Leo Ross en de
fabels van
Lokman de wijze
Première in Eindhoven
EDINBURGH INTERNATIONAL FESTIVAL
zaterdagnummer
Zaterdag 3 oktober 1964
We hebben al eens een keer het ge
noegen gehad, iets over de Vlissinger
Leo Ross te schrijven: naar aanlei
ding van zijn gedichtenbundel
,,L'Amour Vert". Het was niet zo'n
sterke bundel, maar toch is de sfeer
ervan ons bijgebleven: rococo,
schreven we toen al, en wat enigma-
tiek, ondeugend. Rococo vóóronder
stelt een zekere overbeschaving, raf
finement tot het uiterste of zelfs nét
daar over heen. Rococo is spelen,
doch voortdurend waakt op de ach
tergrond het besef dat het dodelijke
ernst is. Rococo heeft bij alle zwier
daardoor iets stoïsch: de glimlach
zal niet wijken, de maquillage niet
worden gevlekt, ook al doorpriemt
een doek het hart.
Het is de laatste grote kunst van een
langzaam verzinkende cultuur, het
magistraalst vertegenwoordigd door
Watteau's schilderij „Het Vertrek
van Cythera" in het Louvre. Aarze
lend en bedroefd staan de paren op,
de liefde op het eiland is voorbij
(maar méér dan de liefde), enkelen
zien met weemoed om, anderen lo
pen door en schepen zich reeds in,
berustend, naar een toekomst onder
een avondhemel vol licht van onder
gang. Het is een der meest gran
dioze, het hartverscheurende schil
derijen die er bestaan, het schildert
de ondergang van een hele wereld,
en het behoort tot de grillen van het
lot dat deze schilderij door een reeds
lang geleden gemaakte vergissing
nog steeds „De inscheping naar Cy
thera" heet alsof alles nog be
ginnen moest.
Dat we bij het benaderen van Ross' werk,
tot nu toe, telkens in die verre en wat
frivole tijd dreigen te verdwalen, is natuur
lijk zijn schuld, doch we moeten nu naar
Lokman die, ondanks zijn zo gewoon klin
kende naam een Arabische (of mogelijk
Perzische) wijze was uit een onbestem-
baar, doch in elk geval ver verleden. Men
zou zijn bestaan haast naar de fabelen kun
nen verwijzen, een eer die hij met grotere
geesten in poeticis deelt. Leo Ross geeft
hiervan in zijn „voorrede" een waarlijk
boeiend overzicht. Die voorrede is al even
lezenswaard als de rest van het boek: men
treft hier dezelfde superieure houding, een
fraaie, levendige prozastijl, en het genoe
gen, waarmee Ross dit alles heeft gevon
den en nu meedeelt, tintelt uit elke bladzfl
op, welk een vreugde. Het is levenskunst en
levensplezier in een literaire inleiding, waar-
lijk geen alledaags verschijnsel.
We zullen alle wonderlijke voorvallen en
gedaanten van de Lokmanlegenden hier
niet volgen (Mohammed wijdde zelfs een heel
hoofdstuk, het 31e, van de Koran aan hem)
genoeg zij, dat op een bepaald moment
een kleine verzameling van 37 fabels in het
arabisch bestond die aan hem worden toe
gedicht, en dat, door een van die zonder
linge gangen van het lot, een Lcidse theo
loog uit het begin van de 17e eeuw ara
bisch ging studeren en toen o.a Lokmans
fabelen in het Latijn overbracht. Dit was
Thomas van Erpe. beter bekend als Erpe-
nius, later een beroemd oriëntalist, profes
sor in het Arabisch, Hebreeuws en „andere
oriëntaelsche spraecken". Zijn Lokman
boekje. bedoeld als oefening om gemakke
lijk Arabisch te leren, werd gedrukt op
Erponius' eigen oosterse drukkerij Lei
den bezat in 1613 geen instelling die oos
terse lettertypen had. Erpenius stierf aan
de pest. een waarlijk indrukwekkend weten
schappelijk werk nalatend, en pas 40 jaar
oud. Zijn boekje met Lokmanfabels beleef
de vele drukken en verspreidde zich ook,
vooral in de op fabelen beluste 18e-eeuw,
door Europa.
