Chansons en
andere
on zwaarwichtige
poëzie
EN DE GROETEN VAN ELIO
Festival van Vlaanderen in Gent
zaterdagnummer
VAN 25 AUGUSTUS
TOT 14 SEPTEMBER
Zaterdag 8 augustus 1964
ERNST VAN ALTENA, vooral door
zijn zeer knappe, levendige Villonverta-
ling in brede literaire kring bekend ge
worden, had reeds lang zijn sporen ver
diend in dé cabaretwereld. Mogelijl;
heeft hij juist als schakel tussen de
„lichte" en de „zware" muse een bijzon
dere taak, want die twee dames leven
vaak niet in al te beste verstandhouding
met elkaar. Menig man, met Mallarmé
en Valéry in de hand, gruwt van het ge
luid dat Brassens voortbrengt, en om
gekeerd wenden de meeste liefhebbers
van het levenslied zich verveeld af van
de huns inziens esoterische en bloede
loze sierkunst der grote poëten. Al zijn
er, uiteraard, snobs aan beide zijden, en
ligt, als altijd, de waarheid ergens in
het midden. Bovendien: in beide kam
pen wordt zo ontzettend veel gepres
teerd dat beneden de maat is, „het"
chanson is veelal even ongenietbaar als
„het" gedicht, en dan hebben beiden ge
lijk in hun afkeer.
In het boek „Chansons van nu" heeft
Van Altena een vijftigtal Nederlandse,
zingbare versies bijeengebracht van
werk van acht hedendaagse Franse
chansonniers: Brassens, Brei, Prévert
(schrijft alleen teksten), Bécaud
(schrijft niet de woorden, maakt wel de
melodie zelf), Trenet, Aznavour, Béart
en de piepjonge Anne Sylvestre. Kritiek
op die keuze heeft niet veel zin ook
naar onze mening steken Brassens en
Brei, elk een „generatie" vertegenwoor
digend, met kop en schouders boven de
anderen uit: zij zijn werkelijke dichters
die door de hele presentatie van hun lied
een sfeer scheppen die zich toch wel
heel duidelijk onderscheidt van het peil
van een Bécaud of Trenet, zelfs als die
op hun allerbest zijn.
Van Altena geeft van elke chansonnier een
kleine karakteristiek en een fotootje, en
zijn eigen voorkeur blijkt ook wel. duidelijk
uit het feit dat Brassens met 16. Brei met
11, de andere met 2 tot 5 liedjes vertegen
woordigd zijn, en dat b.v. Léo Ferré ont
breekt. Voorts vindt men een drietal Fran
se volksliedjse in Nederlandse bewerking.
Een discografie besluit het fraai uitgegeven
boekje. De teksten zijn knap overgebracht,
en de hoogste verwachting die we er van
durven koesteren is dat zij zullen helpen het
Nederlandse lied op een wat hoger peil te
brengen. Hier is het tweede couplet van
Brels „De Oudjes" in Van Altena's versie:
De oudjes dromen met:
hun hoeken ingedut,
't harmonium op slot.
De poes is ook al dood,
het zondags glaasje port
maakt met meer dol of zot.
De oudjes zitten stil,
gerimpeld hun gebaar,
hun wereld uitgezet:
vanaf het-bed naar 't raam,
van 't. bed naar de fauteuil
en van het bed... naar bed...
Ze gaan alleen nog uit,
voorzichtig arm aan arm,
gekleed in mijmerij,
voor de begrafenis
van wie nóg ouder was,
nóg lelijker dan zij.
Eén uur van stille rou w.
dan is daar weer de klok
die voorttikt op de schouw,
die slingert: kom je mee
kom je ja kom je nee,
slingert: ik wacht op jou,.
