NIEUW WONEN Gouden draad door avondmode ik o m 71 7\ 73 Zeepje? Huisvrouw: stiefkind van de rechniek DE KROON VAN KAREL Vrijdag 16 oktober 1964 DAT KAREL de Grote de grootste van alle auto's in de garage is, weet natuurlijk ieder een. Daar heb je geen meetlat voor nodig. Maar dat hij ook de meest verstandige van allemaal is, dat weet,niet iedereen. En ieder een luistert ook naar hem, want per slot van rekening is Karei de Grote een auto die alle wegen kent tot ver in het buitenland. Vooral nadat Karei zijn kroon heeft gekregen, kij ken de auto's nog meer tegen hem op. Dat is nog niet zo lang geleden gebeurd. Klaas zijn chauf feur had het bedacht. Een auto als Karei de Grote rijdt natuurlijk nooit leeg langs de weg; altijd op pad met een volgeladen achterbak, dat snap je. Maar nu gebeurde het wel dat er net één ding niet meer bij kon in die achterbakbijvoorbeeld een groot schilderij of een vloerkleed of een paar balen turf molm voor de mevrouw van de kattenwinkel in het dorp. En daar bedacht Klaas iets op. Een hele poos stond hij met een diepe rimpel in zijn voorhoofd naar zijn wagen te kijken. „Moet je zien", zei hij tegen Basje. die naast hem stond, „dat dakje van de cabine, zie je dat" Basje knikte. „Nou", zei Klaas, „als je daar nou eens een klein hekje op maakte, precies langs de randen, begrijp je, dan had je nog een mooi plekje om allerlei pakjes op vast te sjorren". „Tja", zei Basjes vader, „en we zullen ook een paar lichtjes op het hekje moeten maken. Dat wil de politie. Dan kunnen andere automobilisten zien hoe hoog de auto is die ze in het donker tegemoet komt". Annabel die stond te kijken terwijl de monteurs de maat van het dakje namen, riep tegen Karei: „En we vragen of ze het hekje goud schilderen, je zult zien dat het dan precies een kroon lijkt. De kroon van Karei de Grote! En die lichtjes worden dan diamanten in jouw kroon, Karei!" En had ze dat nou maar niet gezegd; want van die dag af werd Karei de Grote een andere auto. Hij kreeg het hoog in zijn bol. „Een kroon", zei hij tegen de andere auto's „ik krijg een kroon. Voortaan moeten jullie mij majesteit noe men". De andere auto's snorden van het lachen, want ze dachten dat Karei maar een grapje maakte, maar nee hoor, niks ervan. Toen het hekje van goud op het dak van zijn cabine was gemonteerd en toen hij zijn nieuwe lichtjes zag weerspiegelen in de tegels van het washok, was Karei de Grote niet meer te houden. „Een koning, ik ben een koning", ronkte hij tegen iedereen. En als iemand iets zeggen wilde gromde hij: „Mond houden. De koning spreekt!" Echte gevaarlijke toeren begon hij uit te halen; hij liet zijn motor veel te hard lopen, zodat die er van kraakte en piepte. En dat deed Karei alleen omdat hij niet uit kon staan dat er ander auto's passeerden. „Dat iemand zó veranderen kan", zei Buts treurig, „weet je nog hoe gezellig het altijd was als Karei terugkwam van een grote tocht en ons zijn avontu ren vertelde?" „En voor iedereen altijd een aardig woordje", zei Fluffle zacht, „en nu...". Ja, nu... Als Karei de Grote de garage binnenstoof was iedereen stil van schrik. Op een plek waar olie gemorst was wilde hij niet staan, het nachtlampje moest weerspiegelen in de lichtjes van zijn kroon en er mocht niet gefluisterd of gepraat worden, want Karei moest nadenken over het koning-zijn. En knorrig dat hfl was, knorrig! Maar toen op een dag gebeurde er Iets. Zonder iemand goeiendag te zeggen was Karei 's mor gens de garage uitgereden. Hij was in een slecht humeur, want de lucht was grijs en hij kon zijn gouden kroon dus niet in de zon laten weerspiege