IN ZAK EN RATS
WjSÊT
Winterwandeling
Kleur en
voeding
V-let drankje
73
73
Nu
VRIJDAG 20 NOVEMBER 1964
,LEUK, Hé!", roept Annabel over de motor
kap van Fluffie heen naar Basje, die bezig
is bij Black, de trouwauto. Annabel maakt
er weer een spelletje van. Ze speelt zieken
huisje met de auto's uit de garage. En na
tuurlijk is zij de zuster. En streng dat ze is
De auto's mopperen.
Ik begrijp maar niet waar het voor nodig is",
bromt Buts, „waarom moet mijn hele maag
leeg? Er zit genoeg water in en roestig is-ie ook
niet, want ik heb nog maar pas een nieuwe radia-
teur gekregen na mijn laatste aanrijding!
,.Je begrijpt er niets van", zegt Annabel streng,
'„als jij met die maag vol gewoon water blijft
rondlopen, dan zou je in een koude nacht wel eens
kunnen bevriezen. En denk maar niet dat die
baas van je dan je motor nog op gang krijgt.
Daarom krijgen jullie allemaal een lekker drank
je. Dan kan het water in je maag niet meer be
vriezen en kun je de hele winter rondrijden zoveel
je maar wilt".
Ze haalt een nieuw busje anti-vries, het drankje
dat alle auto's vandaag krijgen.
Basjes vader heeft intussen het kraantje van de
tank van Buts opengedraaid. Een klein stroompje
water vloeit al tussen zijn voorwielen door naar
bet putje in de hoek van de garage. Basjes vader
blijft hoofdschuddend bij Buts staan kijken. „Wat
die man toch met z'n auto doet!", zegt hij, „altijd
is er wat mee. Nou dat kraantje weer. Het lijkt
wel lam. Dat kan zo niet. Het water loopt er veel
te langzaam uit".
Net als Basjes vader aan de telefoon word geroe
pen stapt Annabel op Buts af. „Ziezo Buts, nou
jij", zegt ze, „is al het water al uit je tank?"
Voor de zekerheid roept ze er Basje nog even bij.
„Bas, is het kraantje van Buts goed dicht?"
„Dat is geen meisjeswerk", bromt Bas, „laat mij
maar eens gauw kijken!". Bas krijgt er geen be
weging meer in. „Moet ik het nou ook je vader
nog vragen?", zegt Annabel, „hij heeft gezegd
dat we alleen mochten vullen als hij de kraantjes
had nagekeken".
„Wat m'n vader kan, kan ik ook", bromt Bas,
die vlug achterom heeft gekeken naar het kan
toortje waar z'n vader nog altijd telefoneert, ,,dat
kraantje zit als een muur. Ga je gang maar, An
nabel!
Aimabel neemt het busje anti-vries dat klaar
staat voor Buts en begint het voorzichtig in zijn
taille te gieten.
„Ziezo Bus", zegt Annabel, „wees maar blij
dat je nu anti-vries hebt, dan kan je tenminste
niets gebeuren in de kou. Je hebt alles binnen.
Klaar is Kees".
„Binnen?", lacht Buts als Annabel naar Beer
loopt. Hij staat nu te schokken op z'n wielen van
het lachen. „Geen druppel heb ik binnen. Het
loopt er allemaal weer net zo uit als het erin ge
goten is. Dat kraantje is helemaal niet dicht. Al
leen maar stuk!"
Wat zeg je daar?", roept Beer naast hem ver
schrikt, maar Buts geeft geen antwoord,
want net op dat ogenblik komt zijn baas, de
schrijver de garage binnen. Diep in gedachten zo
als altijd loopt hij op zijn auto toe en stapt in.
„Waar is m'n stuur?", roept hij tegen Annabel,
die hem wil komen vertellen dat Buts net z'n
anti-vries heeft ingenomen.
„Uw stuur?", vraagt Annabel met grote ogen,
„dóar, meneer de schrijver. Aan de andere kant.
U zit op de verkeerde stoel!
„Ach ja ja. Natuurlijk", zegt de schrijver en
hij schuift vlug naar links, naar de kant waar zijn
stuur zit.
Buts snort als een grote rode tor over de weg.