Chansons zijn een soort gebruikspoëzie, be
doeld om door een ieder verstaan te
worden. „Een nieuwe datum in de poëzie"
is het onderwerp van Gard Sivik 33, en in
zekere zin is ook deze poëzie bedoeld om
door een ieder verstaan te worden. Maar
of hier, ondanks de beste bedoelingen, geen
kortsluiting ontstaat? De truc om met veel
reclame iets „nieuws" te doen vinden, lukt
iedere keer opnieuw, ook weer in 1970: de
„nieuwe" poëzie is er nu, inderdaad pre
cies als de „nieuwe" mode: men wil er
graag of niet aan doch draagt, leest, waar
deert, verandert mee Wie de jeugd heeft,
heeft de toekomst; domme ouderen wor
den boos, anderen lachen, aanmoedigend,
of wenden zich heel wijs af val al dit ru
moer, dit proberen, vechten, slagen en mis
lukken dat op zichzelf het meeste belang
heeft voor wie er bij betrokken is. Rene
Gysen schrijft: de hedendaagse poë-
zieproduktie is grotendeels een autonome
woeker van poëtische reminiscenties zonder
verband met de huidige menselijke reali
teit". Bravo, iemand met zelfinzicht, is men
geneigd te roepen, doch te vroeg, hij be
doelt zichzelf niet, en vervolgt: ,.In de glo
bale poëtische produktie spelen de wind, de
zee, de rozen, de liefde, de dood, de humane
gevoelens, een overwegende rol die ze in de
hedendaagse werkelijkheid niet hebben. Ze
zijn onbelangrijk geworden, en Van beteke
nis veranderd, maar hopen dichters schij
nen dat niet te weten. Hoe komt dat? Van
waar die achterstand?"
En ja, wat moet men dan doen, lachen
of huilen? De schouder ophalen. Het gaat
vanzelf weer wel over en er komt stellig
weer iets goeds uit voort (is al gebeurd)
zoals dat immer nog het geval is geweest.
Gysen schrijft ook nog: „In een interview
zegt Hans Verhagen ongeveer" wat kunnen
druk "bezette mensen van deze tijd nog ge
ven om de persoonlijke gevoelens van ene
Verhagen uit Vlissingen?" Ik geloof niet
dat in vroeger tijden de lezer zich daar veel
meer om bekommerd: Wel ontstond een so
lidariteitsgevoel, omdat men zich voor eigen
gevoelens interesseerde". Weer instem
mend knikken van de lezer. Doch dan: „De
druk bezette mens van deze tijd doet dit
niet. Hij heeft in een wereld die hem over
rompelt met duizenden indrukken, waarin
alles bijdraagt om hem te verwarren en te
verstrooien: het verkeer, de menigte, elk
aar verdringende informaties uit de pers,
radio, televisie, tijdschriften, boeken, publi
citeit, elke week nieuwe etalages, vlug wis
selende stadsbeelden, nieuwe modes, toeris
me, toenemende contacten met het vreem
de, het buitenlandse, etc."
Het is dus eenvoudig: de grootste geesten
hebben altijd en vrijwel vergeefs naar een
staat gestreefd die de „druk bezette mens van
deze tijd" zomaar vanzelf in de schoot valt.
Hij interesseert zich niet meer voor eigen
gevoelens, laat staan voor die van anderen.
,,De roos was in 1900 misschien de schoonste
bloem, maar nu behoort ze niet eens meer tot
de flora, betekent niet ifteer vurige liefde
(desnoods grootmoeders jonge jaren), is nog
nauwelijks rode vlek, eerder goedkoop vrou
wenondergoed en de vervalsing van een roos.
De gedichtenmaker die in die wereld de wel
gekende delicate gevoelens etaleert aangaande
zijn geliefde, god, de wind en de lente, herhaalt
tot vervelens toe, wat reeds voorbij is, niet
meer betekent dan het traditioneel bedoelcfc,
en zonder belang werd. Hij geeft blijk van'
een voor een „dichter" ontstellend gebrek aan
gevoeligheid voor wat A.D. 1964 dagelijkse
realiteit is, de grondstof voor de poëzie".
Tot zover Gysen. En nu een proeve, uit de
eendrachtige samenwerking van Sleutelaar
en Vaandrager geboren, het tweede gedicht
van „Teamwork", het heet
FACTUUR
De gedachtengang
De idee f
De uitwerking van 'de idee
De formulering
Overige onkosten
O.B.
Totaal
Girorekening 238772 of 2761/51, Rotterdam
U ziet het, dit is het. Geen spoor meer van
geliefde, god, wind of lente. Maar van wat
wel? Wat zegt Cees Buddingh', de eeuwige
jongeling? „Poëzie als iets, dat „boven het
leven staat" zij het slechts enkele decime
ters wordt in het recente werk van o.a.
