Proselytisme
KENTERING IN DE HOUDING DER
KERK TEGENOVER HET JODENDOM
Israël: waarlijk
hart der oecumene
OPDRACHT
PROF. VAN NIFTRIK OVER
HET LEGERPREDIKANTSCHAP
Zaterdag 1 augustus 1964
Telkens weer duikt de laatste maan
den het woord „proselytisme"' op. We
lezen het min of meer als een beschul
diging. Althans in een enigszins af
keurende zin wordt het gebruikt.
Aangezien we een paar weken gele
den de vraag kregen wat er nu pre
cies met dit woord wordt bedoeld en
die vraag misschien wel bij meerde
ren leeft, leek het ons goed er op deze
plaats iets van te zeggen.
Het woord proseliet komt uit het
Grieks. Het betekent: iemand die ge
komen is naar In de praktijk is
het gewordennaar een ander geloof,
een andere kerk; een nieuwe bekeer
de, een overloper inzake het geloof.
Zo lezen we in het woordenboek. In
het Nieuwe Testament komt het
woord verschillende keren voor. Het
is in de nieuwe vertaling van het Ned.
Bijbelgenootschap op één uitzonde
ring na vertaald met „Jodengenoot",
(bijv. Handel. 2:10). De r.-k. St.-
Willibrordvertaling heeft hier het
Griekse woord „proseliet" laten
staan. Die éne uitzondering is Matth.
23 15, waar de Here Jezus een
scherp oordeel uitspreekt over de
schriftgeleerden en Farizeeën, „gij
huichelaars, want gij trekt zee en
land rond om één bekeerling te ma
ken en wanneer hij het wordt, maakt
gij hem een kind der hel. tweemaal zo
erg als gij het zelf zijt". Aldus de
nieuwe vertaling. St.-Willibrord heeft
hier ook „bekeerling". De Statenver
talers die hetzelfde Griekse woord
zoveel mogelijk met hetzelfde Neder
landse woord weergaven, hebben hier
dus „Jodengenoot".
Met proselytisme wordt dus aangeduid
het maken van bekeerlingen en wan
neer dit woord nog al eens een onaan
gename bijsmaak heeft, staat dit mede in
verband met het aangehaalde uit Matth.
23:15. Maar het te
genwoordige gebruik
geerte in het alge
meen om bekeerlin
gen te maken, (wat het in Matth. 23 nog
wel is) maar het pogen mensen die tot een
bepaalde christelijke kerk behoren, over te
halen naar een andere.
Wanneer het gaat om hen die tot
geen enkele kerk behoren spreekt men te
genwoordig meer van evangelisatie. Het
woord proselytisme gaat hoe langer hoe
meer rieken naar „zieltjes winnen". Het
komt te liggen in de concurrentiesfeer, zo
als de ene zaak de andere een klant weet
af te snoepen. Ook al gaat dit niet met be
paalde bedrieglijke middelen toch kan 't ver
houdingen vertroebelen en evenals bij de
concurrentiestrijd in het zakenleven deze
mogelijkheid er is, zo is dit met het pro
selytisme het geval wat betreft de verhou
dingen tussen kerken onderling. Ze kan een
onaangename sfeer scheppen en heeft dit
menigmaal ook gedaan.
Het is al heel wat jaren geleden dat het
proselytisme als een knellend probleem
opdook in de Wereldraad der Kerken. Dat
gebeurde toen er serieuze voorstellen kwa
men om de Wereld-Zendingsraad een deel
te maken van de Wereldraad der Kerken.
Een scherp protest brak er los van de
Grieks Orthodoxe Kerk. Wat was nl. het
geval?
