Grootmoeders
wasmethode in
modern
jasje
Storm
i
o
m
*3
Nieuw soort orion - stretcher dan stretch
MANNEQUIN EN FOTOMODEL
TIJDLOOS
STIJLVOL
Vrijdag 18 september 1964
„FFFFffffffffffHijgend en
piepend en met warmgelopen motoren komen
de auto's vandaag de garage van Auto-Bas
binnenzetten. „Wat een storm! Wat een
storm!", hijgte Karei de Grote, „bijna had de
wind mijn hele zeildoek meegenomen!"
Als even later Beer de takelwagen binnenrijdt
vergeet iedereen zijn eigen zorgen. Want wat
Beer achter zich aansleept is heel wat erger. Het
Is Aladdin, de winkelauto van meneer Van Du
ren. Zijn spatborden en bumpers hebben niets,
maar zijn dak! In zijn dak zit een kuil alsof
er een olifant op is gaan zitten en de klep van
zijn motorbak is helemaal verfrommeld en kan
niet meer dicht. „Een boom!" hijgt Beer, „Alad
din heeft een boom op zijn dak gekregen Ge
lukkig dat-ie zo'n sterke ouderwetse wagen is,
want als het één van die moderne dingen van
blik was geweest, zou Aladdin nu zo plat als
een dubbeltje zijn!"
„En meneer Van Duren?", vraagt iedereen, want
allemaal denken ze aan die aardige oude man die
er elke dag met zijn auto-winkel op uittrekt. „Al
leen een buil op zijn hoofd", zegt Beer, „we heb
ben hem al thuis gebracht".
„Ik ben blij dat ik sta", „man, man, was me
dat trekken tegen die storm in!". Maar lang
staat hij niet, want even later gaat de telefoon
en een zenuwachtige stem vertelt dat Fluffie, het
kleine dames-autootje in de sloot is gewaaid. En
of Beer maar even komen, wil om haar eruit te
halen! De wind giert nog steeds even hard om
het dak en je moest bijna schreeuwen om elkaar
te verstaan. „Kijk eens wie daar is!", roept
Annabel. Helemaal verwaaid en verward staat
de schrijver op de drempel van de garage. „O,
meneer de schrijver!", roept Basje, die hem te
gemoet springt, „u gaat er met dit weer toch
niet op uit met Buts! Je waait bijna van de weg
weg
„Heerlijk juist!", roept de schrijver, „ik wil
eens even zien hoe het bos er met dit weer uit
ziet! Daar zit vast een mooi verhaal in!"
„Die zien we vast niet zonder deuken terug",
fluisterde Annabel in Basjes oor.
Een half uurtje later sjokt Fluffie de garage
in; ze druipt nog aan alle kanten en hele
stukken alg slepen achter haar aan Van onder
tot boven zit ze vol kroes en haar mooie witte
bandjes zijn zwart van de modder.
„Het lijkt hier wel een ziekenhuis", zegt Dirk de
monteur als even later Jumbo, de grote grijze
auto met een van voor naar achter openge
scheurd linnen dak binnenhobbelt. Ilij kijkt de
hele rij langs: Karei de Grote met zjjn kapotte
zeil, Zeemeermin met een gedeukte bumper,
Fluffie, die helemaal uit elkaar zal moeten, de
verkreukelde Aladdin en Jumbo met zijn ge
scheurde dak.
„En reken maar dat Buts daar straks nog bij
komt!", zegt Basje tegen zijn vader, „de schrij
ver is met hem naar het bos gegaan!
„Hoe haalt-ie het in zijn hoofd", zeggen de man
nen in de garage en Dirk lacht: „Bespreek voor
hem ook maar meteen een hoekje bij de plaat
werker!
Bezorgd kijken ze de weg af waar het nu al
bijna donker is. Er komt een auto dichterbij. Het
is het blauwe busje van de timmerman uit het
dorp. Hij stopt bij de garage en Basje wil al naar
de pomp lopen. Maar de timmerman opent zijn
raampje en zegt: „Nee, geen benzine! Ik kom
alleen even zeggen dat de schrijver zijn auto
kwijt is. Hij loopt hem al uren te zoeken".
