I
Met Tarzan door
de linies
Weerstand
Frederik
fort
Hendrik
gebroken
VII oktober
18 t/m 24
1944
Wissel Zeeuws-Vlaanderen
Zaterdag 24 oktober 1964
zaterdagnummer
Twintig jaar is het thans geleden,
dat Zeeland na een verwoede strijd
op de Duitsers langzaam maar ze
ker werd veroverd. Na vijf jaar ge
leden het bekende boek van R. W.
Tompsom „The 85 days" te heb
ben gepubliceerd in een eigen ver
taling schenken wij opnieuw aan
dacht aan de gebeurtenissen in het
najaar van 1944 in deze provincie.
Week na week gaan wij met de
zegevierende geallieerde legers
mee. In onderstaand artikel zijn
o.m. fragmenten verwerkt uit „The
85 days".
ACHTTIEN tot en met 24 oktober 1944. Eén van
de slechtste weken voor „Switchback", de gealli
eerde operatie, die tof doel had de Duitse tegen
stand in de „Zak van Breskens" te breken. Ten
koste van vele doden, tientallen zwaar- en licht
gewonden en het verlies van kostbaar materiaal,
rukten de Canadezen langzaam, maar zeker op.
Dag na dag werden de Duitsers in een
steeds kleiner wordend gebied teruggedrongen.
Het grote doel, dat de Canadezen voor ogen stond
was de verovering van Breskens, de springplank
naar Walcheren. In het begin van de week kreeg
de Negende Canadese Infanteriebrigade opdracht
de vijand te verdrijven uit zijn sterke posities bij
Schoondijke. De Negende Brigade wilde een krach
tige, gespreide aanval ondernemen op de Duitse
stellingen in en om Schoondijke, waarbij tegelijker
tijd Breskens van het oosten uit zou worden aange
vallen. Lichte pantserwagens, zware artillerie en
vliegtuigen zouden de aanval van de infanteristen
krachtig ondersteunen. De Canadezen kregen,
voordat zij één schot hadden gelost, een enorme
klap te incasseren. De S.D. en G.-Hooglanders, die
hun aanval begonnen onder bijzonder gevaarlijke
omstandigheden, werden onder zwaar vuur ge
nomen door de Duitse kanonnen van Vlissingen
en Breskens, zodat ze aan de vooravond van de
aanval reeds ernstige verliezen leden. Mogelijk
door granaatinslag explodeerde een auto met
brandstof voor de vlammenwerpers, waardoor zich
in een wijde omgeving een vuurzee verspreidde, die
tien lichte pantserwagens in brand stak. Vieren
tachtig man, sommigen gedood, anderen over
dekt met brandwonden, werden uit de brandende
wrakken gehaald. Met één klap was het materiaal
voor de aanval op Breskens buiten gevecht gesteld
en de aanvullende troepen hadden ernstige ver
liezen geleden.
]VTa de verovering van IJzendijke, Hoofdplaat en
Biervliet, vorige week twintig jaar geleden,
bleven de Canadezen gestaag oprukken. Op de 21e
oktober, 's morgens om negen uur zetten de S.D. en
G.-Hooglanders de aanval op Breskens in. terwijl
Typhoons op de Duitsers doken en tevens poogden
de kanonnen van Vlissingen buiten werking te stel
len. Een inleidend bombardement van zwaar en su-
perzwaar geschut verhoogde de verwarring onder de
verdedigers. Onmiddellijk na de aanval trokken de
Canadezen de rokende puinhopen van Breskens bin
nen, eens een bloeiende gemeente. De aanblik van
dit zo troosteloos geworden dorp schokte in die late
herfst van 1944 de binnentrekkende troepen. Dit
overtrof alles wat de Canadezen op het gebied van
oorlogsvernietiging waren tegengekomen, inclusief
Caen. Verbijsterende vijanden waggelden uit de tot
ruïnes geworden huizen en kelders. Maar vele verde
digers hadden nog tijdig de wijk genomen naar iets
rustiger gebieden.