Doch dit alles, hoe lnlrigrerend ook, moeten
we hier laten voor wat het is, men leze er
over in Ross' voorrede. Belangrijk is thans,
dat door een nieuw toeval juisl Leo Ross
in 1962 Erpenius' boekje in handen kreeg
en dat de vonk oversprong. Toen ontkiem
de er. door een van die wonderlijke pro
cessen, uit dit oeroude, verdorde zaad
springlevend jong groen
De gortdroge en soms alleen door hun heel
wonderlijke „uutstuuksels" (het algemeen
beschaafd heeft er zo geen goed woord voor
en de Zeeuw begrijpt me wel) tot de he
dendaagse fantasie en gevoel voor humor
sprekende Latijnse tekstjes van Lokman-Er-
penius begonnen in Leo Ross' geest een
nieuw leven, en hij is toen aan het spelen
gegaan dat het een lieve lust is Men valt
van de ene verrukking in de andere. Lange
fabels maakt h(j soms kort (tot een
limerick toe), en kort lang, er is een
pracht van een sonnet, er zijn allerlei vor
men, meestal heel knap en soms heel gees
tig, moestal rijmend, een enkele maal vrij
in con Irani die Betje Wolff ook zo goe.
verstond, een enkele maal heel eigentijd
(Zon en Wind) Er is letterlijk van alles
Soms volgt hij een fabel ongeveer op dc
voet. dan weer spot hij met de strekking
die de wijze Lokman er aan wou geveu
en draait die doodleuk om. Of hij speelt
haasje over met de tekst, en vertoont jong
leurskunsten. zo behendig dat het de lezei
duizelt En dat alles met een eruditie, eer.
flair een finesse en raffinement, die heer
lijk zijn fn lang lazen we niet een boekje
dat on- ;o plezierig stemde, dal zoveel ras
verraad!
En dan, een heel enkele keer, ls het of we
Leo Ross intiemer horen dan in het intiem
ste vers uit „L"Amour vert"; breekt er een
weemoed en wijsheid, een stille zelfspot en
berusting door dié weerom rococo
de lezer met een angel in het hart laat.
Men kan dit, ook als men het Latijn niet
machtig zou zijn, allemaal volgen door
dat dit boekje, behalve links het Latijn en
rechts Leo Ross' fabels, ook nog achterin,
de letterlijke Nederlandse veraling van Er
penius versie bevat. Het had, uiteraard,
niet veel zin het Arabisch ook nog af te
drukken; het blijft bjj een illustratie, fabel
één van Erpenius' editie). Dit was, bij wijze
van werken, bovendien noodzakelijk: de
teksten horen bij elkaar en vormen door
hun woord en wederwoord pas die koste
lijke eenheid: de vrij droge ernst van Lok
man en de speelse fantasie van Ross slo
ten een huwelijk als van „Gans en Zwaluw".
Men proeve: fabel XXVin, „De Kat", luidt
letterlijk: „Een kat is eens de werkplaats
van een smid binnengegaan, en zij vond
een blinkend witte vijl, en z(j begon die met
haar tong te likken, zodat van haar tong
bloed stroomde, waarvan zjj meende, het
inslikkende, dat het van de vijl was; tot
dat haar tong versleten was en zij stierf.
Dit slaat op hem, die zijn rijkdommen uit
geeft zonder noodzaak, en zich niet verbe
tert, totdat hjj blut is en h(j heeft het niet
gemerkt. Echter deze zonde is zoet, en de
bedrijver geniet ervan, niet wetende dat
hij afbreuk doet aan zijn leven: wat zeker
de grootste domheid ls.
DE KAT IN DE SMIDSE
Een Kat betrad de werkplaats van een
[smid
en vond een vijl daar liggen, blinkend wit.
Het ding was koel toen zij er steels aan
[likte,
maar gaf een vloeistof af die bloedwarm
was en rood.
Hoe zoet en zorgeloos is de verslaving aan
de dood!
Een grote zaligheid doorvoer haar en zij
snikte.
Zo is het leven van de Kat gestrand:
haar hoogst geluk berustte op een misver-
[stand.
Laten wij bidden voor haar ziel en hopen
dat het met ons, levensgenieterslos zal
[lopen.
Dit zijn geen fabels die ik zelf verzon:
ik putte ze uit onverdachte bron.
