ONVERGETELIJKE REIS
SCHOENENMODE HINKT OP TWEE GEDACHTEN
Blok
Q
H
VALS MET EEN STRIKJE
KOLEN IN
PLASTIC
BRUIDJE
Zolerdag 5 september 1964
NIET één van de auto's kon het helpen. Ze
barstten allemaal tegelijk in lachen uit voor
ze wisten wat ze deden. Maar het was dan ook
zo'n vreemde sinjeur die door Beer de takel
wagen naar binnen werd gesleept, dat je niet
kon doen alsof er niets aan de hand was. De
wonderlijke auto scheen er trouwens wel aan
gewend te zijn dat er om hem gelachen werd.
Hij vond het niet eens erg. Toen hij krakend
stil stond midden in de garage keek hij de an
dere auto's met zijn reusachtige koplampen
aan. „Aangenaam, mijn naam is Blok", zei
hij.
Karei de Grote, die al heel wat vreemde voer
tuigen in zijn leven had gezien, bleef beleefd.
„Zei U Blok?", vroeg hij, „wat een merkwaar
dige naam".
„Eigenlijk is het helemaal mijn naam niet", zei
de vreemdeling, „pas later zijn ze me zo gaan
noemen. U moet weten dat ik als limousine be
gonnen ben, lang lang geleden op een landgoed".
„Een landgoed is een kasteel met bossen en tui
nen, weilanden en parken er omheen. Er waren
stallen met veertig paarden en een koetshuis met
vijf koetsen. Eén van de stallen werd voor mij
verbouwd. Ik heette toen Dagobert en mijn chauf
feur heette Pierre. Ach, ik zie de oude gravin nog
op het bordes staan en in haar handen klappen.
„Pierre! Rijd Dagobert voor!", riep ze met haar
deftige stem en ze keek door haar lorgnet of
Pierre wel voorzichtig met me omging en of er
niet één stofje aan mijn lak kleefde.
Soms ook maakten we hele grote reizen. Het
heerlijkst was het als ook de jonge gravin en het
kleine meisje, de kleindochter van de oude gravin
meegingen. Eugenie heette het kleintje. Ze droeg
een hoed van witte kant en hoge zwarte laarsjes
en als ze uitstapte hield Pierre een parasolletje,
ook van witte kant, boven haar hoofdje. Arme.
arme Eugenie
„Waarom arme Eugenie?", vroeg opeens de
stem van Annabel. Niet één van de auto's had
gemerkt dat Basje en Annabel nieuwsgierig wa
ren dichterbij gekomen en haast eerbiedig om
de oude auto waren heengeslopen. Zonder een
woord te zeggen hadden ze zich op zijn treeplank
laten zakken en luisterden naar zijn verhaal. Blok
keek een beetje verschrikt naar de andere auto's
maar die knikten dat het goed was en dat hij
rustig kon doorgaan met zijn verhaal.
„Ze mócht niets", zei Blok, „niet spelen, niet
hardop lachen, niet eens hupelen van de auto
naar het bordes. Kleine meisjes waren in die tijd
al oude dametjes met witte handschoentjes aan.
En die handschoentjes mochten nóóit nóóit
vuil worden. Dat was het ergste wat je gebeuren
kon. Bloemen plukken mocht ze niet eens".
„Noemde ze je geen Blok?", vroeg Basje, „je zei
daarstraks toch dat je Blok heette?"
Blok zuchtte. „Dat kwam pas later", zei hij,
„toen ik verkocht werd. De oude gravin was te
oud geworden om te reizen, de jonge gravin
wilde snellere en modernere limousines. Pierre
werd ook te oud en de kleine Eugenie ging naar
een strenge kostschool in een vreemd land. Ik
werkte eerst een poosje bij een rare baron die
niet met me om kon gaan en tegen ieder hek op
botste tot de politie hem verbood om nog ooit
achter een stuur te zitten. Een jaar of vijf stond
ik helemaal vergeten in een vochtige stal en ik
wist dat ik niet meer de mooie glanzende Dag
obert van de gravin was. Op een dag haalde een
man met een hoge hoed en een grote cape om, me
weg. Het was een aapjeskoetsier".