„Wat?", roepen Annabel, Auto-Bas en zijn vader.
„Ja", vertelt de timmerman, „hij hield me aan
op de grote weg langs het bos. Hij wist zeker
dat hij zijn auto bij een krom berkeboompje had
gezet. Maar het berkeboompje én zijr auto wa
ren verdwenen toen hij terugkwam ui', het bos.
Ik zei hem dat-ie wel mee kon rijden naar het
dorp. Maar dat wou-ie niet. Hij wou nog even
blijven zoeken". Ze bedanken de timmerman die
nog even precies vertelt waar ze de schrijver
kunnen vinden. Dan klimmen ze vlug in de ca
bine van Beer, die meteen zijn grote koplampen
op de weg voor hem richt en ernstig ronkend
de weg naar het bos inslaat.
Het bos waar ze zondag nog paddestoeltjes heb
ben gezocht onder de takken vol rood en geel
en bruin, is bijna niet te herkennen. Geen blaadje
zit er meer aan de bomen: ze zwermen in gro
te wolken rond de auto en liggen in hele bergen
langs de kant van de weg.
„Daar déér!", roept Annabel opeens en ze
wijst naar een man met wapperende kleren en
met zijn haren over zijn ogen gewaaid, die dood
moe langs de weg strompelt. Het is de schrijver.
Ze moesten heel hard tegen hem schreeuwen
omdat je boven het geluid van Je wind en de
zwiepende takken bijna niet uitkomt. Hij legt ze
nog eens uit van het kromme berkeboompje van
maar een meter hoog waar hij Buts naast had
gezet. „Ze kunnen toch niet allebei zijn wegge
waaid!", schreeuwt hij in het oor van Basjes va
der. Die schudt zijn hoofd.
„Gestolen?", schreeuwt de schrijver weer.
„Dan zou dat berkeboompje ook gestolen moe
ten zijn!", roept Basje, „ik zie nergens een krom
boompje!". Basjes vader knipt het zoeklicht op
het dak van Beer aan. Heel langzaam laat hij
het langs de wegkant glijden: takken, bergen
blaadjes, anders zien ze niet.
„Wacht eens! Wacht eens!", roept Annabel, die
op de treeplank van de takelwagen staat en zich
stevig moet vasthouden om er niet af te waaien,
„ik zag iets glinsteren Dóór in die berg
blaadjes!" Annabel ontdekt het eerst wat het is:
de zijspiegel van Buts, waarmee hij aan één stuk
door seintjes staat te geven naar ziin goeie vriend
Beer Van Buts zelf is verder niets te zien De
wind heeft een muur van blaadjes en takken rond
heip en het kromme berkeboompje gebouwd!
Met zijn vieren moeten ze de arme rode auto
uitgraven. Met armen vol vegen ze df blaadjes
van zijn dak en ze komen er zelfs van top tot teen
mee vol te zitten Maar lachen doen ze wel
als ze die goeie Buts helemaal gezond terugvin
den.
„Rijdt u maar achter mij aan!", waarschuwt
Basjes vader als de schrijver eindelijk achter
het stuur van zijn auto kan klimmen, „anders
verdwaalt u misschien ook nog"
En wat zegt de schrijver die er met zijn haren
en zijn schouders vol blaadjes uitziet als een ra
re boskoning? „Ik zei het toch! Een verhaal! Er
was vast een verhaal te vinden in het bos. En
daar heb je het al: Buts in de blaadjes!"
(Wordt vervolgd)
Deze driekwart mantel is er een
die veel vrouwen op het eerste ge
zicht zal bevallen. De wijde rug
en laag ingezette mouwen en de
grote zakken geven de mantel een
uiterst elegante noot. Tijdloos in
stijl en daarom altijd draagbaar,
(model Wébé).
