Proselytisme KENTERING IN DE HOUDING DER KERK TEGENOVER HET JODENDOM Israël: waarlijk hart der oecumene OPDRACHT PROF. VAN NIFTRIK OVER HET LEGERPREDIKANTSCHAP Zaterdag 1 augustus 1964 Telkens weer duikt de laatste maan den het woord „proselytisme"' op. We lezen het min of meer als een beschul diging. Althans in een enigszins af keurende zin wordt het gebruikt. Aangezien we een paar weken gele den de vraag kregen wat er nu pre cies met dit woord wordt bedoeld en die vraag misschien wel bij meerde ren leeft, leek het ons goed er op deze plaats iets van te zeggen. Het woord proseliet komt uit het Grieks. Het betekent: iemand die ge komen is naar In de praktijk is het gewordennaar een ander geloof, een andere kerk; een nieuwe bekeer de, een overloper inzake het geloof. Zo lezen we in het woordenboek. In het Nieuwe Testament komt het woord verschillende keren voor. Het is in de nieuwe vertaling van het Ned. Bijbelgenootschap op één uitzonde ring na vertaald met „Jodengenoot", (bijv. Handel. 2:10). De r.-k. St.- Willibrordvertaling heeft hier het Griekse woord „proseliet" laten staan. Die éne uitzondering is Matth. 23 15, waar de Here Jezus een scherp oordeel uitspreekt over de schriftgeleerden en Farizeeën, „gij huichelaars, want gij trekt zee en land rond om één bekeerling te ma ken en wanneer hij het wordt, maakt gij hem een kind der hel. tweemaal zo erg als gij het zelf zijt". Aldus de nieuwe vertaling. St.-Willibrord heeft hier ook „bekeerling". De Statenver talers die hetzelfde Griekse woord zoveel mogelijk met hetzelfde Neder landse woord weergaven, hebben hier dus „Jodengenoot". Met proselytisme wordt dus aangeduid het maken van bekeerlingen en wan neer dit woord nog al eens een onaan gename bijsmaak heeft, staat dit mede in verband met het aangehaalde uit Matth. 23:15. Maar het te genwoordige gebruik geerte in het alge meen om bekeerlin gen te maken, (wat het in Matth. 23 nog wel is) maar het pogen mensen die tot een bepaalde christelijke kerk behoren, over te halen naar een andere. Wanneer het gaat om hen die tot geen enkele kerk behoren spreekt men te genwoordig meer van evangelisatie. Het woord proselytisme gaat hoe langer hoe meer rieken naar „zieltjes winnen". Het komt te liggen in de concurrentiesfeer, zo als de ene zaak de andere een klant weet af te snoepen. Ook al gaat dit niet met be paalde bedrieglijke middelen toch kan 't ver houdingen vertroebelen en evenals bij de concurrentiestrijd in het zakenleven deze mogelijkheid er is, zo is dit met het pro selytisme het geval wat betreft de verhou dingen tussen kerken onderling. Ze kan een onaangename sfeer scheppen en heeft dit menigmaal ook gedaan. Het is al heel wat jaren geleden dat het proselytisme als een knellend probleem opdook in de Wereldraad der Kerken. Dat gebeurde toen er serieuze voorstellen kwa men om de Wereld-Zendingsraad een deel te maken van de Wereldraad der Kerken. Een scherp protest brak er los van de Grieks Orthodoxe Kerk. Wat was nl. het geval? In Griekenland (en ook wel in andere lan den die van oudsher 't gebied van de Oos ters Orthodoxe Kerk waren geweest) was er 'n presbyteriaanse kerk. die vooral vanuit Engeland en Amerika werd gevoed. Waren het oorspronkelijk vooral vreemdelingen die leden van deze kerk waren, langzamer hand kwamen er steeds meer Grieken bij, die de Grieks Orthodoxe Kerk de rug had den toegekeerd. Deze Grieks presbyteriaan se kerk is klein gebleven, maar ze was zeer actief. Ze groeide. Al