Chansons en andere on zwaarwichtige poëzie EN DE GROETEN VAN ELIO Festival van Vlaanderen in Gent zaterdagnummer VAN 25 AUGUSTUS TOT 14 SEPTEMBER Zaterdag 8 augustus 1964 ERNST VAN ALTENA, vooral door zijn zeer knappe, levendige Villonverta- ling in brede literaire kring bekend ge worden, had reeds lang zijn sporen ver diend in dé cabaretwereld. Mogelijl; heeft hij juist als schakel tussen de „lichte" en de „zware" muse een bijzon dere taak, want die twee dames leven vaak niet in al te beste verstandhouding met elkaar. Menig man, met Mallarmé en Valéry in de hand, gruwt van het ge luid dat Brassens voortbrengt, en om gekeerd wenden de meeste liefhebbers van het levenslied zich verveeld af van de huns inziens esoterische en bloede loze sierkunst der grote poëten. Al zijn er, uiteraard, snobs aan beide zijden, en ligt, als altijd, de waarheid ergens in het midden. Bovendien: in beide kam pen wordt zo ontzettend veel gepres teerd dat beneden de maat is, „het" chanson is veelal even ongenietbaar als „het" gedicht, en dan hebben beiden ge lijk in hun afkeer. In het boek „Chansons van nu" heeft Van Altena een vijftigtal Nederlandse, zingbare versies bijeengebracht van werk van acht hedendaagse Franse chansonniers: Brassens, Brei, Prévert (schrijft alleen teksten), Bécaud (schrijft niet de woorden, maakt wel de melodie zelf), Trenet, Aznavour, Béart en de piepjonge Anne Sylvestre. Kritiek op die keuze heeft niet veel zin ook naar onze mening steken Brassens en Brei, elk een „generatie" vertegenwoor digend, met kop en schouders boven de anderen uit: zij zijn werkelijke dichters die door de hele presentatie van hun lied een sfeer scheppen die zich toch wel heel duidelijk onderscheidt van het peil van een Bécaud of Trenet, zelfs als die op hun allerbest zijn. Van Altena geeft van elke chansonnier een kleine karakteristiek en een fotootje, en zijn eigen voorkeur blijkt ook wel. duidelijk uit het feit dat Brassens met 16. Brei met 11, de andere met 2 tot 5 liedjes vertegen woordigd zijn, en dat b.v. Léo Ferré ont breekt. Voorts vindt men een drietal Fran se volksliedjse in Nederlandse bewerking. Een discografie besluit het fraai uitgegeven boekje. De teksten zijn knap overgebracht, en de hoogste verwachting die we er van durven koesteren is dat zij zullen helpen het Nederlandse lied op een wat hoger peil te brengen. Hier is het tweede couplet van Brels „De Oudjes" in Van Altena's versie: De oudjes dromen met: hun hoeken ingedut, 't harmonium op slot. De poes is ook al dood, het zondags glaasje port maakt met meer dol of zot. De oudjes zitten stil, gerimpeld hun gebaar, hun wereld uitgezet: vanaf het-bed naar 't raam, van 't. bed naar de fauteuil en van het bed... naar bed... Ze gaan alleen nog uit, voorzichtig arm aan arm, gekleed in mijmerij, voor de begrafenis van wie nóg ouder was, nóg lelijker dan zij. Eén uur van stille rou w. dan is daar weer de klok die voorttikt op de schouw, die slingert: kom je mee kom je ja kom je nee, slingert: ik wacht op jou,. Chansons zijn een soort gebruikspoëzie, be doeld om door een ieder verstaan te worden. „Een nieuwe datum in de poëzie" is het onderwerp van Gard Sivik 33, en in zekere zin is ook deze poëzie bedoeld om door een ieder verstaan te worden. Maar of hier, ondanks de beste bedoelingen, geen kortsluiting ontstaat? De truc om met veel reclame iets „nieuws" te doen vinden, lukt iedere keer opnieuw, ook weer in 1970: de „nieuwe" poëzie is er nu, inderdaad pre cies als de „nieuwe" mode: men wil er graag of