len. Nog wilder en bozer dan anders schetterde zijn toeter over de weg: „Opzij, opzij, ik ben de koning". De brugwachter die net de bomen voor de brug wou sluiten moest met een grote sprong achteruit schie ten, want Karei had geen zin om voor de open brug te wachten en stoof nog net voor de boom omlaag kwam langs. Een brommer moest in de berm duiken, omdat Karei net een auto paseerde, die bezig was opzij te gaan voor de brommer. En toen kwam het viaduct. Vroe ger was Karei de Grote daar wel honderd keer on derdoor gegaan. Het bord dat waarschuwde voor het viaduct kwam, kende hij uit zijn hoofd. „Viaduct", stond erop, „hoogte vier meter vijftig". Karei de Grote was altijd vier meter vijfenveertig hoog geweest en had er altijd met gemak onderdoor gereden. Hij had er zelfs nog nooit bij nagedacht. Dat deed hij nu ook niet. Hij merkte pas iets toen hij het bord al voorbij was. Een vriendelijke oude vrachtwagen met wie hij vroeger dagenlang opge trokken had, begon hard te loeteren achter hem. „Wat zullen we nou hebben?" gromde Karei, „wil die ouwe brik mjj voorbij?" „Karei! Karei!", toeterde de vrachtwagen, „je moet stoppen. Karei, je kunt niet onder dat viaduct door. Neem de buitenweg!" „Dan gaat het"1 viaduct maar voor mij opzij!", schreeuwde Karei nog en tegelijk raasde hij op de brug over de weg af. Gekraak... het snerpen van ijzer dat scheurt... het piepen van remmen en het verschrikte getoeter van de auto's achter Karei, die zijn gouden kroon in stukken op de weg zagen val len. En Karei zelf? Met zijn kapotte dak en de draden van zijn lichtjes slordig langs zijn voorruit bunge lend, stond hij te trillen aan de kant van de weg. „Karei! Hoe kon je dat doen? Hoe kón je dat nou toch doen?", hijgde zijn oude vriend, de vrachtwagen, die naast hem stilstond. „Ik weet het niet", zei Karei, „ik weet het werkelijk niet. Het lijkt wel of het me in m'n bol geslagen was met die kroon op m'n dak! O, wat heb ik gek gedaan! En al mijn vrienden die me alleen maar aan keken en niets meer van me begrepenIk moet gauw naar ze toe!" En dat gebeurde ook. Een kwartier later reed Karei langzaam de garage binnen. „Zeg maar niets", zei hij tegen de verschrikte auto's, „ik weet zelf al hoe ik me heb aangesteld. Maar nu is het afgelopen hoor. Nu ben ik gewoon weer Karei, al zetten ze me ook tien kronen op m'n hoofd". En daar was iedereen zo blij om dat ze maar niets meer vroegen. (Wordt vervolgd) "i C33l| -=^yx. De Scandinaviërs en met name de Denen en de Zweden hebben sinds jaar en dag de reputatie meesters te zijn op het terrein van het goede ei gentijdse meubel. Ze hebben die repu tatie weer bevestigd op „Wonen 1965", de deze maand in Utrecht ge houden zesde nationale beurs voor woninginrichting waar, naast bekende Nederlandse meubelontwerpers en vooraanstaande Nederlandse fabrie ken op woninginrichtingsgebied, ook zes andere Europese landen acte de présence gaven. Bij die zes waren dan ook weer de De nen en de Zweden, met een verza meling inderdaad bewonderenswaardige produkten. Maar het moet onmiddellijk gezegd worden dat op deze zesde natio nale beurs-voor-de-particulier ook Ne derland over het algemeen goed voor de dag kwam. Er was gelukkig maar wei nig te bespeuren van de talrijke droevi ge compromissen tussen conventioneel en modern waarmee de Europese vak beurzen op het ogenblik overspoeld worden al ontbrak het „romantische" hoekje niet, met zijn op allerlei klassie ke stijlen geïnspireerd meubilair en zijn „gezelligheidsmeubelen" met stroken en schotsgeruite bekledingen. Afgezien van dat klein territorium (waar men zich altijd afvraagt.hoe