haar activiteit werd door de protesterende Grieken als een on aangenaam proselytisme beleefd. Er is daarover nog heel wat gesproken eer de Wereldzendingsraad in de Wereldraad van Kerken werd opgenomen. Ook op het concilie in Rome, zowel gedu rende de eerste als tweede zittingspe riode is het woord „proselytisme" ge vallen en dat is te begrijpen, want wanneer het gaat om de verhouding van kerken on derling, komt men met deze zaak in aanra king. Bij de kwestie Irene kwam ze ook weer naar boven. In supra-oecumenische kringen zat men verlegen met de houding die moest worden aangenomen. De oecume nische jongerengroep „Sjaloom", waarin protestanten en room-katholieken zich ver enigd hebben, sprak uit van alle proselytis me niets te willen weten. De oecumenische gedachte aldus het in februari uitgege ven communiqué bestaat niet daarin dat men van de ene kerk naar de andere over gaat, maar dat men de vernieuwing van eigen kerk bevordert. En nu duikt het woord „proselytisme" weer op in de berichten uit Spanje. Bekend zal zijn dat er reeds meer dan een jaar lang sprake is van een statuut voor protestanten in dat land. dat zal komen. Het is de bedoe ling door dit statuut de protestanten enige wettelijke vrijheid te geven. Door de desbe treffende minister is het statuut opgesteld en vanwege het concordaat dat Spanje heeft met het Vaticaan, moest het in Rome worden goedgekeurd. Een protestant mag dit misschien niet goed begrijpen, het is nu eenmaal zo. Nu schijnt dan dit ontwerp-sta- tuut in Spanje terug te zijn. Van de inhoud is feitelijk nog niets bekend. Alleen bij ge ruchte wordt er iets van vernomen. We hebben gelezen dat men nu wil wachten op hetgeen het concilie in de derde zitting zal zeggen over de vrijheid van godsdienst. Maar, onder hetgeen er dan bij geruchte over dat komende Spaanse statuut voor protestanten vernomen wordt is ook, dat er beperkende bepalingen in zullen staan en één van die bepalingen zal dan zijn dat proselytisme verboden is. Dit komt overeen met hetgeen er door twee Spaanse bisschop pen op het concilie is gezegd, hoewel zij overigens een andere houding tegenover protestanten hebben bepleit. Dit is dus het moeilijke punt in deze: vrijheid van gods dienst en toch wettelijk vastgelegd dat er geen proselieten mogen worden gemaakt. Bevredigend zal deze puzzel wel niet wor den opgelost. Geen proselietenmakerij! In geen enkel opzicht bevorderen dat iemand van de ene kerk naar de andere over gaat. Wie zal er hier uitmaken en wettelijk vast leggen wat wel. en wat geen proselytisme is? Dit is zelfs in de Wereldraad der Ker ken al een moeilijke zaak gebleken toen er nog bijna geen oosters orthodoxe kerken lid waren. En nog moeilijker wordt het wan neer men de kerk van Rome er ook bij wil betrekken. Ik geloof er niet veel van dat we verder komen met de leuze: geen prose lytisme. De Sjaloomgroep mag dit hebben gesteld, maar ik heb nog nooit gelezen dat de R.-K. Kerk gezegd heeft dat overgangen niet-oecumenisch zijn. Eerder kun je van die zijde klanken horen als: de katho lieke kerk is dé oecumene en wie dus oecu menisch wil handelen moet rooms-katholiek worden. Zo ongeveer stelde pater F. C. Pauwels het: „Voor ons katholieken blijft onze kerk de ware kerk van Christus; wij willen de eenheid der christenen verwerke lijken". Dit handhaaft hij, ook al laat hij tegelijk allerlei kritische geluiden over ei gen kerk horen. Als protestanten zien wij in de R.