Hervormde zending en Indonesië
Aanpassing structuur
der Kerken is nodig
Ik*
LH!
Archivaris Hervormde Kerk trad af
Zaterdag 8 augustus 1964
zaterdagnummer
In het begin van dit jaar is er een
rapport verschenen over de Kerk van
Engeland, welke bisschoppen kent en
in menig opzicht nog een middel
eeuws karakter draagt. In 1960 heeft
men aan de centrale adviesraad voor
de eredienst van deze kerk gevraagd
„zich in het licht van de veranderen
de omstandigheden te beraden over
het bestaande stelsel van betaling en
beroeping van predikanten en daar
omtrent aanbevelingen te doen". Aan
een van de leden van deze raad, een
socioloog, is een opdracht ter nadere
bestudering gegeven en hij is dan dit
jaar met het bedoelde rapport voor
de dag gekomen dat tot titel draagt:
De ontplooiing
en betaling van
de dienaren der
kerk (The de
ployment and
payment of clergy). Dit rapport
„veroorzaakte vrijwel onmiddellijk
een vloed van reacties en commenta
ren in Engelands kerkelijke (en ook
niet-kerkelijke) pers; een vloed die
op dit moment van schrijven nog
steeds aanhoudt".
We zouden van dit rapport nog niet. heb
ben gehoord, ware het niet dat de
heer P. E. Kraemer in het laatste nummer
van het maandblad „Wending" er een vri.i
omvangrijk artikel aan wijdt In Engeland
zit men kerkelijk met dezelfde moeilijkhe
den als waarmee men in andere landen ook
zit. De ontwikkeling op economisch, sociaal
en maatschappelijk" gebied zijn steeds ver
der voort gegaan. Iedereen die op de hoogte
van zijn tijd wilde blijven, moest daarmee
rekening houden. Het beeld dat ons van de
Kerk van Engeland getekend wordt is zó
dat men daarmee nog heel wat minder re
kening heeft gehouden dan bijvoorbeeld bij
de kerken in ons land het geval is. hoewel
ook hier ruimschoots plaats blijft voor de
klacht die we een paar weken geleden la
zen: De dagbladen werken aan samenvoe
ging en de banken fuseren, maar de kerken
gaan voort als een eeuw geleden.
Wanneer de heer Kraemer over dit Engel
se rapport schrijft doet hij dit in de over
tuiging dat wij in ons land ook nog wel het
een en ander kunnen leren van het land
aan de overzijde van do Noordzee, waar
een rapport tot de slotsom komt dat de to
tale kerkelijke structuur zal moeten ver
anderen. Dit is nodig, omdat de totale
structuur van de samenleving veranderd is
en deze verandering nog niet haar eindpunt
heeft bereikt, misschien nog maar aan het
begin staat. Dit is een kreet die we ook in
ons land kunnen horen en waarop we in de
ze rubriek een en ander maal de aandacht
hebben gevestigd. We laten het rapport en
het artikel van Kraemer naar aanleiding
daarvan verder voor wat het is. Ieder die
er zich voor interesseert, leze het zelf. Wel
willen we een paar van de niet minder dan
62 aanbevelingen waarmee dit stuk sluit,
aanhalen en daarmee zullen we ons wel di
rect bij ons zelf thuis gevoelen.
„Voorgesteld wordt om aankomende predi
kanten gedurende de eerste vijf jaar ter be
schikking te stellen van die gebieden waar
aan mankracht de meeste behoefte is".
„Wenselijk is een centraal orgaan voor
planning en plaatsing over het gehele land
van kerkelijke mankracht". ..Een nieuwe
vorm van gemeentelijke organisatie wordt
voorgesteld, de buurt- of st reekgemeente,
waarbij het werk geschiedt door een team
van predikanten en andere specialistische
krachten". „Iedere opzet van een buurt- of
streekgemeente dient vergezeld te gaan van
duidelijke voorzieningen met betrekking
tot de toewijzing van verantwoordelijkhe
den aan en de vorming van gemeentele
den". „Het verdient overweging de vesti
ging van predikanten op een standplaats
te binden aan een maximum termijn van
10 jaren, eventueel te verlengen met nog
vijf jaar terwijl in het 7e jaar van vesti
ging voorbereiding dient te geschieden op
de beslissing om van standplaats te ver
anderen of niet". We hebben deze laatste
aanbeveling het laatst genomen, omdat we
hier een directe aansluiting vinden in ons
eigen land. Een paar jaar geleden lag in
de N.H. Kerk het z.g.n. mutatierapport op
tafel van de classicale vergaderingen,
waarin we dezelfde klanken konden horen
en al is dit rapport afgewezen, van de zaak
zelf is men daarmee nog niet af.
