Zware gevechten in
West-Z.-Vlaanderen
Gevecht in
de polder
VI oktober
11 t/m 17
Zaterdag 17 oktober 1964
zaterdagnummer
Twintig jaar is hst thans gelsden,
dat Zeeland na sen verwoeds strijd
op de Duitsers langzaam maar ze
ker werd vereverd. Na vijf jaar ge
leden het bekende boek van R. W.
Tompsom „The 85 days" te heb
ben gepubliceerd in een eigen ver
taling schenken wij opnieuw aan
dacht aan de gebeurtenissen in het
najaar van 1944 in deze provincie.
Week na week gaan wij met de
zegevierende geallieerde legers
mee. In onderstaand artikel zijn
o.m. fragmenten verwerkt uit „The
85 days".
se ruïne geworden van omgevallen bomen, kra
ters, draad, mijnen, met in elke dijkberm de
vijand ingegraven. Op de zeventiende oktober
raakten de mannen van La Chaudiere ronddwa
lend in deze jungle van oorlogsverwoesting het
contact kwijt met de Queen's Own Rifles. Daarom
besloot overste Lewis, die de achtste brigade
commandeerde er met zijn jeep en chauffeur op
uit te trekken om te kijken of hij er ergens door
kon komen. De andere dag vonden de Queen's
Own Rifles het lichaam van de overste. Het lag
naast de gewonde chauffeur. Het was geen beste
afsluiting van de week. Nog uet op de valreep
viel op de 17e IJzendijke. Juist de dag tevoren
had maarschalk Montgomery op aandrang van
Eisenhower formeel order gegeven de toegang tot
de haven van Antwerpen open te breken.
Al niet veel beter verging het de Canadezen
langs het Leopoldskanaal, die eveneens ver
bitterde gevechten moesten voeren tegen de Duit
sers. In de week van 11 tot en met 17 oktober kon
langzaam maar zeker verruiming worden gegeven
aan het bruggehoofd ten zuiden van Eede. Pas de
dertiende oktober lukte het verder door te breken
naar Eede en de weg naar Aardenburg te berei
ken. Het was een moeizaam bevochten winst van
om en nabij de kilometer. Voor het eerst konden
de mannen, die zich een week lang dag en nacht
vechtend, kruipend en dekking-zoekend hadden
voortbewogen, weer eens opstaan. Ze zagen elk
aar bespat met en doortrokken van modder,
stinkend en vaal. Een week lang hadden zij ge
leefd in een grijze mesthoop van deze onherken
bare, gure wildernis. Een week lang hadden ze
geslapen, gevochten en waren ze doodgedaan.
Maar altijd waren ze nat en volgekoekt met mod
der. Hun aanvankelijk respect voor de vijand had
plaats gemaakt voor een bittere walging vol haat.
De Duitsers hadden zich niet ontzien him eigen
doden met mijnen en booby-traps te beleggen, op
dezelfde wijze, zoals de Japanners dat deden in
de meedogenloze strijd in de Pacific tegen de
beroemd geworden Amerikaanse mariniers. De
gezwollen lichamen van de Duitsers waren door
deze laaghartige houding van hun levende kame
raden even gevaarlijk als die levenden. De licha
men explodeerden als zij werden aangeraakt en
doodden mannen in hun zeldzame ogenblikken van
medelijden.
Toen Eede ten slotte was bereikt, bleek het land,
dat er na kwam vol met verraderlijke mijnen
te zitten. Verborgen draden veroorzaakten ex
plosies, waarbij stukken modder en stukken staal
overal rondvlogen. Op de 14e oktober gaf de
Duitse generaal Eberding een dagorder uit, waar
in hij in niet mis te verstane woorden zei, dat de
divisie moest standhouden of sterven. Een alter
natief was er niet. De namen van deserteurs zou
den worden doorgegeven aan de bevolking thuis,
zodat daar de naaste familieleden zouden worden
beschouwd als verraders van het Duitse volk! De
dag tevoren was in het hart van Antwerpen de
eerste V 2 neergekomen, dood en verderf zaaiend
onder de bevolking. Deze V 2 was de voorbode
van een stoet, die de geest der bevolking op de
proef zou stellen tot de zege van de Slag om de
Schelde zou zijn bevochten.