-K. Kerk allerlei verschijnselen waarbij we zeggen dat deze kerk bezig is te veranderen en te vernieuwen. Toch geloven we nog niet dat zij de kerk is die ons bij lezing van het Nieuwe Testament voor ogen komt te staan. Wanneer we denken aan de verhou dingen tussen de rooms-katholieke en pro testantse kerken, blijven de meest pijnlijke kwesties de overgangen van predikanten naar de kerk van Rome en de overgangen van priesters naar een van de protestantse kerken. Wanneer men hun getuigenis sen leest, komt er al tijd zo iets als dat hun ogen geopend zijn en dat zij de vraag wat de kerk is en moet zijn. anders hebben leren zien dan vroeger. Dit lees je van weerszijden. Wie zal hier, zowel b(j de een als bij de ander durven zeggen dat dit voor hen geen eerlijke zaak van het geweten is geweest, die zij in de binnenkamer hebben moeten uitstrijden, maar dat zij het slachtoffer zijn geworden van proselytisme? Wanneer het gaat om de eenheid der kerk (en daarom zal het blijven gaan) zullen de kerken de vragen die er liggen rond het proselytisme moeten doorworstelen. Zij komen hier in geen geval verder wanneer zij menen te kunnen begin nen met de leuze: geen proselytisme! Dat zal dan blijken niet meer te zijn dan een holle fraze. Er dreigt alleen maar verstar ring wanneer de kerken de „vrije concur rentie", om de term uit de zakenwereld te gebruiken op gevaar af verkeerd begrepen te worden, niet meer aandurven. H. Nog steeds intrigeert alle chris tenen de vraag waarom een overgroot deel van het joodse volk Jezus van Nazareth als Messias-Christus heeft afge wezen. Het volledige antwoord op deze klemmende vraag zullen wij wel nooit weten. Maar om er toch iets van te verstaan zullen wij moeten onderschei den. Enerzijds is het volk Israël in zijn verkiezing de spiegel voor al wat mens heet. Hier is de vraag tot haar diepste kern en volle kracht gebracht: hoe kon de mens, die rebel is tegen God, de enige Andere die niet meedeed in de rebellie van de aarde uit roeien? Het antwoord op de vraag, in deze scherpte gesteld, ligt verborgen in het lijdensver haal. Het is dan de meest per soonlijke vraag, die ieder van ons direct door God wordt ge steld. DOOR D». J. H. GROllE, SECRETA RIS VAN DE HERVORMDE RAAD VOOR DE VERHOUDING VAN KERK EN ISRAEL A nderzijds voert Israël, of het joden- A dom, toch ook nog een eigen be staan, als nationaal-religieuze kring apart van de mensheid gesteld. Hier ligt de beantwoording in de rich ting van het zelfbehoud: door Jezus van Nazareth scheen het naakte be staan in gevaar gebracht. Zowel door Jezus' toespitsing van het gebod Gods op het individu, als door de verbreking der grenzen van één volk tot de universele mensheid. De tak waarop het joodse volk nog zat werd door Hem afgezaagd. Maar de jood heeft nooit geheel ge ïsoleerd onder de christelijke volke ren geleefd. Zijn daden zijn altijd re actie geweest op viat de christelijke wereld hem aandeed. Beschouwen wij nu in het kort het historische christendom, dan liggen ook hier dc problemen door elkander gestrengeld. Enerzijds is er de oude Kerk, die Israël bewust heeft vastge houden door de overname van het zo genaamde „Oude Testament" in haar canon, en door uitdrukkelijk in haar belijdenis (van 160 na Christus) te stellen: „Geleden onder Pontius Pila- tus"r niet bijvoorbeeld: onder de hogepriester Kajafas, daarmee de schuld voor Jezus' kruisdood duide lijk op de gehele mensheid leggende. Maar anderzijds is van grote beteke nis de taaie ondergrondse wortelstok van de