Niet minder gespannen in zjjn o-zo schijn
bare onschuld is de bewerking van „De
jongen en de schorpioen": Een jongen joeg
op sprinkhanen; en hij zag een Schorpioen,
die hij voor een grote Sprinkhaan gehouden
heeft; en hij heeft zijn hand uitgestoken
om hem te pakken; maar vervolgens heeft
hij zich van hem teruggetrokken. En de
Schorpioen heeft tegen hem gezegd: „Als
je mij met je hand had gepakt, zou je je
voortaan onthouden hebben van de jacht
op Sprinkhanen", Dit wil zéggen, dat de
mens het goede van het slechte behoort
te onderscheiden, en ieder ding behoort te
behandelen in overeenstemming met zijn
geaardheid.
HET SPRINKHAANJAGERTJE
Een Sprinkhaanjagertje zag eens een
[Schorpioen
en stak zijn hand uit om een mooie vangst
te doen!
Het dier vatte dit op als een belediging
en maakte zich gereed voor zijn verdedi-
Iging.
Gelukkig neeft de jongen zich bedacht:
bijna was het zijn laatste Sprinkhaanjacht.
O teedre jongens dip. gedichten maken,
blijf liever af van stekeliger zaken!
Het is niet mogelijk, in dit korte bestek al
le facetten van Ross haast geniale spel te
belichten. Het werk sprankelt van geesti
ge vondsten, varianten, omkeringen, dwaze
en wijze invallen, kritische of humoristische
tussenvoegsels, en zelfs de politieke steken
(als b.v. „Maar een Kaffer hij die zich tot
Boer bekeert" in „De Moriaan") zijn bril
jant.
We citeren tenslotte nog: „De Wolven".
Wolven hebben de huiden van runderen
gevonden in een kuil waardoor water
stroomde, en niemand was er bij; en een
stemmig hebben zij besloten de huiden op
te eten; en zij hebben besloten al het wa
ter er uit te drinken, opdat zij bij de hui
den zouden kunnen komen en hen verslin
den; vanwege de veelheid van het water
echter dat zij dronken, is hun balg gebar
sten, en zij zijn gestorven, en hebben de hui
den niet te pakken gekregen. Dit wil zeg
gen, dal hij. die geen goed besluit neemt,
iets doet wat niet behoort te gebeuren."
Een nog al verbijsterend stukje proza op
't eerste gezicht, vooral In het Latijn. Doch
nu Ross:
DE DRINKENDE WOLVEN
In Lokmans vaderland 's lands wijs,
['s lands eer
bewaarde men zijn osschmden in een meer.
Daar liggen ze op een diepte van twee
[vademen,
let water van de berg kuiert naar zee,
wrdroomd dobberen lotosbloemen mee.
De- huiden schijnen zacht te ademen.
Daar komt een horde Wolven aangezwalkl
Verdrink het water en de buit is snel ver-
schal kt!"
ij drinken, maar het water wil niet zak-
[ken.
neer dan een lotosbloem krijgt geen te
pakken.
let denken aan het doel wordt zoet en
[vaag.
'an tijd tot tijd knapt ronder erg een
[maag.
'it is een fijn bestaan: iets, nutteloos graag
willen
daaraan dromerig Je tijd verspillen.
Leo Ross Fn'iels van Lokman, L. J. C.
Boucher, 's-Gravenhnge.
Smetana's akkoorden, vertolkt door Hein Jor-
dans Brabants Orkest, waren gisteravond de
omranking van een begin en een einde in
Eindhoven. Een begin omdat de fonkelnieuwe
Eindhovense schouwburg twaalf miljoen
gulden duur, met een jaarlijkse vaste last van
1,4 miljoen, waarvan 7% ton alleen al rente
en afschrijving er een aanzet van maakte
vóór een lang en hopelijk vruchtbaar theater
leven; en een einde omdat met deze tonen op
waardige wijze een periode van ruim drie
iaar bouwen en twaalf jaar plannen kon wor
den afgesloten.
En al is de nieuwe stadsschouwburg in dit
hart van Oost-Brabant dan nog wel niet uit
alle zorgen: ze is er.
Sr moet in Brabant een grote toneelgevoelig
heid zijn om naast het al befaamde nieuwe
theater van Tilburg en de goede schouwburg
van Breda in de lichtstad nóg een theaterge
bouw uit de grond te hebben kunnen stampen.
