is en Pauius brengt het dier naar koning Wortelneus terug. „Pauius en schipper Makreel" is min of meer een buitenbeentje in de avon turen van Pauius omdat dit verhaal niet in 't bos speelt. De vrienden van de boskabouter vinden dat hij na een reeks van avonturen aan rust toe is en sturen hem naar een rusthuis voor kabouters. Daar ontmoet hij drie boevenkabouters. die op de schat van schipper Makreel uit zijn. Met behulp echter van Pauius en zrjn vrienden weet schipper Makreel zijn schat, die is verborgen op een onbe woond eiland, in veiligheid te brengen. Wittewiek Wat Inga Borg in haar boekje „Witte wiek de zwaan" heeft bedoeld is niet erg duidelijk. De talrijke illustraties zijn niet onver dienstelijk, maar de tekst die daar rond om is geweven, moet, gezien het onder werp, bedoeld zjjn voor de beginnende lezertjes. Voor hen is echter de zins bouw te moeil|jk, terwijl voor de wat gevorderde lezertjes het verhaal wei nig interessant is. Wel kan het hoekje dienen als leidraad voor vertellinkjes, waarbjj men dan vooral kan steunen op de illustraties. „Wittewiek de zwaan" is in een Ne derlandse bewerking van Iet Koens N'ieboer verschenen bij de uitgeverij Nijgh en Van Ditmar te Den Haag Rotterdam. Voor de jongere lezertjes heeft Astrid Lindgren twee boeken geschreven: „Wij uit Bolderburen" en „Pipi Langkous". Bolderburen is een dorpje waar maar drie huizen staan en waar zes kinderen wonen: drie jongens en drie meisjes. Voor de kinderen is Bolderburen het fijnste dorp dat er bestaat, want zij be leven er talrijke avonturen. Avonturen waar de lezertjes van zes tot acht jaar hun hart aan kunnen ophalen. „Pippi Langkous" is geschikt voor le zertjes in de leeftijd van zes tot tien jaar. Pippl het hoofdpersoontje woont helemaal alleen in een groot huis. Zij haalt alt|jd de gekste streken uit. Bo vendien is ze sterk, want 2 dieven kan ze met gemak de baas en in het circus draagt ze de zwaarste man van de we reld als een veertje rond. Het boekje is voor lezertjes daarom zo aantrekke lijk, omdat Pippi alles anders doet dan gewoon. „Wij uit Bolderburen" en „Pippi Lang kous" zijn verschenen bij de uitgeverij Ploegsma te Amsterdam. heet dit boek, dat enkele weken nit het leven van twee boxers toont. De royale letter stelt de prille lezertjes al vlug in staat dit werkje ter hand Ie nemen. Het boekje kan ook, mede dank zij de geestige illustraties van Rien Poortvliet uitstekend dienst doen als voorleesboek. Een boekje, dat bij de jeugd van vier tot tien jaar zeker in de smaak zal vallen. In de Panier-reeks van de uitgeverij Van Goor Zonen te Den Haag ls versche nen „De bende van de Saransarchipel", geschreven door Ad. P. M. de Beer. Zoals de titel van dit boek voor jongens van negen tot veertien jaar al doet ver moeden gaat het hier om enkele span nende belevenissen. Avonturen, die de familie Hessel beleeft wanneer de va der een baan als piloot op de Philippij- nen krijgt. Vooral de figuur van de zoon Harry zal tot de verbeelding spre ken. omdat hij een leeftijdgenoot van hen ia. De leuke illustraties in dit boek zijn van Eddy Merk. Marit Een enorm rotsblok heeft de treinrails verpletterd in het dal nadert de sneltrein. Boven op de springschans ziet een aantal jeugdige skiërs de ramp aankomen. Slechts één van hen, het meisje Marit, heeft de tegenwoordigheid van geest om te handelen In razende vaart schiet zij langs een levensgevaar lijke helling naar beneden. Dank zij haar moed kan de trein op t|jd tot stilstand komen. Dit is de climax van het boek „Soms telt gevaar niet" van B. Rongen, dat is verschenen b|j de uitgeverij Ploegsma te Amsterdam. Volkomen in tegenstelling met de snelle afdaling van Marit is het begin van het boek. B. Rongen heeft vele bladzijden nodig om vaart in het verhaal te krijgen, maar wanneer eenmaal het startpunt ls bereikt stijgt de spanning snel. De ver taling is van Elly de Vries, de illustra ties zijn van Peter van Straaten. Leeftijd m 10 14 jaar. Bij de uitgeverij Van Goor Zonen te Den Haag zijn twee boeken verschenen van de Engelse schrijfster Judith Dale in een vertaling van Lidi Luursema. Bei de boeken hebben .Shirley Flight tot hoofdpersoon, maar zijn geheel \erschil- lend van karakter. De boeken zijn dan ook afzonderlijk te lezen. In het eerste deel, „Shirley Flight", de gevleugelde gastvrouw" maakt men ken nis met het 19-jarig meisje Shirley, die solliciteert naar functie van stewardess bij een luchtvaartonderneming. Het boek beschrijft haar opleiding tot ste wardess en haar eerste vlucht. Het be gin van het boek irriteert wat door de zoetsappige stijl, maar deze verandert gelukkig na enkele hoofdstukken. Dit boek is nogal moraliserend, maar zal toch zeker in de smaak vallen bij de tienermeisjes, door de keuze van het onderwerp. Het tweede deel „Shirley Flight, de ge vleugelde gastvrouw en de diamant smokkelaars" is geheel verschillend van het eerste. Stewardess Shirley en haar vriendin Wendy raken tegen wil en dank betrokken in een diamantsmok kel. Shirley raakt in verscheidene moei lijke situaties verzeild, maar weet zich daar voortreffelijk uit te redden. Een bijzonder spannend boek, dat behalve bij de oudere meisjes ook wel bij hun broers en zelfs bij hun vaders in de smaak zal vallen. De aardige illustraties in beide boeken zijn van Freek van Vliet. Simone Amber Van de schrijver Chris Schetter Is bij de uitgeverij Van Goor Zonen te Den Haag een voortreffelijk kinderboek ver schenen. Amber van de Vlaringhof' Na „Simone" schreef Gertrud Hauser- mann „Simone in Bretagne". Het pro bleem van het eerste deel. het moeten aanvaarden dat ze geadopteerd is, gaat nu iets verder. Simone krijgt de kans naar Bretagne te gaan. Bretagne waar haar onbekende vader moet wonen. Door het leren ken nen van de mensen en het land, gaat ze nu ook haar moeder wat beter be grijpen. Ze vindt haar vader en voelt zich aan hem en het Bretonse land ver want. Zo voltrekt zich in de vakantieweken een verandering. Rijper, volwassener ver laat Simone Bretagne. Ze weet, dat ze eens terug zal komen bij Alain, de Bre ton. van wie zij houdt. Het probleem is weer eens wat anders. Door een goede aanpak en zuivere behandeling is het een goed. modern boek geworden voor de oudere meisjes- Uitgegeven bij N.V. De Tijdstroom te Lochem. Illustratie uit „Jan zonder

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1964 | | pagina 9