In Griekenland (en ook wel in andere lan
den die van oudsher 't gebied van de Oos
ters Orthodoxe Kerk waren geweest) was
er 'n presbyteriaanse kerk. die vooral vanuit
Engeland en Amerika werd gevoed. Waren
het oorspronkelijk vooral vreemdelingen
die leden van deze kerk waren, langzamer
hand kwamen er steeds meer Grieken bij,
die de Grieks Orthodoxe Kerk de rug had
den toegekeerd. Deze Grieks presbyteriaan
se kerk is klein gebleven, maar ze was zeer
actief. Ze groeide. Al haar activiteit werd
door de protesterende Grieken als een on
aangenaam proselytisme beleefd. Er is
daarover nog heel wat gesproken eer de
Wereldzendingsraad in de Wereldraad van
Kerken werd opgenomen.
Ook op het concilie in Rome, zowel gedu
rende de eerste als tweede zittingspe
riode is het woord „proselytisme" ge
vallen en dat is te begrijpen, want wanneer
het gaat om de verhouding van kerken on
derling, komt men met deze zaak in aanra
king. Bij de kwestie Irene kwam ze ook
weer naar boven. In supra-oecumenische
kringen zat men verlegen met de houding
die moest worden aangenomen. De oecume
nische jongerengroep „Sjaloom", waarin
protestanten en room-katholieken zich ver
enigd hebben, sprak uit van alle proselytis
me niets te willen weten. De oecumenische
gedachte aldus het in februari uitgege
ven communiqué bestaat niet daarin dat
men van de ene kerk naar de andere over
gaat, maar dat men de vernieuwing van
eigen kerk bevordert.
En nu duikt het woord „proselytisme" weer
op in de berichten uit Spanje. Bekend zal
zijn dat er reeds meer dan een jaar lang
sprake is van een statuut voor protestanten
in dat land. dat zal komen. Het is de bedoe
ling door dit statuut de protestanten enige
wettelijke vrijheid te geven. Door de desbe
treffende minister is het statuut opgesteld
en vanwege het concordaat dat Spanje
heeft met het Vaticaan, moest het in Rome
worden goedgekeurd. Een protestant mag
dit misschien niet goed begrijpen, het is nu
eenmaal zo. Nu schijnt dan dit ontwerp-sta-
tuut in Spanje terug te zijn. Van de inhoud
is feitelijk nog niets bekend. Alleen bij ge
ruchte wordt er iets van vernomen. We
hebben gelezen dat men nu wil wachten op
hetgeen het concilie in de derde zitting zal
zeggen over de vrijheid van godsdienst.
Maar, onder hetgeen er dan bij geruchte
over dat komende Spaanse statuut voor
protestanten vernomen wordt is ook, dat er
beperkende bepalingen in zullen staan en
één van die bepalingen zal dan zijn dat
proselytisme verboden is. Dit komt overeen
met hetgeen er door twee Spaanse bisschop
pen op het concilie is gezegd, hoewel zij
overigens een andere houding tegenover
protestanten hebben bepleit. Dit is dus het
moeilijke punt in deze: vrijheid van gods
dienst en toch wettelijk vastgelegd dat er
geen proselieten mogen worden gemaakt.
Bevredigend zal deze puzzel wel niet wor
den opgelost.
Geen proselietenmakerij! In geen enkel
opzicht bevorderen dat iemand van de
ene kerk naar de andere over gaat.
Wie zal er hier uitmaken en wettelijk vast
leggen wat wel. en wat geen proselytisme
is? Dit is zelfs in de Wereldraad der Ker
ken al een moeilijke zaak gebleken toen er
nog bijna geen oosters orthodoxe kerken lid
waren. En nog moeilijker wordt het wan
neer men de kerk van Rome er ook bij wil
betrekken. Ik geloof er niet veel van dat
we verder komen met de leuze: geen prose
lytisme. De Sjaloomgroep mag dit hebben
gesteld, maar ik heb
nog nooit gelezen dat
de R.-K. Kerk gezegd
heeft dat overgangen
niet-oecumenisch zijn.