de mens-van-vandaag dergelijke meubelen in z'n flatwoninkje weet onder te bren gen!) was er ook van Nederlandse bo dem goed eigentijds meubilair te zien, met name van de fabrieken die op dit gebied nog altijd min of meer een „pio- niprsnflflm" hphhpn niersnaam" hebben. Er waren bijvoorbeeld verantwoorde en smaakvolle oplossingen van het ruimtegebrek-probleem, zoals een recht lijnige bank die met felkleurige grofge- weven stof was bekleed en aan éen kant izonder armleuning) aansloot aan een boekenmeubel. Grofgeweven stoffen worden trouwens veel verwerkt op het ogenblik, naast leer (echt of synthe tisch), en tricotnylon. Kleuren: diep blauw, groen en zwart, daarnaast ook wit en grijs. Bij de materialen overheerst palissan der; het is een houtsoort waarnaar mo menteel enorm veel vraag is. De meu belindustrie blijkt minder gelukkig te zijn met die grote vraag, want de leve ring van palissander ligt aan banden doordat in Brazilië (geboorteland van deze fraaie houtsoort) een kapverbod geldt Naast palissander ziet men ook nog teak. verder veel lichte tot zeer lichte en ook veel witgelakte houtsoorten. Po ten en voeten van tafels en stoelen zijn •vaak van chroom waarmee exclusieve resultaten kunnen worden bereikt. In de moderne slaapkamer wordt veel hout toegepast, een wand van hout achter het hoofdeinde van de bedden kan door lopen in een zijwand waarin bergkast- jes, laden en toilettafel opgenomen zijn. Een idee dat veel bergruimte in de slaapkamer verschaft en bovendien bij gebruik van een mooie houtsoort een neel warm effect heeft. Heel geslaagd zijn ook sommige bank stellen en bijbehorende fauteuils met losse kussens die zo'n heerlijk-non chalante indruk maken, daarbij uiterst combortabel zijn en ondanks hun non chalance toch hun idee van „straklijnig- heid" weten te behouden. Sommige heb ben zwenkwielen waardoor ze verbluf fend gemakkelijk kunnen meedraaien met de bewegingen van degene die erin zit. Op „Wonen 1965" was de beroemde kin dercrèche van de Deense ontwerpster Nanna Ditzel weer een grote trekpleis ter, temeer daar het uiterst mobiele in terieur van deze crèche in de praktijk beproefd mocht worden door de kinde ren van de bezoekers. Vrijwel ieder on derdeel van dit beroemde (ook in Ne derland te koop zijnde) kindermeubilair heeft een tweeledige functie: het is meubel én speelgoed. Op meubelgebied weten de Denen soms originele oplossingen te vinden voor wat men het „bijzettafel-probleem" zou kun nen noemen. Ze maken bijvoorbeeld een enorme palissander kubus waaruit met enkele handgrepen een aantal fragiele bijzettafeltjes tevoorschijn kan worden gehaald. Of een kleine sierlijke palis sander tafel die op een ladenkastje lijkt, maar ook al bijzettafeltjes blijkt te ver bergen drie stuks die met een enkele handbeweging kunnen worden uitge klapt. Deze „mobiele" zit-slaapkomer is een Nederlands idee: hel bed kan verplaatst worden doordat het hoofdeind geen poten heeft, maar heen en weer kan schuiven over een houten stellage die op zichzelf weer een onderdeel van de bergruimte in deze kamer uit maakt. SEDERT enige tijd heeft Nederland een Havermout Voorlichtings Bureau dat acte de présence geeft in de „voorlichtingshoek" van beurzen en tentoonstellingen en intussen naarstig nieuwe havermoutrecepten com- pononeert. Voor huisvrouwen die alles van havermout willen weten is hier hef adres van het bureau: postbus 9019, Amsterdam-W 3. En om dat het paprikatijd is geven we U meteen het recept van het Hovermout Voorlichtings Bureau voor paprikagehokt: meng drie ons varkensgehakt met twee ons rundgehakt en een losgeklopt