Achter het stuur zit de schrijver en droomt van
een sinterklaasverhaal. „Eigenlijk is het hele
maal geen weer om aan sinterklaas te denken",
zegt hij tegen zichzelf, „helemaal niet koud. Het
lijkt wel voorjaar".
Buts heeft dat ook ontdekt. „Warm is het", denkt-
ie, „net zo warm als van de zomer toen ik tegen
de berg op moest klimmen. Mijn motor gloeit ge
woon. Zie je nou wel dat het allemaal onzin was
van dat bevriezen?
Zonder drankje in mijn tank loop ik al te puffen".
Ja, puffen, dat doet-ie echt. Hij snort nu niet
meer, maar zegt puf puf puf puf Het is
zo'n raar geluid dat zelfs de schrijver het merkt.
„Die Buts lijkt wel een motorboot", zegt hij tegen
zichzelf, „zou ik soms iels fout doen?"
Buts gaat uit zichzelf langzamer rijden en wat
z'n motor nu doet is geen puffen meer, maar hij
gen, blazen en dan kreunen. En opeens heeft die
gloeiende motor er genoeg van en zegt alleen
nog maar één keer heel zachtjes „paffff... en
staat midden op de weg stil.
„Toet toet toet!doet een vrolijke claxon
achter hem. Buts herkent de stem meteen. Dat is
Beer de takelwagen. Uit het linkse raampje kijkt
Basjes vader en rechts zie je de hoofden van An
nabel en Auto-Bas!
„Ho ho. Niet zo hard!", roept de schrijver,
„stoppen! Ik ben het!"
„Ja, wat dacht u!", lacht Basjes vader, „we
komen toch zeker voor u!"
De schrijver kijkt hem met open mond aan.
„Maar hoe kon u nou van te voren weten dat ik
weer pech zou krijgen?", roept hij.
„Omdat die domme Buts zonder drankje en zon
der water in z'n tank is weggereden", zegt Bas
jes vader, „ik stond op het punt om zijn kraantje
te repareren. Helemaal zonder water is-ie ver
trokken. Nou en dan kom je niet ver. Dat wisten
we en daarom zijn we maar meteen in Beer ge
sprongen".
T oor, waarom zei je niets?", zegt Annabel,
jy^ bij de neus van Beer staat, die nog al-
loeit als een kachel, „nu ben je nog veel
ergci ziek en moet Beer je wegslepen!
„Ik weet het, Annabel", zucht Buts verlegen,
„maken jullie me gauw weer beter?"
Verder zegt hij maar niets meer. Heel stilletjes
laat hij zich door Beer naar huis slepen, door de
monteurs bekijken en repareren en ten slotte door
Annabel en Basje samen een drankje van anti
vries geven. En hij moppert niet één keer als het
naar binnen klokt in zijn rode buik.
(WORDT VERVOLGD)
I
O
m
(Van onze redactrice)
Op straat hoort men soms onge
wild een serie bloedstollende ver
wensingen, die dan wel niet voor
de passant persoonlijk zijn bedoeld
maar hem toch aanleiding geven
ferm door te stappen. „Kom on
middellijk hier of ik laat je mee
nemen", „trek je kousen op of je
gaat in de zak", of „laat Pietje zijn
bretelletjes los of ik laat speculaas
van je maken", het zijn zo losse
opmerkingen, gericht aan hele
kleine hummels die, voor het mo
ment gehoorzaam, 's avonds met
een bonzend hartje in bed liggen
te huiveren. Uit gemakzucht, of uit
onnadenkendheid, uit een verkeerd
gericht soort opvoedkunde voegt
de grote mens de aankomende
generatie waarschuwingen toe die
tot gevolg hebben dat de naderen
de feestdagen, die voor elk kind
een onvergetelijke herinnering
moeten worden, helemaal verknald
worden. Want waar het „wie zoet
is krijgt lekkers" dikwijls opgaat
beseft een kind niet dat het „wie
stout is de roe" een grote-mensen-
grapje is.