In deze tweede helft van de twin
tigste eeuw zou de werknemer, die
als excuus voor te laaf binnenko
men zou aanvoeren dat hij „zijn
boorden nog moest opmaken",
door superieuren en collego s on
getwijfeld héél bevreemd worden
bekeken. Een kleine vier eeuwen
geleden kon een vorst te laat ko
men voor zijn kroning tengevolge
van het feit, dat hij gewend was
eigenhandig zijn kragen op te ma
ken
Het moet Hendrik de Derde zijn
geweest die dit in het jaar 1575
presteerde, omdat hij er heilig van
overtuigd was dat niemand zijn
kanten kragen beter kon opmaken
dan hijzelf. Of deze kleine oorzaak
nog grote gevolgen heeft gehad
voor de wereldgeschiedenis ver
meldt de historie niet. Een omwen
teling op wasbehandelingsgebied is
er in geen geval uit voortgekomen!
Het is nog heel lang worstelen-met-
de-wasbehandeling gebleven ge
zien door de twintigste-eeuwse bril
althans. Temeer daar in vorige eeu
wen de huisvrouw over een grote
linnenuitzet placht te beschikken die
vaak een waar kapitaal vertegen
woordigde.
Hoe ze dat „kapitaal" schoonhield?
Ook toen was de slogan „Doe de was
de deur uit" al van toepassing, met
dit verschil dat het toen niet om
een wekelijks of veertiendaags wasje
ging. Slechts enkele malen per jaar
ging de grote was de deur uit en dan
kon men dus met recht spreken van
de „grote" was!
De kleine was werd thuis behan
deld en dat betekende een omvang
rijk procédé van water koken, was
sen, bleken, stijven, mangelen, strij
ken. Zonder ook maar iets van de
technische hulpmiddelen van onze
tijd waarin de was door een duwtje
op een knop automatisch alle ver
eiste stadia doorloopt.
En toch zijn in die niet-zo-goede
oude tijden al zaken op wasbe
handelingsgebied aan te wijzen die in
de huidige moderne tijd nog bestaan,
zij het dan in zeer geperfectioneerde
vorm. De middeleeuwen hadden hun
openbare wasgelegenheden die met
enige fantasie beschouwd kunnen
worden als voorlopers van de „wasse
rettes" van vandaag. Er stonden gro
te mangels en een inventieve geest
kwam zelfs op zeker ogenblik voor
de dag met een mechanische mangel
die door paardekracht in werking
werd gesteld.
In de Nederlandse blekerijen van
weleer (de Blekerij uit Overveen is
nog te bezichtigen in het Nederlands
Openluchtmuseum te Arnhem) werd
op de derde dag van het wasprocédé
de was gespoeld en vervolgens uitge
wrongen. Dat laatste gebeurde vaak
in een ronddraaiend net de „cen
trifuge" van toen!
Op de derde dag jazeker. Want
het wasprocédé bij die oude blekerij
en (de beroemdste lagen in Noord-
Holland) duurde vijf dagen: een dag
voor het aanmaken van de oven en
het opzetten van het water dat pas
de volgende dag aan de kook was.
een dag voor het uitzoeken van de
was. het weken, het stampen in de
stampkuipen met zeepsop, het vlek
ken verwijderen, het koken in een
broelketel, het „op de bleek" leggen
en nathouden door middel van schep-
spanen of waterhozen. Daarna nog
twee dagen voor het spoelen, blau
wen, stijven, wlnddroog maken, na
zien op eventuele vlekken, mangelen,
vouwen en strijken, en ten slotte nog
een dag voor het terugzenden dat In
„bennen" (manden) gebeurde.
Al die handelingen zijn vandaag-de-
dag gemechaniseerd en aanzien
lijk vereenvoudigd, een aantal is dank
zij de ontwikkeling van het moderne
wasmiddel overbodig geworden. Voor
veel hulsvrouwen is echter één ding
blijven bestaan op wasdag (voor zo
ver men in deze tijd van geperfec
tioneerde wasapparatuur nog van een
„hele wasdag" kan sprekenen dat
is het koken-in-de-broeiketel. Wie el
ke week een stapel werkelijk-vuij
wasgoed te lijf moet gaan. kan de
aloude kookketel nog steeds niet mis
sen. zelfs al wordt de rest van het
wasprocédé voltooid door één van de
tientallen wasmachines, wascombina-
ties of wasautomaten die tegenwoor
dig aan de markt zijn.