Dit mutatierapport is tijdens de bespre
kingen er over, genoemd een nieuwe
lap op een oud kleed en wie gevolgd heeft
wat daarover zo al gezegd en geschreven
Is, kon voornamelijk twee gedachten ho
ren; de een die deze mogelijkheid van mu
tatie volkomen van de hand wees, omdat
daardoor aan de autonomie, het zelfbe
schikkingsrecht van de plaatselijke ge
meente tekort werd gedaan en de ander die
betoogde dat we met dit kleine onderdeel,
waarbij voor predikanten uit de 'twee laag
ste klassen, verandering van gemeente
werd mogelijk gemaakt, niet veel verder
komen. De gehele, structuur van de N. H.
Kerk zou op de helling moeten Wanneer
dit niet gebeurt, komen we er niet met en
kele gedeeltelijke wijzigingen, die niet meer
zullen blijken te zijn dan lapmiddelen. Op
de Kerk in haar geheel zal meer nadruk
moeten vallen, zodat de vrijgestelde krach
ten (waarmee we niet alleen predikanten
bedoelen) die in dienst van de kerk zijn,
daar geplaatst kunnen worden, waar ze
kerkeüjk-strategiseh het meest nodig zijn.
Dit houdt in een
inperking
van de vrijheid,
zowel van de ge
meenten. als van
de predikanten.
Wanneer er zo ge
roepen wordt van weerszijden, dat er van
die vrijheid geen stukje af mag. laat men
dan bedenken dat die roep naar vrijheid
ook een van de leuzen van de Franse re
volutie was.
En wanneer men beweert dat zo de pres-
byteriale kerk te gronde gaat, dan geloven
wij dat deze waarlijk niet te gronde zal
gaan wanneer een stukje van die hoogge
roemde rechten wordt prijsgegeven als de
Kerk in haar geheel daarmee haar dienst
aan het Evangelie van Christus, in deze
wereld beter kan laten functioneren, meer
in overeenstemming met datgene wat deze
steeds meer veranderende tijd vraagt.
Dat het in ons land niet alieen de N. H.
Kerk is die met deze vragen zit, bleek ons
een maand geleden (3 juli) toen we in de
rubriek „Van week tot week" iets lazen dat
door prof. dr. H. Ridderbos was overgeno
men uit „Administratie en Beheer", het
„contactorgaan ten. dienste van de com
missies var. administratie en beheer der Ge
reformeerde Kerken". Daarin houdt drs. M.
Ockeloen. een econoom, zich bezig met de
vraag „of ons kerkelijk leven, bedrijfs
organisatorisch bekeken, wel doelmatig is
ingericht en niet een grondige reorganisa
tie nodig heeft orn beter aan zijn doel te
beantwoorden". Deze vraagstelling houdt
reeds in dat er bij deze econoom twijfel ge
rezen is. Zelfs kunnen we het nog sterker
zeggen. Hij meent dat er ingrijpende ver
anderingen móeten komen. We gaan voorbij
aan hetgeen hij zegt over de luxe van twee
theologische opleidingscentra, over een
scholinscursus voor ouderlingen en diake
nen, over de handhaving van de „theolo
gische vakbekwaamheid" van de predikant
enz. Deze gerefor
meerde econoom' zit
ook al met het feit
dathet beroepings-
werk hem niet Be
vredigt, vooral wan
neer hij denkt aan
predikanten die om
de een of andere re
den van gemeente
zouden moeten ver
anderen. „Waar het
in onze kerken te
veel aan ontbreekt is
een centraal gezag
dat bindende ge-
SS'ven. zow3°t.a.v het tiidie over-
plaatsen van predikanten, het opleiden van
ouderlingen, het vaststellen van bezoldi
gingsregelingen. om maar eens enkele za
ken te noemen". Hij zegt aan het eind van
zijn stuk dat zijn kritiek nog lang niet
is uitgeput en hij dringt er op aan dat „door
een deskundig en systematisch uitgevoerd
organisatie-onderzoek" alle zwakke punten
moeten worden opgespoord en dat men zich
dan daarop zal gaan bezinnen. Prol. Rid
derbos zet bij het aangehaalde dan enkele
kritische noten en vraagt of dit alles niet
te veel bedrijfs-economisch gedacht is, als
of de kerk zo maar te vergelijken is met
een modern fabrieksconcern, terwijl hij
natuurlijk ook huiverig is voor een bis
schoppelijke kerkorganisatie, maar dat
neemt niet weg dat ook hij wel weet dat
feitelijk dezelfde vragen als in Engeland
ook leven in de Gereformeerde Kerken in
ons land.