Velen zijn er van doordrongen dat sin
terklaas kapoentje een gezellige, hoe
wel wat chique oude man dient te zijn
die met gulle hand geschenken rond laat
wapperen, daarbij geassisteerd door een
grollige pieterbaas. Maar dat er genoeg
ouders, oudere broertjes of zusjes of
schoolkameraadjes zjjn die de kleintjes
de stuipjes op het lijfje jagen is duide
lijk. Op een buurtverenigingsfeestje
klemt een driejarig meisje zich krijsend
aan de veilige hals van papa, tijdens de
intocht van Sint-Nicolaas huilen kleine
jongetjes tranen als pepernoten, het
komt zelfs wel voor dat kleuters niet
eens naar hun schoentje durven 's mor
gens. uit angst mee te moeten. Men kan
daar als volwassene om lachen, maar
het is verstandiger de oorzaak van zo'n
onverklaarbare maar aanwezige vrees
te trachten te ontdekken.
Pim uit Goes is zeven jaar, hij gelooft
nog wel in sinterklaas, is bereid een
liedje te zingen bij de schoorsteen maar
weigert pertinent zonder licht te slapen.
Zijn moeder zegt: „ik heb er geen idee
van hoe hij zo bang is geworden, mijn
man en ik hebben het hem nooit ge
maakt. Maar hij zal buiten wel gekke
aan. Ik vind het zonde, maar wat doe je
er aan?"
Een Middelburgse middelbare scholier
(die zelf niet meer gelooft, nee) is van
plan het een fijn feest voor zijn drieja
rige broertje te doen zijn. „We gaan er
geweldig veel aan doen, helemaal voor
nem. Een mand in de gang, stikvol na
tuurlijk, iemand laten aanbellen, broertje
mag gaan kijken. Remco is gelukkig he
lemaal niet bang, vroeger hadden we een
buurman die met een zwarte handschoen
aan zijn hand om het hoekje van de deur
strooigoed gooide, maar dat vond mijn
broertje een beetje eng. dat laten we
er dus maar af".
„Wel zitten we van tevoren flink de
spanning er in te houden. Net doen of
we paardevoetjes horen en zo. U kent
die onzin wel. Enorm hoor. dan gaan we
naar het dak of in de kelder kijken. Het
wordt een heel ritueel. Remco krijgt een
bérg met pakjes natuurlijk, kun je na
gaan".
In Vlissingen sprak ik een huisvrouw
met een groot gezin. In een snoep
winkel deed ze haar inkopen. Vijf mui
zen, vijf kikkers, vijf paraplu's met
snoepjes in, zeven chocoladeletters. Als
ze me nieuwsgierig ziet kijken verklaart
ze: „laat ik nou Marie heten en mama
wezen, levert me altijd een M op. En die
kinderen maar denken dat ik dan meer
heb. Nou ja, ze zeggen altijd onmiddel-
Angst kan heerlijk
avondje bederven
dingen hebben gehoord. Als hij maar een
schim op het behang ziet krijgt hij de
stuipen al want dat ziet hij voor een boef
lijk dat het me gegund is hoor. dat wel.
Het is anders een hele uitzoekerij. om
van het verstoppen thuis maar niet te
praten. Ik ben altijd bang dat ze iets
vinden voor het vijf december is. Dubbe
le porties kopen is helemaal verschrik
kelijk. Ik zoek namelijk voor alle vijf
precies hetzelfde uit. in andere papier
tjes. kunnen ze in ieder geval geen her
rie maken. De een een kikker, de ander
ook. Jaloers op elkaar? Nee. maar ze
hebben een beetje schuldgevoelens, en
als ze denken dat de een minder krijgt
dan de ander heeft die het niet meer
van ellende".
Ze laat me goedig meerommelen in de
vergaarbak van snoepgoed, blijkt een
royale moeder en een gezellig praatster.
„Ik heb een buurvrouw", zegt ze ver
trouwelijk „die haar kinderen altijd
heeft verteld dat sinterklaas niet be
staat en dat ze zelf alles in de schoenen
legt. Toppunt van egoïsme hé Wat mis
sen die kinderen niet, ik zelf heb nog
plezier als ik aan mijn eigen jeugd denk.
