PROFITEREN VAN WIND EN STROOM Zaterdag 7 november 1964 zaterdagnummer T Ja, Wannes kon zich de begrafenis van Koning Willem III nog herinneren. Kort daarop, hij was toen zeventien, ging hij varen bij zijn oom, die beurtschipper was. Na een jaar stierf de oom en Wannes nam het beurtvaartbedrijf over. Met een zeilscheepje van 74 ton voer hij van Sas van Gent naar Rotterdam. „Noe is 't allemaal tuk tuk, motoren hé." Nee varen is geen kunst meer. Omstreeks 1900 moest jc bij stil weer gebruik maken van trekpaarden. In Terneuzen en in Sluiskil had je zo een paar- denboer. Trekken van Terneuzen naar Sas van Gent kostte in die dagen het lieve sommetje van 2,50 en het duurde vier uur; er moest een man mee om het paard weer terug te brengen. Als er een beetje wind stond, ging je laveren, maar daar was je soms uren mee bezig. „Ons ebben vroeger vee gescharreld, mense." Want met laveren door het nauwe kanaal was je soms uren bezig. „Der wordt niet meer gewerkt." We waren 's morgens om vier uur al in de mast, aan het schrabben. Van Terneuzen naar Hansweerf profiteerde men van wind en stroom. Soms dreef je met de stroom de sluis van Hansweert voorbij; dan moest je weer terug zien te komen. Wannes herinnerde zich eens door een onderzeeër naar de haven te zijn teruggesleept. Het paardengeld van Hansweert naar Wemeldinge be droeg 1,50. Wanneer men daar de j 2,50 trekgeld van Sas van Gent naar Terneuzen bij optelt, komt men op een bedrag van vier gulden, terwijl de lading een f 50,opbracht. Het vervoer van een baaltje bloem bracht 5 centen op en de loding wos duizend baaltjes groot. We schrijven noa steeds het jaar 1900. De Walzenmolen van Verschaffel groeide uit tot een groot bedrijf. Na 1900 begint de industrie langs het onaal zich te ontwikkelen, wat weer een uitbreiding van hef transport per beurtschip meebracht Onde gunstige weersomstandigheden duurde de reis naar Rotterdam twee dagen, maar ook wel eens vier dagen. Bij strenge kou viel er niet te varen en zat de beurtschipper thuis Als het enigszins kon, voer de vrouw van de schipper mee Als retourvracht van Rot terdam werd ook weer beurtgoed meegenomen: tabak, suiker, krenten, koffie enz Ook smokkelwaar. Vooral tijdens de eerste wereldoorlog: koffie en jenever, die weer door anderen over de grens gebracht werden voor de Duitsers in België. Aan de grenzen is het altijd goed. Ja, hij had gelukkig gevaren. Het was een hard leven, maar je was toen gauwer tevreden, je wist niet anders. Vrije tijd was er niet. Alleen als het kermis was zorgde je er voor thuis te zijn. Zodra de kermis afgelopen was ging je weer varen ongeacht het aantal borreltjes. Daar verhardde je in. Tegenwoordig is er geen schipperij meer. Varen is geen kunst: 's nachts zijn er lichten, en iedereen die een roer kan vasthouden kan ook varen met een mo tor. Varen in het donker was te vergelijken met lopen in de verduisterde straten in de oorlog. Averij kwam ook voor. Soms brak je een zwaard; dan moest je terug. Het Hollands Diep was een kwaad water voor al voor Willemstad. In zijn tijd was Rotterdam een plezierige stad. Je ging naar de cafeetjes aan de Spaanse kaai. Voor ons schippers was Amsterdam een goeie stad, maar vooral Antwerpen. Dat was een goeie stad voor ieder mens. „Bij het begin van de twintigste eeuw kon men op de Schelde bij Antwerpen nog bijna al onze vroegere typen binnenvaartuigen en vissersschepen ontmoeten" Maurice Seghers was zeventien jaar toen hij te Ant werpen nog alle vroegere typen binnenvaartuigen en vissersschepen, waaronder vele Zeeuwse, ontmoette. Hij heeft deze schepen met grote zorg getekend. Hij was wellicht de laatste die als tekenaar-modelbouwer de getuigen van een heel andere een veel rustiger tijd heeft kunnen vastleggen. Wij hebben voor ons: Schepen op de Schelde, binnen vaartuigen en vissersschepen op de Schelde omstreeks 1900; tekeningen van Maurice Seghers, tekst van R. de Bock Het is een werk, waardoor men pas goed gaat beseffen, wat het staal heeft verdrongen „Nieuw bouw in hout kwam zo goed als niet meer voor en terwijl eeuwenlang overlevering en ervaring de oude scheepstypen en nun tuig steeds meer en meer ver beterd hadden en toch mooie lijnen en schilderach tige versiering hadden weten te bewaren, verdrong hef ijzer radicaal alles wat vroegere tijden ons hadden nagelaten In 1912 werden door het