IN ZAK EN RATS WjSÊT Winterwandeling Kleur en voeding V-let drankje 73 73 Nu VRIJDAG 20 NOVEMBER 1964 ,LEUK, Hé!", roept Annabel over de motor kap van Fluffie heen naar Basje, die bezig is bij Black, de trouwauto. Annabel maakt er weer een spelletje van. Ze speelt zieken huisje met de auto's uit de garage. En na tuurlijk is zij de zuster. En streng dat ze is De auto's mopperen. Ik begrijp maar niet waar het voor nodig is", bromt Buts, „waarom moet mijn hele maag leeg? Er zit genoeg water in en roestig is-ie ook niet, want ik heb nog maar pas een nieuwe radia- teur gekregen na mijn laatste aanrijding! ,.Je begrijpt er niets van", zegt Annabel streng, '„als jij met die maag vol gewoon water blijft rondlopen, dan zou je in een koude nacht wel eens kunnen bevriezen. En denk maar niet dat die baas van je dan je motor nog op gang krijgt. Daarom krijgen jullie allemaal een lekker drank je. Dan kan het water in je maag niet meer be vriezen en kun je de hele winter rondrijden zoveel je maar wilt". Ze haalt een nieuw busje anti-vries, het drankje dat alle auto's vandaag krijgen. Basjes vader heeft intussen het kraantje van de tank van Buts opengedraaid. Een klein stroompje water vloeit al tussen zijn voorwielen door naar bet putje in de hoek van de garage. Basjes vader blijft hoofdschuddend bij Buts staan kijken. „Wat die man toch met z'n auto doet!", zegt hij, „altijd is er wat mee. Nou dat kraantje weer. Het lijkt wel lam. Dat kan zo niet. Het water loopt er veel te langzaam uit". Net als Basjes vader aan de telefoon word geroe pen stapt Annabel op Buts af. „Ziezo Buts, nou jij", zegt ze, „is al het water al uit je tank?" Voor de zekerheid roept ze er Basje nog even bij. „Bas, is het kraantje van Buts goed dicht?" „Dat is geen meisjeswerk", bromt Bas, „laat mij maar eens gauw kijken!". Bas krijgt er geen be weging meer in. „Moet ik het nou ook je vader nog vragen?", zegt Annabel, „hij heeft gezegd dat we alleen mochten vullen als hij de kraantjes had nagekeken". „Wat m'n vader kan, kan ik ook", bromt Bas, die vlug achterom heeft gekeken naar het kan toortje waar z'n vader nog altijd telefoneert, ,,dat kraantje zit als een muur. Ga je gang maar, An nabel! Aimabel neemt het busje anti-vries dat klaar staat voor Buts en begint het voorzichtig in zijn taille te gieten. „Ziezo Bus", zegt Annabel, „wees maar blij dat je nu anti-vries hebt, dan kan je tenminste niets gebeuren in de kou. Je hebt alles binnen. Klaar is Kees". „Binnen?", lacht Buts als Annabel naar Beer loopt. Hij staat nu te schokken op z'n wielen van het lachen. „Geen druppel heb ik binnen. Het loopt er allemaal weer net zo uit als het erin ge goten is. Dat kraantje is helemaal niet dicht. Al leen maar stuk!" Wat zeg je daar?", roept Beer naast hem ver schrikt, maar Buts geeft geen antwoord, want net op dat ogenblik komt zijn baas, de schrijver de garage binnen. Diep in gedachten zo als altijd loopt hij op zijn auto toe en stapt in. „Waar is m'n stuur?", roept hij tegen Annabel, die hem wil komen vertellen dat Buts net z'n anti-vries heeft ingenomen. „Uw stuur?", vraagt Annabel met grote ogen, „dóar, meneer de schrijver. Aan de andere kant. U zit op de verkeerde stoel! „Ach ja ja. Natuurlijk", zegt de schrijver en hij schuift vlug naar links, naar de kant waar zijn stuur zit. Buts snort als een grote rode tor over de weg. Achter het stuur zit de schrijver en droomt van een sinterklaasverhaal. „Eigenlijk is het hele maal geen weer om aan sinterklaas te