EEN HALVE EEUW GLAS IBr Wt ML n U- N 1 W.. i 'v b vMyl 1 k \l CAS BAAS leerde in België wat vechten is zaterdagnummer Zaterdag 12 september 1964 yÊÊÊ^Êm^ Hi - P*®®? In „De kardinaal van v cM Hl Spanje": Cas Baas rechts. Links Albert van Dalsum. Cas Baas is voor een paar dagen terug in Ne derland. In de Vitusstudio in Bussum regis seert hij voor de N.C.R.V.-t.v. „Zacharias, mijn broeder", een stuk van de Zuidafrikaan- se schrijver Atol Fugard. Het stuk heeft twee rollen, een voor een neger en een voor een blanke. De neger wordt gespeeld door Clive Farel, die uit Sierra Leone komt de blanke door Willy van Heerveld. Willy van Heerveld is Cas Baas' mededirecteur van het Neder lands Kamertoneel in Antwerpen. /"""as Baas is twee jaar geleden uit Nederland weg gegaan om in Antwerpen toneelleider te worden, omdat hij hier zijn draai niet meer kon vinden. Hij ging dus tegen de stroom in. want regel is dat Vlaamse acteurs naar Nederland verhuizen: Paul Cammermans, Jullen Schoenaerts, om de meest be kenden van de laatste jaren te noemen, en ook Alex van Royen, die vorig jaar bij Ensemble speelde en het komende seizoen, net als zijn beide landgenoten, verbonden is aan de Nederlandse Comedie. Alex van Royen was vroeger directeur van het Antwerpse theatertje. Cas Baas is mede-oprichter en directeur geweest van het gezelschap Puck, dat thans Centrum heet. In '59 ging hij weg bij de groep en werd hij acteur en regisseur bij de Haagsche Comedie. Eerst het derde seizoen kreeg hij een regie („Bittere Honing" het stuk van de jonge Engelse schrijfster Shelagh Dela- ney) en voor het daaropvolgende was nog niets ze ker. Cas Baas verliet daarop de vleespotten van het gesubsidieerde Nederlandse toneel met zijn jaarcon tracten en reeks van andere sociale zekerheden om het avontuur in Antwerpen aan te gaan. „Een finan ciële klap was het natuurlijk wel, maar mijn zoon is onder dienst en mijn dochter zit in Schotland, dus we redden het wel". Delangrijker voor Cas Baas is dat hij weer kon gaan bouwen aan een nieuw toneel, zoals hij heeft meegewerkt aan de groei van het jeugdgezelschap Puck tot wat het nu is: Centrum, het gezelschap van het geëngageerde hedendaagse toneel. Toen Cas Baas in Antwerpen aankwam was het Ne derlands Kamertoneel nog maar kort bezig een prof- fessioneel gezelschap te worden. De andere kamer- toneelen, die in Antwerpen worden geëxploiteerd, zijn semi-beroeps. „Onderwijzers en zo". Cas Baas heeft het niet zo erg op hen begrepen want „soms leggen ze wel eens beslag op een goed stuk en dat is dan voor het beroepstoneel verloren". Antwerpen, een stad van zo'n miljoen inwoners, loopt niet erg hard naar zijn schouwburgen. Bij het offi ciële toneel, de K.N.S., is het de dood in de pot, ook artistiek. Cas Baas zegt dat het komt doordat boven de directeur altijd nog de schepen staat en die bemoeit zich overal mee. Dan is er ook een strakke hiërarchie onder de toneelspelers. Een acteur, die vijf jaar aan de K.N.S. verbonden is, kan nooit meer ontslagen worden. Jaarlijks worden zo'n vijftien stuk ken uitgebracht, maar als er vier, vijf goede voor stellingen bij zijn is het veel. Wat Willy en ik willen is perfect spel op een toneel dat perfect is aangekleed". Het is arti stiek, maar ook financieel een zware opgave. Het theatertje van het Nederlands Kamertoneel heeft tweehonderd plaatsen en subsidie heeft het gezel schap niet. We werken ons dood. Vijf dagen per week in ons eigen theatertje en dan elk jaar nog tweehon derd voorstellingen in de