niet aan doch draagt, leest, waar deert, verandert mee Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst; domme ouderen wor den boos, anderen lachen, aanmoedigend, of wenden zich heel wijs af val al dit ru moer, dit proberen, vechten, slagen en mis lukken dat op zichzelf het meeste belang heeft voor wie er bij betrokken is. Rene Gysen schrijft: de hedendaagse poë- zieproduktie is grotendeels een autonome woeker van poëtische reminiscenties zonder verband met de huidige menselijke reali teit". Bravo, iemand met zelfinzicht, is men geneigd te roepen, doch te vroeg, hij be doelt zichzelf niet, en vervolgt: ,.In de glo bale poëtische produktie spelen de wind, de zee, de rozen, de liefde, de dood, de humane gevoelens, een overwegende rol die ze in de hedendaagse werkelijkheid niet hebben. Ze zijn onbelangrijk geworden, en Van beteke nis veranderd, maar hopen dichters schij nen dat niet te weten. Hoe komt dat? Van waar die achterstand?" En ja, wat moet men dan doen, lachen of huilen? De schouder ophalen. Het gaat vanzelf weer wel over en er komt stellig weer iets goeds uit voort (is al gebeurd) zoals dat immer nog het geval is geweest. Gysen schrijft ook nog: „In een interview zegt Hans Verhagen ongeveer" wat kunnen druk "bezette mensen van deze tijd nog ge ven om de persoonlijke gevoelens van ene Verhagen uit Vlissingen?" Ik geloof niet dat in vroeger tijden de lezer zich daar veel meer om bekommerd: Wel ontstond een so lidariteitsgevoel, omdat men zich voor eigen gevoelens interesseerde". Weer instem mend knikken van de lezer. Doch dan: „De druk bezette mens van deze tijd doet dit niet. Hij heeft in een wereld die hem over rompelt met duizenden indrukken, waarin alles bijdraagt om hem te verwarren en te verstrooien: het verkeer, de menigte, elk aar verdringende informaties uit de pers, radio, televisie, tijdschriften, boeken, publi citeit, elke week nieuwe etalages, vlug wis selende stadsbeelden, nieuwe modes, toeris me, toenemende contacten met het vreem de, het buitenlandse, etc." Het is dus eenvoudig: de grootste geesten hebben altijd en vrijwel vergeefs naar een staat gestreefd die de „druk bezette mens van deze tijd" zomaar vanzelf in de schoot valt. Hij interesseert zich niet meer voor eigen gevoelens, laat staan voor die van anderen. ,,De roos was in 1900 misschien de schoonste bloem, maar nu behoort ze niet eens meer tot de flora, betekent niet ifteer vurige liefde (desnoods grootmoeders jonge jaren), is nog nauwelijks rode vlek, eerder goedkoop vrou wenondergoed en de vervalsing van een roos. De gedichtenmaker die in die wereld de wel gekende delicate gevoelens etaleert aangaande zijn geliefde, god, de wind en de lente, herhaalt tot vervelens toe, wat reeds voorbij is, niet meer betekent dan het traditioneel bedoelcfc, en zonder belang werd. Hij geeft blijk van' een voor een „dichter" ontstellend gebrek aan gevoeligheid voor wat A.D. 1964 dagelijkse realiteit is, de grondstof voor de poëzie". Tot zover Gysen. En nu een proeve, uit de eendrachtige samenwerking van Sleutelaar en Vaandrager geboren, het tweede gedicht van „Teamwork", het heet FACTUUR De gedachtengang De idee f De uitwerking van 'de idee De formulering Overige onkosten O.B. Totaal Girorekening 238772 of 2761/51, Rotterdam U ziet het, dit is het. Geen spoor meer van geliefde, god, wind of lente. Maar van wat wel? Wat zegt Cees Buddingh', de eeuwige jongeling? „Poëzie als iets, dat „boven het leven staat" zij het slechts enkele decime ters wordt in het recente werk van