denken", zegt hij tegen zichzelf, „helemaal niet koud. Het lijkt wel voorjaar". Buts heeft dat ook ontdekt. „Warm is het", denkt- ie, „net zo warm als van de zomer toen ik tegen de berg op moest klimmen. Mijn motor gloeit ge woon. Zie je nou wel dat het allemaal onzin was van dat bevriezen? Zonder drankje in mijn tank loop ik al te puffen". Ja, puffen, dat doet-ie echt. Hij snort nu niet meer, maar zegt puf puf puf puf Het is zo'n raar geluid dat zelfs de schrijver het merkt. „Die Buts lijkt wel een motorboot", zegt hij tegen zichzelf, „zou ik soms iels fout doen?" Buts gaat uit zichzelf langzamer rijden en wat z'n motor nu doet is geen puffen meer, maar hij gen, blazen en dan kreunen. En opeens heeft die gloeiende motor er genoeg van en zegt alleen nog maar één keer heel zachtjes „paffff... en staat midden op de weg stil. „Toet toet toet!doet een vrolijke claxon achter hem. Buts herkent de stem meteen. Dat is Beer de takelwagen. Uit het linkse raampje kijkt Basjes vader en rechts zie je de hoofden van An nabel en Auto-Bas! „Ho ho. Niet zo hard!", roept de schrijver, „stoppen! Ik ben het!" „Ja, wat dacht u!", lacht Basjes vader, „we komen toch zeker voor u!" De schrijver kijkt hem met open mond aan. „Maar hoe kon u nou van te voren weten dat ik weer pech zou krijgen?", roept hij. „Omdat die domme Buts zonder drankje en zon der water in z'n tank is weggereden", zegt Bas jes vader, „ik stond op het punt om zijn kraantje te repareren. Helemaal zonder water is-ie ver trokken. Nou en dan kom je niet ver. Dat wisten we en daarom zijn we maar meteen in Beer ge sprongen". T oor, waarom zei je niets?", zegt Annabel, jy^ bij de neus van Beer staat, die nog al- loeit als een kachel, „nu ben je nog veel ergci ziek en moet Beer je wegslepen! „Ik weet het, Annabel", zucht Buts verlegen, „maken jullie me gauw weer beter?" Verder zegt hij maar niets meer. Heel stilletjes laat hij zich door Beer naar huis slepen, door de monteurs bekijken en repareren en ten slotte door Annabel en Basje samen een drankje van anti vries geven. En hij moppert niet één keer als het naar binnen klokt in zijn rode buik. (WORDT VERVOLGD) I O m (Van onze redactrice) Op straat hoort men soms onge wild een serie bloedstollende ver wensingen, die dan wel niet voor de passant persoonlijk zijn bedoeld maar hem toch aanleiding geven ferm door te stappen. „Kom on middellijk hier of ik laat je mee nemen", „trek je kousen op of je gaat in de zak", of „laat Pietje zijn bretelletjes los of ik laat speculaas van je maken", het zijn zo losse opmerkingen, gericht aan hele kleine hummels die, voor het mo ment gehoorzaam, 's avonds met een bonzend hartje in bed liggen te huiveren. Uit gemakzucht, of uit onnadenkendheid, uit een verkeerd gericht soort opvoedkunde voegt de grote mens de aankomende generatie waarschuwingen toe die tot gevolg hebben dat de naderen de feestdagen, die voor elk kind een onvergetelijke herinnering moeten worden, helemaal verknald worden. Want waar het „wie zoet is krijgt lekkers" dikwijls opgaat beseft een kind niet dat het „wie stout is de roe" een grote-mensen- grapje is. Velen zijn er van doordrongen dat sin terklaas kapoentje een gezellige, hoe wel wat chique oude man dient te zijn die met gulle hand geschenken rond laat wapperen, daarbij geassisteerd door een grollige pieterbaas. Maar dat er genoeg ouders, oudere broertjes of zusjes of schoolkameraadjes zjjn die de kleintjes de stuipjes op het lijfje jagen is duide lijk. Op een