Hoe verging het inmiddels op de rechterflank,
waar de Canadezen probeerden de toegang te
forceren tot de hals van Zuid-Beveland? De strijd
was hier al even verbitterd als in West-Zeeuwsch-
Vlaanderen. Slechts moeizaam vorderden de Ca
nadezen. Pas in de loop van 16 oktober verover
den zij het op een hoogte gelegen Woensdrecht,
na een week lang van moordende gevechten in
de bossen rondom Woensdrecht. Maar het ergste
zou nog moeten komen. Zuid-Beveland was nog
lang niet bevrijd. West-Zeeuwsch-Vlaanderen was
nu bijna voor de helft veroverd.
Volgende week: slechte week voor operatie
Switchback en Breskens bevrijd.
geboekt. Aan het eind van de week bevonden
zich drie complete brigades in West-Zeeuwsch-
Vlaanderen.
rve dag, nadat de Nova Scotia Hooglanders en
^Canadese Hamilton lichte infanterie op 9 okto
ber voet aan West-Zeeuw-Vlaamse wal hadden ge
zet bij Hoofdplaat sloeg' t herfstweer om. 't Werd
van de ene op de andere dag winter. Eerst viel
er een koude motregen, die later overging in
zware buien, waardoor het uitzicht tot nul werd
gereduceerd. Regenvlagen geselden het vlakke
land en deden vriend en vijand diep wegduiken in
hun jassen. Niettemin bleven de Canadezen in de
aanval en probeerden de Duitsers iedere centi
meter grond te behouden.
Het was de eerste 48 uur na de aanval moeilijk
een bepaalde lijn in de slag te ontdekken. Tegen
de middag van de 11e oktober bracht de vijand
motorboten, voorzien van geschut, in het gevecht.
Zij opereerden vanuit de Schelde bij Hoofdplaat.
Voor het onderhouden van een geregelde pendel
dienst over de Braakman was het zaak, dat deze
vijandelijke eenheden uit elkaar werden gejaagd
en vernietigd. Dat was een kolfje naar de hand
van de Spitfires, die jankend uit de grijze lucht
kwamen gevallen. Zij maakten spoedig een einde
aan het gedurfde optreden van de Duitse marine
mannen. Laat in de middag van de elfde oktober
werd de eerste geallieerde aanval door de Hamil
ton lichte infanterie, geland bij codepunt AMBER
op Biervliet ondernomen. De Canadezen won
nen langzaam maar zeker terrein. Toch waren er
geen tekenen, die er op wezen, dat de vijand wer
kelijk toegaf. Kleine Duitse groepen lagen overal
op de loer, gereed om onverwacht toe te slaan.
Onschuldig uitziende klampen met bieten veran
derden plotseling in helse machines, toen verbor
gen 20-mm geschut begon te vuren. Hooioppers
vlogen als vanzelf de lucht in en voor de ver
moeide aanvallers aantrekkelijke balen droog stro
bleken gemene booby-traps, dodelijk voor ieder,
die er mee in aanraking kwam.
Maar de aanval moest worden doorgezet, het
bruggehoofd uitgebreid en daarom werden
meer verse troepen aangevoerd. Een punt in het
nadeel van de geallieerden was, dat op 12 oktober
een stormachtige wind opstak, die het Braakman-
water zo hevig opzweepte, dat de Buffalo's
en Terrapins twee dagen en twee nachten niet
konden uitvaren.
Vrijdag dertien oktober was een „zwarte vrijdag"
voor de geallieerden op dit kleine stukje oorlogs
terrein aan de zuidelijke Scheldeover. De Hamil
ton lichte infanterie, die probeerde door te stoten
naar het midden van West-Zeeuwsch-Vlaanderen,
kreeg zelfs in de St.-Pieterspolder een aanval van
de eigen luchtmacht te weerstaan. Men had niet
verwacht, dat de mannen al zover naar het westen
waren opgerukt
Na die „zwarte vrijdag" begon het er echter lang
zamerhand een beetje rooskleuriger ui' te zien.