Hans Verhagen en Cornelis Bastiaan Vaan
drager bij de evidente onderlinge verschil
len doelbewust afgewezen. Over de taak,
de functie van de dichLer, het lot, de weer
klank, van het vers, wordt niet langer gerept.
De poëzie is er eenvoudig, als het voetbal
spel, het kleintje koffie, de Oude Maas en
het weerbericht". En hij geeft ons toch weer
iets althans terug: „Er is met alleen „veel
poetry emotion in de wereld", maar alles in
de wereld heeft hetzelfde recht om „poetry
emotion" op te wekken: de liefde (nog altijd),
maar ook een blanco kassabon; de geschiede
nis, dood en geboorte, maar evenzeer een af
fiche van „Vince Taylor et ses play-boys" of
een Frank Sinatra-film".
Is die Buddingh' eigenlijk wel de ware broe
der, vraagt men zich af, want hiermee kan
men het volkomen eens zijn, evenals met zijn
slot: „Ook de nieuwe poëzie wordt van menige
kant fel bestreden, omdat men er niets dich
terlijks meer in ontdekken kan. Het lijkt mij
een gunstig teken".
Rob Cassuto, een andere woordvoerder in
Gard Sivik, stelt ook geen erg hoge eisen; „De
poëzie als verbruiksgoed, ten slotte. Kon
vroeger de dichter zich koesteren in het licht
der eeuwigheid, nu zal hij zich moeten neer
leggen bij een kortere levensduur van zijn
produkten. Overmorgen is de foto vergeeld,
drie dagen later lacht men zich rot, daarna
wordt de kachel er mee aangemaakt, en
waarom ook niet. Zo is de mens, onder an
dere dichter, en een van zijn vervoermiddelen
is de poëzie". Hij tekent daarmee een von-
Ook J. C. van Schagen is, hoewel weer
op volkomen ander plan een dichter
die de poczie niet vanaf een troon de wereld
inzendt, doch die eerder spelend bezig is en
dan af en toe eerlijk zelf verrast lijkt door
een onverwacht resultaat. Die hebben dan ook
vaak iets toevalligs. Zijn „Domburgse Ca
hiers" no. II van april 1964 heet „Nieuwe
Miniaturen" en het bevat 162 reflexen, die
variëren van onbeduidende invallen tot aardi
ge invallen als-
een mens de stumper
kent maar twee ivoorden zegt poes
„poesje" en „katte"
en heel boeiende, als
is dit alles
deze vingerhoedvolf
vroeg de vingerhoed
De „Manke Vliegen" van Leo Vroman passen
hier ook bij: flauwekulletjes meestal, kruimel
tjes van zijn dichtertafel, of wie weet, uit zijn
prullemand. Vjjf regels met een krabbeltje van
niks ter illustratie. „Het is lang geleden dat er
ln de poëzie wat te lachten viel" lazen we
in de inleiding van Gard Sivik. (We zijn het
daar overigens niet mee eens. We lachen ons
vaak onwel bij groot en klein) Vroman, over
wiens onbeduidende boekje overigens niets te
eggen valt, noteert
blijven
Mocht er straks geen mens
leven om dit aan te schrijven
misschien kan dan een toestel even
een beetje voor mij blijven leven
Dat lacht om wal, ik heb geschreven.
NU: Uitgeverij Heljnls N.V.,
Amsterdam.
Gard Sivik 33: Nijgli en Van Dilrnar. Den
Haag.
Domburgse Cahiers No li. J. C. van Scha
gen. Domburg (eigen beheer).
Leo Vroman: Manke Vliegen. Querido, Am
sterdam.
„Vlieg er niet in, als iemand je probeert
wijs te maken, dat Elio een vent van niks
is. Dat hij nergens voor deugt. En dat hij
een slecht voorbeeld voor anderen is, om
dat hij het grootste gedeelte van de dag
op zijn kistje bij de havenkade zit. Voor
de oudere mensen was de kade aan de An-
nabaai van Willemstad in Curagao dezelfde
niet meer toen Elio er niet meer zat. Nou
ja, zat... bij wijze van spreken dan. Meestal
lag hij. Op z'n rug, zijn armen onder zijn
hoofd, en zij benen opgetrokken, 't Ging
net, want de kist was niet van de kleinste
en Elio niet van de grootsten.