buurtverenigingsfeestje klemt een driejarig meisje zich krijsend aan de veilige hals van papa, tijdens de intocht van Sint-Nicolaas huilen kleine jongetjes tranen als pepernoten, het komt zelfs wel voor dat kleuters niet eens naar hun schoentje durven 's mor gens. uit angst mee te moeten. Men kan daar als volwassene om lachen, maar het is verstandiger de oorzaak van zo'n onverklaarbare maar aanwezige vrees te trachten te ontdekken. Pim uit Goes is zeven jaar, hij gelooft nog wel in sinterklaas, is bereid een liedje te zingen bij de schoorsteen maar weigert pertinent zonder licht te slapen. Zijn moeder zegt: „ik heb er geen idee van hoe hij zo bang is geworden, mijn man en ik hebben het hem nooit ge maakt. Maar hij zal buiten wel gekke aan. Ik vind het zonde, maar wat doe je er aan?" Een Middelburgse middelbare scholier (die zelf niet meer gelooft, nee) is van plan het een fijn feest voor zijn drieja rige broertje te doen zijn. „We gaan er geweldig veel aan doen, helemaal voor nem. Een mand in de gang, stikvol na tuurlijk, iemand laten aanbellen, broertje mag gaan kijken. Remco is gelukkig he lemaal niet bang, vroeger hadden we een buurman die met een zwarte handschoen aan zijn hand om het hoekje van de deur strooigoed gooide, maar dat vond mijn broertje een beetje eng. dat laten we er dus maar af". „Wel zitten we van tevoren flink de spanning er in te houden. Net doen of we paardevoetjes horen en zo. U kent die onzin wel. Enorm hoor. dan gaan we naar het dak of in de kelder kijken. Het wordt een heel ritueel. Remco krijgt een bérg met pakjes natuurlijk, kun je na gaan". In Vlissingen sprak ik een huisvrouw met een groot gezin. In een snoep winkel deed ze haar inkopen. Vijf mui zen, vijf kikkers, vijf paraplu's met snoepjes in, zeven chocoladeletters. Als ze me nieuwsgierig ziet kijken verklaart ze: „laat ik nou Marie heten en mama wezen, levert me altijd een M op. En die kinderen maar denken dat ik dan meer heb. Nou ja, ze zeggen altijd onmiddel- Angst kan heerlijk avondje bederven dingen hebben gehoord. Als hij maar een schim op het behang ziet krijgt hij de stuipen al want dat ziet hij voor een boef lijk dat het me gegund is hoor. dat wel. Het is anders een hele uitzoekerij. om van het verstoppen thuis maar niet te praten. Ik ben altijd bang dat ze iets vinden voor het vijf december is. Dubbe le porties kopen is helemaal verschrik kelijk. Ik zoek namelijk voor alle vijf precies hetzelfde uit. in andere papier tjes. kunnen ze in ieder geval geen her rie maken. De een een kikker, de ander ook. Jaloers op elkaar? Nee. maar ze hebben een beetje schuldgevoelens, en als ze denken dat de een minder krijgt dan de ander heeft die het niet meer van ellende". Ze laat me goedig meerommelen in de vergaarbak van snoepgoed, blijkt een royale moeder en een gezellig praatster. „Ik heb een buurvrouw", zegt ze ver trouwelijk „die haar kinderen altijd heeft verteld dat sinterklaas niet be staat en dat ze zelf alles in de schoenen legt. Toppunt van egoïsme hé Wat mis sen die kinderen niet, ik zelf heb nog plezier als ik aan mijn eigen jeugd denk. Mijn moeder, die een beetje plagerig was, stopte altijd in de mand een pakje waar een doosje erwten in zat. Dat was dan voor mij. Als ik het kreeg was ik woedend. Dan smeet ik het hele ge val door de kamer. Het was altijd het hoogtepunt van de avond. Gek hé, op Sportief wandelen in het winterzonnetje en toch zo „gekleed" eruit zien dat men na de wandeling gerust op een receptie kan