o.a. Hans Verhagen en Cornelis Bastiaan Vaan drager bij de evidente onderlinge verschil len doelbewust afgewezen. Over de taak, de functie van de dichLer, het lot, de weer klank, van het vers, wordt niet langer gerept. De poëzie is er eenvoudig, als het voetbal spel, het kleintje koffie, de Oude Maas en het weerbericht". En hij geeft ons toch weer iets althans terug: „Er is met alleen „veel poetry emotion in de wereld", maar alles in de wereld heeft hetzelfde recht om „poetry emotion" op te wekken: de liefde (nog altijd), maar ook een blanco kassabon; de geschiede nis, dood en geboorte, maar evenzeer een af fiche van „Vince Taylor et ses play-boys" of een Frank Sinatra-film". Is die Buddingh' eigenlijk wel de ware broe der, vraagt men zich af, want hiermee kan men het volkomen eens zijn, evenals met zijn slot: „Ook de nieuwe poëzie wordt van menige kant fel bestreden, omdat men er niets dich terlijks meer in ontdekken kan. Het lijkt mij een gunstig teken". Rob Cassuto, een andere woordvoerder in Gard Sivik, stelt ook geen erg hoge eisen; „De poëzie als verbruiksgoed, ten slotte. Kon vroeger de dichter zich koesteren in het licht der eeuwigheid, nu zal hij zich moeten neer leggen bij een kortere levensduur van zijn produkten. Overmorgen is de foto vergeeld, drie dagen later lacht men zich rot, daarna wordt de kachel er mee aangemaakt, en waarom ook niet. Zo is de mens, onder an dere dichter, en een van zijn vervoermiddelen is de poëzie". Hij tekent daarmee een von- Ook J. C. van Schagen is, hoewel weer op volkomen ander plan een dichter die de poczie niet vanaf een troon de wereld inzendt, doch die eerder spelend bezig is en dan af en toe eerlijk zelf verrast lijkt door een onverwacht resultaat. Die hebben dan ook vaak iets toevalligs. Zijn „Domburgse Ca hiers" no. II van april 1964 heet „Nieuwe Miniaturen" en het bevat 162 reflexen, die variëren van onbeduidende invallen tot aardi ge invallen als- een mens de stumper kent maar twee ivoorden zegt poes „poesje" en „katte" en heel boeiende, als is dit alles deze vingerhoedvolf vroeg de vingerhoed De „Manke Vliegen" van Leo Vroman passen hier ook bij: flauwekulletjes meestal, kruimel tjes van zijn dichtertafel, of wie weet, uit zijn prullemand. Vjjf regels met een krabbeltje van niks ter illustratie. „Het is lang geleden dat er ln de poëzie wat te lachten viel" lazen we in de inleiding van Gard Sivik. (We zijn het daar overigens niet mee eens. We lachen ons vaak onwel bij groot en klein) Vroman, over wiens onbeduidende boekje overigens niets te eggen valt, noteert blijven Mocht er straks geen mens leven om dit aan te schrijven misschien kan dan een toestel even een beetje voor mij blijven leven Dat lacht om wal, ik heb geschreven. NU: Uitgeverij Heljnls N.V., Amsterdam. Gard Sivik 33: Nijgli en Van Dilrnar. Den Haag. Domburgse Cahiers No li. J. C. van Scha gen. Domburg (eigen beheer). Leo Vroman: Manke Vliegen. Querido, Am sterdam. „Vlieg er niet in, als iemand je probeert wijs te maken, dat Elio een vent van niks is. Dat hij nergens voor deugt. En dat hij een slecht voorbeeld voor anderen is, om dat hij het grootste gedeelte van de dag op zijn kistje bij de havenkade zit. Voor de oudere mensen was de kade aan de An- nabaai van Willemstad in Curagao dezelfde niet meer toen Elio er niet meer zat. Nou ja, zat... bij wijze van spreken dan. Meestal lag hij. Op z'n rug, zijn armen onder zijn hoofd, en zij benen opgetrokken, 't Ging net, want de kist was niet van de kleinste en Elio niet van de