Eerder kun je
van die zijde klanken horen als: de katho
lieke kerk is dé oecumene en wie dus oecu
menisch wil handelen moet rooms-katholiek
worden. Zo ongeveer stelde pater F. C.
Pauwels het: „Voor ons katholieken blijft
onze kerk de ware kerk van Christus; wij
willen de eenheid der christenen verwerke
lijken". Dit handhaaft hij, ook al laat hij
tegelijk allerlei kritische geluiden over ei
gen kerk horen. Als protestanten zien wij
in de R.-K. Kerk allerlei verschijnselen
waarbij we zeggen dat deze kerk bezig is
te veranderen en te vernieuwen.
Toch geloven we nog niet dat zij
de kerk is die ons bij lezing van het
Nieuwe Testament voor ogen komt te
staan. Wanneer we denken aan de verhou
dingen tussen de rooms-katholieke en pro
testantse kerken, blijven de meest pijnlijke
kwesties de overgangen van predikanten
naar de kerk van Rome en de overgangen
van priesters naar een van de protestantse
kerken. Wanneer men hun getuigenis
sen leest, komt er al
tijd zo iets als dat
hun ogen geopend
zijn en dat zij de
vraag wat de kerk is
en moet zijn. anders
hebben leren zien dan
vroeger. Dit lees je
van weerszijden. Wie
zal hier, zowel b(j de
een als bij de ander
durven zeggen dat
dit voor hen geen
eerlijke zaak van het
geweten is geweest,
die zij in de binnenkamer hebben moeten
uitstrijden, maar dat zij het slachtoffer zijn
geworden van proselytisme?
Wanneer het gaat om de eenheid der
kerk (en daarom zal het blijven
gaan) zullen de kerken de vragen die
er liggen rond het proselytisme moeten
doorworstelen. Zij komen hier in geen geval
verder wanneer zij menen te kunnen begin
nen met de leuze: geen proselytisme! Dat
zal dan blijken niet meer te zijn dan een
holle fraze. Er dreigt alleen maar verstar
ring wanneer de kerken de „vrije concur
rentie", om de term uit de zakenwereld te
gebruiken op gevaar af verkeerd begrepen
te worden, niet meer aandurven.
H.
Nog steeds intrigeert alle chris
tenen de vraag waarom een
overgroot deel van het joodse
volk Jezus van Nazareth als
Messias-Christus heeft afge
wezen. Het volledige antwoord
op deze klemmende vraag zullen
wij wel nooit weten. Maar om
er toch iets van te verstaan
zullen wij moeten onderschei
den. Enerzijds is het volk Israël
in zijn verkiezing de spiegel voor
al wat mens heet. Hier is de
vraag tot haar diepste kern en
volle kracht gebracht: hoe kon
de mens, die rebel is tegen God,
de enige Andere die niet meedeed
in de rebellie van de aarde uit
roeien? Het antwoord op de
vraag, in deze scherpte gesteld,
ligt verborgen in het lijdensver
haal. Het is dan de meest per
soonlijke vraag, die ieder van
ons direct door God wordt ge
steld.
DOOR D». J. H. GROllE, SECRETA
RIS VAN DE HERVORMDE RAAD
VOOR DE VERHOUDING VAN KERK
EN ISRAEL
A nderzijds voert Israël, of het joden-
A dom, toch ook nog een eigen be
staan, als nationaal-religieuze kring
apart van de mensheid gesteld. Hier
ligt de beantwoording in de rich
ting van het zelfbehoud: door Jezus
van Nazareth scheen het naakte be
staan in gevaar gebracht. Zowel door
Jezus' toespitsing van het gebod
Gods op het individu, als door de
verbreking der grenzen van één volk
tot de universele mensheid. De tak
waarop het joodse volk nog zat werd
door Hem afgezaagd.
Maar de jood heeft nooit geheel ge
ïsoleerd onder de christelijke volke
ren geleefd. Zijn daden zijn altijd re
actie geweest op viat de christelijke
wereld hem aandeed.