binnen stappen het kan met deze twee mantelkostuums. Links het kostuum „Iwan", gemaakt uit olijfkleurig agneau-nappaleer, gegarneerd met bont en gedragen met lange lederen handschoenen en een bont muts. Rechts het mantelkostuum „Ambiance", bordeauxkleurig, ge sierd met een viertal opvallende knopen. De bijpassende hoed is een „Rembrandtbaret" van nappa. Beide modellen zijn uit de winter collectie van Gelmok-Assen en werden ontworpen door de Haagse couturier Jean Louzac. een keer heeft mijn moeder het niet ge daan, toen kreeg ik hetzelfde doosje (het was altijd een lucifersdoosje) en er zaten echte snoepjes in. Toen was ik nog veel kwaaier". Als ze bij de kassa staat af te rekenen zie ik haar even bedenkelijk kijken. Dan haalt ze haar schouders berustend op en sjouwt de winkel uit. Een fijne moeder, wier kinderen beslist niet bibberend on der de dekens kruipen In Domburg vertelt een zesjarig meis je: „Ineke, die had een gedicht in d'r schoen gekregen, en ze hebben het élle- maal gelezen, juf ook. Het was heel erg mooi hoor, ik wil ook graag een gedicht van sinterklaas, ik ga het vragen". Toe vallig weet ik dat ze het ook heeft ge kregen. En misschien mag er even aan toegevoegd worden dat mén de neiging een zachte réprimande uit te delen via een rijmpje voor zo'n kleintje beter kan bedwingen. Geen puk die trots met een brief van sint geurt waarin staat dat ze d'r bordje niet leeg eet In Oostburg hoorde ik deze week een wat zure vrouw mopperen dat het alle maal uitgevonden is door de midden stand etc., iedereen kent de litanie wel. Er zijn meer mensen die dat brommen. Laat dat nou een beetje waar zijn. het is toch. zoals een ongetrouwde vrouw terecht opmerkte, van onderge schikt belang. „Dat is een beetje kort zichtig bekeken hoor, zelf ga ik altijd naar een getrouwde zuster van me in Zierikzee. Het ontroert me gewoon, als je die kleintjes vol overgave hoort zin gen, zo vals als wat natuurlijk, en je ziet die gezichtjes als de cadeautjes uit de gang worden gedragen. Wat kan het mij scholen dat het een dure tijd is, je beleeft toch veel plezier aan je geld op die manier. Mijn zuster koopt trouwens 's zomers al het een en ander in. Voor haar oudste dochter heeft kocht, zwarte, dat past ovi lijk groot cadeautje, en in deze tijd koopt ze al dat kleine snoepgoed. Op die manier hoeft ze niet zoveel tegelijk uit te geven. Ik vind het wel verstandig". Wat krijgt mama eigenlijk terug van de kinderen die het geloof in sint zijn ont wassen? Ja hoor, verrassend veel zeep. zakdoekjes, haarkammetjes en kop én schotels. Maar ik heb geen moeder ho ren zeggen dat ze het niet leuk vond. De geste, iets alleen te gaan kopen van hun eigen zakgeld beroert het eerlijke moederhart immers altijd wel. Hebt U ook zo'n schoffie dat het hele jaar een verschrikkelijk grote ketterij tentoonspreidde en opeens weer zeer in nig aanhanger is? Het is misschien wel verstandig te handelen zoals die me vrouw die zegt: „Uiteindelijk geloven ze maar een paar jaar echt, en daarvan is nog een gedeelte waarin ze niet eens beseffen wat het allemaal is. Ik zeg maar zo, of-t-ie nou gelooft of niet, laat ik maar doen of ik hém geloof, wat geeft het eigenlijk. Het is toch niet al leen omdat ze iets willen hebben geloof ik. want pakjesavond is het toch wel. Misschien is hot meer de angstige maar fijne verwachting die ze onbewust niet willen missen". Zo, het overgrote deel is gelukkig van plan het heerlijk avondje een wer kelijk heerlijke avond te laten