grootsten. ,fiat ze die kerel geen schop onder zijn luie je-weet-wel geven. Bij heeft hier niets te maken," heeft eens iemand van de vreemdelingenpolitie gezegd. Maar dié was dan ook nog maar pas op het eiland. En die wist het allemaal nog niet zo. Die be greep er niets van, dat iedereen zich plot seling zo druk maakte over die opmer king van hem. Elio wegf Niemand had immers last van hemt Integendeel!" „Zo begint mijn nieuwe boek", zei op een koude wintermorgen een rustige stem te gen mij, „en deze maand komt het af". Dat was in een gezellig huis in Den Haag, in 1961, de stem was van de schrijfster Miep Dïekmann die ik toen voor de eer ste keer ontmoette, en het boek, waar van op dat moment nog niet veel méér dan dit begin bestond, kwam af, het was zo ongeveer haar vijfenzeventigste. Nu, drie jaar later, is hef bekroond met de Duitse staatsprijs voor het beste ver taalde jeugdboek, een prijs van D.M. 7500, en een bijzonder grote onderschei ding. Wie Miep Diekmann eenmaal kent zal zich daarover niet verbazen. Zoals haar gedecideerd gezicht, smal, expressief, met de helblauwe ogen onder het dikke haar, afwijkt van de meeste gezichten, zo springen ook haar boeken, aan haar inner lijk verwant, onmiddellijk uit de massa te voorschijn. Niet voor niets zijn zij „mo numentjes te midden van veel platgetreden paadjes jeugdlectuur" genoemd. En zonder voorbehoud gelooft men wat de mensen vroeger al op school tegen haar zeiden als zij te kennen gaf schrijfster te willen wor den: „Dat zal je dan wel lukken ook, want wat jij je voorneemt, dat gebeurt meestal". Dat was op Curasao, waar Miep Diekmann van haar zevende tot haar dertiende jaar heeft gewoond, in het fort aan de haven. Haar vader was er officier cn hij voedd9 zijn drie dochters niet zachtzinning op. Wanneer ze kwamen klagen over ruzies met andere kinderen adviseerde hij: „Sla ze zelf maar op hun gezicht". En dat deden ze dan Ook door het volledig andere van Omslag van „The Haunted Island", de titel die de Engelse vertaling van „En de groeten van Elio" kreeg. het leven op het eiland waren ze eerder volwassen, geestelijk ook, dan de Neder landse kinderen die ze hier later ontmoet ten. Een zwervend leven via missiescholen en scholen van „de olie" maakt mobiel van geest en vroeg zelfstandig, eerder in staat tot objectiviteit en het de dingen van méér kanten te bezien. Na de oorlog, ln Nederland, kreeg Miep Diekmann haar kans ln de journalistiek, en meteen na de schoolbanken zijn haar eerste jeugdboeken verschenen. (De Anne- jetserie). Zelf zegt ze daarover: „En dan moet je weten dat ik nooit- van plan was om kinderboeken te schrijven! Op mijn veertiende las ik Huxley, en ook Vestdijk, en pas na de oorlog, toen ik de „volwassen literatuur" al achter me had kreeg ik de eerste jeugdboeken in handen. Daar ergerde ik me verschrikkelijk aan. want het essentiële stond er niet in. De meeste uitgevers en lezers van kinderboe ken willen dat ook niet, een boek moet „goed" aflopen, en dat deden de mijne bij na niet. En hier ligt de breuk met het ge middelde kinderboek, het punt waarschijn lijk ook van waaruit Miep Diekmann als eerste een bewuste vernieuwing m onze jeugdliteratuur heeft ingezet. Nadrukke lijker dan ooit zegt zij. nu wij over haar laatste bekroning spreken: „De ommekeer is eigenlijk pas omstreeks '56 gekomen, bij „Marmouzet". Ik wilde be wust de zaak ómgooien: zó dat ik voor iedere groep kinderen iets kon schrijven wat gelijkwaardig zou zijn aan een roman, zowel wat betreft taal als stijl, problema