provincie. Het is teveel, maar we willen de overheid bewijzen dat het toneel in België het soort toneel moet zijn dat wij brengen". Aan de hand van de cijfers bewijst Cas Baas dat de publieke erkenning er in zekere zin al is. „We hadden het afgelopen seizoen zestig procent meer bezoekers dan het jaar ervoor". Zaterdags is de zaal uitver kocht, zondags zo goed als, de andere avonden is de zaal voor de helft bezet. Cas Baas krijgt hulp uit Nederland. Vorig jaar werd de gruwelgroteske „Oh pa, arme pa, je hangt in de kast van ma en het huilen staat me na" gespeeld. Het Nederlands Kamertoneel kreeg gratis het decoront werp dat Hep van Delft voor de Haagsche Comedie had gemaakt en ook de befaamde vechtende cactus sen van Lisette van Meeteren. „We hadden het stuk anders nooit kunnen betalen". Elise (Liesje) Homans, vorig jaar nog een van de artistieke leidsters van het Nieuw Rotterdams To neel, thans in de directie van Theater, regisseerde „Ratel van een simpel man", het stuk dat vorig jaar ook in Rotterdam is gespeeld cn Bob de Lange van de Haagsche Comedie is naar Antwerpen gegaan voor de regie van „De maxibulen", de komedie welke vorig jaar in Den Haag is gespeeld. Cas Baas heeft het naar zijn zin in Antwerpen. „Ook al is het vechten. Waarschijnlijk juist omdat het vechten is". Andries Dirk Copier was op 14 augustus jongstle den vijftig jaar verbonden aan de Koninklijke Ne derlandse Glasfabriek „Leerdam". Dat wil niet zeggen, dat Copier al die tijd ontwerper en esthe tisch adviseur is geweest. Hij is wel in en met de fabriek opgegroeid. Zijn grondige scholing aan de Grafische School in Utrecht en aan de Acade mie voor Beeldende Kunsten te Rotterdam was er in de eerste plaats op gericht, een reclame-vak man van hem te maken. Maar de natuur bleek sterker dan de leer. De man, die van zijn dertiende jaar af tussen het glas had gezeten, werd ontwer per. Hij had Perzisch glas getekend in Museum Boymans te Rotterdam. Hij had de ontwerpen van De Bazel, Berlage en De Lorm voor zijn fabriek uitgestald en was er door geïnspireerd. Hij kende hef glas en experimenteerde er mee. Hij vormde zichzelf, onafhankelijk van anderen en maakte op eigen krachten internationale naam als Nederlands glaskunstenaar. VTu moet men bij de term „ontweiper" allerminst denken aan een zweverige artistiekeling, die ieder met zijn onuitvoerbare projecten tot wanhoop brengt. Copier is niet zulk een figuur. Hij heeft het zijne geleerd van de moeilijkheden met de ontwerpen van „De Bazel" en „Berlage" en van zijn eigen we derwaardigheden in het bedrijf. Bovendien is indus trieel ontwerpen een liard-zakelijk bedrijf. Maar Co- pier is wel gezegend met een buitengewoon sterk esthetisch gevoel. Dat blgkt uit het verrukkelijke, door wijlen Gerrit Rietveld ontworpen huis in Den Dolder, waar hij nu alweer jaren woont. Rietveld mag het hebben ontworpen - maar de bewoners heb ben aan deze, in nauw samenspel met de architect ontstane omgeving de toets van hun eigen persoon lijkheid toegevoegd. Dat bleek voor deze toch al zo geslaagde bungalow een extra verrijking aan de tails als meubilering en aankleding te zijn. ATog meer: het huis ligt bijzonder mooi op een met I sparren, berken en heide begroeid duinterrein. Dat leidde er toe, dat Copier besloot, zijn gouden jubileum te vieren met een kleine tentoonstelling van zijn werk achter zijn woning. Hij wist toen amper, wat hij op zich nam. Glas exposeren in een winkel of in een museumruimte is iets. Maar glas opstellen in de open lucht is een