traditie, die de joden als ver worpen en verstoten beschouwde. Het is de aartsketterij, die Paulus reeds in Rome (Romeinen 11:1, 2) moest bestrijden, maar die zelfs hij niet de baas kon. Nooit werd dit de officiële „leer" van enige kerk op aarde, maar zij beschikte over meer levens- EN DE fü fiM WA 8 BS y M .1 „De prediking van het Koninkrijk Gods". Handelingen 20 25. De opdracht, die aan de mensen op aarde gegeven is, is de verkon diging van ,JIet Koninkrijk Gods". Niet slechts het oproepen ertoe of het overtuigen van enkelingen erinmaar het uitroepen ervan! Op grond daarvan houdt de prediking in: de eis Gods tot „gehoor zaamheid" onder alle vólken en machten der aarde. Wij mogen niet slechts zelf langzaam, met veel confereren, naar het rijk Gods toe groeien, maar moeten in naam van God de Hemelse eis stellen, om hét Rijk Gods niet langer tegen te houden door het handhaven van het „eigen ik", van „hel oude", zoals het tot nu toe was, of van het bouwen van aardse koninkrijken, gebaseerd op macht en overheersing.' Alle rijken, volken en voor al ook kerken hebben het Rijk Gods zo snel mogelijk te laten verwerkelijken.' Oor log, slavernij, onderdrukking en miskenning van rassen, ziekten, honger, tolmuren en kerkmuren, ijzeren en bamboegordijnen moeten zo snel mogelijk verdwijnen. In plaats daarvan hebben we op te bouwen een internationale rechtsorde, een wereldvredemacht, broederschap en dienstbetoon onder alle landen, volken, kerken en godsdiensten zelfs. Niet zelfzucht of haat mogen regeren, maar het dienen in ootmoed als kinderen Gods. Niet de metis, niet het volk is koning, maar God en Zijn Heil: Gods gerechtigheid, Gods broederschap, Gods Rijk, gelijk in de-.hemel alzo ook op aarde! Het Christen zijn, het Mens-zijn, het Knecht-Gods-zijn is een hemelhoge taak. Van die hoge taak was Paulus bezield! Hij voelde zich er klein onder! Hij was ertoe gebonden door de Heilige Geest. Hij kon en mocht niet nalaten om daarvan allerwege de fundamenten te leggen, waarop ook wij mogen en moeten voortbouwen'. Al de raad Gods hierin hebben kerken en volken te onderzoeken en te gehoorzamen! De hele mensheid, duur vrijgekocht van de boze machten, dient opgebouwd, ge vormd en geweid te roorder tot de gemeente Gods op aarde tot Gods huisgezin en kudde. Grimmige machten staan dit in de weg, maar moeten in Gods wapenrusting weerstaan worden, want ,JIet Koninkrijk Gods" wil doorbreken als een nieuwe dageraad, als een Nieuw Testament, als een nieuwe toekomst, als een nieuwe hemel op aarde, een herschepping, een nieuwe sschepping.' Allerwege breken reeds lichtglanzen van dit Rijk door.' Vat aan het werk, vat aan.' God toil het! WESTKAPELLE W. OOSTHOEK kracht, dan welke „leer" ook. Zo werd de band met het jodendom doorgesneden. Hier werkten allerlei gedachten en wijzen van instelling doorheen, 't Zielsverdriet van de apostel Paulus (Romeinen 9:1) groeide tot ergernis, doordat christenen hun plicht tot ge tuigen gangen vervormen tot een opdracht om paladijnen van Koning Jezus, de Heliant. de Germaanse oer held te zijn en Hem op aarde te ver dedigen tegen zijn vijanden. En deze ergernis groeide tot haat en vernieti gingsdrift. toen in de middeleeuwen giftige fabels ontsproten van bron- nenvergiftiging, pestverspreiding en kinderbloedoffers. Het antisemitisme brak baan en verdierf het getuigenis der Kerk tot geestelijke dwingelan dij; de joden werden gesteld voor de keuze: doop of dood. Nooit is enige reactie van het huidi ge