,fiat ze die kerel geen schop onder zijn
luie je-weet-wel geven. Bij heeft hier niets
te maken," heeft eens iemand van de
vreemdelingenpolitie gezegd. Maar dié was
dan ook nog maar pas op het eiland. En
die wist het allemaal nog niet zo. Die be
greep er niets van, dat iedereen zich plot
seling zo druk maakte over die opmer
king van hem. Elio wegf Niemand had
immers last van hemt Integendeel!"
„Zo begint mijn nieuwe boek", zei op een
koude wintermorgen een rustige stem te
gen mij, „en deze maand komt het af".
Dat was in een gezellig huis in Den Haag,
in 1961, de stem was van de schrijfster
Miep Dïekmann die ik toen voor de eer
ste keer ontmoette, en het boek, waar
van op dat moment nog niet veel méér
dan dit begin bestond, kwam af, het
was zo ongeveer haar vijfenzeventigste.
Nu, drie jaar later, is hef bekroond met
de Duitse staatsprijs voor het beste ver
taalde jeugdboek, een prijs van D.M.
7500, en een bijzonder grote onderschei
ding.
Wie Miep Diekmann eenmaal kent zal
zich daarover niet verbazen. Zoals
haar gedecideerd gezicht, smal, expressief,
met de helblauwe ogen onder het dikke
haar, afwijkt van de meeste gezichten, zo
springen ook haar boeken, aan haar inner
lijk verwant, onmiddellijk uit de massa te
voorschijn. Niet voor niets zijn zij „mo
numentjes te midden van veel platgetreden
paadjes jeugdlectuur" genoemd. En zonder
voorbehoud gelooft men wat de mensen
vroeger al op school tegen haar zeiden als
zij te kennen gaf schrijfster te willen wor
den:
„Dat zal je dan wel lukken ook, want wat
jij je voorneemt, dat gebeurt meestal".
Dat was op Curasao, waar Miep Diekmann
van haar zevende tot haar dertiende jaar
heeft gewoond, in het fort aan de haven.
Haar vader was er officier cn hij voedd9
zijn drie dochters niet zachtzinning op.
Wanneer ze kwamen klagen over ruzies
met andere kinderen adviseerde hij: „Sla
ze zelf maar op hun gezicht". En dat deden
ze dan Ook door het volledig andere van
Omslag van „The Haunted Island",
de titel die de Engelse vertaling
van „En de groeten van Elio"
kreeg.
het leven op het eiland waren ze eerder
volwassen, geestelijk ook, dan de Neder
landse kinderen die ze hier later ontmoet
ten. Een zwervend leven via missiescholen
en scholen van „de olie" maakt mobiel van
geest en vroeg zelfstandig, eerder in staat
tot objectiviteit en het de dingen van méér
kanten te bezien.
Na de oorlog, ln Nederland, kreeg Miep
Diekmann haar kans ln de journalistiek,
en meteen na de schoolbanken zijn haar
eerste jeugdboeken verschenen. (De Anne-
jetserie). Zelf zegt ze daarover:
„En dan moet je weten dat ik nooit- van
plan was om kinderboeken te schrijven!
Op mijn veertiende las ik Huxley, en ook
Vestdijk, en pas na de oorlog, toen ik de
„volwassen literatuur" al achter me had
kreeg ik de eerste jeugdboeken in handen.
Daar ergerde ik me verschrikkelijk aan.
want het essentiële stond er niet in. De
meeste uitgevers en lezers van kinderboe
ken willen dat ook niet, een boek moet
„goed" aflopen, en dat deden de mijne bij
na niet. En hier ligt de breuk met het ge
middelde kinderboek, het punt waarschijn
lijk ook van waaruit Miep Diekmann als
eerste een bewuste vernieuwing m onze
jeugdliteratuur heeft ingezet. Nadrukke
lijker dan ooit zegt zij. nu wij over haar
laatste bekroning spreken:
„De ommekeer is eigenlijk pas omstreeks
'56 gekomen, bij „Marmouzet". Ik wilde be
wust de zaak ómgooien: zó dat ik voor
iedere groep kinderen iets kon schrijven
wat gelijkwaardig zou zijn aan een roman,
zowel wat betreft taal als stijl, problema
tiek en vorm. alleen aangepast aan hun
leeftijd, begripsvermogen en in overeen
stemming met hun woordenschat.