„Een aapjeskoetsier? Wat is dat nou weer?", rie
pen alle auto's en Basje en Annabel. „Een man
die ritjes met een koets en paard voor geld
maakt", zei Blok, „net als taxi's nu. Maar de
mensen begonnen genoeg te krijgen van de aap
jes. Zo heetten die huurkoetsjes, zie je. Ze wilden
vlugger gaan. En daarom gingen de aapjes aan
de kant. De man met de hoge hoed schilderde een
band van witte en zwarte blokjes langs mijn ach
terraam. Zien jullie hem?". De. auto's knikten.
„Daaraan konden de mensen zien dat ik een
huurauto was, zie je. Een blokband. Nou, en zó
kwam ik aan mijn naam. Ik was een van de be
kendste blokbanden van de stad. Iedereen was
al eens met me naar de schouwburg of naar een
concert of naar buiten gereden. De oude Blok en
zijn chauffeur, die nog altijd zijn hoge hoed bleef
dragen waren beroemd. Maar ja, ook daar kwam
een eind aan. Er kwamen snellere en makkelij
ker auto's op de weg. Ik ging weer op stal. En
dit keer voor goed. De aapjeskoetsier, mijn baas
woont al jaren in een huis van oude mannen. Hij
is al bijna honderd, zie je. Ik stond daar in die
stal waar ook nog wat koetsen van vroeger wer
den bewaard en we deden niets anders dan pra
ten en dromen over de goeie ouwe tijd. Maar de
muren van onze stal trilden soms van het lawaai
dat jullie, de jonge reuzen op straat maakten. In
het dak kwam een gat en in de muur een grote
scheur. Vorige week met de storm ging de hele
boel bijna tegen de grond. „Weet je wat", zei de
eigenaar van de stal, „die rommel moet nou met
een maar weg. Ik bouw hier een mooie moderne
garage. De koetsjes gingen naar een museum,
maar voor mij was nergens plaats. Rijden kan ik
niet meer en in het automuseum hadden ze al
een van mijn broers staan. Iemand die nog iets
in me zag mocht me voor niets meenemen. Nou,
en dat was die meneer met de rode takelwagen".
„Mijn vader!", zei Basje, „maar wat-ie met je
doen wil weet ik ook niet".
„Wat zóu-ie nog met me kunnen doen?", zuchtte
Blok, „ik heb het geheid, vrienden. Met mij is het
afgelopen. Ik ben voor de sloop".
Alle auto's probeerden om de treurige vreem
deling op te vrolijken en bedachten planne
tjes over wat er nog allemaal zou kunnen gebeu
ren. Maar niemand geloofde er erg in. De oude
auto zelf zeker niet. Met doffe ogen bleef hij voor
zich uit staren en droomde van de tijd dat hij
nog Dagobert heette en over de lanen van het
landgoed tufte met de oude gravin en de kleine
Eugenie in het wit op het pluche van zijn achter
bank.
(Wordt vervolgd)
UJ
MISSCHIEN loopt er nu hier en
daar een Griek rond die er vast
van overtuigd is dat Zeeuwen al
leen maar kaas eten en klompen
dragen. Veertien dagen lang klos
ten de folkloristische groep van
„Medioburgum" uit Middelburg op
hartveroverende wijze op het ei
land Lefkade in Griekenland rond,
temidden van een internationaal
gezelschap. De Zeeuwen „boerden"
er goed: zij zagen hun folkloristi
sche dansen met ovaties beloond
en namen vooral door hun onge
dwongen optreden de bevolking
voor zich in. Het woord „Hollan-
dia" was op ieders lippen, zo meld
de onze redacteur bescheiden, en
hoewel Maria Callas, die toevallig
ook aanwezig was, dat woord niet
in haar aria opnam was toch ook
zij enthousiast genoeg geworden
om de reder Onasis een zojuist als
aandenken gekregen klomp uit de
hand te rukken en stampend op
twee houten schoenen haar in
stemming te betuigen.