In het jaarverslag over 1963 van de Raad
voor de Zending, dat in de laatstgehou
den synodevergadering werd aanvaard,
worden verschillende punten naar voren
gehaald, die de aandacht verdienen.
Daar is dan allereerst de vraag waar het
zwaartepunt van het zendingswerk van
de Ned. Herv. Kerk zal liggen, nu na de
moeilijke tussenperiode de moelijkheden
en contacten weer groter worden. De
Wanneer wij denken aan de kerken, moe
ten we wel bedenken dat het ten slot
te nooit gaat om de organisatie als zo
danig, hoe belangrijk die ook moge zijn,
maar om de dienst van het Evangelie, die
de Kerk aan de wereld bewijzen moet en
wanneer deze dienst belemmerd wordt, dan
zal men moeten trachten dze belemmerin
gen weg te nemen, ook al gaat er dan mis
schien iets verloren van hetgeen vier
eeuwen of nog langer de structuur van de
kerken is geweest.
Raad voor de Zending spreekt in zijn
jaarverslag nadrukkelijk uit, dat hij zijn
primaire verantwoordelijkheid in Indone
sië ziet liggen, omdat de Nederlandse
zendin een bijzondere taak heeft daar.
„Niet, zoals men vaak meent, op grond
van een in de geschiedenis gewortelde
gevoelsbindïng, maar wegens het nuch
tere feit, dat slechts weinige andere zen
dingen dan de Nederlandse samen met
de Rijnse en Bazelse daar een substantië
le verantwoordelijkheid op zich namen,
ondanks vele vooral naoorlogse pogin
gen om dit te bereiken.
sië de volkrijkste „zcndingslanden"
der wereld en men mag veilig aannemen,
dat weinig voor de zending openstaande
landen in verhouding tot hun betekenis zo
weinig buitenlandse missionaire medewer
king ontvangen als Indonesië. „De aan
vaarde verantwoordelijkheden in Afrika
tussen 1960 en 1963 nam het aantal zen
dingsarbeiders daar toe van 2 tot 21
zal verder niet veel meer uitgebreid wor
den nu nieuwe taken in Indonesië de aan
dacht vragen.
De verbetering der politieke betrekkingen
met Indonesië was duidelijk merkbaar in
bijvoorbeeld het immigratiebeleid. „Zo
werd de delegatie van de „Kontinenntale
Kommission für Kirche und Mission in In-
wel onbekend document". Toen deze dingen
vaststonden konden njet vrijmoedigheid
enkele a.s. zendirigsarbeiders voor Indone
sië worden bestemd. En er kwam ook con
tact door bezoeken van medewerkers van
daar aan ons land.
'n het hoofdstuk over het bezoek van de
genoemde commissie (KKKMI)
wordt gewezen op de veranderingen, die in
Indonesië geconstateerd werden. Er heeft
daar een „snelle maatschappelijke verande
ring" plaats zoals in zoveel jonge staten.
„Eertijds vormden de bewoners van het
land immers een veelheid van volken en
stammen, slechts verenigd door de band
van het Nederlandse gezag. De snelle ur
banisatie, het onderwijs, het bestaan van
de ambtenarenkorpsen en het leger met
hun overplaatsingen, de arbeid van natio
nale en provinciale vertegenwoordigende
lichamen, de nationalistische beweging en
de christelijke kerken hebben allen reeds
voor de oorlog, maar vooral sinds de revo
lutie bijdragen tot de groei van een Indo
nesisch eenheidsbesef. De nationalistische
leuze „één land, één volk, één taal" wordt
in steeds toenemende mate van wens tot
werkelijkheid en zal nog steeds meer wer
kelijkheid worden.
Reeds nu hebben de belangrijkste ontwik
kelingen op politiek, godsdienstig en cul
tureel gebied, de ontwikkelingen die hun
stempel zetten op het volksleven, plaats on
der mensen, die hoe sterk de oude cultuur
ondergronds onder hen moge voortleven in
sterke mate geürbaniseerd zijn. wier echt
genote soms uit een ander „deelvolk" af
komstig is dan zijzelf, wier kinderen vaak
het Indonesisch en niet meer hun „streek
taal" als moedertaal spreken. De Indonesi
sche kerken daarentegen zijn zelfstandig
geworden in een tijd, toen deze ontwikke
ling nog maar nauwelijks begonnen was....