Het gebouw is het resultaat van een prijs
vraag die de gemeente Eindhoven in 1952 uit
schreef. De bekroning en daarmee de op-
Iracht ging naar het architectenbureau ir
Geenen en ir. L. Oskam in Eindhoven. De
bouw begon op S mei 1961.
Op de vraag: was dat nu wel nodig, heeft het
oubliek al geantwoord. De belangstelling voot
het programma in het niernve gebouw is zeer
rroot. In de voorverkoop gingen ruim 3000
ibonnementen weg en evenveel couponboekjes
Dat is een veelvoud van wat m andere Bra
lantse theaters wordt verkocht. Het is teke-
"lend voor de behoefte.
Sn dan te bedenken, dat de nieuwe stads
ichouwburg niet eens de enige is in deze stad.
Cr is ook nog een Philipsschouwburg en ei
:ijn geen tekenen, die erop wijzen dat die bin
•enkort leeg komt te staan
Titwendig is de nieuwe schouwburg geen ge'
J bouw om van onder de indruk te komen
Het sterk dominerende toneelhuis ziet er
iit als een raamloze fabriek en als je vanuit
Ie verte het plafond van de grote zaal boven
het toch wel plezierige front van glas en alu
minium uit ziet buigen, krijg je de indruk dat
iet geheel is opgetrokken rond een enorm*
•liegtuigromp
'aar dit is de logische consequentie van dc
De immense ruimte van het hoofd
toneel in de grote zaal.
ideeën die de architecten Geenen en Oskam in
hun ontwerp hebben neergelegd.
„Kijk eens", zegt ir. Kees Geenen, een kwieke,
rappe zestiger met veel wit haar. „het la na
de oorlog min of meer mode geworden om
theaters asymmetrisch te bouwen, en ik wil dit
verschijnsel zeker niet denigreren. Maar in be
paalde gevallen Ik noem geen namen is
het uitgelopen op een fiasco. Ik geef de voor
keur aan de symetrie".
Dus is de grote zaal in precies gelijke helften
te splitsen. De ruim 900 stoelen zijn opgesteld
in een flauwe boog. de grootste afstand tus
sen toneel en toeschouwer is goed 24 meter.
De balkons zijn niet doorgetrokken tot tegen
het proscenium, dat diep de zaal insteekt.
Het gevolg van deze opzet ls dat je zelfs van
af de goedkoopste plaatsen een volledig over
zicht hebt van het toneel en het kan niet an
ders of er moet goed contact zijn tussen tone
listen en publiek. Dat toneel is hét grandioze
gegeven van deze schouwburg.
Een mond van 14 bij 9 meter geeft toegang tot
een ruimte zo uitgebreid als een forse sta
tionshal. De maximale diepte is dertig meter,
de hoogte ook. Het horizondoek is met zijn af
metingen van 50 bij 24:2 meter groot genoeg
om er een klein voetbalwedstrijdje op te spe
len. In die enorme rechtlijnige spelonk hangen
42 trekken en met gebruikmaking van de zij-
conelen kunnen er minstens drie decors tege
lijk worden opgebouwd
De lichtinstallatie is de modernste van Neder
land- De lichtmachmist die hiermee mag wer
ken krijgt de beschikking over een schakel
bord waar hij niet minder dan 18 program
ma's op kan instellen, wat voldoende is voor
een flinke revue.
Er zijn veertien ruime kleedkamers met alles
erop en eraan.
Geluidsalchemisten hebben in samenwerking
met de architecten een akoestische zaalwand
geconstrueerd die achter een zwart houten
rooster schuil gaat en vol luidsprekers en
aadselachti.ee oneffenheden steekt
eslist heerlijk is de Globe, de kleine zaal,
6:2 meter onder de grond. Hier kan thea
ter bedreven worden In zijn intiemste
orm. Het ronde podium, zo nodig te schei-
fen in drie tonelen van verschillende hoogte,
•can experimentele stukken dragen, maar ook
kamermuziek, ballet en cabaret. En als het
moet een bal. Met de eenvoud die het ken
merk is van het ware raffinement hebben de
ontwerpers hier de wanden gemaskeerd met
niet meer dan lichte balken
Die globe, waar overigens toch nog zo n 450
mensen in kunnen, is een volledig zelfstandige
eenheid, met eigen garderobe, kleedkamers,
geluid en verlichting.