En enigszins verstoord zal die huis
vrouw zich wel eens hebben afge
vraagd of er dan geen systeem te be
denken valt dat ook het koken van de
witte was bfl al die gecombineerde
en gemechaniseerde handelingen be
trekt. Wel. dat systeem is er sinds
enige tijd, maar het schijnt de tech
nici wel moeite te hebben gekost om
het te realiseren.
Die technische moeilijkheid lag on
der meer In het ontstaan van een te
veel aan schuim en een teveel aan
waterdamp zodra het water ging ko
ken. Hoe men die moeilijkheid ten
slotte heeft weten te omzeilen zal de
niet-zo-technisch ingestelde huis
vrouw waarschijnlijk minder interes
seren dan het feit, dat „grootmoeders
wasmethode" nu ook gevangen kan
worden binnen het glanzend omhulsel
van de moderne wasapparatuur en
dat deze methode geen was-kook-
lucht in huis produceert,
De vraag rjjst wel eens of koken
van de witte was nog nodig is nu
de moderne wasmiddelen zoveel van
het waswerk doen. Een antwoord op
die vraag kan men krijgen bij T.N.O.
te Delft: „Om goed te bleken moet de
temperatuur omhoog, hoe hoger hoe
beter". Want het bleekmiddel dat een
goedwerkend modern wasmiddel be
vat, werkt beter in naarmate de tem
peratuur van het waswater hoger is.
Hardnekkige vlekken wijn, bloed,
lippenstift, cacao j moeten tegen een
kokend sop uiteindelijk het loodje leg
gen.
In kleine gezinnen waar weinig of
geen vuil werk wordt gedaan en
waar regelmatig wordt gewassen,
zal aan het koken van de witte was
niet altijd behoefte bestaan. Maar
voor de huisvrouw die zich elke
week door een ware rijstebrijberg
van door-en-door smoezelig was
goed moet heenwerken, is het de
moeite waard om de voordelen van
het nieuwe was-kook-automaatsy-
steem eens in haar overwegingen te
betrekken wanneer ze aanschaf of
vernieuwing van wasapparatuur
overweegt.
Wassen in een tijd
waarin men nog niet
wist van volautoma
tisch wassen en dro
gen: de „man met
waterhoos" die het op
de bleek liggende
wasgoed vochtig hield
Het is een illustratie
uit het boekje „De
Blekerij" uitgave
Nederlands Open
luchtmuseum) waar
in de „worsteling met
de wasbehandeling"
in vroeger tijden trei
lend wordt beschre
ven.
„STRETCHER dan stretch"
zou het onderschrift bij deze
foto kunnen luidenwant het
is wel duidelijk dat we hier
te doen hebben met een kle
dingstuk van hyper-rekbaar
materiaal! Het is gemaakt uit
een nieuw soort orlongaren,
dat een kern heeft van het be
kende lycra dat gerangschikt
mag worden onder het hoofd
der zogenaamde elastome-
ric" garens. Het lijkt er wel op
dat deze plaatjes weer een
mijlpaal in de ontwikkeling
der breigarens in beeld bren
gen, want zó elastisch wast
totnutoe zelfs het mees elasti
sche breisel niet! Al die uitge-
ekte mouwen en boorden
•pringen bij het loslaten weer
keurig op hun plaats terug.
MILLY GRIJSWIJT-OELE in
Kortgene, fotomodel en manne
quin, heeft het een beetje moeilijk.
Alleen in het zakelijke vlak, ge
lukkig, maar toch is ze niet hele
maal happy. Hoewel ze al een jaar,
binnen de provincie te vervullen
bivakkeert samen met haar man
is het haar tot nu toe niet gelukt
een opdrachtje los te peuteren.
Dat houdt voor haar de conse
quentie in dat ze haar beroep bui
ten de provincie uitoefent. Vier tot
vijf dagen per week spoort ze dan
ook naar haar vroegere woon
plaats Amsterdam en brengt daar
de mode op het plankier. Binnen
kort zal ze haar eerste opdracht
blakend van werklust, in Zeeland
krijgen. Zij zal voor ons najaars
nummer poseren in kleding uit de
collecties van Zeeuwse modemaga
zijnen, kleding, die dus in Zeeland
verkrijgbaar zal zijn.