visserijbestuur te Zierikzee ten behoeve van de visserij op de Schelde vergun ningen afgegeven voor 34 hoogaarzen te Boekhoute en voor 89 hoogaarzen en hengsten te Philippine. Het is maar een greep uit de cijfers, die bewijzen hoeveel vissersschepen er nog voeren. Thans zijn er nog drie of vier schepen van Boekhoute (BOU) met als thuis haven Terneuzen. De „mosselaars" van de Wester- schelde, voeren uit van Graauw, Philippine, Boek houte, De Ciinge, Kieidrecht, Breskens en Terneuzen. Tussen beide wereldoorlogen kozen verschillende schepen als gevolg van het verzanden van de havens hun rede in Zeebrugge en Heist, waar vlak bij de vindplaatsen van mosselzaad waren. In het begin van deze eeuw visten Antwerpse schip pers op de Westerschelde tussen Zandvliet en Bath met hun knotsen, een soort schip waartoe ook de tjalk behoort. De toeschouwer kon dan 's morgens te Antwerpen het volgende bemerken: „Vrouwen gingen hem voorbij met volle manden garnaal en krabben, steekwagentjes met mosselen voortsleurend. Zij keer den van de knotsen, waar in de gelapte zeilen nog als de nachtlucht verwijlde, en de gezichten der schippers waren als verdroogd, bruingerimpeld door de zon. Sommigen droegen ringbaarden, in de ooren zilveren ringetjes, en hun lijf zat net gepast in de blauwe trui. Voerlieden reden af en aan, traag men nend het bonkig paardenspan in de logge wagens." Deze beeldende taal kunnen we terug vinden in hel werk van Lode Baekelmans: De doolaar en de weid- sche stad (1904) Op zijn wijze geeft de schrijver weer in de stijl van zijn tijd wat Seghers met de tekenstift heeft gedaan. Tegenover de ongetwijfeld artistieke conceptie van Baekelmans, is het werk van Seghers nauwkeurig en van een documentaire betrouwbaar heid. De vissers voeren vanuit heel wat havens en haventjes langs de Westerschelde en Braakman: Breskens, Boek houte, Philippine, Terneuzen, Hoedekenskerke, Wals oorden, Baalhoek, De Paal, Clinge, en verder op Belgisch gebied: Doel, Lillo, Zandvliet en Kieidrecht Ze zijn er nog, die kleine haventjes zoals Baalhoek en De.Paal, maar waar zijn de vissers gebleven? Van Boekhoute, Philippine en Zandvliet zijn zelfs de ha vens verdwenen. Wat Philippine betreft is er het bijvoegsel van de Middelburgsche met de plaat van Jonan Braakensiek. Een oude en jonge visser, grootvader en kleinzoon, zien we in gesprek met de ministers van financiën en wa terstaat, met op de achterarond: Philippine, een vis sersbootje en landmeters. Op de vraag van de oude visser of ze aan het meten zi|n voor een nieuw kanaal antwoordt de minister van financiën, dat het hier gaat om het inpolderen van schorren. De visser vraagt verder verontrust of er toch nog geld over schiet voor een kanaaltje De bewindsman van waler- staaf antwoordt, met een wedervraag.- „Zou jullie niet kunnen verhuizen?" Maar het ongelooflijke geschiedde: er kwam een ha venkanaal. In de zomer van 1900 werden de nieuwe werken ingewijd met een vlootparade van meer dan 100 schepen, gepavoiseerd en al. De autoriteiten waren aan boord van het jacht der Domeinen en andere autoriteiten stonden met hoge hoeden en deftige zwarte pakken aan de wal. De rhetonsche talenten van meester Wilem den Brok waren uitverkoren om in een vurige rede de blijdschap te vertolken van de inwoners. De bloei is gekomen, maar het einde van de haven was in zicht. De kleinzoon van de oude visser op de tekening van Braakensiek heeft goede zaken kunnen doen, maar diens zoon maakte mee, dat na de eerste wereldoorlog de vaargeul naar de haven steeds meer verzandde. Het was net sein voor de Waterstaats mensen om plannen te beramen. Voor de definitieve afsluiting van de Braakman. Op 30 juni 1952 voer de laatste caisson in hef sluitgat; de Braakman was voor goed afgesloten. „De oude vissers, die hun laatste levensperiode in be rusting sli|ten in het oude dorp, dat uiterlijk en innerli|k zo'n diepgaande structuurverandering heeft onder gaan, kunnen slechts met weemoed spreken over de goede dagen van het Westgat en de Ree", zegt Cor nells in zijn geschiedenis van Philippine De vissers von Philippine zijn nu in Terneuzen ge- sfafionneerd: de schepen dragen met meer het ver trouwde PI Onveranderd is de Westerschelde, waar nog vissers hun bedrijf uitoefenen al zijn ze sterk in aantal afgenomen.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1964 | | pagina 13