Ik wilde met meer uitgaan van gebeurte
nissen (in de meeste jeugdboeken gebeurt
veel te veel) maar van karakters. Vijf ja
ren heb ik hard gewerkt. Toen kwam da
bekroning van DE BOTEN VAN BRAK-
KEPUT ais het beste kinderboek van het
jaar. Maar voor mijn gevoel is het toen
pas begonnen. Want zelf vind ik PADU
IS GEK alweer gaver en GEWOON EEN
STRAATJE van beide zijn hoorspelbewer
kingen gemaakt) ook".
Het zijn boeken, waar tegen de fascine
rende achtergrond van het eiland Cu
rasao de kleurlingenkinderen, met wie
Miep Diekmann zelf is opgevoed en in wier
huizen zij toegang had, hun plannen maken
en hun leven leiden; en het meest ontroe
rend is voor ons daaronder nog altijd het
klein in zichzelf gekeerde zwarte jonge
tje PADU, die in zijn oud verlaten scheeps
wrak zijn klein en weerloos leven leidt en
zijn gedachten denkt. Maar zulke boeken
zijn novellen van hoog niveau. Men oordele
zelf.
Deze manier van schrijven en deze taalbe
heersing zijn volledig énders dan het mees
te wat in onze jeugdliteratuur (én in veel
van de volwassenliteratuur, wat dat be
treft!) wordt gepresenteerd, en het enige
bezwaar dal een bepaalde recensent tegen
„ELIO" had dit „dat het voor de jeugd
was" zal voor Miep Diekmann het grootste
compliment zijn dat zij zich wensen kan.
„Want kinderen", zegt zij. „zie ik als vol
wassenen in hun eigen leeftijdsgroep. Je
moet hen niet iets opleggen Dat is ook
mijn bezwaar tegen de meeste boeken die
„iels willen meegeven" en dat veel te na
drukkelijk doen Kinderen willen weten
waar hün plaats in de maatschappij is.
Houvast en enige duidelijkheid kun je ze
geven door facetten van het leven aan te
tonen niet een afgerond geheel. Want
ie leeft immers óok fragmentarisch, en
daarom is het gek een boek altijd als episo
de afgerond, klaar te willen hebben Wat
nu gebeurt is immers pas over drie of vier
jaar afgelopen in al zijn gevolgen. En daar
heb je die breuk met het gemiddelde kin
derboek waar ik je over sprak: altijd moet
iets klaar zijn, afgerond, in orde Sommige
kritieken spraken hun onbevredigheid uit
over het slot van BRAKKEPUT, waar
Matthijs het liefste wat hij bezit weggeeft'
Kinderen waren er woedend om! En tege
lijk was er een jongen die zei: ..En toch
zou ik het net zo gedaan hebben"
Dan heb je MARMOUZET. mijn mees'
omstreden boek. omdat ik het bewust vooi
zeer introverte kinderen heb geschreven
De reacties, van groot en klein, waren ook
heel verschillend, maar ik weet van ouders
dat deze boeken de meest geslo'en en „har
de" kinderen hebben ontroerd. En ik was
er blij mee".
MIEP DIEKMANN
Het ls zeker niet de weg van de minste
weerstand die Miep Diekmann in haar
schrijfstersloopbaan is gegaan. Ik zeg je,
nuchter, dat het succes ten koste gaal van
veel persoonlijk genoegen, van veel com
fort. Het schrijven is mijn vak, en geen
„kunstenaars-aureool" alsjeblieftVaak
werk ik 15, 16 uur per dag. Er zijn op
drachten van uitgevers, radiowerk, lezin
gen. Ik heb leesmethoden voor de lagere
school gemaakt en een taalmethode in op
dracht van de Antilliaanse regering, die
(vanwege de taal) haast een beeldroman
moest zijn". Er zijn vertalingen, er is hel
werk voor de beide gehouden kinderboeken
congressen, er was tot dit jaar het jury
lidmaatschap voor de C.P N.E.-pnjs die
jaarlijks het beste kinderboek aanwijst. Het
is ook door het werk van Miep Diekmann
dat de Werkgroep Jeugdboekenschrijvers
zijn nu legale plaats heeft in de Vereniging
van Letterkundigen.