tiek en vorm. alleen aangepast aan hun leeftijd, begripsvermogen en in overeen stemming met hun woordenschat. Ik wilde met meer uitgaan van gebeurte nissen (in de meeste jeugdboeken gebeurt veel te veel) maar van karakters. Vijf ja ren heb ik hard gewerkt. Toen kwam da bekroning van DE BOTEN VAN BRAK- KEPUT ais het beste kinderboek van het jaar. Maar voor mijn gevoel is het toen pas begonnen. Want zelf vind ik PADU IS GEK alweer gaver en GEWOON EEN STRAATJE van beide zijn hoorspelbewer kingen gemaakt) ook". Het zijn boeken, waar tegen de fascine rende achtergrond van het eiland Cu rasao de kleurlingenkinderen, met wie Miep Diekmann zelf is opgevoed en in wier huizen zij toegang had, hun plannen maken en hun leven leiden; en het meest ontroe rend is voor ons daaronder nog altijd het klein in zichzelf gekeerde zwarte jonge tje PADU, die in zijn oud verlaten scheeps wrak zijn klein en weerloos leven leidt en zijn gedachten denkt. Maar zulke boeken zijn novellen van hoog niveau. Men oordele zelf. Deze manier van schrijven en deze taalbe heersing zijn volledig énders dan het mees te wat in onze jeugdliteratuur (én in veel van de volwassenliteratuur, wat dat be treft!) wordt gepresenteerd, en het enige bezwaar dal een bepaalde recensent tegen „ELIO" had dit „dat het voor de jeugd was" zal voor Miep Diekmann het grootste compliment zijn dat zij zich wensen kan. „Want kinderen", zegt zij. „zie ik als vol wassenen in hun eigen leeftijdsgroep. Je moet hen niet iets opleggen Dat is ook mijn bezwaar tegen de meeste boeken die „iels willen meegeven" en dat veel te na drukkelijk doen Kinderen willen weten waar hün plaats in de maatschappij is. Houvast en enige duidelijkheid kun je ze geven door facetten van het leven aan te tonen niet een afgerond geheel. Want ie leeft immers óok fragmentarisch, en daarom is het gek een boek altijd als episo de afgerond, klaar te willen hebben Wat nu gebeurt is immers pas over drie of vier jaar afgelopen in al zijn gevolgen. En daar heb je die breuk met het gemiddelde kin derboek waar ik je over sprak: altijd moet iets klaar zijn, afgerond, in orde Sommige kritieken spraken hun onbevredigheid uit over het slot van BRAKKEPUT, waar Matthijs het liefste wat hij bezit weggeeft' Kinderen waren er woedend om! En tege lijk was er een jongen die zei: ..En toch zou ik het net zo gedaan hebben" Dan heb je MARMOUZET. mijn mees' omstreden boek. omdat ik het bewust vooi zeer introverte kinderen heb geschreven De reacties, van groot en klein, waren ook heel verschillend, maar ik weet van ouders dat deze boeken de meest geslo'en en „har de" kinderen hebben ontroerd. En ik was er blij mee". MIEP DIEKMANN Het ls zeker niet de weg van de minste weerstand die Miep Diekmann in haar schrijfstersloopbaan is gegaan. Ik zeg je, nuchter, dat het succes ten koste gaal van veel persoonlijk genoegen, van veel com fort. Het schrijven is mijn vak, en geen „kunstenaars-aureool" alsjeblieftVaak werk ik 15, 16 uur per dag. Er zijn op drachten van uitgevers, radiowerk, lezin gen. Ik heb leesmethoden voor de lagere school gemaakt en een taalmethode in op dracht van de Antilliaanse regering, die (vanwege de taal) haast een beeldroman moest zijn". Er zijn vertalingen, er is hel werk voor de beide gehouden kinderboeken congressen, er was tot dit jaar het jury lidmaatschap voor de C.P N.E.