Moeten nu de met de kerken (in de ver
schillende gebieden) samenwerkende
zendingen de traditionele gerichtheid op
bepaalde „deelvolken" niet loslaten om
zich op de nieuwe Indonesische mens te
richten? Deze vraagstelling beheerste een
groot deel van de discussie met de Raad
van Kerken. „Als consequentie werd aan
vaard, dat aan de West Europese zen
dingen werd aanbevolen hoge prioriteit te
geven aan takken van arbeid, die van meer
algemene betekenis zijn zoals de verster-
Een ontvangst in de nieuwe biblio
theek van de theologische school te
Malang.
Foto boven: het gebouw van de
Raad van Kerken in Indonesië te
Djakarta.
king van het theologisch (hoger) onder
wijs. inclusief de opleiding van godsdienst
leraren voor lagere en middelbare scholen,
de uitzending van een aantal studentenpre
dikanten en de stichting van studentencen
tra als plaatsen voor hun werk, de uitbouw
van de opleiding van leraren voor het chris
telijk middelbaar onderwijs, grotere steun
voor de christelijke uitgeverij (Badan Pe-
nerbit Kristen), dc uitzending van leiders
en gelden voor vormingscentra van socio
logen en/of culturele anthropologen ter
versterking van het studie-instituut van
de Raad van Kerken te Djakarta. Nog
wordt overleg gepleegd over de vraag in
hoeverre het noodzakelijk Is de steun aan
de christelijke universiteiten uit te breiden.
Zo zijn er taken te over voor de Neder
landse zending om verantwoordelijkheden
in Indonesië te gaan dragen.
GEBORGENHEID
Ps. 91 1. Wie in de schuilplaat des
Allerhoogsten is gezx-ten, vernacht in
de schaduw des Almachtigen.
leder mens zoekt geborgenheid. Misschien is dat streven niet
anders dan een terugverlangen naar de lijd dat we nog veilig
geborgen waren in de schoot van onze moeder. Aan het be
gin van het menselijke leven staat in ieder geval de heerlijk
heid van het geborgen zijn. Het. kleine kind beleeft de gebor
genheid bewust in de zorgende liefde van zijn moeder en in
de manlijke kracht van zijn vader. Later zoeken we dat ge
borgen zijn weer in de man oj m de vrouw, die we als levens
gezel. of gezellin gevonden hebben.
De dichter van de 91ste psalm zal dat ook zo gekend hebben. Maar hij wist nog
van een ander geborgen zijn en hij spreekt ervan in het woord dat hierboven
afgedrukt staat: Wie in de schuilplaats des Allerhoogsten is gezeten, vernacht
in de schaduw des Almachtigen. Wie op Oor! vertrouwt weet zich bij Hem vol
komen veilig „Met zijn vlerken beschermt Hij U en onder zijn vleugelen vindt
ge- een toevlucht, zijn trouw is schild en pu.ntser." Wie op God vertrouwt heeft
niets te vrezen: „want Hij zal aangaande U zijn engelen gebieden, dat zij
behoeden op al uw wegen: op de handen :ullen zij U dragen, opdat ge uw voet
van geen steen stoot."
Op vertrouwen komt het aan. Maar om tc kunnen vertrouwen, moeten we toch
eerst weten wie God is.-Wie is God* Sommigen antwoorden op grond van de
Schrift„Onze God Is een verterend vuur, en hoe vreselijk is het te vallen in
de handen van de levende God!" Wie niet anders van God kent, dan zijn heilig
heid, is eerder geneigd beveiliging tegen deze God te zoeken, dan dat hij bij
Hem beveiliging zou zoeken tegen de wisselvalligheden van het teven.
Maar in de Bijbel gaat het niet alleen om deze ene zijde van Gods wezen. Zeker,
Hij is heilig en zijn ogen zijn tc rein, dan dat ze liet kwade zouden kunnen aan
schouwen. Maar Hij is ook een God van liefde, die de zondaar niet verderven,
maar behouden wil: Want- alzo lief heeft God dc wereld gehad, dat Hij zijn
eniggeboren zoon gegeven heeft, opdat een teder die in Hem gelooft, niet
zou verloren gaan, maar eeuwig leven hebben. Wie God in Christus kent als
de barmhartige en genadige God. die als Vader ons om Christus toil al onze
zonden vergeven wil en vergeven heeft, die durft bij Hem toevlucht te soelcen
en die vindt bij Hem geborgenheid.