gans andere onderneming. Want glas wordt doorgaans vervaardigd in kleine eenheden - zelfs in zeer kleine eenheden! - die men in vitrines in een bepaalde intimitlet kan tonen, maar die buiten eenvoudig zonder meer in het niet ver dwijnen. Copier heeft deze moeilijkheden verrassend ondervangen. A. D. COPIER VIJFTIG JAAR BIJ LEERDAM Uiteindelijk heeft hij geen volledig overzicht van zijn werk bijeengebracht. De expositie (tot 18 sep tember te zien) toont er wel een aantal aspecten van. Men kan er groepen onderscheiden. Er staan drie vitrines met klein gebruiksglas: de beroemde drinkserviezen „Gilde" en „Gourmet" onder andere - waarvan „Gilde" al uit 1933 stamt - maar ook met dingen, die pas in de laatste tijd zijn ontstaan en die overwegend streng van vorm zijn. Deze zaken tonen, hoe Copier zijn hele leven met het probleem van de natuurlijke vorm heeft geworsteld. „Gilde" ontstond uit de druppelvorm van de licht aangeblazen hete glasmassa. Maar die natuurlijke vorm kreeg toch een allure mee, waardoor het ser vies thans zelfs nog niet „gedateerd" is. Het maakt zelfs nu meer opgang dan ooit - hetgeen bewijst, dat er ook in de smaak van het publiek een diep gaande verandering begint te komen. „Gourmet" is gebaseerd op de vorm, die het wijnglas in de ver schillende wijngebieden heeft. Hier is dus van de functie van het glas uitgegaan. Daartussen en er om heen liggen en staan vrij tussen de begroeiing allerlei soorten glas: vrij grillige fles- vormen ondermeer, die me meer boeiden als vorm experiment dan uit oogpunt van bruikbaarheid - al zal de laatste wel vooral hierin liggen, dat de „ziel" als bergplaats voor allerlei stoffen en materialen bruikbaar is. Maar het meest boeiende zijn de kleine groepen „unica". De naam zegt al dat er van elk stuk maar één bestaat. Men kan er weliswaar bepaalde families in onderscheiden, ontstaan door experimen ten met één bepaalde soort glas of één techniek. Maar de leden van deze families zijn onderling bij alle overeenkomsten toch diepgaand verschillend van vorm en karakter. In deze stukken werd de ontwerper tot ambachtsman; eerst samen met een vertrouwde glasblazer, later alleen schiep hij deze stukken met zijn eigen handen. Hij verwisselde de tekentafel voor de glasoven, in een sterke behoefte, zijn krachten te meten met het gloeiende, amorfe en toch zo eigenzinnige materiaal. Misschien was hij in dit werk ook wel enigermate de „homo ludens" - de spelende mens; het spel is immers volgens Huizinga de basis van alle cultuur? In deze unica heeft zich Copier de scheppende mees ter van het glas getoond. Uit zijn handen kwamen vazen, potten en schalen, die nog meer dan zijn ontwerpen voor het massawerk zijn naam als kun stenaar vestigden. Copier heeft op dit gebied trou wens baanbrekend werk verricht. Hij was de eerste, die voor Leerdam unica maakte, en aldus voor het glasblazen als kunstambacht een eigen plaats tussen de toegepaste kunsten veroverde. Ik heb bij Copier prachtige stukken gezien waarin het glas op een uiterst persoonlijke, om niet te zeggen: eigenzinnige manier is verwerkt. Zij hebben de Nederlandse glas kunst een ereplaats bezorgd. Maar het is toch ook mee aan Copier te danken, dat het industriële gebruiksglas thans zulk een hoog niveau heeft bereikt. Dat moet op het ogen blik een grote voldoening zijn voor de man, die als dertienjarige met zijn in versneld tempo verworven mulodiploma op zak met grote tegenzin de fabriek in ging en pas na jaren met zijn lof verzoend was... HET IS heel gewoon