Mijn moeder, die een beetje plagerig
was, stopte altijd in de mand een pakje
waar een doosje erwten in zat. Dat was
dan voor mij. Als ik het kreeg was
ik woedend. Dan smeet ik het hele ge
val door de kamer. Het was altijd het
hoogtepunt van de avond. Gek hé, op
Sportief wandelen in het winterzonnetje en toch zo „gekleed" eruit
zien dat men na de wandeling gerust op een receptie kan binnen
stappen het kan met deze twee mantelkostuums. Links het kostuum
„Iwan", gemaakt uit olijfkleurig agneau-nappaleer, gegarneerd met
bont en gedragen met lange lederen handschoenen en een bont
muts. Rechts het mantelkostuum „Ambiance", bordeauxkleurig, ge
sierd met een viertal opvallende knopen. De bijpassende hoed is
een „Rembrandtbaret" van nappa. Beide modellen zijn uit de winter
collectie van Gelmok-Assen en werden ontworpen door de Haagse
couturier Jean Louzac.
een keer heeft mijn moeder het niet ge
daan, toen kreeg ik hetzelfde doosje
(het was altijd een lucifersdoosje) en er
zaten echte snoepjes in. Toen was ik
nog veel kwaaier".
Als ze bij de kassa staat af te rekenen
zie ik haar even bedenkelijk kijken. Dan
haalt ze haar schouders berustend op en
sjouwt de winkel uit. Een fijne moeder,
wier kinderen beslist niet bibberend on
der de dekens kruipen
In Domburg vertelt een zesjarig meis
je: „Ineke, die had een gedicht in d'r
schoen gekregen, en ze hebben het élle-
maal gelezen, juf ook. Het was heel erg
mooi hoor, ik wil ook graag een gedicht
van sinterklaas, ik ga het vragen". Toe
vallig weet ik dat ze het ook heeft ge
kregen. En misschien mag er even aan
toegevoegd worden dat mén de neiging
een zachte réprimande uit te delen via
een rijmpje voor zo'n kleintje beter kan
bedwingen. Geen puk die trots met een
brief van sint geurt waarin staat dat
ze d'r bordje niet leeg eet
In Oostburg hoorde ik deze week een
wat zure vrouw mopperen dat het alle
maal uitgevonden is door de midden
stand etc., iedereen kent de litanie wel.
Er zijn meer mensen die dat brommen.
Laat dat nou een beetje waar zijn. het
is toch. zoals een ongetrouwde
vrouw terecht opmerkte, van onderge
schikt belang. „Dat is een beetje kort
zichtig bekeken hoor, zelf ga ik altijd
naar een getrouwde zuster van me in
Zierikzee. Het ontroert me gewoon, als
je die kleintjes vol overgave hoort zin
gen, zo vals als wat natuurlijk, en je
ziet die gezichtjes als de cadeautjes uit
de gang worden gedragen. Wat kan het
mij scholen dat het een dure tijd is, je
beleeft toch veel plezier aan je geld op
die manier. Mijn zuster koopt trouwens
's zomers al het een en ander in. Voor
haar oudste dochter heeft
kocht, zwarte, dat past ovi
lijk groot cadeautje, en in deze tijd
koopt ze al dat kleine snoepgoed. Op die
manier hoeft ze niet zoveel tegelijk uit
te geven. Ik vind het wel verstandig".
Wat krijgt mama eigenlijk terug van de
kinderen die het geloof in sint zijn ont
wassen? Ja hoor, verrassend veel zeep.
zakdoekjes, haarkammetjes en kop én
schotels. Maar ik heb geen moeder ho
ren zeggen dat ze het niet leuk vond.
De geste, iets alleen te gaan kopen van
hun eigen zakgeld beroert het eerlijke
moederhart immers altijd wel.
Hebt U ook zo'n schoffie dat het hele
jaar een verschrikkelijk grote ketterij
tentoonspreidde en opeens weer zeer in
nig aanhanger is? Het is misschien wel
verstandig te handelen zoals die me
vrouw die zegt: „Uiteindelijk geloven ze
maar een paar jaar echt, en daarvan is
nog een gedeelte waarin ze niet eens
beseffen wat het allemaal is. Ik zeg
maar zo, of-t-ie nou gelooft of niet, laat
ik maar doen of ik hém geloof, wat
geeft het eigenlijk. Het is toch niet al
leen omdat ze iets willen hebben geloof
ik. want pakjesavond is het toch wel.
Misschien is hot meer de angstige maar
fijne verwachting die ze onbewust niet
willen missen".