jodendom op het evangelie vrij van herinnering naar dit eeuwenlange proces van dreiging en moord. Geen jood ter wereld vergeet dit ook maar één ogenblik. Pas onze tijd belooft een tijd van kentering in deze verhouding te wor den. Want ook de Reformatie had op dit punt geen wezenlijke vernieuwing aangebracht. Wel liggen in de bood schap van Calvijn aanknopingspunten voor de nieuwere inzichten van onze Zijn notie van de volstrekte eenheid van Oud en Nieuw Testament en ook van oud en nieuw Verbond, en zijn leer van de eeuwigheid der uit verkiezing van Israël zijn van die punten. Vandaar dat de Hebreeuwse Universiteit van Jeruzalem er prijs op heeft gesteld de werken van Cal vijn (weliswaar in de Engalse verta ling. want Latijn lezen de Hebreeuw se studenten uiteraard niet) te bezit ten en in zijn bibliotheek op te ne men. Indien er ergens theologisch een brug kan worden geslagen tussen jo dendom en Kerk, dan zal het wezen via Calvijn; daarvan zijn ook de lei ders van het Departement voor gods dienstige zaken te Jeruzalem over tuigd. Meer dan aanknopingspunten lagen hier echter niet. Het is aan ónze tijd voorbehouden gebleven in de verhou ding tot het jodendom tot een door braak te komen. Dit ligt enerzijds in de ontwikkeling der theologie, die op nieuw God als de God van Israël en de God van de geschiedenis ging zien en zich afwendde van filosoferen en tegelijk oog kreeg voor de do minerende rol van hc-t „Oude Testa ment" in de Openbaring en van de betekenis van het gebod Gods ais het hart van het evangelie. Een enorme stimulans kreeg de aandacht voor Is raël reeds gewekt door de zojuist aangeduide wending in het theolo gisch denken vanzelfsprekend door het optreden van Adolf Hitier. Het probleem werd actueler en acuter De Wereldraad van Kerken ging hierin voor. Reeds bij zijn oprich ting te Amsterdam in 't jaar 1948 sprak hij uit: „Antisemitisme is zonde tegen God". Dit werd uitgewerkt in twee beraadslagingen van verte genwoordigers van vele protestantse kerken te Bossey in 1949 en 1956. en met versterkte klank herhaald op de assemblee te New Delhi in 1961. Men werkt hier verder in krachtig tempo: een derde beraad zal in de zomer van 1964 te Bossey plaatsvinden; en een dan ooit. Hitier hielp niet enkel de joden aan de staat Israël, maar te vens het christendom aan een nieuwe instelling tegenover de vragen, die het jodendom stelde. Door dit alles kregen wij, die met deze problema tiek bezig waren, de wind om zo te zeggen in de zeilen. De oprichting van de Hervormde Raad voor de verhouding van Kerk en Israël was dan ook up to date. Het is vleiend en verblijdend te be denken dat een der krachtigste sto ten tot deze nieuwe houding op deze wijze van Nederland uitging. Het inzicht ging op als het zonlicht dat de verhouding tussen Kerk en Is raël niet zozeer op missionair als wel op oecumenisch terrein ligt. Het eerste schisma in de gemeente van God is het uiteengaan van die joden, die wél en die niet in Jezus als de Messias-Christus geloofden. Men zou daarom in de oecume nische beweging terug moeten gaan niet tot de kloof Rome-Refor matie, of zelfs tot de kloof Rome- Orthodoxe Kerk. maar tot de aller eerste eeuw van het christendom. Opnieuw zou een gesprek moeten worden begonnen, waarin men we derzijds naar elkander luisteren zou en de ander volledig laten uit spreken. Het jodendom had nog nooit de kans gekregen „uit te spre ken". Dit inzicht werd vervolgens mach tig versterkt door de ervaring dat waar