Katoen, oud als de
wereld, jong als
vrijetijdsmode
SCHOONHEID EN KLEUR
ZOMER EN WINTER ONDER HOEDJE GEVANGEN
Buts en het
circus
Zaterdag 8 augustus 1964
GLIMMEND van trots en van zijn wieldop
pen tot aan zijn mistlamp gepoetst reed
Beer, de takelwagen, die de zwarte panters
van het circus zou vervoeren, de garage uit.
Basje en Annabel, die met Klaas de monteur
mee mochten rijden in Karei de Grote, zaten
in de cabine en juichend reden ze de grote
deuren van de garage uit. „Toet... toet...",
deed Karei opeens geschrokken, want bijna
was hij tegen de schrijver opgereden die diep
in gedachten vlak voor de grote vrachtwagen
langs liep.
Oei, meneer de schrijver, daar had ik U bijna
overreden!", riep Klaas hoog boven hem uit het
portierraam De schrijver keek op. ..O. neem me niet
kwalijk", zei hij een beetje verlegen, ..ik liep ergens
over na te denken, zie je. Ik wéét dat ik ergens heen
wilde met mijn auto, maar nu ik hier ben weet ik
niet meer wfiar naar toe".
Basje en Annabel lachten. „Misschien wilde U wel
naar de circusoptocht gaan kijken", riep Annabel.
Het gezicht van de schrijver klaarde helemaal op
en hij sloeg zichzelf voor het hoofd. „Het circus! Ja
natuurlijk! Hoe kon ik dat nou vergeten! Ik was op
weg naar de circusoptocht!" „Denkt U dat U er een
verhaal over gaat maken?", vroeg Basje. De schr^-
ver lachte. „Dat weet je nooit van tevoren", zei hij,
„de ene keer zie je wel duizend verhaaltjes en de
andere keer niet eén klein pieterig verhaaltje".
„Wij zullen U wel helpen!", riep Annabel. „Graag!",
riep de schr(Jver. „dan rijd ik achter jullie aan. Want
als ik op m"n eentje ga rijd ik misschien de verkeer
de kant op en mis de hele optocht!" „Kom maar
gauw! Wij wachten!", riep Klaas uit zijn hoge ca
bine vandaan. Ronkend van plezier rolde Buts even
later achter Karei de Grote aan de weg op. Toen ze
in de buurt van het dorp kwamen zagen ze overal
al groepjes mensen en kinderen langs de kant
staan. Klaas wist een mooi plekje. Op de hoek bij
het plein voor het stadhuis waar de burgemeester
van de stoep af ook kwam kijken. „Daar gaan de
circusmensen en dieren vast ook nog een paar kunst
jes laten zien voor de heren op de stoep van het
stadhuis", zei Klaas, „d&ar moeten we zijn!"
Eerst haalden ze de kinderen van Klaas nog op die
natuurlijk al stonden te springen. Karei de Grote
en Buts reden toeterend door de dichte hagen van
mensen en kinderen met vlaggetjes heen en vonden
een prachtig plaatsje op het plein. De schrijver
kwam achter het stuur vandaan en klom met alle
kinderen op het dak van de grote vrachtwagen Hij
was nog meer opgewonden dan de kinderen en keek
telkens" met zijn hand boven zijn ogen of hij de
stoet al aan zag komen En ja hoor! In de verte
klonk muziek en het getrappel van paarden. Daar
waren ze! Helemaal aan het begin van de stoet
buitelende acrobaten en daarachter wel veertig
zwarte en witte paarden met pluimen op het hoofd
en danseresjes en cowboys op de rug. Daarachter
kwam een gek versierd autootje waarin de clowns
zaten. „Om een kleur van te krijgen", zei Buts te
gen Karei de Grote, „wat ziet die auto eruit!