dat de jeugd van een zich respecteren de middelbare school een school krant uitgeeft, en ook vrij nor maal dat daar af en toe heel op vallende bijdragen in staan. Ten slotte wordt het overgrote deel der latere schrijvers en critici uit deze groepen gerecruteerd. De verschuiving naar de jeugd toe, die op alle levensgebieden zo opvallend is, heeft gemaakt dat dit jeugdwerk veel meer au sérieux genomen wordt dan vroeger. Jaarlijks verschijnt bij voorbeeld de uitgave „Een tien voor tieners" een aardig boekje dat een bloemlezing brengt uit datgene dat in het afgelopen schooljaar in de Nederlandse schoolkranten is verschenen, en dat oudere lezers een goede blik gunt in wat er onder de school jeugd leeft. In Terneuzen ver schijnt er als schoolkrant van het Terneuzens Lyceum een pe riodiekje dat ,.T. L. Vizie" heet, een levendig blaadje, kennelijk door een man „van het vak" op poten gezet, althans geadvi seerd. Dat klopte ook wel: het bleek J. Hamelink te zijn, toen leraar aldaar, daarna heel be kend geworden door zijn verha len en verzen. En tot dusver is alles doodgewoon en zoals het hoort. Minder gebruikelijk is echter, dal enkele medewerkers aan zo'n schoolkrant een artistieke werkgroep stichten en dan een bijblad uit gaan geven dat, na drie gestencilde num mers reeds als een keurig gedrukt tijdschriftje kan gaan verschijnen en dat een peil en een drift verraadt waarvan men prettig verrast opkijkt. Nogmaals, het zal promotor Hame link weer wel geweest zijn die daar aanvankelijk achter stond, en heel kennelijk wordt in „Stiletto", (wat een buitengewoon goed gekozen naam van werkgroep en tijdschrift), de lijn van „T L. Vizie" op hoger plan door getrokken, maar toch: nier moet een groep actieve jonge mensen aan het werk zijn die zelfbewust hun weg gaan. Bovendien is Hamelink nu uit Terneuzen weg, en „Stiletto" drijft dus geheel op eigen wieken en trekt moer en meer „vreemden" aan. voor al ook jonge Vlamingen. Het wijst er op. dat Terneuzen een levende stad is. een stad met toekomst. Dergelijke initiatieven kunnen nooit ontstaan in eentra zonder driftig leven, zonder blik vooruit. Dit haakt heel subtiel in als voor de stad D eerste jaargang van „Stiletto" is nu afgesloten, en aangezien er nummer van het blaadje heeft ge staan, iets over „dronken geklots", willen we nu graag eens een ander geluid laten horen, de collega van het „geklots" moge het ons vergeven. Want we zijn als Zeeuw wel een beet je trots op „Stiletto" cn als we er niet eerder over geschreven hebben, is Letterkundige kroniek door HANS WARREN dat niet uit gebrek aan waardering, doch omdat het o.i. zo weinig zin heeft een tijdschrift te bespreken na lezing van een of twee afleveringen. Het heeft dan nauwelijks een eigen gezicht, of men kan over het gezicht echter, weet men wel ongeveer waar men aan toe is, al moeten we direct toevoegen dat we ons, wat deze werk- Sroep aangaat, wat onzeker voelen, aar de besten uil redactie en mede werkers ongetwijfeld hun vaderstad zullen verlaten om elders te gaan stu deren. En al sluit dat verdere mede werking aan „Stiletto" niet uit, het gezicht zal er toch weer door veran deren. Zullen de „jaargangen" die de mensen van nu opvolgen, steeds uit het goede hout gesneden zijn? Zal er in Terneuzen een soort literaire tra ditie gevormd kunnen worden die „Stilloto" nog minstens een paar ja ren op peil weet te houden We no pen het van harte, en mocht hel niet zo zijn, dan zullen de voornaamste fi guren uit deze werkgroep, dan reeds stellig