Beschouwen wij nu in het kort het
historische christendom, dan liggen
ook hier dc problemen door elkander
gestrengeld. Enerzijds is er de oude
Kerk, die Israël bewust heeft vastge
houden door de overname van het zo
genaamde „Oude Testament" in haar
canon, en door uitdrukkelijk in haar
belijdenis (van 160 na Christus) te
stellen: „Geleden onder Pontius Pila-
tus"r niet bijvoorbeeld: onder de
hogepriester Kajafas, daarmee de
schuld voor Jezus' kruisdood duide
lijk op de gehele mensheid leggende.
Maar anderzijds is van grote beteke
nis de taaie ondergrondse wortelstok
van de traditie, die de joden als ver
worpen en verstoten beschouwde. Het
is de aartsketterij, die Paulus reeds
in Rome (Romeinen 11:1, 2) moest
bestrijden, maar die zelfs hij niet de
baas kon. Nooit werd dit de officiële
„leer" van enige kerk op aarde,
maar zij beschikte over meer levens-
EN DE
fü fiM WA 8 BS y M .1
„De prediking van het Koninkrijk Gods".
Handelingen 20 25.
De opdracht, die aan de mensen op aarde gegeven is, is de verkon
diging van ,JIet Koninkrijk Gods". Niet slechts het oproepen ertoe
of het overtuigen van enkelingen erinmaar het uitroepen ervan!
Op grond daarvan houdt de prediking in: de eis Gods tot „gehoor
zaamheid" onder alle vólken en machten der aarde. Wij mogen niet
slechts zelf langzaam, met veel confereren, naar het rijk Gods toe
groeien, maar moeten in naam van God de Hemelse eis stellen, om
hét Rijk Gods niet langer tegen te houden door het handhaven
van het „eigen ik", van „hel oude", zoals het tot nu toe was, of van het bouwen van
aardse koninkrijken, gebaseerd op macht en overheersing.' Alle rijken, volken en voor
al ook kerken hebben het Rijk Gods zo snel mogelijk te laten verwerkelijken.' Oor
log, slavernij, onderdrukking en miskenning van rassen, ziekten, honger, tolmuren en
kerkmuren, ijzeren en bamboegordijnen moeten zo snel mogelijk verdwijnen. In plaats
daarvan hebben we op te bouwen een internationale rechtsorde, een wereldvredemacht,
broederschap en dienstbetoon onder alle landen, volken, kerken en godsdiensten zelfs.
Niet zelfzucht of haat mogen regeren, maar het dienen in ootmoed als kinderen Gods.
Niet de metis, niet het volk is koning, maar God en Zijn Heil: Gods gerechtigheid,
Gods broederschap, Gods Rijk, gelijk in de-.hemel alzo ook op aarde! Het Christen
zijn, het Mens-zijn, het Knecht-Gods-zijn is een hemelhoge taak.
Van die hoge taak was Paulus bezield! Hij voelde zich er klein onder! Hij was ertoe
gebonden door de Heilige Geest. Hij kon en mocht niet nalaten om daarvan allerwege
de fundamenten te leggen, waarop ook wij mogen en moeten voortbouwen'. Al de
raad Gods hierin hebben kerken en volken te onderzoeken en te gehoorzamen!
De hele mensheid, duur vrijgekocht van de boze machten, dient opgebouwd, ge
vormd en geweid te roorder tot de gemeente Gods op aarde tot Gods huisgezin en
kudde. Grimmige machten staan dit in de weg, maar moeten in Gods wapenrusting
weerstaan worden, want ,JIet Koninkrijk Gods" wil doorbreken als een nieuwe
dageraad, als een Nieuw Testament, als een nieuwe toekomst, als een nieuwe hemel
op aarde, een herschepping, een nieuwe sschepping.'