ei, vijftig gram havermout, een fijngesnipperd uitje, twee eetlepels fijngesneden paprika, twee eet lepels melk, wat peper, zout en nootmuskaat. Braad van deze melange op de gebruikelijke manier gehaktballen die voor het opdienen met een paar dunne reepjes paprika gegarneerd worden. EEN VAN de aardigste kosmetische snufjes van het ogenblik is het „zeepdier", een poesje, haasje, kuikentje of wat dan ook van zeep dat de heel merkwaardige eigenschap heeft, een vachtje te kunnen krijgen. Een vachtje van „zeepharen" dan altijd dat begint te groeien zo gauw het beestje uit de verpakking is gehaald en aan de lucht wordt bloot gesteld. Groot en klein kunnen er uren naar kijken. Goat het nieuwtje er tenslotte af, dan kan het zeepdier de weg-van-alle-zeep gaan en voor het daaglijks kleuterbad worden gebruikt. MAYONAISE en slasaus zijn te koop in zoveel verschillende merken, ver pakkingen en prijzen dat prijsvergelijking voor de consument vrijwel on mogelijk is. Om de Nederlandse huisvrouw althans enigszins wegwijs te maken in dit woud van verschillende inhoudsmaten en prijzen, hebben de gezamenlijke consumentenorganisaties een prijzenvergelijkend over zicht van mayonaises en slasausen samengesteld. Voornaamste con clusies: wie veel mayonaise gebruikt is aanmerkelijk goedkoper uit met het kopen van potten inplaats van tubes; bij de slasausen zijn de grotere flessen voordeliger dan de kleinere verpakkingen. Aangezien de houd baarheid van de pjodukten niet op de verpakkingen vermeld staat, wordt aangeraden om voor niet meer dan hoogstens twee maanden tegelijk te kopen en de produkten koel en donker te bewaren. AAN KONINGIN Victoria hebben de bewoners van Londen het te dan ken, dat ze op mooie dagen een zitje kunnen vinden in de parken van de Britse hoofdstad. Deze vorstin gaf namelijk aldus een lezer van het v/eekblad Woman's Realm als blijk van waardering voor jaren lange trouwe dienst aan een van haar personeelsleden enkele honder den stoelen, vergezeld van de permissie om de zetels in Hyde Park aan het publiek te verhuren. Een voorbeeld dat tot zoveel navolging prik kelde dat het uitgroeide tot de „business" op dit gebied van vandaag- de-dag. MENIG modeontwerper heeft dit najaar een „gouden" Idee in zijn collectie verwerkt. Dat kan tegenwoordig dank zij de moderne glan zende metaalgarens die niet kunnen oxyde- ren en waarmee allerlei stoffen doorweven worden: van de delicate zijde tot de robuuste wollen tweed. De fabrikanten van deze glimmende lurex- garens kwamen dit najaar voor de dag met diverse nieuwe meerkleurige garens. Letter lijk alle kleuren van de regenboog zijn aan wezig: parelmoer en groen, rood roze en blauw. Brons- en kopertinten zijn er desgewenst ook - dit alles verweven in zijde en kant, in crêpes en jersey's, in ijne en grove wollen stoffen. Tot welke creaties deze glansgarens sommige modeontwerpers vermochten te inspireren is te zien op bijstaande foto's: links een avond jas van zwarte waterafstotende zijde met gondeffecten van lurex, rechts een avondge waad dat geïnspireerd lijkt op de Japanse kimono en met gouden lurex-bloempatronen geborduurd werd. De ideeën zijn respectievelijk van de Parijse modehuizen Laroohe en Grès. Grote sortering BONTMANTELS Voor kwaliteit en afwerking staan wij garant Breda - Eindstr. 