De aanval van de Hamilton lichte infanterie op
Schoondijke lokte een aanhoudende uitbarsting van
20-mm geschut uit. Het was duidelijk, dat Eberding,
de Duitse bevelhebber, had besloten elke vierkante
meter te verdedigen. Maar langzaam, beschut door
een sterke achterhoede moest hij terugwijken in de
richting van goed voorbereide stellingen achter het
kanaal ten zuiden van KnokkeHeist. Dinks had
Eberding Retranchement en rechts Sluis. Breskens
was geallieerd bezit, maar het ergste moest nog
komen
Langzaam begon de vijand terug te vallen op Groede,
daarbij beschermd door de kanonnen van het gewel
dige fort Frederik Hendrik en van Vlissingen, waar
door de wegen bijna onbegaanbaar werden voor de
Canadezen. Terwijl de Typhoons van de RA.F. iedere
keer opnieuw de Vlissingense kanonnen tot zwijgen
trachtten te brengen, gingen de Noord (Nova Scotia)
Hooglanders over tot de aanval op het geduchte
fort Frederik Hendrik, ten westen van Breskens. Dat
gebeurde op de morgen van de 22e oktober. Vier
dagen van slopende gevechten werden hier gevoerd.
Dit bastion van zwaar verdedigde bunkers, loopgra
ven, prikkeldraadversperringen en mijnenvelden stel
de de aanvallende troepen voor bijkans onoplosbare
problemen. Telkens weer vielen de Hooglanders met
ware doodsverachting aan, maar telkens weer sloe
gen de Duitsers de aanvallers terug. De vijand wei
gerde ook maar iets af te staan van de linie, die liep
van fort Frederik Hendrik door Schoondijke en van
daar in een diagonaal naar het Leopoldkanaal. Daar
door was Schoondijke als het ware de laatste schar
nier, waarop de Duitse rechterflank terugdraaide
om op Sluis samen te trekken. Alles wat nog over
was van de Duitse 64e veteranendivisie werd in deze
laatste „zak" ingepakt.
/"\P de 23e oktober raakten de Royal Winnipeg
Rifles en de Canadese Schotten bij hun poging
vooruit te komen op de weg naar Groede onder zulk
een hevig vuur uit de kanonnen van het fort Frede
rik Hendrik, dat ze tot staan kwamen en werden
gedwongen een uitputtingsgevecht te beginnen. De
Hnkermiddengroep van de Canadezen, gevormd door
Grimmige bunkers, die twintig jaar gele
den het fort Frederik Hendrik bij Breskens
vormden, ontsieren nog steeds het Zeeuws-
Vlaamse land.
het Régiment de la Chaudière werd zo hevig aange
vallen, dat hun vooruitgeschoven posten volkomen
werden overrompeld. Het bataljon was zonder ver
binding en moest vechten in een soort privé-woestijn,
niet in staat andere te bereiken. Op de 24e werd een
compagnie van dit regiment omsingeld en van de
rest afgesneden. Vijftien mannen wisten zich een
weg door de omsingeling te banen, terwijl drieën
zeventig zich onder leiding van de compagnies
sergeant-majoor ingroeven en zich op een gevecht
tot de laatste man voorbereidden. Pas op de 28e
werden zij ontzet. De Duitsers in fort Frederik Hen
drik vochten tot het bittere einde en trotseerden vier
dagen van de 22e tot en met de 25e alle aan
vallen en bombardementen van de Canadezen. Mid
delzware bommenwerpers overstroomden het fort als
het ware met zware explosieven, terwijl op de grond
series aanvallen werden ondernomen, die alleen wer
den teruggeslagen als ze zwaar machinegeweervuur
of tegenstand van de anti-tankkanonnen uit de ver
sterkte kazematten ontmoetten.
Het waren vier dagen van moordende gevechten.
Rustig, maar vastberaden opereerden kleine groepjes
Canadezen, ze zwommen over sloten en plassen, ze
kropen als mollen door het omgeploegde land. ze
haalden mannen uit hun schuilplaatsen, doodden om
zelf in leven te blijven, en ondermijnden daardoor het
moreel van de uitgeputte verdedigers.