Zo, het overgrote deel is gelukkig van
plan het heerlijk avondje een wer
kelijk heerlijke avond te laten worden,
waarop alles draait om de benjamin
(nen) in huis en waarvoor die extra
uitgaven best gedaan mogen worden.
Het overgrote deel wel ja.
En laten we hopen dat de enkelingen
die het dreigen met straffen van de
goedheilig man als een leuk ..grapje"
zien gaan begrijpen dat aan het beder
ven van de vreugde van een kind nooit
werkelijk „lol" kan worden beleefd.
Terwille van het fraaie effect wordt
een aantal onderdelen van ons
voedselpakket gekleurd, maar aange
zien het in ons land niet verplicht is
om het gebruik van kleurstoffen of
conserveermiddelen op de produkten
te vermelden, moet de huisvrouw er
maar naar raden. In Duitsland is dat
anders: daar wordt nadrukkelijk op de
verpakkingen vermeld dat het produkt
kunstmatig gekleurd is. Dat kan het
geval zijn bij puddingpoeder-met-een
tintje, bij zuurtjes, vermicelli of be
paalde gebakjes.
Deze verplichting tot vermelding be
staat dus in Nederland niet, maar dat
wil niet zeggen dat de levensmiddelen
industrie frank en vrij met kleurstoffen
en conserveermiddelen mag omsprin
gen! De Nederlandse levensmiddelen
wet regelt het gebruik van dergelijke
„vreemde stoffen" en bepaalt onder
meer dat veelgebruikte levensmiddelen
niet mogen worden gekleurd. Dat zijn
dan brood, aardappels, verse gToenten,
vers fruit, melk en karnemelk, vlees en
vleeswaren en vis. Er zijn wel uitzon
deringen: krentenbrood (dat soms een
mooie gele kleur kan hebben), vruch
ten op sap, bepaalde vissoorten in glas
of blik.
Levensmiddelen die wel gekleurd mo
gen worden, zijn: boter, margarine,
kaas. puddingpoeders, ijs en vermicelli,
sommige soorten jam, limonade en
puddingsaus. ook gebak en suikerwerk.
Verder nog limonadesiropen, vruchten
wijn, tomatenpuree, mosterd, bier,
azijn.
De huisvrouw zal zich wellicht afvra
gen hoe hel met gehakt staat, een in
dit opzicht veelbesproken produkt. Dit
vleesprodukt mag niet gekleurd wor
den, maar wel mag de slager er een
kleurbehoudend middel aan toevoegen
dat verkleuren van het vlees voorkomt.
Beslist niet alle kleurstoffen mogen in
levensmiddelen worden gebruikt Al
leen de kleurstof die onschadelijk is
mag in het voedsel voorkomen en de
levensmiddelen-industrie heeft dan ook
een lijst van toegelaten kleurstoffen
waarop zowel „pure" als synthetische
kleurstoffen voorkomen.
Mijn zolder is oud. Mijn zolder
is tijdloos. De verweerde hone-
balken vormen geheimzinnige
driehoeken tegen het donkere
eikehouten beschot van hef
dak.
Er zit iets machtigs in die mas
sieve balken, die al sinds 200
jaar alle Zeeuwse stormen moe
dig hebben doorstaan. En ze zien
eruit alsof ze in standvastig ver
trouwen nog vele komende
eeuwen zullen trotseren.
Mijn zolder heeft twee vlierinkjes.
Aan de ene kant een eng en
ontoegankelijk vlierinkje. waar we
verder niet meer over praten en aan
de andere kant een vriendelijk vlie
rinkje. Dit vlierinkje is een roman
tisch speelhol voor de jeugd. Myste
rieuze samenzweerders beleggen
hier hun vergaderingen. Er hangt
een lijkwit vaandel met een grijn
zende doodskop erop.
Er wordt poppekast gespeeld onder
de hanebalkjes, die hier veel kleiner
en gaver zijn dan de dikke balken
op moeder-de-zolder. Poppekast met
venijnige heksen die staan te roeren
in koperen potten waarin giftige
kruiden pruttelen.
De kinderen, in bizarre gewaden ge
huld, spelen hier toneel. Maar soms
ook heerst er de knusse sfeer van
een vredig poppenwereldje. Beer en
baby-pop liggen samen zoet te sla
pen in het roze wiegje, de andere
poppen zitten netjes op een rij te
luisteren naar het verhaaltje dat
„Juf voorleest
Mijn zolder is geduldig.