Mooi weer it een uilzondering in Schol-
land, gewoonlijk komen onze depressies
er vandaan. Grauw zien de huizen en
gebouwen, grauw is ook het kasteel, dat
hoog torent boven de drukke hoofdstad.
Het it Festival in Edinburgh voor Brit en
buitenlander, voor de „happy few" wei-
te verstaan, die zich staande weten te
houden in de stroomversnelling van cul
turele manifestaties. Toneel, opera, con
certen, exposities en een apart Filmfesti
val. Maar misschien alleen om de wijd
en zijd vermaarde Tattoo te doen wel
slagen, heeft de zon geschenen over dit
18e Internationale Festival van Edin
burgh.
De Princesstreet, de Gardens en The
Castle vormden een paarlen ketting,
schitterend In de zon, een lust
voor het oog van de duizenden bezoe
kers, festivallers en burgers Men moet
nl. weten, dat de Edinburger zelf een voor
keur heeft voor de muziek van eigen bo
dem wie trouwens niet? Dat zijn de
Pipers en Drummers van Schotland: The
Royal Highland Fusiliers. The Queens
own Highlanders en de Cameronian en
Gordon Highlanders, om een aantal deel
nemers van de Taptoe '64 te noemen. En
de Tattoo vormt net hoogtepunt van het
Festival, zo hoog boven de stad, op de
Esplanade van het kasteel.
Elk festival vertoont een eigen gezicht,
dat kunstminnaars lokt van heinde en ver.
En Edingburghs Muze ziet er jong en aan
trekkelijk uit, met haar 18 zomers, sinds
haar geboorte in '47 gevierd met de opvoe
ring van Verdi's Macbeth en Mozarts
Figaro's Hochzeit. Opgegroeid te midden
van haar oudere zusters, de festivals van
Glyndebourne, Bath, Aldeburgh en Chel
tenham, elk trots op eigen faam, is haar
karakter veelzijdiger en internationaler ge
oriënteerd dan wie ook.
Sinds vijf jaar zwaait de Earl of Harewood,
neef van Queen Elisabeth H. er de artis
tieke scepter en dat betekent, dat Edin
burgh een dorado van klassieke muziek
geworden is. De reuzen van het concert
podium ontmoeten elkaar, een Rudolf Ser
kin en een Sviatoslav Richter bv. in een
strijd der vertolking van Beethoven's en
Mozarts pianoconcerten. Het duel is een
verrukkelijk onderwerp van discussie voor
het verwende publiek. Want er is reus
achtig veel muziek te beluisteren, zo wil
de traditie in Edinburgh. Steeds worden
twee componistei. geëerd met uitvoeringen
van een groot deel van hun oeuvre, welke
eer dit jaar te beurt viel aan Berlioz en
Janacek. Als het Nationaal Theater uit
Praag drie weken lang avona aan avond
het publiek verrast met Tsjechische opera's
van Janacek, Dvorak en Smetana, valt er
dan nog iets te wensen over?
Zo populair de Promenadeconcerten in
Londen's Royal Albert Hall zijn, zo
klassiek zijn de „Prominentenconcerten" in
de Usher Hall van Edinburg Avond aan
avond soleren daar op eenzame hoogte
de coryfeeën der vertolking: Serkin,
Richter, Firkusny, Rostropovich. Het
Schotse landschap helpt mij de muzikale
karakters van elkaar te onderscheiden.
Rotsachtig donker zijn de bergen van de
highlands, onbewoond en .ontoegankelijk.
Het is dezelfde huiveringwekkende
sfeer, die Richter en Rostropovich in
Beethovens cellosonates oproepen, met
een demonisch bespeelde vleugel en een
virtuoos maar ruig gestreken cello. Een
„gloomy glen" in de Highlands van de
muziek.
Serkins pianospel is lucidei en vriende
lijker, alsof iet licht is doorgebroken en
het woeste landschap zijn zachte kleuren
terugkrijgt Het is verrukkelijk Serkin
tijdens een voorrepetitie de rehearse!
r.-k. concert mee te maken. Zo uni
form en stijlvol de solist zich 's avonds
heeft te gedragen het rokkostuum
laat trouwens niet veel anders toe zo
overrompelend beweeglijk en tintelend
van spiritualiteit is Serkin in de ochtend.