„Maar 't is ook een grapauto!", riep Basje van het
dak. Maar hij had geen tijd meer om verder te kij
ken, want daar kwam Beer, de takelwagen, hun
eigen trouwe Beer. die glom van plezier omdat hij
vandaag ook bij het circus hoorde en omdat ieder
een zich op zijn tenen rekte om die beroemde zwar
te panters in zijn laadbak te zien. De hele stoet
stopte nu even omdat de clowns op het plein voor
het stadhuis een paar gekke kunsten uithaalden
voor de burgemeester op ae stoep.
Basje en Annabel en alle kinderen op de auto
zwaaiden Beer na, maar hadden toen alleen nog
maar oog voor wat misschien wel het allermooiste
van de stoet was. De olifanten! „Zouden die óók een
kunstje doen?", vroeg Annabel. „Ja, ja! Kijk
maar!", juichte Basje al. want hij zag hoe de olitan-
ten elkaar keurig bij de staart beetpakten en een
klein dansje voor de burgemeester begonnen. Alle
mensen langs de kant klapten in de handen en dat
maakte de olifanten zó gelukkig dat ze niet meer
te houden waren en nog méér kunstjes wilden. De
grootste olifant, de leider van alle andere keek met
flinsterende oogjes om zich heen. Het leek wel of
ij dacht dat hij in het circus was en commandeerde:
„Volgende kunstje".
Maar wat was het volgende kunstje? Een kleine
olifant die achteraan liep wist het precies: op het
rode tafeltje gaan zitten! Dat kwam altijd na het
dansje'". Vlug keek de kleine olifant in de rondte.
Hij zag opeens zijn tafeltje, liet de staart van de
olifant vóór hem los en liet zich met een zware bons
op het rode tafeltje vallen. Toen hij met vier poten
in de lucht zat ontdekte hij pas, dat dat tafeltje he
lemaal niet het circustafeltje was, maar een auto.
Buts! Maar toen was het al te laat. Terwijl de men
sen nog in hun handen klapten zakte het dak van
Buts onder die zware olifant in elkaar alsof het van
karton was. „Help! Help! Hij verplettert me!", hijg
de Buts. „hij zal me zo plat als een dubbeltje ma
ken!"
De schrijver en alle kinderen stonden met open
mond op het dak en konden geen woord uit
brengen. De olifantentemmer die het ongeluk zag
gebeuren, klapte met zijn zweep en wenkte de kleine
olifant die gehoorzaam van zijn rode tafeltje af
gleed. Hij begreep maar niet waarom er niemand
voor hem klapte en waarom er opeens wel honderd
mensen en zeker tien politieagenten om die ver
schrikkelijk ingedeukte auto heen stonden. „Er kan
nooit meer iemand inzitten", jammerde Buts, „mijn
dak ligt op mijn zitbanken. Ze kunnen me zó naar
het autokerkhof brengen". „Kom kom", zei Basje,
„ze deuken je wel weer uit hoor. Buts. of ze geven
ze een mooi nieuw dak. misschien wel eentje van
wit linnen dat je open en dicht kunt klappen".
En de schrijver? Wat deed de schrijver? Stond hij
ook te jammeren of met een boze stem te roepen te
gen de circusdirecteur, zoals de politieagenten de
den? Ach welnee. De schrijver was op de treeplank
van zijn ouwe trouwe Buts gaan zitten en 'nau
een opschrijfboekje uit zijn zak gehaald. „Wat doet-
U?", vroeg Annabel die naast hem kwam staan. Hij
keek even op. „Een verhaal!", zei hij, „ik heb een
verhaaltje' Weet je hoe het heet? De auto, die een
olifantenstoeltje werd!"
„Buts! Buts! Hoor je dat?", riep Annabel, „een ver
haal over jou! Hij maakt een verhaal over jou!"
Nou ja, en daar was Buts zó trots op dat hij al zijn
verdriet vergat. Nog trotser dan Beer. die de zwar
te panters naar het circus had teruggebracht en
nu de ingedeukte auto kwam wegslepen!
„Buts! Buts! Wat is er gebeurd?", riepen alle auto's
toen ze hem zagen binnenkomen in de garage. „O,
niets!", riep de rode auto vrolijk, „ik ben een verhaal
geworden!f'.