De voortdurende druk op het fort eiste uur voor uur
zijn tol aan mensenlevens. In de avond van de 24e
oktober vertelden een paar juist gevangen genomen
Duitsers, dat er nog 23 verdedigers in het fort wa
ren. De Canadezen lieten hen teruggaan in de hoop,
dat zij hun kameraden zouden kunnen bewegen zich
over te geven. Om half zeven de volgende morgen
kwamen de 23 man met de boodschappers voorop
naar de Canadese stellingen. Zij gaven zich over.
Nog 15 uitgeputte Duitse soldaten werden uit hun
stellingen gehaald. Om half twaalf precies was het
fort in het bezit van de Canadezen. Een vitale fase
in de strijd om Breskens was geëindigd. De Canade
zen konden gaan denken aan de verovering van Wal
cherenDe slotaanval operatie „Infatuate I en
II" en „Vitality I en II" zouden enkele dagen later
van start kunnen gaan.
Inmiddels waren de Canadezen, die vorige week,
twintig jaar geleden, in de meest afschuwelijke ge
vechten waren gewikkeld onder Eede, weer wat ge
vorderd. Zij veroverden Eede en Aardenburg en
oefenden aldus meer druk uit op de rechterflank van
de Duitse verdedigingslinie.
Tn dezelfde periode van 19 tot 25 oktober, dat gru-
welïjke tijdvak waarin het West-Zeeuws-Vlaamse
land werd omgeploegd door de oorlogsmachine, die
periode van een zo onmenselijke strijd om de zuide
lijke oever van de Westerschelde, werd ten oosten
van de provincie Zeeland een even hard gevecht ge
leverd: de slag om Woensdrecht. Na verbitterde ge
vechten kregen de Canadezen de 16e oktober vaste
voet in Woensdrecht. Drie dagen duurden daarna nog
de straatgevechten. Ten slotte kwam ook de weg
Antwerpen-Bergen op Zoom in geallieerde handen en
moest de vijand de hoop op een ontsnappingsroute
opgeven. Onder bescherming van de duisternis trok
ken de Duitsers langzaam terug en bereidden zich op
de gevechten voor in de „hals", de toegang tot Zuid-
Beveland. Op de 24e oktober kon de Tweede Cana-
deze divisie de „hals" indraaien. Daarmee begon voor
deze mannen het laatste bedrijf van de bevrijding der
Scheldemonding, waaraan zij moesten meewerken.
25 oktober 1944: West-Zeeuwsch-Vlaanderen voor
een groot deel veroverd, de toegang tot Zuid-Beve
land bereikt. De volgende fase in de strijd kon star-
Volgende week: Landing bij Baarland-Hoedekensker-
ke. Zuid-Beveland bevrijd, West-Zeeuwsch-Vlaande
ren praktisch geheel gezuiverd.
„Laat ik het maar eerlijk toegevenIk ben
een durfal. Dat weet iedereen hier in de
omgeving. Ze noemen me niet voor niets
„Tarzan". Die naam heb ik in de oorlog
verdiend. Ik was goed twintig, een echte
nozem. Ik durfde alles. In september en
oktober 1944 heb ik me eerst uitgesloofd
voor het Rode Kruis met plezier moet ik
zeggen en later heb ik de Canadezen
mijn diensten aangeboden. Driemaal ben
ik als koerier door de linies gegaan. Soms
floten de kogels rond mijn oren, soms
moest is me zwemmend in veiligheid stel
len. Het deed me niks. Ik ben een ijskoude,
zeg maar gerust een harde".
Joannes F. J. Cauwels, bijgenaamd „Tarzan",
wonende in een vriendelijk huisje aan een dood
lopende zandweg bij Aardenburg, zegt dit zonder
een spier van zijn gezicht te vertrekken. Het is
alsof hij over een ander spreekt, alsof die „ik"
een andere persoon is van wie hij alles afweet.
In Aardenburg hadden ze ons over „Tarzan" Cau-
Wie is Aardenburgse „Tarzan" Joannes F. J.