bijvoorbeeld rooms-katholieken en protestanten samen gingen praten over Israël, de eenheid veel dichter voor het grijpen lag. dan op welk an der punt ook. Israël bleek in de piak- tijk wel waarlijk „het hart der oecu mene" te zijn. Aan rooms-katholieke kant is aan dit merkwaardig en weldadig ver schijnsel niet vreemd het feit dat op dit terrein geen leeruitspraken be staan. Roomse en reformatorische theologen hebben niets anders dan het „Nieuwe Testament" in dit op zicht om samen van uit te gaan en om hun instelling te helpen vormen. De kentering waarvan wij spreken ligt dus zowel aan rooms-katholieke als aan reformatorische kant. Bei den zijn heden overtuigd dat de Kerk zoals zij tot op heden is gegroeid en vérgroeid niet eigenmachtig aan Isra el de Messias Jezus brengen of geven kan. Beiden beginnen het bij het een voudigste: een kruistocht tegen alle „christelijke" antisemitisme. theologisch centrum van gesprek zal te Jeruzalem namens de wereldraad worden opgericht. Rome kon hierbij niet achterblij ven, al is deze kerk nog niet zo ver gevorderd in deze ontwikkeling als de kerken van de wereldraad. Twee pausen bewezen aangeraakt te zijn door deze geest van kentering, door bij het Goede Vrijdaggebed voor de joden het knielen verplicht te stellen, en door het woord „perfidis" er werd te voren gebeden voor de trou weloze, perfide joden) te schrappen. Nog een stap verder ging kardinaal Bea met zijn secretariaat voor de eenheid door op het Vatikaans Conci lie de zaak van het godsdienstonder wijs aan de orde te stellen met de vraag: in hoe verre mag de Kerk spreken van de schuld der joden aan de kruisiging van Jezus? en hoe le ren wij aan onze kinderen dit feit te zien in verband met ons aller schuld in Jezus' lijden? Dit is nog maar een heel pril begin, maar „Jeruzalem" heeft er met dankbaarheid akte van genomen. Natuurlijk zijn er i» alle lagen tun de christelijke kerk weerstanden te gen deze nieuwe beweging aan het werk. In Duitsland stelt tegenwoordig de Kirchentag elke twee jaar het thema centraal en duidelijk aan de orde en laat joodse geleerden mede hun ge tuigenis geven in de massabijeen komsten en in de gesprekskringen. Tegenstand blijft niet uit. Lutherse theologen spraken hier van een „uit verkoop der kerkgeschiedenis". Zij sloegen de spijker op de kop. Ondeug delijke waar uit deze winkel wordt in derdaad weggeruimd. Zelfs niet uit verkocht. maar vernietigd. In Zwit serland is dezelfde ontwikkeling be- Heïchol Shlomo (de tempel »on Solo- mo): het gebouw oon de Koning George A*enue Ie Jeruzalem, waar hel Opperrabbinaat van Itroêl is gevestigd. gonnen, alsook in de Scandinavische landen. Op het gehele continent van Europa geraakt de zaak aan het rol len. Het jodendom neemt in het alge meen deel aan deze ontmoeting der geesten. Opvallend is weliswaar dat hiervan in Nederland het minste ge sproken kan worden. Tot grote ver wondering van joodse voormannen in Duitsland en Zwitseriaad. Maar waarom blijft eigenlijk het Ne derlandse jodendom op dit punt ten achter? Is het alleen uit gewettigde vrees dat het biologisch in ons land geen toekomst meer heeft? Sluit het daarom de rangen in ons land 2o her metisch af? Wellicht heeft de geschiedenis van de joden in Nederland hier wel meer mee te maken dan men denken zou. Het Nederlandse volk heeft nooit echt antisemitisme gekend in de zin, waarin schoolkinderen in Frankrijk de joodse leeftijdsgenoten reeds uitscholden voor „Décides". godsmoordenaars. Ons