Mijn zolder weet dat ik graag van
alles bewaar en begrijpt dat het
soms wreed is om dingen weg te
gooien.
In een hoekje geschoven staan twee
ouwe potkachels. Ze staan er al ja
ren, koud en leeg en zielig. Hun vu
rig devies: „Je brule tout l'hiver" is
verkild tot leze zinloosheid. Maar
toch, in vroeger jaren hebben ze ons
zoveel warmte gegeven, moeien we
ze dan nu harteloos van de hand
doen? Kom, we laten ze maar stille
tjes staan. De zolder is geduldig
De kmderkleertjes. In de loop van
de jaren zijn er al een heleboel weg
gegeven. Maar daar is dat ene
blauwgeruite overgooiertje met eer.
randje smockwerk. Het heeft al ver
schillende malen bij de stapel „weg
te geven kleertjes" gelegen en iede
re keer werd het weer terug gelegd
in de la. Want als ik dat dingetje
in handen heb dan zie ik mijn doch
tertje weer levendig voor me zoals
ze er uitzag toen ze een jaar of drie
was: parmantig, twee korte vlecht
jes met strikken en 't geruite over
gooiertje aan. Nee, dat overgooiertje
mag niet weg!
Op mijn zolder staan rekken met
rijen zwaarwichtige juridische
boeken. Oude Napoleontische wetten
in verschoten zwarte banden. Ik heb
nog nooit van mijn leven zin gehad
om er nieuwsgierig in te gaan blade
ren.
Iets anders is het met de „Gazette
van Gent" van 100 jaar geleden.
Hele jaargangen gebonden tot lij
vige folianten. Deze lectuur is een
eeuwigdurende verleiding. Op ge
zette tijden namelijk stijgt de vrouw
des huizes op naar haar zolder, be
zield met zindelijke voornemens. Ze
heeft een doekje om het haar ge
knoopt, gooit alle luiken open en
veegt, klopt en stoft alsof haar leven
er van afhangt. Tot ze belandt bij
de „Gazette van Gent". Dan zit ze
een ogenblik later op haar knieën
te lezen en al gauw is ze helemaal
verloren in het verleden. De stof
doek ligt vergeten op de grond.
In de Gazette van Zondag 28
February 1858 leest ze de volgende
advertentie:
MINARD'S - SCHOUWBURG
Het Willemsgenootschap,
Zal eene luisterryke vertooning ge
ven in Minard's Schouwburg, op
Maendag 1 Maert 1858, en bestaende
uit: de duivenmelker, volksdrama.
99 beesten en eer.en boer. en de
Beer en de Pacha, blijspelen; voor-
gegaen door een Groot Concert.
Begin om zes uer stipt.
Nou. nou. vroeger wisten ze van uit
gaan! (Een suggestie voor de ope
ningsvoorstelling van de nieuwe
Schouwburg?
In de Gazette van Maendag-Dvns-
dag 15 en 16 February 1858 'een
deerniswekkend bericht:
„Te Rouen is overleden een ver-
maerd toneelzanger, de heer Darius,
in den ouderdom van honderd dri;
jaren. In 1814 was hy de roilen vsn
baszanger komen vervullen op de
schouwburg van Rouen, on hy zong
er nog in 1822, toen hy 08 jaren oud
was. Hy had toen 80.000 1 ranks ge-
spaerd, waermedc hy rekende stil-
lekens te leven, toen eene failliet
hem alles ontnam. Eonige vrienden
verschaften hem een piaetsken. dat
hy tot op den ouderdom van 100 ja
ren bekleedde. Alstoen in oen gods
huis getreden, stierf hy er over een
paer dagen, na eene korte ziekte.
De heer Darius had tot den laetsten
dag zyne blygcesiigheid behouden."
Ach, die lieve blije heer Darius
Als hij nu had geleefd zou hij
tenminste nog zijn AOWcctjc ge
trokken hebben
Er staan heerlijk theatrale feuille
tons in de Gazette, zoals: „Eene ken
nismaking en hare gevolgen". Het
gaat over een arm weesmeisje, dat
„aen het venster achter bloeiende
muerbloemen van den morgend tot
den avond zat te borduren, teneinde
hare eigen begrafenis te kunnen be
kostigen."