(Wordt vervolgd).
ALLE moderne synthetische vezels
van deze tijd hebben, met al hun
plezierige eigenschappen, nog al
tijd geen kans gezien om de oer
oude katoen te verdringen uit de
zomermode. Oeroud want ka
toen werd bijna achtduizend jaar
geleden al in Mexico gebruikt. En
dat is dan de jongste ontdekking
op kafoenhistorisch gebied, want
tot voor kort meende men dat de
ouderdom van de katoenvezel
maximaal ongeveer vijfduizend jaar
was.
Katoen is dus ,,oud als de we
reld", maar tegelijkertijd jong
als de vrijetijdsmode voor de mens-
van-vandaag. Katoenen vrijetijds-
kleding is er ook deze zomer weer
in ontelbare variaties. Voor de
vrouw in bikini's, korte strand-
overgooiertjes. sweaters en shorts.
In jacks, pantalons, rokken en blou
ses en in een hele serie badkle-
dingstukken van katoenen badstof
fen: shifts, driekwart badjasjes,
overgooiers korte en lange bad
mantels. tweedelige korte strand-
pakken van badstof
Voor de mannen: wéekendshirts in
effen en gedessineerd, zwemshorts
in kleurechte katoenen ruiten,
strandcombinaties van shorts met
bijpassend overhemd. Vooral die
combinaties „doen" de Nederland
se man blijkbaar wel iets jong
en oud verschijnt er tenminste mee
op het strand.
Op de foto twee voorbeelden van
een bedmode die deze zomer op-
ga-ng maakt: badstof overgooiers
'naar Zweeds voorbeeld) die aan het
strand of m het zwembad over het
badpak kunnen worden aangescho
ten wanneer er een vleugje koelte be
gint te waaien. Praktisch, leuk om
te zien en voor handige vrouwen
best iets om zelf te maken.
I
h
Zo gaat dal in augustus: op onze redaclietafel lagen op een
gegeven momenl naast elkaar een hoogzomers plaatje van hoog-
zomerse vrijetijdskleding en een foto uit Parijs, van de collectie
die Jacques Esterel heeft getoond en die representatief kan wor
den genoemd voor de komende herfst- en wintermode. Op de
gelukkig nog actuele zomerfoto zien we links een ge
streepte pullover (Zweedse import) waarvan de grote col ook
als capuchon te gebruiken is. In het midden een tweedelig wa
tersportensemble, gemaakt uit fijne geruwde tricot en afgebiesd
met een contrasterende kleur. Rechts een weekender voor heren,
in één uif-de-vele dessins en kleuren die tegenwoordig ook voor
heren bedacht worden.
Nemen we nu een kijkje bij Jacques Esterel dan zien we van links
naar rechts een rode gabardine tailleur-mantel, een tailleur van
zwart laken, een beige wollen japon afgezet met nertsbont, een
groene wollen robe, een tailleur van zwart en wit geblokte wol
en een lichtblauwe mantel van hertsleer. Alléén om naar te kijken
U hoeft er nog niet aan te denken.
HET DUINWEGJE in Burgh is
een smal, romantisch laantje met
slechts een paar huizen. Aan het
eind waar het afbuigt lijkt het of
de weg onbegaanbaar zal worden.
Maar juist daar, na die bocht,
staat een prachtig huis, omringd
door hoge bomen. Een ijzeren
stang, die langs de muur afhangt,
laat ver in het huis een bel over
gaan. Het bovenste deel van een
ouderwetse deur gaat vragend
open. Dan wijkt ook de onderdeur
„Komt U binnen, ik ben Cora",
zegt een vriendelijke stem. Haar
volledige naam, jonkvrouwe A. C.
van Citters laat ze zonder nadruk
weg.
Binnen worden we geconfronteerd met
het doel van onze komst: haar schil
derijen. „Wat Ik hier heb neergezet is
niet allemaal zo sterk hoor, het laat al
leen zien hoe ik werk. Jammer dat we
niet naar mijn atelier kunnen gaan,
maar daar zitten op liet ogenblik andere
mensen in. Ach, U krijgt in ieder geval
een indruk".