opgenomen iii de „officiële" Nederlandse literatuur, toch in iedor geval terug kunnen zien op een re presentatieve „eigen" start. „Qtiletto" is van het; begin af een iD tijdschriftje geweest op een zeer brede basis, en de zelfspot en de zelf kritiek van do leiders en medewer kers gaat zover dal zij hun eigen zelfverheffing heerlijk in de maling nemen. Het begint al met hun werk program in het eerste nummer. Die zelfspot en ironie is een van de prik kelende trekken waar we een groot zwak voor hebben. „Meen je het nu 7" zou men soms willen vragen, even onzeker, en dat is eigenlijk erg leuk. Het gaat vanaf „Wij zijn 'geen avant- garde. wij vertegenwoordigen als enig op peil staande groep (groepen zijn meestal niet te peilen) ook de Ne derlandse. Vlaamse en zelfs Zuid- afrikaanse arrière-garde" tol in de spelling. Wie mogelijk schrikt van de „sirkusklouwns" op pag. 1 van no. 1. zal pas eerlijk lachen om Miekc Baarts uitspraak „Stiletto is „simpa- tiek" omdat het tenminste geen europeseteetuinen eksplwateert" op pag. 22 van no. 2. Enfin, in het eerste no. treft men di rect reeds poëzie van Henk Huis man, Ko Meertens en Ad. Geensen, die met Mieke Baart tot de zeer gere gelde medewerkers zullen gaan beho ren. In latere nummers zullen ook en vele anderen bijdragen leveren: poëzie, proza, essays, invallen, kri tieken. interviews. Speciaal dient nog vermeld Willy van Driel, die voor de, zoals reeds gezegd: keurig gedrukte, nummers 4 en 5 bijzonder aardige omslagen ontwierp. prettig, i in het bijzonder naai voren te halen; de groep is hier als het ware belang rijker dan de individuen, doch een uit zondering moet toch zeker worden gemaakt voor Henk Huisman en Mie kc Baart. Huismans heldere essays, die in een notedop een massa aan in formatie geven en bovendien van een eigen inzicht en nadenken getuigen, zijn levendige interviews (met Hans Verhagen, en een stuk, getiteld „Vier dagen op pad met Hamelink"en zijn gedichten getuigen van het vele dat hij in zijn mars heeft. Voortreffelijk is b.v. zo'n korte Haikoe: de verspeelde vlag in de leegte een afzonderlijk gezang Mieke Baart met haar grillige fan tasie ener- en haar zin voor be knoptheid anderzijds, zal tot een heel boeiende synthese kunnen komen. Het heeft overigens niet zoveel zin tot een waardebepaling van allerlei figuren te komen, er kan zoveel ver anderen. Jonge dichters die lang ver stikt lijken in een barok en versleten taalgebruik waarmee zij opge schroefde gevoelens, die daardoor on echt gaan lijken hoewel ze het niet zijn, uitdrukking trachten te geven, ontpoppen zich iater soms tot boeien- sproken blijken te zijn. Een van de moeilijkste taken van ouderen is het op de juiste wijze aanvaarden en waarderen, zonder enige krampach tigheid in welk opzicht ook, van het Het voornaamste is de sfeer, waaruit dit alles opbloeit, en die is prima. Zelfbewust, kritisch, vol humor, argwanend en toch ook welwillend staan deze jon ge mensen tegenover het leven, de kunst en de taak die hen wacht. Wilt U hen steunen, een rijksdaalder kan nauwelijks be ter besteed worden, en daar voor krijgt U een jaar lang „Sti letto" thuis. Stiletto, tweemaandelijks jongeren tijdschrift Redactie: Mieke Baart. Henk Huisman. Jac Meerlens. Ko de Rcgt. Uitgave: Tcrncuzense Lyceum Club. Foto rechts: Een deel van de opstelling in de bostuin van Copier: unicavazen, door experimenten bij het blazen ontstaan. Beneden: Een prachtige tweekleurige unicapot

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1964 | | pagina 12