Wie dit alles van nabij enige jaren heeft
aanschouwd is alleen maar verrast en blij
wanneer hij ziet welk een trouw en goed
collega Miep Diekmann is bij al haar werk;
welk een oprechte belangstelling zij toont
voor werk en successen van anderen, zon
der enige jalousie de métier (die nu een
maal overal tiert). Want men moet toch
ook als mens altijd iets boven de middel
maat uitsteken om van harte verheugd
te zijn over wat een ander bereikte inplaats
van daar „spijtig over te zwijgen".
Opgetogen en spontaan blij was haar ver
haal over de recente Duitse bekroning,
die ook voor haar zeer onverwacht kwam,
namelijk vlak vóór zij een vrij toevallig
bezoek aan haar Duitse uitgever Georg
Westerman had aangekondigd Wel had de
uitgeverij verheugd en tamelijk geheim
zinnig gedaan; wei hadden PADU en
BRAKKEPUT al eerder op de finale van
de bewuste prijs gestaan (wal zulke boe
ken meteen op de Best-Liste brengt zodat
ze door de grote boekenclubs gepousseerd
worden) Maar pas toen Miep Diekmann
vlak vóór haar vertrek plotseling door alle
grote kranten werd opgebeld om een inter
view, toen rode rozen van de Duitse uit
gever verschenen en vrienden belden da',
het bericht van de bekroning over radio
en telex was gekomen zonder dat zij het
had gemerkt, begon er iets tot haar door
te dringen. Enthousiast vertelde zij van de
manier waarop zij ginds in B runs wijk is
gefêteerd: geïnterviewd door radio en te
levisie. door de universiteit die een serie
colleges over haar ideeën inzake jeugd
lectuur wilde, door pers en buitenlandse
uitgevers (en dan moet de officiële uitrei
king van de prijs, in oktober, te Hannover
nog komen!). Er was een speciaal in leei
gebonden exemplaar van Elio (in het Duit.-
„Wansehau") voor de auteur: er warer
luciferdoosjes met het omslag van Elii
voorop speeches en bloemen, telegram
men van overal. Maar dé satisfactie bij a
dit succes want deze bekroning is nie:
Mieps eerste moet toch wel zijn de er
kenning van haar ideeën, de doorwerking
van iets waaraan zij jaren geleden, alléén
en iedereen zei tegen me „wat jij schijft
en eenzaam („ik stond toen helemaal alleen
dat zijn geen kinderboeken, d'r gebeurt
niks in. dat zijn novellen!") is begonnen.
Grinnckend zegt ze:
„Ik ben nu nog even onbegrijpbaar voor
hen als toen. Toen ging ik ook mijn eigen
gang, zonder geld en zonder ook maar
iemand achter me en ik heb doorgezet.
Tk doe het nog steeds zó. Toen ik vorig
jaar in DONALD DUCK jazeker, Do
nald Duck een feuilleton scheef over
MERIJN BIJ DE LORREDRAAJERS
deed ik dat bewust omdat alle auteure
van naam zich voor dat blad te goed
achtten, en omdat ik meen dat als Je het
schrijven zó in je vingers hebt dat Je een
verhaal met behoorlijke inhoud én diepte
in eenvoudige taal kunt schrijven (ik be
doel niet de eenvoud van beginners die
voortkomt uit een tekort, maar de een
voud vanuit het „teveel") je het in een
blad als dit moet doen. dat in miljoenen
oplagen verschijnt en &JIe soorten kinde
ren in handen komt! Daar hebben heel wat
critici en collcga'B me scheef om aangeke
ken, maar zoiets kan me niets schelen.