Op de rug van de canapé staan een paar
doeken, aan de muur hangt een zelfpor
tret, enkele sto§len bevatten schilderijen
van landschappen. Wijzend op een zalm
licht mej. Van Citters toe: „Mijn broer,
die in Vancouver woont, had hem mee
gegeven aan mijn ouders. We wilden,
omdat hij zo mooi was, een foto van hem
maken voor hij werd opgegeten hier.
Omdat niemand een toestel bij de hand
had, zat er niets anders op dan dat ik
hem even schilderde".
(Advertentie)
Sinds een paar weken is deze schilderes
opgenomen in de stichting Zeeuwse Beel
dende Kunstenaars, nadat een ballotage
commissie in Den Haag enkele van haar
werkstukken had beoordeeld. „Misschien
had ik al eerder iets moeten opsturen, ik
weet het niet. Het is prettig met andere
kunstenaars van gedachten te kunnen
wisselen, elkaar te leren kennen en van
elkaar te leren. Toen ik na vijf jaar van
de Haagse academie kwam dacht ik:
nou ga ik het eens fijn allemaal alleen
doen. Maar op die manier krijg je niet
veel kritiek, c!at moet je zelf hebben. Als
je alles zelfstandig doet wordt natuurlijk
wel de invloed van andere schilders (je
vroegere leraren bijvoorbeeld) kleiner.
Dat betekent, niet dat ik geen voorkeur
voor bepaalde schilders heb. Het is al
leen zo dat je, door veel stijlen te zien,
je eigen manier van werken er uit over
moet trachten te houden, en speciaal ook
kritiek op je zelf.
Schilderen is voor mej. Van Citters, hoe
wel zij graag werk verkoopt en zij er
min of meer naar toewerkt er haar be-
cora van cl iters
combineert beroep
en liefhebberij
roep van te maken (zij geeft gedurende
drie dagen in de week les in tekenen en
handenarbeid aan de Volksschool voor
Meisjes in Goes) toch nog steeds een
liefhebberij. „Je kunt het niet laten. Na
verloop van tijd ontdek je dat je iets
aankunt, je gaat meer begrijpen. Ik
schilder meestal figuratief, ik kijk eerst
naar de vaste, bestaande vorm, en daar
na ontstaat meestal de kleurcombinatie.
Kleur is voor mij erg belangrijk. Naar
abstractie streven doe ik nooit echt be
wust, als het me zint gebeurt het wel.
Het is afhankelijk van het onderwerp,
van je stemming. Als ik bijvoorbeeld
naar U kijk zou ik U, met deze lichtval,
in zwart-wit willen tekenen. Als het
licht uit een ander raam kwam, of U
zat ergens anders, ik geef maar een
voorbeeld, dan zou het misschien een
schilderij in kleur worden. Mijn voorkeur
gaat uit naar bloemen, en vooral naar
portretten. Dan heb je iets voor je dat
het hoogste is: de mens. Maar als er iets
is dat je interessant vindt ben je er met
dezelfde gespannenheid aan bezig".
Twee weken geleden nam mej. Van
Citters deel aan een expositie in
Rockanje. Ter gelegenheid van het vijf
jarig bestaan van de „Vrienden van het
Trompmuseum" werd enkele kunste
naars verzocht enkele stads- of dorpsge
zichten herkenbaar in beeld te brengen,
waardoor men wilde bereiken dat dat
gene wat door de hedendaagse ontwik
keling dreigt verloren te gaan door mid
del van deze culturele manifestatie kon
worden vastgelegd.