Men voelt het als Zeeuw op de klom
pen aan: de reis naar Griekenland
is een daverend succes geworden. De
deelnemers arriveerden dinsdagavond
in Middelburg, boordevol indrukken, ent
housiast, en bruinverbrand. „Het was in
een woord fantastisch", zegt de leidster,
mej. J. C. Vermeulen hartgrondig. „Deze
reis heeft alles overtroffen. In feite was
de hele organisatie een grote chaos,
maar we hebben er geweldig kunnen la
chen. Die mensen hébben zo'n andere
zienswijze. Er waren eigenlijk te veel
heren die gediend moesten worden. Er
werd constant afgeweken van het pro
gramma, elke morgen om half tien
moesten we de orders van die dag ko
men halen, langer van te voren kan dat
niet bekeken worden. Maar het was ge
weldig". Als leidster van de Zeeuwse
groep werd mej. Vermeulen voor allerlei
problemen geplaatst waar zij zich met de
nodige flair door heen worstelde. „We
wisten niet of we in hotels of bij parti
culieren ondergebracht zouden worden,
hetgeen we, met het oog op souvenirs
uit Zeeland die we eventueel konden
meenemen, wilden weten, maar we
hoorden pas iets toen we arriveerden.
We kregen de beschikking over een zes
tal zespersoons tenten, die binnen een
soort afgerasterde theetuin stonden. Het
waren legertenten, met gloednieuwe la
kens van de marine, Er was speciaal
voor ons elektrisch licht aangelegd, en
douches. Er liepen drie bewaaksters en
drie bewakers om Grieken van het ter
rein te weren. Er kwam er ook geen een
op hoor. Ja, ik was wel een beetje bang.
De kostuums hebben allemaal kostbare
sieraden, en als je die zo maar moet
achterlaten".
„Het eten was er zo anders hé. In het
begin waren er een paar uit de groep die
zeiden het niet te lusten. We kregen als
ontbijt hele kleine boterhammetjes, ho
ning en wat boter. Dat is daar schaars,
want de Grieken gebruiken allemaal
olijfolie. Niks voor ons natuurlijk. Boter
smelt er bovendien onmiddellijk, want er
zijn geen frigidaires, zoals bij ons. Zelfs
geen stofzuigers, de mensen zijn er,
althans materieel ontzettend arm. Er
zijn op het hele land maar vier mensen
die een eigen auto hebben, nou, die zijn
in aanzien. Er is ook een heel groot
standsverschil. Daarom mochten ze ons
ook erg graag. Ze vonden het geweldig
dat we gewoon deden. Ze wisten drie
dingen van Nederland: tulpen, Amster
dam, en dat we rijk zijn. Iedereen was
enorm gastvrij, we mochten overal zo
maar binnenlopen. We zeiden maar goe
demorgen op z'n Grieks. Maar dan be
gonnen z eeen heel gesprek, en daar
verstonden we natuurlijk niets van".
'et interview wordt een lange mono
loog. Mej. Vermeulen, overweldigd
de heerlijke tijd die ze heeft door-
„fantasietjes" van mej. Vermeulen. Ring-
rijdersdans. Domburgse kermis (op mu
ziek van Jan Pierewiet), zij ontwerpt de
dansjes, bedenkt muziekjes en past reeds
bestaande aan bij het Zeeuwse kostuum
en karakter. Voor de groep optreedt
geeft zij uitleg. Zo verhaalt
gebracht vertelt boeiend plezierig. Het
is alsof ze hardop denkend nog eens de
hele reis maakt en langzamerhand rei
zen we een beetje mee. „We hebben zo'n
heerlijke tijd gehad. Alleen moest je niet
te veel op Hygiëne letten: In een straatje
een andere manier klaargemaakt hoor.