Maar gelukkig maakt ze kennis
In de „Gazette van Gent" raak je
nooit uitgelezen.
De zolder staat vol met kisten en
kasten en koffers en dozen. Vele
dozen met gewichtige etiketten.
Dozen met lapjes en kantjes en zij
den linten.
Dozen met slingers en feestmutsen
en oranje sjerpen.
Dozen met schelpen en fossielen en
vreemde stenen.
Er staat een schildersezel, een kof
fer vol tekengerei en een boetseer-
tafel. Nu is helaas de creatieve
drang in ons gezin niet zo geweldig
dat al deze dingen dagelijks inten
sief gebruikt worden. Maar er gaat
toch iets inspirerends van uit.
Natuurlijk liggen er ook stapels
oude tijdschriften. Want de zolder
is geduldig.
Er is een grote koffer vol verkleed-
kleren. Het pronkstuk van de ver
zameling is een sjieke ouderwetse
vos. Wel een beetje vaal en geha
vend: met maar één oog en kwijt
geraakte achterpootjes, maar even
goed wordt dit bont met veel allure
om jeugdige schoudertjes gedra
peerd.
Kleine jongetjes worden echte ko
ningen, gehuld in fluwelen jak en
zijden mantel, een goudpapieren
kroon op het hoofd.
Kleine meisjes worden deftige da
mes, met rare hoedjes op en veel te
lange rokken waar ze over struike
len.
y u moet niemand denken dat het
alleen maar sentimenteel en
nutteloos is om alles te bewaren.
Vooral nu. in de weken vóór Sinter
klaas geeft een goedgevulde zolder
ontelbare mogelijkheden om allerlei
listige surprises te verzinnen
Wat doe je als je een stout kind hebt
dat altijd de tube lijm wegpikt en
die nooit weer netjes teruglegt op
z'n plaats? Zo tegen 5 december ga
je naar de zolder, je neemt een stuk
karton en een reep behangselpapier
en een grote rode dop en van deze
ingrediënten formeer je een gigan
tische tube. Je doet er een verma
nend gedichtje bij en verstopt in de
tube een lief cadeautje.
In een la liggen stapels Sinterklaas
„gedichten", van jaren her, Vol ver
tedering lees ik ze nu en dan nog
eens over. Daar is dat ene filoso
fische gedicht getiteld: „Tweezaam
is de mens", wal verpakt was bij
een kop en schotel.
Het is verleidelijk om iets te citeren
uit al deze Sinterklaas poëzie, maar
juist de fraaiste rijmen zijn te per
soonlijk om zomaar in de krant te
zetten. Ik neem me voor om ze later
te bundelen voor het nageslacht,
onder de titel „Verzamelde Sinter
klaasgedichten".
Nee, Sinterklaasverzen moet je nooit
wegdoen. Je kunt ze trouwens nog
wel eens gebruiken. Ik heb vorig
jaar bij een pakje voor mijn echt
genoot een vers gedaan wat hij zelf
tien jaren geleden voor mij gemaakt
had. Het gedicht was getypt en paste
best bij mijn cadeau.
Het resultaat was verrassend: Hij
zei argeloos: „Dat is een heel moo;
gedicht. Dat heb je uitstekend ge
daan". Toen keek hij me peinzend
aan en zei: „Het is merkwaardig
hoeveel jij in de loop van de jaren
van mijn stijl overgenomen hebt."
En straks, als het weer Kerst
feest wordt, halen we alle
kerstschatten van de zolder. De gla
zen versierselen, de dozen met den-
neappels, de zilverdistels, het ren
diermos, het kleine blonde moeder
tje Maria met haar kindje en die
ene mooie appel van de ceder van
de Libanon.
Mijn zolder is ruim, en herbergt zo
veel heerlijke dingen! „Wel veel on
derhoud, zo n propvolle zolder", zal
een prozaïsch mens zeggen.
Ach, de hanebalken schamen zich
niet voor een spinnewebje hier en
daar. En het is met de dingen op de
zolder net als met de flessen wijn m
de kelder: Ze móeten eigenlijk over-
togen zijn met een laagje stof