land vormt zelfs een uitzondering op het alge meen patroon. Maar de joden voe len zich waarschijnlijk hierdoor nog meer bedreigd in hun aparte existen tie; zij vermoeden in het Nederiar.dse ftlosemitisme het gevaar van verflau wing der grenzen en vervaging der standpunten. Zó althans wordt van meer dan één zijde getracht een ver klaring te geven van dit merkwaar dige verschijnsel. Wij zijn het trou wens met de joden eens dat echt fiiosemitisme er evenzeer naast is als echt antisemitisme. Er ligt een stuk waarheid In de joodse reactie: „Be waar mij voor mijn al te nadrukke lijke vrienden en beschermers: met mijn vijanden speel ik het zelf wel klaar". Ten slotte is daar voor ons. christe nen uit 't westen de vraag naar de eenheid met de Kerken van het Mid den-Oosten en de Arabische Christe nen. Op dit punt zijn wij aan een op lossing nog lang niet toe. Hier blazen immers nationalistische en politieke belangen een flinke partij mee. Isra el is óók een politieke eenheid en de vrede met de Arabische staten is nog ver. Ik moge echter op dit hachelijke punt volstaan met te stellen dat on ze liefde tot Israël ons nimmer zal mogen verwijderen van onze Ara bische broeders. Het gebed van Abraham geldt ook nog voor ons: Och, mocht Ismail voor Uw aange zicht leven. Maar xcij kunnen Israel en Ismaël tot nog toe niet anders verenigen en samensluiten dan in ons gebed. Fabrieken Zevenbergen In zijn kroniek in het theologisch tijdschrift roert prof. Van Niftrik de kwestie rondom het legerpredikantschap aan. Achter de moeilijkheden staat z.i. de opvatting omtrent het synodale geschrift over de kernwapenen, die niet dui delijk gesteld is. Is die bedoeld en ziet men die als Evangelie dan is in de le- gerpredikantencontroverse ook de vrijheid van de evangelieverkondiging in het geding. Daarom meent prof. Van Niftrik - Wat wij op het ogenblik het meest nodig hebben, zijn de nadere verklaringen over het kernwapenrapport, die ons beloofd zijn. Het gaat in dit hele con flict trouwens niet alleen over theologie, maar voor een belangrijk dec! ook over psychologie. Dan komen er ook nog prestige-kwesties bij. Ik Scan m(j voorstellen, dat minister de Jong gezegd heeft tot de kerken: ik doe niets: zoeken jullie het zelf maar uit! Dat zullen dc kerken nu ook moeten doen. De Hervomde Kerk allereerst moet weten waar zij staat. Ik ben er niet zeker van. dat zij dat precies weet. Een oplossing kan en moet gevonden worden, wanneer men een paar funda mentele axioma's geen ogenblik uit het oog verliest: le. volle vrfjheid van Evangelieprediking voor de predikanten; 2e. géén prestigestrijd tussen Hervormden en Gereformeerden, waarbij de eersten zich achter ds. Diekerhof en de tweeden zich achter ds. Bos stellen; 3e. een wijze en tactvolle arbritrage in de persoonlijke moeilijkheden tussen ds. Diekerhof en ds. Bos; 4e. een duidelijke verheldering ten aanzien van de betekenis en draagkracht van het kernwapenrapport, d.wz. spoedige verschijning van nadere toe lichtingen. Als mocht blijken, dat het in het kernwapenrapport alleen gaat om een chris telijke mening, die niet met dogmatisch gezag moet worden gepredikt, kan het komen tot een discussie over dit rapport óók m het leger, waarbij dan duidelijk moet worden, dat niet de Kerk er zo over denkt, maar dat er christelijke mensen zijn. die er zó over denken. Dan is er ook ruimte voor een Andere christelijke mening.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1964 | | pagina 13