-pnjs die jaarlijks het beste kinderboek aanwijst. Het is ook door het werk van Miep Diekmann dat de Werkgroep Jeugdboekenschrijvers zijn nu legale plaats heeft in de Vereniging van Letterkundigen. Wie dit alles van nabij enige jaren heeft aanschouwd is alleen maar verrast en blij wanneer hij ziet welk een trouw en goed collega Miep Diekmann is bij al haar werk; welk een oprechte belangstelling zij toont voor werk en successen van anderen, zon der enige jalousie de métier (die nu een maal overal tiert). Want men moet toch ook als mens altijd iets boven de middel maat uitsteken om van harte verheugd te zijn over wat een ander bereikte inplaats van daar „spijtig over te zwijgen". Opgetogen en spontaan blij was haar ver haal over de recente Duitse bekroning, die ook voor haar zeer onverwacht kwam, namelijk vlak vóór zij een vrij toevallig bezoek aan haar Duitse uitgever Georg Westerman had aangekondigd Wel had de uitgeverij verheugd en tamelijk geheim zinnig gedaan; wei hadden PADU en BRAKKEPUT al eerder op de finale van de bewuste prijs gestaan (wal zulke boe ken meteen op de Best-Liste brengt zodat ze door de grote boekenclubs gepousseerd worden) Maar pas toen Miep Diekmann vlak vóór haar vertrek plotseling door alle grote kranten werd opgebeld om een inter view, toen rode rozen van de Duitse uit gever verschenen en vrienden belden da', het bericht van de bekroning over radio en telex was gekomen zonder dat zij het had gemerkt, begon er iets tot haar door te dringen. Enthousiast vertelde zij van de manier waarop zij ginds in B runs wijk is gefêteerd: geïnterviewd door radio en te levisie. door de universiteit die een serie colleges over haar ideeën inzake jeugd lectuur wilde, door pers en buitenlandse uitgevers (en dan moet de officiële uitrei king van de prijs, in oktober, te Hannover nog komen!). Er was een speciaal in leei gebonden exemplaar van Elio (in het Duit.- „Wansehau") voor de auteur: er warer luciferdoosjes met het omslag van Elii voorop speeches en bloemen, telegram men van overal. Maar dé satisfactie bij a dit succes want deze bekroning is nie: Mieps eerste moet toch wel zijn de er kenning van haar ideeën, de doorwerking van iets waaraan zij jaren geleden, alléén en iedereen zei tegen me „wat jij schijft en eenzaam („ik stond toen helemaal alleen dat zijn geen kinderboeken, d'r gebeurt niks in. dat zijn novellen!") is begonnen. Grinnckend zegt ze: „Ik ben nu nog even onbegrijpbaar voor hen als toen. Toen ging ik ook mijn eigen gang, zonder geld en zonder ook maar iemand achter me en ik heb doorgezet. Tk doe het nog steeds zó. Toen ik vorig jaar in DONALD DUCK jazeker, Do nald Duck een feuilleton scheef over MERIJN BIJ DE LORREDRAAJERS deed ik dat bewust omdat alle auteure van naam zich voor dat blad te goed achtten, en omdat ik meen dat als Je het schrijven zó in je vingers hebt dat Je een verhaal met behoorlijke inhoud én diepte in eenvoudige taal kunt schrijven (ik be doel niet de eenvoud van beginners die voortkomt uit een tekort, maar de een voud vanuit het „teveel") je het in een blad als dit moet doen. dat in miljoenen oplagen verschijnt en &JIe soorten kinde ren in handen komt! Daar hebben heel wat critici en collcga'B me scheef om aangeke ken, maar zoiets kan me niets schelen. Trouwens, anderen kwamen me met dat verhaal complimenteren. En voor de plaats die ik nu mogelijk inneem heb ik dan ook keihard gewerkt, jaren! Ik ben nog altijd blij dat ik niet „meisjesboeken die in ons fonds passen" voor een uitgever ben gaan schrijven, maar omgekeerd mijn eigen boe ken heb geschreven en die bij uitgever van niveau (die aanvankelijk óók heeft geaar zeld"... het verhaal is prachtig mevrouw maar