14 - Tel. 310S6 Niemand zal durven beweren dat de huis vrouw in deze tweede helft van de twintig ste eeuw nog noodzakelijkerwijs een „sloofje" moet zijn. Ze heeft immers aller lei huishoudelijke apparatuur bij de hand: de stofzuiger, de wasmachine, de koelkast, eventueel zelfs een machine die het drie maal daags terugkerend corvee van het afwassen opknapt. „Toch is de huisvrouw in deze verlichte eeuw nog steeds het stiefkind wan de techniek". Deze op het eerste gezicht ongemotiveerd lijkende uit spraak wordt gelanceerd door de „Bundesfor- schungsanstall für Hauswirtschaf" in Stuttgart, een instituut dat er nu tien jaar speurwerk op huishoudelijk terrein op heeft zitten. Het wassen, het afwassen en het stofvrij houden van de wo ning mogen dan aanzienlijk vereenvoudigd zijn er blijven in deze tijd van technische vooruitgang toch huishoudelijke bezigheden waarvoor die veel geroemde techniek nog geen oplossing heeft we ten te vinden... Nog altijd is de vrouw evenals haar zusteren in minder verlichte eeuwen, aangewezen op haar li chaamskracht-zonder-meer wanneer het gaat om het opmaken van bedden, het schuren van pannen (geen vaatwasmachine die dat voor haar doet!) het dweilen van de vloeren. Op dat punt moeten alle mechaniserings- en automatiseringsmogelijk heden halt houden. Een begrenzing die mede zijn oorzaak vindt in het feit dat deze bezigheden over verschillende plaatsen in de woning ver deeld zijn en niet vanuit één vast werkpunt ver richt kunnen worden. De medewerkers van het Duitse instituut hebben uitgerekend hoeveel tijd al dit huishoudelijk werk plus de algemene zorg voor het gezin de huisvrouw kosten aan elk ge zinslid besteedt ze dagelijks in totaal ongeveer tweeeneenhalf uur tijd. Bij een gezin van vier per sonen komt dat dus neer op een tienurige werk dag. De meeste lichaamskracht en de meeste tijd gaat (verhoudingsgewijs dan altijd) zitten in de niet-gemechaniseerde karweitjes zoals het schrob ben van een vloer, zo heeft het instituut ook uit gerekend. Want als zo'n vloertje wordt geschrobd stijgt de polsslag van „de beklagenswaardig- huisvrouw" binnen enkele minuten van ongeveer zeventig tot over de honderd... of dit „niemands land" in de huishouding binnen afzienbare tijc toch op de een of andere wijze in de mechani sering betrokken kan worden0 De toekomstbeel den op dit gebied zijn tot nu toe niet verder ge komen dan een hulp-in-de-huishouding in de fi guur van e enrobot, voor zover wij weten Voor gezinnen waar het al dan niet 's nachts laten branden van het gaswaakvlammetje een punt van bittere familietwisten vormt, is het in teressant om te vernemen wat het Stuttgartse instituut hieromtrent heeft uitgerekend. Een on derzoek in de praktijk wees uit dat zo'n waak- vlammetje. wanneer het dag en nacht brandt oij een bepaald huishoudtarief per maand hoog stens vijfenzeventig cent extra kost. Trekt men daarvan nog het bedrag af dat het waakvlamme tje overdag kost. dan blijft er een bedragje over dat beslist geen familievete waard is. Het Duitse instituut wisselt z'n ervaringen voort durend uit met de Duitse Industrie. Op kook- gebied heeft men bijvoorbeeld ontdekt dat som mige aluminlumpannen wel eens sporenvan hun materiaal afgeven aanbepaalde levensmiddelen rabarber bijvoorbeeld); een ontdekking waarop le aluminiumpannen-industrie inmiddels al heeft nigehaakt. Ook de ventilatie van keukens werd op het instituut grondig bestudeerd; de resulta ten van het onderzoek liggen ter inzage voor iedereen die een huis wil gaan bouwen. En in opdracht van de regering heeft het in stituut onlangs ook een onderzoek ingesteld naar de behoefte aan voedselbergruimte in de huidige woning. Want ook de Duitse huisvrouw heeft ln haar naoorlogse huis maar zelden provisie- ruimte en kan haar voedselinkopen slechts voor een beperkt aantal dagen tegelijk doen.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1964 | | pagina 13