Trouwens, anderen kwamen me met dat
verhaal complimenteren. En voor de plaats
die ik nu mogelijk inneem heb ik dan ook
keihard gewerkt, jaren! Ik ben nog altijd
blij dat ik niet „meisjesboeken die in ons
fonds passen" voor een uitgever ben gaan
schrijven, maar omgekeerd mijn eigen boe
ken heb geschreven en die bij uitgever van
niveau (die aanvankelijk óók heeft geaar
zeld"... het verhaal is prachtig mevrouw
maar het zal Jaren duren voor het de kri
tieken opvalt, en geld zult U er nooit mee
verdienenheb weten te plaatsen. Ze
worden nu in alle mogelijke landen ver
taald, DE BOTEN VAN ERAKKEPUT,
PADU IS GEK, GEWOON EEN STRAAT
JE. ALS JE HET NOG NIET WIST, en
ik moet nu zo spoedig met een nieuw boek
op de proppen komen, zeggen ze. Wat dat
zal worden? Misschien toch een bewerking
van „Merijn". dat bevalt me zó nog niet
helemaal. Waarover dat gaat? Wel over
Curacao natuurlijk, over de tijd dat daar
de slavernij nog niet was afgeschaft. Je
weet dat dal nu 100 Jaar geleden is ge
beurd.
Geen mens is van een ander", zegt Elio
in het boek. „Die tijden hebben we
gehad Elio. de brievenschrijver van het
eiland, die ingrijpt in andere levens met
zijn"en dc groeten van Elio" onderaan
iedere brief, én met zijn raad en plannen
voor de mensen die bij hem komen, mensen
en kinderen. Die kinderen steken zich mét
Elio in allerlei verwikkelingen, omdat zij
Boechi's vader, die nadat hij een kind heeft
doodgereden en van wie niemand ooit meer
heeft gehoord, wilden opsporen. Ook hier
inderschai Miep Diekmann haar jonge le-
sers niet. maar kinderen kunnen wel wat
tan. wanneer zij eenmaal zijn geboeid door
vat daar in de verte, en toch nabij want
lerkenbaar gebeurt.
Velnu dan. de groeten van Elio.
GERTIE EVENHUIS.
Voor de zesde maal wordt te Gent, hoofdstad van
Vlaanderen, een internationaal muziekfestival ge
organiseerd. Het Gentse festival mag daarmee nog
betrekkelijk jong heten, maar sluit desondanks
toch aan bij een eeuwenlange traditie.
Het begon eigenlijk met de minnezangers op het
middeleeuwse Gentse Gravensteen. Het staat vast
dat Chrétien de Troyes in deze burcht, bij knappe
rend haardvuur, zijn verhalen heeft gezongen.
Het ging verder met het orgel in de St.-Baafskathe-
draal. De Gentse voorliefde voor di1 instrumeni
toont zich reeds in het paneel der „musicerende enge
len" van het wereldberoemde Lam Gods-retabel van
de gebroeders Van Eyck. Die voorliefde toont zich ook
nu nog met de jaarlijkse orgelcyclus die door het Gent
se orgelcentrum in de kathedraal wordt gehouden, en
waarvan elk jaar de laatste drie recitals in het festival
worden opgenomen. De vader van de componist Jacob
Obbrecht was stadstrompetter te Gent. Hier werd eens
Jean Baptiste Loeillet geboren. Ondenkbaar zonder
voorname muzikale omlijsting waren de historische
plechtigheden, als de doop van keizer Karei en de zit
tingen van het gulden vlies. Vanuit Vlaanderen én Gent
werden zangertjes naar Wenen ontboden om er tot de
allereerste Wiener Sangerknaben te behoren. Muzikale
beroemdheden op reis door Europa, bezochten de Ar-
teveldestad. En musiceerden er. Mozart was er en hij
bespeelde zelfs de kleine beiaard van de voormalige
Baudeloo-abdïj. Frans Liszt zou te Gent voor de eerste
maal in het publiek een eigen compositie hebben ver
tolkt. Zeker is dat hij na afloop van zijn recital door
een enthousiast publiek als een koning werd gekroond.
Dat publiek is altijd zeer streng geweest Streng was
ook destijds het stadsbestuur dat, in de arsenaalzaal
van het stadhuis, de artisten die te Gent wilden optre
den aan een voorafgaandelijke proef onderwierp.
Toen te Gent op de Kouter de „Grote Schouwburg"
werd opgericht, werden door plaatselijke toondichters
meerdere werken voor het theater geschreven. In de
analen van de schouwburg staan meerdere extra-ver-
toningen vermeld, waaraan de beroemdste zangers en
zangeressen hun medewerking verleenden. Het Gentse
festival is dus géén onverdedigbare nieuwigheid, het
is werkelijk de intense voortzetting van een rijk muzi
kaal verleden. Over een periode van 21 dagen zullen
in 1964 niet minder dan 18 verschillende concerten wor
den gegeven.