'S-GRAV EN POLDER J. ff. KLUIVER
MR. T. J. NAUDIN TEN CATE
Enkele weken geleden was de dag ge
komen voor mr. T. J. Naudin len Cale
zijn sinds begin 1947 waargenomen func
tie van archivaris der Ned. Herv. Kerk
jegens hel bereiken van de leeftijdsgrens
neer te leggen. Hoewel door familierela
ties min of meer voorbestemd voor een
carrière in de bankwereld, kreeg al vóór
de oorlog zijn belangstelling voor de his
torie de overhand en begon mr. Naudin
ten Cate zich te bekwamen voor het ar-
chivariaat. Inmiddels deed hij reeds prak
tische ervaring op bij het Rijksarchief. Na
de oorlog trad hij eerst op als secretaris
van de waarnemend-archivaris van de
Ned. Herv. Kerk, prof. dr. J. N. Bakhuizen
van den Brink en werd vervolgens met in
gang van 1947 definitief benoemd tot ar
chivaris.
Tot de werkzaamheden van een archivaris
behoort de inspectie van archieven en
de inventarisatie er van in het hele land;
het beantwoorden van vragen op histo
risch terrein; het conserveren en opsporen
van archiefstukken; en het maken van
overzichten van alle archieven van de Ned.
Herv. Kerk in de provincies. Sinds het in
werking treden van de kerkorde van 1951
staan de archieven onder supervisie van
het generaal college van toezicht der kerk.
In dat jaar kwamen ook de archieven der
'kerkvoogdijen onder het toezicht van de
landelijke archivaris. Zo heeft de archiva
ris een uitgebreid werkterrein. Na de oor
log was er aanvankelijk heel wat te doen
met het opnemen van de oorlogsschade aan
de hervormde archieven in Zeeland, later
in de Betuwe en enkele andere plaatsen.
Na de stormramp 1953 was er eveneens
weer extra werk in Zeeland. Zuid-Holland
en Noord-Brabant. Tussen deze grote pro
jecten door had de heer Naudin ten Cate
bemoeienis met tal van andere archieven,
die van alle vroegere provinciale kerkbe
sturen en van vele classes der Ned. Herv.
Kerk.
Op verzoek werden ook vele archieven van
kerkeraden en kerkvoogdijen onder han
den genomen, geïnventariseerd en zo nodig
hersteld. Hierbij mag gewaagd worden van
de goede hulp van enige assistenten en
ook technisch van de binder Middelplaats,
die jarenlang allerlei herstelarbeid voor het
archivariaat verrichtte. In totaal zijn sinds
1947 ongeveer 700 archieven van provin
ciale kerkbesturen, classes, kerkeraden en
andere hervormd-kerkelijke instellingen
geïnspecteerd enz. Inventarisatie geschied
de compleet van een 125 archieven, waar
bij ook veel steun werd ondervonden van
de vroegere secretaris van de hervormde
commissie voor de archieven, jhr. dr. B. M.
de Jonge van Ellemeet. A! dit werk kost
veel tyd doordat het voor een groot deel
moet gebeuren tijdens bezoeken ter plaatse,
terwijl het verwerken op het bureau i Java-
straat 100, Den Haag; en het opknappen
van de stukken uiteraard tijdrovend is.
Oehalve voor bij de archieven betrokke-
nen spreekt dit werk niet zo veel voor
iedereen. Echter Is er thans ook een meer
tastbaar blijk van het vele verrichte werk
in het overzicht van alle archieven der
Ned. Herv. Kerk provinclegewijs uitgege
ven, waarvan het eerste deel in 1960 ver
scheen. omvattende de archieven der pro
vincies Groningen. Friesland, Drente,
Overijsei, Gelderland en Utrecht. Gereed
voor verschijnen zijn thans ook de over
zichten van Zeeland en gedeeltelijk Zuid-
Holland. Zowel van Zuid- als van Noord-
Holland zijn de brutogegevens reeds com
pleet bijeen. Inmiddels is door het bureau
ook al een begin gemaakt met de gegevens
van Noord-Brabant en Limburg. Dat zal
nu echter voortgezet worden door een op
volger. omdat mr. Naudin ten Cate op
pensioengerechtigde leeftijd kwam. Hij
rondt nu zijn werk nog af en hoopt voor
zijn opvolger op een toenemende belang
stelling en waardering voor een goede
verzorging van de kerkelijke archieven.
Dan kan hij echt van zijn rust genieten.