Zo'n houtskoolvuurtje kwam dan, met
het vlees, onder het stof te zitten dat
omhoogwaaide, maar je moet je nu een
maal aanpassen. Alleen koffie was er
niet te drinken. De helft van je kopje
was zaksel. De eerste dag kregen we to
maten, met olijfolie en zo, maar we
durfden niets te eten, want we moesten
diezefde dag optreden. Ja, stel je voor..."
„De vrouwen zagen er allemaal nogal
oud uit. In 't zwart gekleed, met zwarte
hoofddoekjes. Ze droegen veel vrachten
op hun hoofd. Alles zag er een beetje
vuil en onverzorgd uit. Maar ach, die
mensen zijn wel verschrikkelijk arm,
maar geweldig aardig en hartelijk. Toen
we een keer een heel uur moesten optre
den en we begonnen met het Zeeuwse
volkslied stonden alle mensen op. Wilt IJ
wel geloven dat dat gewoon aandoenijk
Zeeland kent geen folkloristische dan
sen. Dc groep van „Medioburgum" danst
Hierboven: mej. Vermeulen tij
dens de trip van „Medio" door
Griekenland; geheel boven een
opname van de omgeving van
Lefkas, een van de plaatsen,
waar de volksdansgroep op
trad.
(Foto P.Z.C.)
dit evenement aan
de man te komen, bij mislukking elke
dag een nieuw, nog mooier beukje aan
trekkend en hun beursje ter beschikking
stellend van de jongeman die met haar
wou kermis vieren. „Ze vonden het
prachtig. We hebben er ook enkele inter
nationale, waaronder Griekse, liedjes ge
speeld op accordeons. Ad en Marijke de
Priester en Suus Jongepier zorgden
daarvoor. Een geweldig succes, de Grie
ken zongen uit volle borst mee.
De groepen onderling hadden ook veel
belangstelling voor elkaar. Onze groep
is bijzonder plezierig. Geen apartjes, en
niemand heb ik ook maar één moment
horen mopperen. Het was allemaal zo
leuk. We spraken Frans, Duits, Engels
door elkaar. Alles ging er ook zo onge
dwongen. Tijdens een ontvangst op het
gemeentehuis werden we bediend door
een ober met opgerolde mouwen en op
blote voeten. Eerst kregen we een ijsje.
Toen kwam opeens meneer Zevelekis. dat
is de organisator van het volksdansfeest,
binnen en die begon een in onze ogen
ontzettende ruzie met de burgemeester.
We zaten er een beetje bedremmeld bij,
toen werd ons verklaard dat de heren
een misverstand hadden gehad, en de
ober kwam weer binnen, met een groot
blad. We dachten dat er limonade op
stond, maar het was water. Stel je voor
zeg, gewoon water. Als we naar het
strand gingen kregen we meestal wel
een lift van de een of ander. Achterop
een scooter kwamen we dan aan het
strandje, en dan keerde de berijder met
een om om de anderen te halen, En een
lawaai dat het verkeer maakt. Overal
zitten claxons op, tot zelfs op fietsen.
Op de pont stouwen ze alles wat er op
kan. Onze bus stond met z'n achterwie
len op de klep. Het was zo'n roestig
pontje, het werd met de hand bediend.
Op de terugweg was het ding kapot".
Onvoorziene omstandigheden kreeg
mej. Vermeulen vaak te verwerken.
Lunchpakketten („vier broden, zomaar
in kranten gepakt, een bolletje kaas en
vier pakjes beschimmelde smeerkaas,
dat mag daar allemaal zo maar"), in de
war geschopte reisprogramma's, achte
loze organisatie, een eindeloze corre
spondentie, een berg rompslomp waarin
ze niet vergeefs de tanden heeft gezet.