Mannequin Milly is een vriendelijke
charmante jonge vrouw die het ver
dient in eigen provincie wat meer be
kendheid te krijgen. Ze heeft een zwak
voor Zeeland. In haar jeugd werd ze tij
dens de oorlog in 's-Gravenpolder ge-
evacueerd. Sindsdien bleef ze contact
houden met dat plaatsje en omstreken.
Oktober vorig jaar vestigde zij zich met
haar man in Kortgene, toen ze daar een
huis konden krijgen. Hoewel Milly geen
officiële opleiding tot mannequin heeft
gevolgd is ze wel een „echte". Ongeveer
acht jaar geleden startte ze haar loop
baan toen haar een aanbieding werd ge
daan. Met plezier gaf ze de zekerheid
van het kantoorleven (als directie-se
cretaresse op om de eerste wankele
maar enthousiaste schreden op het
plankier te volbrengen. In de loop der
jaren showde ze alles, van confectie tot
couturemodellen, behalve de minder
„decente" artikelen, zoals lingerie en
badpakken.
Zij kreeg allerlei aanbiedingen, voor
Italië. Frankrijk, België, Duitsland. Mil
ly is in de modewereld geen onbekende,
al merkt ze zelf bescheiden op: „Ik ben
wel niet zo'n grote ster. maar ervaring
heb ik genoeg". Het is dan ook wel ccn
beetje jammer dat er in Zeeland zo wei
nig werk is voor beroeps-mannequin.
Naast de vele uren die ze per week
kwijt is met reizen naar Holland steekt
ze, eenmaal thuis, veel tijd in haar huis
houden, dat ze zonder hulp doet. ,,'t
Gaat best zo hoor, het is even wennen.
Zolang mijn man niet moppert
De huiskamer is bijzonder smaakvol en
persoonlijk ingericht. Bloemen, planten
overal, antieke snuisterijtjes, en geen
spoor van een „rommelig" huishouden
dat men onwillekeurig bij een buiten de
deur werkende vrouw verwacht, 't Is er,
om he<t op z'n Zeeuws te zeggen, kéürig.
Hoewel de vrouw des huizes 's morgens
om zeven uur de deur is uitgegaan en
pas 's avonds om half negen thuis is
gekomen ziet ze er opmerkelijk fit uit.
Ontspannen zit ze te praten, vertelt wat
van haar werk, haar teleurstelling in
deze provincie, en over de in de lucht
hangende verhuizing naar Vlissingen.
„Ik heb alle zaken, waar ik vroeger
kwam toen ik met een collectie confec
tie reisde, aangeschreven. Heel vriende
lijke briefjes terug hoor. maar vaag of
afwijzend".
Hoewel Milly naast mannequin ook
fotomodel is doet ze het eerste lie
ver. „Showen is veel minder vermoei
end. Als je voor een fotograaf poseert
duurt het zolang voor de opname is ge
maakt. Soms zit je net in de goede hou
ding en als je lang zo moet blijven zitten
moet je opeens niezen of iets dergelijks.
Bovendien heb je tijdens shows je pu
bliek, dat enorm st'muierend kan wer
ken. Je bent je terdege bewust van de
mensen die naar de kleding kijken, en
als aan een tafeltje geapplaudiseerd is
besteed ie daar werk aan" Af en
toe duikt een grappig vooi-val uit haar
showleven on. Soms is het alleen maar
achteraf grappig. Zo kan ze nu wel
'achen om het moment dat ze met ne
genendertig g-nden koorts, in een fel
augustuszonnen, bontnrmt«'s moest
aantrekken. Dat was hoofdzakelijk een
lichawhike kw"mg Wat nijnlnke'
wordt het. zoals Mi'lv overkwam, als de
ladyspeakm- het puWek belooft dat de
mannequin de binnenkant van een man
tel zal vertonen a's de manneouin uit
tijdgebrek niet is toegekomen aan het
aantrekken van een japon.
.Nou. dat kon gewoon niet hé".
Voor Droblemen komt de manneouin.
die zelfstandig werkt, vaak te staan.