Cauwels Hij werd 43 jaar geleden uit Neder
landse ouders geboren in Heijst aan Zee (Bel
gië). Drie maanden oud was hij, toen hij met
zijn ouders naar Amerika emigreerde („Daar
leerde ik mijn Engels"). Tot zijn negende woon
de Cauwels in Cleveland in de staat Ohio. In
1930 ging het gezin Cauwels terug naar Aar
denburg. Negentien jaar oud was „Tarzan"
Cauwels, toen de oorlog uitbrak. Als onver
schrokken vrijbuiter was hij min of meer voorbe
stemd om smokkelaar te worden. „Vooral
tabak", verduidelijkt hij. Eenmaal nam hij een
douanebeambte, die hem wilde aanhouden, zijn
pistool af en maakte zich uit de voeten. Later
werd Tarzan gesnapt en ging hij de cel in.
Slechts voor kort, want hij brak zich een weg
naar buiten. Gedurende zes weken in september
en oktober, weken van vuur en staal, was Tar
zan in zijn element. In de jaren na de oorlog
is Cauwels de vrijbuiter gebleven, die hij als
„nozem" van goed twintig was. Wegens boter
smokkel en later een enkele maal wegens
vechten werd hij een goede bekende van de
rechter. De Belgen hebben hem zelfs verboden
nog één voet op hun grondgebied te zetten op
straffe van celstraf. Tarzan steekt het overigens
niet onder stoelen of banken, dat hij heeft
gesmokkeld. „Nu is die periode voorbij", zegt
hij er zelf van. Wat hij thans doet Hij werkt
wat op zijn eigen bedrijf, soms tijdelijk in een
fabriek, gaat soms naar de steun of helpt een
buurman. Soms ook moet hij enkele weken door
brengen in het huis van bewaring. „Hier", zegt
hij, „mijn tijdelijk adres van vorig jaar zomer".
Hij toont een envelop met daarop de woorden:
J. Cauwels, huis van bewaring, Middelburg.
„Dat is nu Tarzan", gaat hij traag glimlachend
verder. „Nog altijd Tarzan", mompelt hij, terwijl
hij zijn vuisten schudt.
wels gezegd: „Het is geen gemakkelijk heer. Hij
bemoeit zich met niemand. Die is zo gesloten als
een oester". Maar tegelijkertijd gaven ze toe: „Het
is een mannetjesputter. Toen in oktober 1944
granaten links en rechts insloegen, was hij als
enige altijd bovengronds. Hij stroopte de weilan
den af op zoek naar gewonde koeien. Die maakte
hij af en het vlees bracht hij rond bij de mensen,
die in veilige schuilkelders zaten. Ja, die stond
voor niks".
Een bewijs, dat Cauwels voor niets stond, vormen
enkele regels in een dagboek van een Canadese
bataljons inlichtingenofficier. Hij schrijft, dat de
Canadezen waardevolle inlichtingen kregen van
een zekere Johannes Franclscus J. Causwells (een
verschrijving van Cauwels), die „de vijand had
verschalkt en verscheidene van hen eigenhandig
had gedood".
„Met dat doden zal het wel loslopen", zei ons
Tarzan Cauwels. die ons vlot een Interview toe
stond. „Ik heb geen enkele Duitser gedood, alleen
misschien indirect mijn medewerking verleend
door het geven van inlichtingen". Joannes F. J.
Cauwels is nu een 43-Jarige (klein) landbouwer,
die hij is de eerste om dat toe te geven nog
weinige van zijn wilde haren heeft verloren.
„Eerst vertel ik je het verhaal van 1944", zegt
hij. „Het begon tijdens de beschieting. Ik meldde
me bij het Rode Kruis „hier is mijn onderschei
ding, die ik later heb gekregen" om gewonden
te vervoeren en in veiligheid te brengen. Ieder
een sliep in een schuilplaats. Alleen Tarzan niet",
merkt hij met e^n vage glimlach op. „Ik ging
gewoon iedere avond naar het huis van mijn
moeder aan Smedekensbrugge. Ik sliep iedere
nacht in mijn eigen bed. Op een morgen bliezen
de Duitsers de brug vlakbij ons huis op. De daar
op volgende dag liggen we onder een zware be
schieting van de Canadezen. Ik naar buiten en
wat rondgeneusd, maar Duitsers zag ik niet meer.