worden, waarop alles draait om de benjamin (nen) in huis en waarvoor die extra uitgaven best gedaan mogen worden. Het overgrote deel wel ja. En laten we hopen dat de enkelingen die het dreigen met straffen van de goedheilig man als een leuk ..grapje" zien gaan begrijpen dat aan het beder ven van de vreugde van een kind nooit werkelijk „lol" kan worden beleefd. Terwille van het fraaie effect wordt een aantal onderdelen van ons voedselpakket gekleurd, maar aange zien het in ons land niet verplicht is om het gebruik van kleurstoffen of conserveermiddelen op de produkten te vermelden, moet de huisvrouw er maar naar raden. In Duitsland is dat anders: daar wordt nadrukkelijk op de verpakkingen vermeld dat het produkt kunstmatig gekleurd is. Dat kan het geval zijn bij puddingpoeder-met-een tintje, bij zuurtjes, vermicelli of be paalde gebakjes. Deze verplichting tot vermelding be staat dus in Nederland niet, maar dat wil niet zeggen dat de levensmiddelen industrie frank en vrij met kleurstoffen en conserveermiddelen mag omsprin gen! De Nederlandse levensmiddelen wet regelt het gebruik van dergelijke „vreemde stoffen" en bepaalt onder meer dat veelgebruikte levensmiddelen niet mogen worden gekleurd. Dat zijn dan brood, aardappels, verse gToenten, vers fruit, melk en karnemelk, vlees en vleeswaren en vis. Er zijn wel uitzon deringen: krentenbrood (dat soms een mooie gele kleur kan hebben), vruch ten op sap, bepaalde vissoorten in glas of blik. Levensmiddelen die wel gekleurd mo gen worden, zijn: boter, margarine, kaas. puddingpoeders, ijs en vermicelli, sommige soorten jam, limonade en puddingsaus. ook gebak en suikerwerk. Verder nog limonadesiropen, vruchten wijn, tomatenpuree, mosterd, bier, azijn. De huisvrouw zal zich wellicht afvra gen hoe hel met gehakt staat, een in dit opzicht veelbesproken produkt. Dit vleesprodukt mag niet gekleurd wor den, maar wel mag de slager er een kleurbehoudend middel aan toevoegen dat verkleuren van het vlees voorkomt. Beslist niet alle kleurstoffen mogen in levensmiddelen worden gebruikt Al leen de kleurstof die onschadelijk is mag in het voedsel voorkomen en de levensmiddelen-industrie heeft dan ook een lijst van toegelaten kleurstoffen waarop zowel „pure" als synthetische kleurstoffen voorkomen. Mijn zolder is oud. Mijn zolder is tijdloos. De verweerde hone- balken vormen geheimzinnige driehoeken tegen het donkere eikehouten beschot van hef dak. Er zit iets machtigs in die mas sieve balken, die al sinds 200 jaar alle Zeeuwse stormen moe dig hebben doorstaan. En ze zien eruit alsof ze in standvastig ver trouwen nog vele komende eeuwen zullen trotseren. Mijn zolder heeft twee vlierinkjes. Aan de ene kant een eng en ontoegankelijk vlierinkje. waar we verder niet meer over praten en aan de andere kant een vriendelijk vlie rinkje. Dit vlierinkje is een roman tisch speelhol voor de jeugd. Myste rieuze samenzweerders beleggen hier hun vergaderingen. Er hangt een lijkwit vaandel met een grijn zende doodskop erop. Er wordt poppekast gespeeld onder de hanebalkjes, die hier veel kleiner en gaver zijn dan de dikke balken op moeder-de-zolder. Poppekast met venijnige heksen die staan te roeren in koperen potten waarin giftige kruiden pruttelen. De kinderen, in bizarre gewaden ge huld, spelen hier toneel. Maar soms ook heerst er de knusse sfeer van een vredig poppenwereldje. Beer en baby-pop liggen samen zoet te sla pen in het roze wiegje, de andere poppen zitten netjes op een rij te luisteren