Het vak is hard, er is soms -- een
onderlinge naijver die in ellebogenduw-
werk ontaard, er is de vriendjespolitiek
en de angst om de lijn. en andere uiter
lijkheden. Ook taalmoeilijkheden kun
nen voorkomen In Ita'ië kon Millv haar
collega's (waarbij zich ook de Neder
landse Loesie Hamel bevond) slechts
met de Tootsfe moeite verstaan. Omdat
ze wat Frans kende kwam ze er. na veel
genuzzel zo'n beetle uit.
Een beetie broodnijd is tussen de meis
jes o^^riing wel te besneuren. zo ver
telt Millv. hoewel ze zich haast er aan
toe te VO°ger| dat lener pjf>t e'k meieip
er a'le°n maar on uit is een ander weg
te d'mkken .Maar hebt w»1
als ie ze'f wpet dat je er s-ned uitziet
dat iemand onm»«lrt- m habt ie dao-
ook n<et 7P-t" pp dan zakt 1e gez.icbt
Mankt zo iemand je een complimentje.
nou ga dan nog maar eens naar de spie
gel om je een beetje bij te werken, want
dan mankeert er gegai-andeerd wat aan
je".
Het showlopcn is een nerveus gedoe.
„Nu ben ik nooit verlegen geweest, en
dat is maar goed ook natuurlijk. Een
beetje vrijmoedigheid moet je wel heb
ben, want je moet ten slotte verkopen
wat je aan hebt. Maar we hebben tus
sendoor één minuut de tijd om ons om
te kleden, dat moet dus altijd gehaast
gaan".
Vóór de show worden alle kleding
stukken gepast. Bepaalde accessoi
res worden door de meisjes zelf ge
kocht, vaak lenen ze van elkaar en ook
kunnen ze een greep doen uit de voor
raad die in de kleedkamers op een ta
feltje is uitgestald. „Dan moet je na
tuurlijk een run ondernemen om de eer
ste te zijn".
De bijkomende combinaties, zoals tas
sen en schoenen wordt aan de manne
quin zelf overgelaten.
Eén minuut om je te verkleden is, zeker
voor een vrouw, een zeer kort moment.
Hoe presteert de mannequin het om
haar kapsel onberispelijk te houden?"
In de eerste plaats spuit je het stijf van
de lak. We hebben tevens een soort
monnikenkap die onder de kin sluit met
een elastiekje".
Zo zijn er natuurlijk meer foefjes die
de mannequins toepassen. Zij werken
vooral voor foto's met wasknijpers,
spelden, kranten en valse vlechten, om
een bescheiden, maar discrete greep te
doen.
Er zijn ook bijkomstigheden waar het
publiek niets van merkt, maar die voor
de mannequin minder prettig zijn. Zo
zal het niemand, die geboeid staart naar
de parade van de ene fraaie bruid naar
de andere, opvallen dat de draagsters
langzamerhand onder de krabben ko
men te zitten. Maar het is een van de
consequenties die Milly ondervond. „Het
is heerlijk om het sluitstuk van de show
te zijn, maar als je steeds andere bruids-
tolletten draagt wordt dat pijnlijk.
Meestal wordt de japon namelijk voor
de eerste keer gedragen, en dan is het
kant nogal hard". Terwijl het publiek
ademloos: ooo denkt klinkt dan ook me
nig au in de kleedkamers
De verhalen volgen elkaar op, bekende
namen duiken op. Loesje Hamel,
Tanja Trijbels. Holthaus, Loek Limburg.
Milly spreekt er met eerlijke bewonde
ring over. Ze is er tevreden mee haar
eigen werkkring te hebben, en een van
haar liefste wensen is het die te ver
leggen naar Zeeland. „Hebben nog niet
veel mensen een verkeerd idee van een
mannequin Zien ze voorbij aan het feit
dat het echt een vak is en staren ze
zich alleen blind op de vreemde verha
len die soms de ronde doen? Het woord
mannequin of fotomodel wordt inder
daad door vele meisjes misbruikt, meis
jes die misschien eens eenmaal een
truitje heben geshowd noemen zich al
z.o. Ook meisjes van lager allooi geven
zich voor fotomodel uit. Maar ach, het
gaat in ons vak enorm fatsoenlijk toe".