Over een noodbrug ben ik vervolgens de Cana
dezen tegemoet gegaan. Waar nu de grenspost
in Eede is, stond een aantal Canadezen met de
stengun in de aanslag. „Handen omhoog", riepen
ze. Nou. dat deed ik natuurlijk. Ik maakte me
bekend als Nederlands burger en zei, dat de
Duitsers uit Aardenburg vertrokken waren. Ik
vertelde ook, dat ik tussen Aardenburg en Eede
geen enkele Duitser was tegengekomen. De voor
posten, die ik daar bij Eede ontmoette stuurden
me verder achter de linie. Bij een tweede post,
een paar honderd meter naar achter, stond een
jeep me op te wachten, die me naar het hoofd
kwartier tussen Stroobrugge en Maldegem bracht.
Daar heb ik alle inlichtingen gegeven, waarover
ik beschikte. Aardenburg is ontruimd, zei ik. Je
kunt de beschieting nu maar beter stopzetten.
Nou dat is gebeurd. Ze vroegen me of ik met mijn
leven borg wilde staan. Dat heb ik gedaan, ik
wist dat ik niets riskeerde. Maar geloof me, de
Canadezen namen geen halve maatregelen. Ik
moest voorop lopen, zij achter me. met een sten
op mijn rug gericht. Zo hebben we Aardenburg
bevrijd. Mag ik mezelf een beetje de bevrijder
van Aardenburg noemen? Vraag het de mensen
hier, ze zullen je vertellen dat er geen woord van
verzonnen is. Enkele dagen later vroeg de onder
grondse me of ik voor koerier wilde spelen. Ik
moest achter de linies inlichtingen verzamelen
over troepenverplaatsingen en geschutsstellingen.
Ik was direct bereid dat te doen. Driemaal ben
ik door de linies geglipt. Ik deed me altijd voor
als een onnozel boertje. Ik kan met een stalen
gezicht liegen. Een keer kwam ik in moeilijk
heden. Een Duitse patrouille hield me aan tussen
Zuidzande en Sluis. Ik vertelde de Duitsers, dat ik
een evacé uit Aardenburg was, die op weg was
naar de dokter voor een zwaar gewonde. Natuur
lijk werd ik gefouilleerd, maar ze vonden geen
compromitterende papieren bij ma Die zaten vei
lig in een buis van mijn fiets, diep onder het za
del. Zo snugger waren ze niet om daar te kijken.
Wat ik zei, slikten ze als koude pap. Een andere
keer moest ik tussen Oostburg en Draaibrug over
het afwateringskanaal zwemmen, terwijl de ko
gels me om de oren floten. Maar andere keren
ging het altijd gesmeerd. Ik kreeg vooral inlich
tingen van de ondergrondse. Hoewel ik me er
niet bij aangesloten had, wisten ze, dat ze op me
konden vertrouwen en op me rekenen. Al zeg ik
zelf, er was er geen een, die durfde wat ik deed.
Vraag het gerust aan meneer A. v. d. Ameele,
commandant van de ondergrondse in Sluis, die
kan je dat bevestigen. Ik heb verder allerlei in
lichtingen doorgegeven. Bijvoorbeeld, dat de
Duitsers tussen Potjes en Cadzand een schijnop-
stelling van tanks hadden staan. Dat heb ik door
gegeven. Prompt staakten de Canadezen de be
schieting van deze „loze stelling". Verder ben ik
voorbij Groede geweest, tot vlak onder Fort Fre
derik Hendrik. Ik ben er niet binnen geweest. Dat
niet, maar ik wist er alles of bijna alles van".
Als hij met zijn verhaal tot hier is gekomen
springt Tarzan Cauwels plotseling op uit zijn
stoel en rent naar buiten. Met een sprong stort
hij zich tussen zijn vier Engelse setters (moeder
en drie jongen), die wild te keer gaan met een
uit de fietstas van Tarzan „gestolen" trui. „Daar
is hij toch te kostbaar voor", grinnikt Tarzan, als
hij even later terugkomt en de trui met een
zwaai in een stoel gooit. ..Nou ja" vervolgt hij,
„dat was het dan zo'n beetje. Veel heeft het me
niet gedaan. Ik ben een harde.,.."