Het weer werd beter en de „veerdienst" over de
Braakman poogde niet zonder succes de verloren
tijd weer in te halen. Er werden vorderingen ge
maakt en vijandelijke tegenaanvallen begonnen
zwakker te worden. Het terrein, dat de Duitsers
verloren, langzaam en uur voor uur, dag voor
dag, verloren zij voor altijd! Ze klemden zich
vast aan alles, wat maar mogelijk was. Ze lagen
ingegraven in de dijken en schoten nog door
nadat ze reeds waren overrompeld of zelfs
gevangen genomen.
Op de 14e oktober was het zover, dat drie com
plete brigades in West-Zeeuwsch-Vlaanderen
met de vijand in gevecht waren. De Duitsers
vochten toen niet meer bewust om Breskens of
welke sleutelpositie ook om in hun bezit te hou
den: zij vochten eenvoudig en alleen om zich te
verdedigen....
Het Régiment de la Chaudière was de veertien
de oktober aan land gezet om via Pyramide druk
uit te oefenen op de zuidelijke frontlijn, terwijl te
gelijkertijd de Queen's Own Rifles voortploeter
den naar IJzendijke. Het land was tot een duivel
Een beeld van de vernielingen in Breskens.
De loodsen bij de haven waren door het oor
logsgeweld zwaar beschadigd.
De strijd om het bezit van de Scheldemonding vol
trok zich tot ultimo oktober 1944 vrijwel alleen
op grondgebied van West-Zeeuwsch-Vlaanderen.
Bijna een maand duurden de gevechten tussen op
rukkende Canadezen en hardnekkig verdedigende
Duitsers. In die weken van oorlogsgeweld werden
vele dorpen veranderd in puinhopen, de akkers
omwoeld en de wegen zwaar beschadigd. Nadat
in de week van 4 tot en met tien oktober de vijan
delijkheden waren geopend, luidde de elfde ok
tober een week van zware, slopende gevechten in.
Genadeloos werd om iedere vierkante meter grond
gevochten: de Duitsers verdedigden zich met de
moed der wanhoop, terwijl de Canadezen mede
dank zij de steun uit de lucht met een overmacht
van wapenen en mannen als terriers vochten. In
de oorlogsweek van 11 tot en met 17 oktober
1944, afgelopen week twintig jaar geleden, wer
den drie plaatsen bevrijd: Biervliet de elfde okto
ber, het gehucht Driewegen bij Biervliet 14 okto
ber, Hoofdplaat 16 oktober en IJzendijke 17 okto
ber. Bij Eede had zich een sterk bruggehoofd ge
vormd, van waaruit mede de aanval op de „Zak
van Breskens" werd ingezet. Dat was alle winst,
die de geallieerden in deze oorlogsweek hadden
Een smalle coupure in de dijk voert ons de
polder binnen. Hij is lang en smal. De
meeste akkers liggen er grauw en eenzaam
bij. Slechts een paar bietenvelden geven
wat kleur aan de polder. Op een van deze
akkers scheppen twee mannen zwijgend
bieten op een lage landbouwwagen, waar
voor een tot rust gekomen tractor staat.
Eén van de mannen is landbouwer E. On-
genae (65) uit Biervliet. Ruim twintig
jaar geleden stond hij ook tussen de bie
ten in de polder. Alleen waren de omstan
digheden toen anders. Geheel anders
Een vergeten brok land, ruw gevat tussen de
forse Scheldezeedijk, de oude westelijke zee
dijk van de Braakman en de nieuwe snelweg
naar de Braakman. Dat is het gebied, waar de
Canadezen twintig jaar geleden in moordende
gevechten waren gewikkeld met de Duitsers.