het zal Jaren duren voor het de kri tieken opvalt, en geld zult U er nooit mee verdienenheb weten te plaatsen. Ze worden nu in alle mogelijke landen ver taald, DE BOTEN VAN ERAKKEPUT, PADU IS GEK, GEWOON EEN STRAAT JE. ALS JE HET NOG NIET WIST, en ik moet nu zo spoedig met een nieuw boek op de proppen komen, zeggen ze. Wat dat zal worden? Misschien toch een bewerking van „Merijn". dat bevalt me zó nog niet helemaal. Waarover dat gaat? Wel over Curacao natuurlijk, over de tijd dat daar de slavernij nog niet was afgeschaft. Je weet dat dal nu 100 Jaar geleden is ge beurd. Geen mens is van een ander", zegt Elio in het boek. „Die tijden hebben we gehad Elio. de brievenschrijver van het eiland, die ingrijpt in andere levens met zijn"en dc groeten van Elio" onderaan iedere brief, én met zijn raad en plannen voor de mensen die bij hem komen, mensen en kinderen. Die kinderen steken zich mét Elio in allerlei verwikkelingen, omdat zij Boechi's vader, die nadat hij een kind heeft doodgereden en van wie niemand ooit meer heeft gehoord, wilden opsporen. Ook hier inderschai Miep Diekmann haar jonge le- sers niet. maar kinderen kunnen wel wat tan. wanneer zij eenmaal zijn geboeid door vat daar in de verte, en toch nabij want lerkenbaar gebeurt. Velnu dan. de groeten van Elio. GERTIE EVENHUIS. Voor de zesde maal wordt te Gent, hoofdstad van Vlaanderen, een internationaal muziekfestival ge organiseerd. Het Gentse festival mag daarmee nog betrekkelijk jong heten, maar sluit desondanks toch aan bij een eeuwenlange traditie. Het begon eigenlijk met de minnezangers op het middeleeuwse Gentse Gravensteen. Het staat vast dat Chrétien de Troyes in deze burcht, bij knappe rend haardvuur, zijn verhalen heeft gezongen. Het ging verder met het orgel in de St.-Baafskathe- draal. De Gentse voorliefde voor di1 instrumeni toont zich reeds in het paneel der „musicerende enge len" van het wereldberoemde Lam Gods-retabel van de gebroeders Van Eyck. Die voorliefde toont zich ook nu nog met de jaarlijkse orgelcyclus die door het Gent se orgelcentrum in de kathedraal wordt gehouden, en waarvan elk jaar de laatste drie recitals in het festival worden opgenomen. De vader van de componist Jacob Obbrecht was stadstrompetter te Gent. Hier werd eens Jean Baptiste Loeillet geboren. Ondenkbaar zonder voorname muzikale omlijsting waren de historische plechtigheden, als de doop van keizer Karei en de zit tingen van het gulden vlies. Vanuit Vlaanderen én Gent werden zangertjes naar Wenen ontboden om er tot de allereerste Wiener Sangerknaben te behoren. Muzikale beroemdheden op reis door Europa, bezochten de Ar- teveldestad. En musiceerden er. Mozart was er en hij bespeelde zelfs de kleine beiaard van de voormalige Baudeloo-abdïj. Frans Liszt zou te Gent voor de eerste maal in het publiek een eigen compositie hebben ver tolkt. Zeker is dat hij na afloop van zijn recital door een enthousiast publiek als een koning werd gekroond. Dat publiek is altijd zeer streng geweest Streng was ook destijds het stadsbestuur dat, in de arsenaalzaal van het stadhuis, de artisten die te Gent wilden optre den aan een voorafgaandelijke proef onderwierp. Toen te Gent op de Kouter de „Grote Schouwburg" werd opgericht, werden door plaatselijke toondichters meerdere werken voor het theater geschreven. In de analen van de schouwburg staan meerdere extra-ver- toningen vermeld, waaraan de beroemdste zangers en zangeressen hun medewerking verleenden. Het Gentse festival is dus géén onverdedigbare nieuwigheid, het