„Ach, we doen het allemaal als liefheb
berij. Een gedeelte heeft een eigen kos
tuum, de reis moeten we zelf betalen, en
een groot deel van onze vakantie gaat er
in zitten. We doen het dus in onze vrije
ere te houden.
Ik ben reeds jarenlang lid van „Medio
burgum"; vanaf mijn achttiende jaar
geef ik leiding. Er gaat verschrikkelijk
veel tijd in zitten, maar je kunt er niet
mee ophouden."
van een arm maar hartelijk volk.
21 leden van de groep een onvergetelijke
tijd heeft bezorgd. Zo wordt een Grieks
wierookhoudertje in Middelburg een
even gewaardeerde herinnering als de
Zeeuwse klomp die ergens in een huis
gezin in Grieken land wordt bewaard.
Vroeger waren strikjes alleen voor kleine meisjes. Nu zijn ze hoogst mo
dern, en als ze, zoals bij deze Franse kapsels (Chardin) een beetje
discreet worden gebruikt staat het lief. Het linkse kapsel kwam tot stand
met een valse knoet. De rechtse dos is helemaal echt en bijzonder geschikt
voor een wat streng profiel.
De papieren zak met steenkolen
vertrouwd produkt voor duizen
den kamerbewoners en kleinbe-
huisden, zal waarschijnlijk geen
lang leven meer hebben! Plastic,
het verpakkingsmateriaal van
deze eeuw, heeft ook de brand-
stoffenhandel bereikt en de
„éénpersoons" papieren zak met
steenkool wordt meer en meer
meer vervangen door een plastic
omhulsel.
Pr zijn zelfs al brandstof fenhandels
in Nederland die definitief zijn
overgegaan op plastic verpakkingen
niet alleen voor de bekende „tiende
hectoliter", maar ook voor hoeveelhe
den van een kwart en een halve hec
toliter. Duidelijk voordeel van de
plastic zak Is dat de verpakking niet
in brand kan vliegen tijdens het bij
vullen van de brandende haard of ka
chel, al kan het plastic wel smelten
door teveel directe hitte. Bovendien
kan de consument door de plastic
verpakking de juiste grootte van de
kolen zien en de kwaliteit beoordelen.
Voor de klein behuisd en komt daar
nog bij dat een kolenvoorraad in plas
tic zakken ook bij nat weer gerust
bulten lean worden opgeslagen.
Dit romantische bruidskleedje in
prinsesselijn heeft een gephsseerd
Empirebovenstuk en een daarbijbe
horend ruchetje aan de onderrok. De
handschoenen zijn langhetgeen, met
het oog op het korte mouwtje, erg
praktisch is. Het sluiertje bestaat uit
drie lagen (model Jeune Mariee).
Sommige
plaatsen op de plastic zak een rode
streep die de juiste Inhoud van de ko-
lenzak aangeeft. Men verwacht dat
ook de ouderwetse jute kolenzak op
de duur zal verdwijnen en door een
plastic verpakking zal worden ver
vangen.
Blijven de toonaangevende schoenont
werpers dit najaar toch een beetje op
twee gedachten hinken? Het lijkt er
wel op, want de vorig seizoen al be
gonnen (evolutie (forsere hakken, ron
dere leesten) zet men nog niet hele
maal door. Weliswaar is het naaldhak
je lang niet meer zo „naald" als voor
heen, maar de rudimenten van dit mo
dedetail laten zich toch niet verdrin
gen. het slanke elegante hakje blijft
ook komende winter op het toneel, a!
is het wel meer dan voorheen naar het
terrein van het uitgaansuur verschoven.