Nu, twintig jaar later, is het land weinig ver
anderd, steenslag, kinderkopjes en asfalt vor
men de wegen, soms onderlangs de dijken,
soms er bovenop. De blinkende, vette klei lijkt
samen te vloeien met de loodgrijze lucht. Kris,
kras voeren de dijken door dit land, gemar
keerd door twee, drie of zelfs vier rijen popu
lieren. Verspreid liggen de huizen en eenzame
boerenhoeven. Een land, zoals Marsman het
heeft beschreven: een oneindig laagland...
rijen ondenkbare ijle populieren als hoge plui
men aan de einder... boerderijen, verspreid
door het land, boomgroepen, dorpen, geknot
te toren, kerken en olmen in één groot ver
band... de lucht hangt er laag en de zon wordt
er langzaam in grijze, veelkleurige dampen ge
smoord..."
Dit land, gevechtsterrein in het najaar van
1944. Men kan het zich levendig voorstellen,
vandaag, twintig jaar later. Diepe sloten schei
den de akkers, hier vonden de Duitsers beschut
ting tegen de aanvallers. De binnendijken zijn
hoog en fors; wat er achter ligt houden zij zorg
vuldig verborgen. Zo was het in 1944, zo is het
thans. Het is een vruchtbaar land voor boer en
tuinder, maar ook een verraderlijk land. Dat
ondervonden de bevrijders in de maand okto
ber 1944. Dat ondervond ook de thans 65-
jarige landbouwer E. Ongenae uit Biervliet die
vijf dagen midden in hef oorlogsgeweld zat.
Ik zal graag wal over die tijd vertellen", zegt
de heer Ongenae. „Ik vind het eigenlijk wel
mooi, dat de gebeurtenissen van 1944 in her
innering worden gebracht. Kom vanmiddag maar
langs", 's Middags vertelt hij zijn eigen ervaringen
gedurende de spannende oorlogsdagen in de week
van 11 tot en met 17 oktober. Hel is het verhaal
van een man, die tegen zijn wil midden in het
oorlogsgeweld terecht komt. In die rustige uit
hoek onder de Schelde- en Braakmandijk was de
oorlog verre gebleven, al was de bedrijvigheid
van de Duitsers niet aan boer Ongenae ontsnapt.
„Ja ze hadden hier sterke posities", merkte hij op.
„Bij ons waren zes Duitsers ingekwartierd. Het
waren brave jongens. Ze waren nooit lastig en ei
sen hadden ze niet. In vertrouwelijke ogenblikken
kwamen ze bij me en dan zeiden ze: „Wir allen
kaput". Ze waren uitgerust met geweren en hand
granaten. Ze hadden echt geen zin in vechten,
maar ze moesten. Toen de nood aan de man
kwam, hebben ze inderdaad gevochten. Een van
hen heb ik later teruggezien. Dood. Er lagen
tientallen dode Duitsers in de polder, voornamelijk
in de sloten, waar ze dekking hadden gezocht Ze
waren gemitrailleerd door overvliegende Spitfires.
Het was een afschuwelijk gezicht". De heer On
genae was de enige, die met zijn gezin in de pol
der bleef, nadat de geallieerden bij de Paulinaha-
ven en aan de zgn. Appelzak waren geland. Hij
zat op zo'n vijf, zeshonderd meter In vogelvlucht
van de zeedijk verwijderd. In de vroege morgen
van 9 oktober 1944 landden daar Canadese troe
pen en weinige ogenblikken later was de tevoren
zo rustige polder veranderd in een heksenketel.
Vlammen spoten uit verborgen vuurmonden, gra
naten gierden, ontploffingen dreunden. „He*, was
een verschrikking", herinnert Ongenae zich. „Niet
alleen de eerste dag. maar ook de volgende vier.
vijf dagen. Als je me vraagt op welke dag we be
vrijd zijn. dan moet ik Je het antwoord schuldig
blijven. Meestent ijd zaten we in de kelder onder
ons huis, dat gelukkig in een open deel van de
polder stond. Er was geen dekking rondom en
daarom hadden de Duitsers bij ons in de buurt
geen stellingen betrokken. Alle boerderijen in de
Beukelspolder zijn in vlammen opgegaan. De een
na de ander werd in brand geschoten. Ik dacht
steeds: Nu is het onze buurt, maar wonderlijk ge
noeg werd onze boerderij niet getroffen. We zaten
met zijn negenen in de schuilkelder; niet één van
ons liep een schrammetje op. Maar nogmaals, ik
weet echt niet meer wanneer we bevrijd zijn. Het
bijhouden van de dagen der week, was in de vier
vijf dagen het minst belangrijke".