Uit het voorgaande blijkt al dat Gent over een groo.
aantal zalen in historische gebouwen beschikt, die
als concertruimten onvervangbaar zijn. Het lag voor
de hand dat de festivalinrichters in deze zalen „histori
sche concerten" zouden laten uitvoeren. Voor dit festi
valaspect viel dit jaar de keuze op muziek uit de Ita-
liaanse 18e eeuw. Vorig jaar gaf het festival voor d«
eerste maal opdracht aan vier eigen componisten on
speciaal voor het festival een nieuw werk te scheppen
Du jaar is dat weer het geval. Gabriël Verschraege:
zal in St.-Baafs een nieuw orgelwerk van Marinus rit
Jong vertolken. In de troonzaal van het stadhuis speel
het Belgische Kamerorkest van Georges Maes nieuw»
„Concertmuziek" van Willem Kersters. De Gents»
Spectragfoep stelt in de Koninklijke Nederlands»
Schouwburg een nieuw elektronisch baliet voor en he.
Nationaal Orkest van België, onder leiding van Andrc
Cluytens, zal een nieuwe symfonie van Victor Leglet
uitvoeren. Ten slotte is er het internationaal aspect
Hier wordt echter geen zinloos gegoochel met „grote
namen" betracht, maar wel een harmonieuze samen
werking tussen beroemde biutenlandse solisten en eigen
orkeslensembles.
Elk jaar levert de Nederlandse Radio Unie een zeer
belangrijke bijdrage tot het Gentse festival. Dit zal
dit jaar in het teken van het ,,historisch"-festival-
gedeelte staan met werken van Cimarosa, Vivaldi en
Mozart. Het programma zal worden uitgevoerd door
Annette de la Bve. Sophia van Santé. Tom Brand en
David Hollestelle als solisten, bijgestaan door het Om
roepkoor en het Radio Kamerorkest, onder leiding van
Roelof Krol (31 augustus St.-Pieters-AbdijVorig
jaar werd alleen het eerste gedeelte van het oratorium
.Thy] Claes" van Vladimir Vogel te Gent uitgevoerd.
Het volledig oeuvre bestaat uit twee avondvullende de
len, het vertelt een voor de lage landen bekend ver
haal, getrokken uit Charles de Costers' roman Thyl
Uilenspiegel Bij de uitvoering van dit werk wordt een
vooraanstaande roi gespeeld door een kamerspreek
koor. Dat van Zurich vervulde deze taak zo uitmuntend,
dat besloten werd in 1964 het volledig werk op twee op
eenvolgende avonden uit te voeren K-mmklijke N'eder-
andse Schouwburg 4 en 5 september
-Tet operawerk van Sergei Prokofiev behoort niet tot
het gangbare repertoire, Bovendien is zijn „Vurige en
gel" praktisch onbekend. Dit werk werd pas in de vijf
tiger jaren gecreëerd, en wordt de laatste jaren voor-
il in Oostenrijk uitgevoerd Te Gent komt het 140-leden
sterk gezelschap van de Opera van Graz die ..Vurige
•nge:" verdedigen (Kon. Opera 7 september). Het
taliaans gezelschap „I Virtuosi di Roma" is interna-
ionaal bekend. Minder bekend is het daaraan te Ro
ne verbonden „Piccolo Teatro Musica'.e", da: uitmun-
ende zangers als Sciutti en Bruscannni omvat. Beide
(roepen staan onder leiding van Renato Fasano en
uilen te Gent drie maal optreden. Tweemaal met een
•peravoorstellmg„Cambiale di Matrimonio" van Ros-
ini (Koninklijke Nederlandse Schouwburg 9 septem
ber) en ..II Barbiere di Siviglia" van Paisiello (Ko
tinklijke Nederlandse Schouwburg - 10 septembt
Je Virtuosi alléén spelen kamermuziek in het Graven
steen op 11 september. Een degelijk en afwisselend
festivalprogramma Gent is er trots op dit zijn gas
ten te kunnen aanbieden.