/~vverdag hoeft het echter niet meer:
U het voorzichtig stappen en trippelen
over de trottoirs en straten die voor
een dunne, elegante hak steeds vol
voetangels en klemmen blijken te zit
ten De hoogste hak voor overdag is
ongeveer 4'-> centimeter en het for
maat varieert van een omvangrijke
blokhak via een stevige (soms'door
Drie variaties op de tendens naar
een stevige en comfortabele schoe
nenmode. Midden: de wel erg
bloklcigeblokhak waarvoor lang
niet iedere vrouw in aanbidding
zal neervallen. Rechts: een wat
minder geprononceerd voorbeeld
van de huidige schoenenmode.
Links: een geslaagd compromis in
de vorm van een stevige en toch
elegante schoen, met opgesneden
voorblad, uitgesneden zijkanten
en iets uitgeholde hak.
een uitholling wat eleganter gemaak
te) hak tot het exemplaar dat we vo
rige seizoenen al kenden: het hakje
dat door zijn model een indruk van
elegance en slankheid maakt, maar toch
voldoende stevigheid biedt om er sier
lijk op te kunnen lopen. Al wordt die
sierlijkheid natuurlyk wel in belangrijke
mate door de draagster bepaald.
De dezer dagen ten doop gehouden na-
jaars- en wintercollectie van Bata In
ternational waarin al dit wel-en-wee
van de komende schoenenmode geëxpo
seerd werd, bracht wel een teleurstel
lend aspect voor degenen die zich vorig
jaar zo'n paar extra-hoge i en vaak
niet-goedkope) laarzen hebben aange
schaft. Want die kuitlaarzen keren dit
najaar niet terug in het schoenenmode-
beëld een enkele uitzondering daar
gelaten. De plaats van die vorig jaar
zo modieuze lange laars is ingenomen
door de „enkel-bootie", het juist over
de enkel reikende laarsje waarvan voor
al het Eskimoschoentje een fleurige re
presentant is.
Die Eskimoschoentjes worden door
Bata International in tientallen
kleuren gemaakt, uit materialen als
veulen, suède en hunting en dikwijls uit
combinaties ervan. Ze zijn met veel
kleurige biesjes afgezet en worden ge
lanceerd als zijnde „volkomen water- en
sneeuwdicht". In ieder geval een aller
aardigste dracht, jeugdig en perfect
passend bij de lange nauwsluitende win-
terpantalons.
Voor wie de extravagance bemint is er
een Anna Karanina-achtig laarsje tot
halfweg de kuit. gemaakt uit zwart
nappa en geborduurd met soutache. Of
binatie van twee kleuren leer die het
detail bepaalt: zwart met cognac bij
een halfhoge laars met bontrand, dan
wel een hoog knooplaarsje met vierkant
blokhakje heel antiek en naïef aan
doend-
Bij de pumps wordt vaak gewerkt met
hoog-oplopende voorbladen: dikwijls is
het materiaal chevreau. In het sportieve
genre (en dat komt dit najaar heel
duidelijk naar voren) worden hunting,
juchtleer, nappa en kalfsleer gebruikt,
vrij vaak gecombineerd met een robuus
te crêpezooi. Een klein, plat, sportief
schoentje vervangt de ballerina; een
speciale autoschoen heeft kleine rubber
dopjes op zool en hielgedeelte waardoor
de voet een vaste „greep" op de peda
len krijgt,
Een stiksel, een veter, een biesje
vormen de garnering van de winter-
schoen 1964-1965, soms is het de com-
voorbeeld. De cognackleuren (van bleek
tot heel donker) zijn wel toonaangevend
Het Eskimolaarsje dat komende
winter wel eens een bestseller
sou kunnen worden. Men brengt
ze onder meer in hunting met veu
len, in vrolijke kleur et. met con
trasterende biesjes en een stevige
dikke crêpezooi. Bijpassend acces
soire: een sportieve tas van veu
len.
voor komende winter, maar zwart, don
kerblauw, warmrood. warm gr oen zijn
ook aanwezig, 's Avonds kan men ge
schoeid gaan in tinten als cognac, bruin,
donkerrood, diepblauw, olijfkleur en na
tuurlijk het klassieke zwart.