is werkelijk de intense voortzetting van een rijk muzi kaal verleden. Over een periode van 21 dagen zullen in 1964 niet minder dan 18 verschillende concerten wor den gegeven. Uit het voorgaande blijkt al dat Gent over een groo. aantal zalen in historische gebouwen beschikt, die als concertruimten onvervangbaar zijn. Het lag voor de hand dat de festivalinrichters in deze zalen „histori sche concerten" zouden laten uitvoeren. Voor dit festi valaspect viel dit jaar de keuze op muziek uit de Ita- liaanse 18e eeuw. Vorig jaar gaf het festival voor d« eerste maal opdracht aan vier eigen componisten on speciaal voor het festival een nieuw werk te scheppen Du jaar is dat weer het geval. Gabriël Verschraege: zal in St.-Baafs een nieuw orgelwerk van Marinus rit Jong vertolken. In de troonzaal van het stadhuis speel het Belgische Kamerorkest van Georges Maes nieuw» „Concertmuziek" van Willem Kersters. De Gents» Spectragfoep stelt in de Koninklijke Nederlands» Schouwburg een nieuw elektronisch baliet voor en he. Nationaal Orkest van België, onder leiding van Andrc Cluytens, zal een nieuwe symfonie van Victor Leglet uitvoeren. Ten slotte is er het internationaal aspect Hier wordt echter geen zinloos gegoochel met „grote namen" betracht, maar wel een harmonieuze samen werking tussen beroemde biutenlandse solisten en eigen orkeslensembles. Elk jaar levert de Nederlandse Radio Unie een zeer belangrijke bijdrage tot het Gentse festival. Dit zal dit jaar in het teken van het ,,historisch"-festival- gedeelte staan met werken van Cimarosa, Vivaldi en Mozart. Het programma zal worden uitgevoerd door Annette de la Bve. Sophia van Santé. Tom Brand en David Hollestelle als solisten, bijgestaan door het Om roepkoor en het Radio Kamerorkest, onder leiding van Roelof Krol (31 augustus St.-Pieters-AbdijVorig jaar werd alleen het eerste gedeelte van het oratorium .Thy] Claes" van Vladimir Vogel te Gent uitgevoerd. Het volledig oeuvre bestaat uit twee avondvullende de len, het vertelt een voor de lage landen bekend ver haal, getrokken uit Charles de Costers' roman Thyl Uilenspiegel Bij de uitvoering van dit werk wordt een vooraanstaande roi gespeeld door een kamerspreek koor. Dat van Zurich vervulde deze taak zo uitmuntend, dat besloten werd in 1964 het volledig werk op twee op eenvolgende avonden uit te voeren K-mmklijke N'eder- andse Schouwburg 4 en 5 september -Tet operawerk van Sergei Prokofiev behoort niet tot het gangbare repertoire, Bovendien is zijn „Vurige en gel" praktisch onbekend. Dit werk werd pas in de vijf tiger jaren gecreëerd, en wordt de laatste jaren voor- il in Oostenrijk uitgevoerd Te Gent komt het 140-leden sterk gezelschap van de Opera van Graz die ..Vurige •nge:" verdedigen (Kon. Opera 7 september). Het taliaans gezelschap „I Virtuosi di Roma" is interna- ionaal bekend. Minder bekend is het daaraan te Ro ne verbonden „Piccolo Teatro Musica'.e", da: uitmun- ende zangers als Sciutti en Bruscannni omvat. Beide (roepen staan onder leiding van Renato Fasano en uilen te Gent drie maal optreden. Tweemaal met een •peravoorstellmg„Cambiale di Matrimonio" van Ros- ini (Koninklijke Nederlandse Schouwburg 9 septem ber) en ..II Barbiere di Siviglia" van Paisiello (Ko tinklijke Nederlandse Schouwburg - 10 septembt Je Virtuosi alléén spelen kamermuziek in het Graven steen op 11 september. Een degelijk en afwisselend festivalprogramma Gent is er trots op dit zijn gas ten te kunnen aanbieden.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1964 | | pagina 11