Pópó-pöm voor melodie, stampen met
de voeten voor het ritme, rechtop en in
elkaar kreuken voor de harmonie in het
stuk.
De Edinburger doet maar zo nu en dan
mee aan het festival. Cultureel maakt
hij zich in ieder geval niet druk trou
wens de beste plaatsen in Schouwburg
en Concertzaal zijn alleen in Londen ver
krijgbaar, tijdens de voorverkoop. Maar
geen jaar slaat hij de taptoe over. Ge
huld in dikke truien, met een plaid over
de arm kom je hem 's avonds tegen op
weg naar het onbeschutte en tochtige
kasteelplein. Eenmaal boven merkt men
pas, dat er duizenden gekomen zijn, uit
alle delen van de wereld. Je mag „hoe
ra" schreeuwen als je landprovincie of
stad door de microfoon een hartelijk wel
kom wordt toegeroepen Ook de deelne
mers van de Tattoo '64 brengen, elk naar
eigen gewoonte, een groet aan de heer
van het kasteel, het Schotse leger. Even
gaat het licht aan in de ereloge en stram
in de houding groet de bevelhebber te
rug, aan burger en militair. De taptoe
is begonnen. Parades, demonstraties
met politiehonden, militaire oefeningen
en muziek, de eindeloze muziek van de
Scottish Pipers and Drummers. Maar
„When the saints go marching in", dan
in het Beatlemarsen en West-Indian ca
lypso's geblazen door de Barbadon Po
lice Force Band. Want het festival is in
ternationaal.
Op de Schotse liederenavond van Ken
neth McKellar was de Edingburger
er ook. Stond zijn gezicht vóór de pauze
ernstig en strak in de plooi tijdens
Schumanns Dichterliebe, het glunderde,
verrukt van de taal en de melodieën van
eigen bodem, toen eenmaal de „traditio
nal music" was begonnen Er werd om
méér geroepen en geklapt, toen het pro
gramma voorbij was. en een behaaglijke
,.ja"-rilling ging door de zaal, toen als
toegift klonk: My love is like a red, red
rove. Een week later zong de Schot in
de straten van Edinburgh een gewij
zigde versie: „My iove in like hew
Forth Bridge", toen deze wondermooie
brug-van-één-overspanning, de grootste
in Brittannië, door de koningin geopend
werd. En de Edingburger houdt van
zijn brug, hij wil er voor in een quen
staan van 40 km lengte.
De Festival Club in het geriefelijke
„home" voor de vermoeide festivaller;
daar praat hij honderd uit, de honderd
ervaringen van elke dag. Over de mo
derne opvoering van Shakespeares Hen
ry IV door de Theatre Workshop. Flit
send gespeeld op een plankier, dat mid
den tussen het publiek door loopt; van
links en rechts rollen de scènes over het
...tattoo finale-
toneel, spelers komen op uit onvermoede
deuren en verdwijnen m schelmatra
aangegeven hulzen of in het vooronder
van deze moedige houten stellage
De handelingen wisselen voortdurend
van plaats, de aandacht van het publiek
blijft gespannen en het drama speelt zich
dramatischer af dan ooit. Shakespeare
op zijn best, hoorde ik journalisten be
weren, maar de klassieke Shakespeare
liefhebber, van Stratford on Avon en
Bristol old Vic denkt er anders over.
Maar er zijn meer discussies aan de
gang. Past het Les Ballets Africains uit
Guinea wel in het kader van een klas
siek Festival? Primitieve riten met re
ligieus en seksueel appel horen niet thuis
in een cultureel klimaat, aldus de con
servatief. En Lord Hazewood moest zich
verdedigen, want op zijn voorstel vertrok
deze missie uit het „donkere" Afrika
naar het „licht" geraakte Victoriaanse
eiland.
Mariene Dietrich was een andere (zoveel
anders?) troef in handen van de artistie
ke directeur, maar unisono klonk het lof-
getrompetter over haar. Wat nog te zeg
gen over deze „grootste zangeres zon
der stem?"
Exclusiviteit kenmerkte dit 18e Edin
burgh International Festival, van Usher
Hall tot Festivalclub, zo exclusief als de
eigen Scotch Whisky.