Landbouwer Ongenae. nu woonachtig in een
vriendelijk huisje aan de Singel in Biervliet een
van zijn zoons beheert het bedrijf in de Beukels
polder zag de Canadezen en Duitsers in de
polder vechten. Hij vertelt van een Oostenrijks
soldaat, die was gedeserteerd en die een veilig
heenkomen had gezocht in een hooiberg. De kin
deren van landbouwer Ongenae brachten de man
regelmatig voedsel. Het leek er op, dat hij hier
rustig op zijn gevangenneming door de Canadezen
kon wachten. Maar het kwam anders uit. Een
groepje patrouillerende Duitsers zocht op een ge
geven moment dekking ln de vlakke polder. Uit
gerekend de hooiopper zochten zij als schuilplaats
op. De gedeserteerde Oostenrijker werd geen par
don gegeven. ..Ze staken hem dood met een bajo
net". zegt de heer Ongenae met afgrijzen in zijn
stem.
In de nacht van 9 oktober wist Ongenae al spoe
dig, dat er iets aan de hand was. „Van zee uit
hoorden we dof gedreun van motoren. Dat
konden niets anders dan landingsschepen zijn",
zegt hij ervan. Even later werd het duidelijk, dat
de geallieerden hier poogden voet aan wal te zet
ten. Van achter Biervliet, van Breskens. van Vlis-
singen werden de kanonnen van de Duitsers op
het invasiegebied gericht ..Tienduizenden, ja hon
derdduizenden granaten zijn hier neergekomen. De
grond was bedekt met kraters en vrijwel alle hui
zen en schuren waren verwoest. De meeste schrik
kregen we van overvliegende mortieren, die je
met hun angstaanjagend sissen geluid als het
ware verlamden. Op die dingen hadden we het
niet begrepen. Als je het achteraf beschouwt, dan
vraag je je af hoe je er ooit het leven hebt afge
bracht", merkt hij peinzend op.
Toen de Canadezen kwamen, herinnert zich de
heer Ongenae. gingen ze uiterst omzichtig te
werk. „Het was een troepje van acht man. dat
het erf op kwam. Met het geweer ln de aanslag
doorzochten ze het huis en de schuur. Ze groeven
onmiddellijk een schuttersputje, iedere minuut
bedacht op een tegenaanval van de Duitsers Ze
zagen er vreselijk uit. de Canadezen, die ons be
vrijdden. Hun kleren waren gescheurd en ze zaten
onder de modder. Het leken me woeste kerels, zo
met hun geweer in de aanslag vóór ons. Gelukkig
hadden we een evacué in huis. die een mondjevol
Engels sprak. Dat scheelde. Het bleken heel ge
schikte kerels te zijn Alleen waren ze net zo
bang voor de Duitsers als deze voor hen. Ik kan
het best begrijpen. Hun ervaringen in de polder
waren nu niet zo best".
Landbouwer Ongenae beaamt, dat er hard en mee
dogenloos is gevochten in de polder. „Maar het
verhaal van de bieten klampen, die plotseling be
gonnen te vuren is beslist niet waar", zegt hij.
„Op het moment van de geallieerde landing waren
er nog geen bieten gerooid. Daarmee zgn we pas
enkele dagen na de bevrijding begonnen. Ik zou
het niet zo goed weten, als ik niet de eerste was
geweest, die met bietenrooien begon. Elders kan
zoiets zijn gebeurd, maar beslist niet hier in de
buurt Neem dat maar van mij aan".
De vier, vijf verschrikkelijke oorlogsdagen samen
vattend zegt Ongenae: „We hebben in een hel ge
leefd. Het is gewoon een wonder, dat je er levend
uitkomt".