naar het verhaaltje dat „Juf voorleest Mijn zolder is geduldig. Mijn zolder weet dat ik graag van alles bewaar en begrijpt dat het soms wreed is om dingen weg te gooien. In een hoekje geschoven staan twee ouwe potkachels. Ze staan er al ja ren, koud en leeg en zielig. Hun vu rig devies: „Je brule tout l'hiver" is verkild tot leze zinloosheid. Maar toch, in vroeger jaren hebben ze ons zoveel warmte gegeven, moeien we ze dan nu harteloos van de hand doen? Kom, we laten ze maar stille tjes staan. De zolder is geduldig De kmderkleertjes. In de loop van de jaren zijn er al een heleboel weg gegeven. Maar daar is dat ene blauwgeruite overgooiertje met eer. randje smockwerk. Het heeft al ver schillende malen bij de stapel „weg te geven kleertjes" gelegen en iede re keer werd het weer terug gelegd in de la. Want als ik dat dingetje in handen heb dan zie ik mijn doch tertje weer levendig voor me zoals ze er uitzag toen ze een jaar of drie was: parmantig, twee korte vlecht jes met strikken en 't geruite over gooiertje aan. Nee, dat overgooiertje mag niet weg! Op mijn zolder staan rekken met rijen zwaarwichtige juridische boeken. Oude Napoleontische wetten in verschoten zwarte banden. Ik heb nog nooit van mijn leven zin gehad om er nieuwsgierig in te gaan blade ren. Iets anders is het met de „Gazette van Gent" van 100 jaar geleden. Hele jaargangen gebonden tot lij vige folianten. Deze lectuur is een eeuwigdurende verleiding. Op ge zette tijden namelijk stijgt de vrouw des huizes op naar haar zolder, be zield met zindelijke voornemens. Ze heeft een doekje om het haar ge knoopt, gooit alle luiken open en veegt, klopt en stoft alsof haar leven er van afhangt. Tot ze belandt bij de „Gazette van Gent". Dan zit ze een ogenblik later op haar knieën te lezen en al gauw is ze helemaal verloren in het verleden. De stof doek ligt vergeten op de grond. In de Gazette van Zondag 28 February 1858 leest ze de volgende advertentie: MINARD'S - SCHOUWBURG Het Willemsgenootschap, Zal eene luisterryke vertooning ge ven in Minard's Schouwburg, op Maendag 1 Maert 1858, en bestaende uit: de duivenmelker, volksdrama. 99 beesten en eer.en boer. en de Beer en de Pacha, blijspelen; voor- gegaen door een Groot Concert. Begin om zes uer stipt. Nou. nou. vroeger wisten ze van uit gaan! (Een suggestie voor de ope ningsvoorstelling van de nieuwe Schouwburg? In de Gazette van Maendag-Dvns- dag 15 en 16 February 1858 'een deerniswekkend bericht: „Te Rouen is overleden een ver- maerd toneelzanger, de heer Darius, in den ouderdom van honderd dri; jaren. In 1814 was hy de roilen vsn baszanger komen vervullen op de schouwburg van Rouen, on hy zong er nog in 1822, toen hy 08 jaren oud was. Hy had toen 80.000 1 ranks ge- spaerd, waermedc hy rekende stil- lekens te leven, toen eene failliet hem alles ontnam. Eonige vrienden verschaften hem een piaetsken. dat hy tot op den ouderdom van 100 ja ren bekleedde. Alstoen in oen gods huis getreden, stierf hy er over een paer dagen, na eene korte ziekte. De heer Darius had tot den laetsten dag zyne blygcesiigheid behouden." Ach, die lieve blije heer Darius Als hij nu had geleefd zou hij tenminste nog zijn AOWcctjc ge trokken hebben Er staan heerlijk theatrale feuille tons in de Gazette, zoals: „Eene ken nismaking en hare gevolgen". Het gaat over een arm weesmeisje, dat „aen het venster achter bloeiende muerbloemen van den morgend tot den avond zat te borduren, teneinde hare eigen begrafenis te kunnen be kostigen." Maar