Er bereiken haar meer verzoeken en op
drachten. Na een expositie ih Zierikzee
verzocht de commissaris der koningin,
jhr. mr. A. F. C. de Casembroot, haar
het droogkomen van het land door de
öijkenbouw in beeld te brengen. Na een
half jaar werken kwam het werkstuk,
tot volle tevredenheid van de commis
saris en de schilderes, tot stand. Enkele
voorstudies liggen in een map. „Ik be
gon met er een heleboel op te zetten,
toen werd het allengs minder. Ik heb er
veel grijzen in verwerkt, met aan de ho
rizon de lichte tint die de lucht hier ach
ter de duinen laat zien als er goed weer
op komst is. Soms zijn de opdrachten
heel erg moeilijk. Dan zit je er een hele
tijd tegen aan te duwen..."
Afwezig bladert ze in een map met teke
ningen. Een studie van een stoel, basalt
blokken in de haven, een vermoeide
vrouw, een aquarel van een liggend
meisje, een vogeltje op de rug liggend.
„Nee, dat beestje heb ik niet getekend
omdat het dood was. gewoon om zijn
pluizige veertjes. Ik zag het niet als een
zielig gevalletje, dan zou je in deze
buurt ook wel aan de gang kunnen blij
ven. Als object was het fijn".
Ze is gastvrij in de weer, loopt met vast
beraden stappen. In haar stoel is ze een
rustige, jonge vrouw, gekleed in gemak
kelijke, bijna „ruige" kleding, soms wat
vaag kijkend alsof ze de bezoeker in ge
dachten al op papier zet. Ze overdenkt
elk antwoord voor ze het met een zachte
stem geeft.
Schoonheid zet me inderdaad aan het
schilderen. Als iemand een mooi boeket
bloemen voor me neerzet begin ik er zo
aan. Soms schik ik ze eerst zelf. Mijn
moeder is erg goed in bloemschikken.
Schoonheid die verborgen zit in op zich
zelf lelijke onderwerpen? Tja, dat kan
inderdaad ook wel inspireren. Dat zou
zich dan voor mij openbaren door de
kleur geloof ik. kleur is erg belangrijk
voor mij".
Op zestienjarige leeftijd begon mej. Van
Citters met olieverf te werken. Daarvoor
boetseerde zij, portretten en beesten. Ze
denkt hardop: „Dat ga ik vast weer
eens doen, 't is allemaal creatief, Ja,
daar ga ik toch weer eens aan begin-
Ze volgt de aanwijzingen van de foto
graaf, die haar op de grond wil hebben,
nauwgezet op. Langzaam wordt de ka
mer een beetje chaotisch, er wordt wat
met doeken en tekeningen gesleept „Fo--
to's in de krant niet zo duidelijk? Dat
valt vast wel mee. Een paar jaar gele
den, toen de P.Z.C. een stukje over mij
had, was een tekening van een oude
man in de krant gepubliceerd. Iemand
uit Holland, die dacht dat deze man al
jaren dood was. herkende hem cn was
dolblij dat hij nog leefde. Grappig hè,
ja".
Het lesgeven in Goes schenkt haar
veel plezier. „Ik laat ze, voor zover
mogelijk, helemaal vrij. Vrij in gebon
denheid. Op die manier maken ze stuk
voor stuk eigen werk. Dat is fijn".
De dagen die niet aan lesgeven worden
besteed zijn gevuld met schilderen. Lang
achter elkaar werken, soms even iets
anders er tussendoor doen. wat wroeten
in de tuin, om even los te komen, dan
weer verder aan het doek. Inspanning
en ontspanning. De inspiratie komt zo
dra er iets te beleven valt. Soms gebeurt
dat een poosje mot. „Ach, dat doet geen
kwaad. Dan oefen ik me, armen, benen,
neuzen. ALs je na een tijdje weer begint
te schilderen wordt het eerste niet zo
goed, het tweede weer beter, enzovoorts.
Uit mijn geheugen werken doe ik bij
voorkeur niet".
Haar hele werk, hoe verschillend de on
derwerpen ook zijn, weerspiegelt de
sfeer van het huis aan hét Duinwegje,
stijl en schoonheid, talent én dc vriende
lijkheid van haar eigen karakter.
PERFECT L
f30.-