gelukkig maakt ze kennis In de „Gazette van Gent" raak je nooit uitgelezen. De zolder staat vol met kisten en kasten en koffers en dozen. Vele dozen met gewichtige etiketten. Dozen met lapjes en kantjes en zij den linten. Dozen met slingers en feestmutsen en oranje sjerpen. Dozen met schelpen en fossielen en vreemde stenen. Er staat een schildersezel, een kof fer vol tekengerei en een boetseer- tafel. Nu is helaas de creatieve drang in ons gezin niet zo geweldig dat al deze dingen dagelijks inten sief gebruikt worden. Maar er gaat toch iets inspirerends van uit. Natuurlijk liggen er ook stapels oude tijdschriften. Want de zolder is geduldig. Er is een grote koffer vol verkleed- kleren. Het pronkstuk van de ver zameling is een sjieke ouderwetse vos. Wel een beetje vaal en geha vend: met maar één oog en kwijt geraakte achterpootjes, maar even goed wordt dit bont met veel allure om jeugdige schoudertjes gedra peerd. Kleine jongetjes worden echte ko ningen, gehuld in fluwelen jak en zijden mantel, een goudpapieren kroon op het hoofd. Kleine meisjes worden deftige da mes, met rare hoedjes op en veel te lange rokken waar ze over struike len. y u moet niemand denken dat het alleen maar sentimenteel en nutteloos is om alles te bewaren. Vooral nu. in de weken vóór Sinter klaas geeft een goedgevulde zolder ontelbare mogelijkheden om allerlei listige surprises te verzinnen Wat doe je als je een stout kind hebt dat altijd de tube lijm wegpikt en die nooit weer netjes teruglegt op z'n plaats? Zo tegen 5 december ga je naar de zolder, je neemt een stuk karton en een reep behangselpapier en een grote rode dop en van deze ingrediënten formeer je een gigan tische tube. Je doet er een verma nend gedichtje bij en verstopt in de tube een lief cadeautje. In een la liggen stapels Sinterklaas „gedichten", van jaren her, Vol ver tedering lees ik ze nu en dan nog eens over. Daar is dat ene filoso fische gedicht getiteld: „Tweezaam is de mens", wal verpakt was bij een kop en schotel. Het is verleidelijk om iets te citeren uit al deze Sinterklaas poëzie, maar juist de fraaiste rijmen zijn te per soonlijk om zomaar in de krant te zetten. Ik neem me voor om ze later te bundelen voor het nageslacht, onder de titel „Verzamelde Sinter klaasgedichten". Nee, Sinterklaasverzen moet je nooit wegdoen. Je kunt ze trouwens nog wel eens gebruiken. Ik heb vorig jaar bij een pakje voor mijn echt genoot een vers gedaan wat hij zelf tien jaren geleden voor mij gemaakt had. Het gedicht was getypt en paste best bij mijn cadeau. Het resultaat was verrassend: Hij zei argeloos: „Dat is een heel moo; gedicht. Dat heb je uitstekend ge daan". Toen keek hij me peinzend aan en zei: „Het is merkwaardig hoeveel jij in de loop van de jaren van mijn stijl overgenomen hebt." En straks, als het weer Kerst feest wordt, halen we alle kerstschatten van de zolder. De gla zen versierselen, de dozen met den- neappels, de zilverdistels, het ren diermos, het kleine blonde moeder tje Maria met haar kindje en die ene mooie appel van de ceder van de Libanon. Mijn zolder is ruim, en herbergt zo veel heerlijke dingen! „Wel veel on derhoud, zo n propvolle zolder", zal een prozaïsch mens zeggen. Ach, de hanebalken schamen zich niet voor een spinnewebje hier en daar. En het is met de dingen op de zolder net als met de flessen wijn m de kelder: Ze móeten eigenlijk over- togen zijn met een laagje stof

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1964 | | pagina 11