Allerwege breken reeds lichtglanzen van dit Rijk door.' Vat aan het werk, vat aan.'
God toil het!
WESTKAPELLE W. OOSTHOEK
kracht, dan welke „leer" ook. Zo
werd de band met het jodendom
doorgesneden.
Hier werkten allerlei gedachten en
wijzen van instelling doorheen, 't
Zielsverdriet van de apostel Paulus
(Romeinen 9:1) groeide tot ergernis,
doordat christenen hun plicht tot ge
tuigen gangen vervormen tot een
opdracht om paladijnen van Koning
Jezus, de Heliant. de Germaanse oer
held te zijn en Hem op aarde te ver
dedigen tegen zijn vijanden. En deze
ergernis groeide tot haat en vernieti
gingsdrift. toen in de middeleeuwen
giftige fabels ontsproten van bron-
nenvergiftiging, pestverspreiding en
kinderbloedoffers. Het antisemitisme
brak baan en verdierf het getuigenis
der Kerk tot geestelijke dwingelan
dij; de joden werden gesteld voor de
keuze: doop of dood.
Nooit is enige reactie van het huidi
ge jodendom op het evangelie vrij
van herinnering naar dit eeuwenlange
proces van dreiging en moord. Geen
jood ter wereld vergeet dit ook maar
één ogenblik.
Pas onze tijd belooft een tijd van
kentering in deze verhouding te wor
den. Want ook de Reformatie had op
dit punt geen wezenlijke vernieuwing
aangebracht. Wel liggen in de bood
schap van Calvijn aanknopingspunten
voor de nieuwere inzichten van onze
Zijn notie van de volstrekte
eenheid van Oud en Nieuw Testament
en ook van oud en nieuw Verbond, en
zijn leer van de eeuwigheid der uit
verkiezing van Israël zijn van die
punten. Vandaar dat de Hebreeuwse
Universiteit van Jeruzalem er prijs
op heeft gesteld de werken van Cal
vijn (weliswaar in de Engalse verta
ling. want Latijn lezen de Hebreeuw
se studenten uiteraard niet) te bezit
ten en in zijn bibliotheek op te ne
men. Indien er ergens theologisch een
brug kan worden geslagen tussen jo
dendom en Kerk, dan zal het wezen
via Calvijn; daarvan zijn ook de lei
ders van het Departement voor gods
dienstige zaken te Jeruzalem over
tuigd.
Meer dan aanknopingspunten lagen
hier echter niet. Het is aan ónze tijd
voorbehouden gebleven in de verhou
ding tot het jodendom tot een door
braak te komen. Dit ligt enerzijds in
de ontwikkeling der theologie, die op
nieuw God als de God van Israël en
de God van de geschiedenis ging zien
en zich afwendde van filosoferen
en tegelijk oog kreeg voor de do
minerende rol van hc-t „Oude Testa
ment" in de Openbaring en van de
betekenis van het gebod Gods ais het
hart van het evangelie. Een enorme
stimulans kreeg de aandacht voor Is
raël reeds gewekt door de zojuist
aangeduide wending in het theolo
gisch denken vanzelfsprekend door
het optreden van Adolf Hitier. Het
probleem werd actueler en acuter
De Wereldraad van Kerken ging
hierin voor. Reeds bij zijn oprich
ting te Amsterdam in 't jaar 1948
sprak hij uit: „Antisemitisme is zonde
tegen God". Dit werd uitgewerkt
in twee beraadslagingen van verte
genwoordigers van vele protestantse
kerken te Bossey in 1949 en 1956. en
met versterkte klank herhaald op de
assemblee te New Delhi in 1961. Men
werkt hier verder in krachtig tempo:
een derde beraad zal in de zomer van
1964 te Bossey plaatsvinden; en een
dan ooit. Hitier hielp niet enkel de
joden aan de staat Israël, maar te
vens het christendom aan een nieuwe
instelling tegenover de vragen, die
het jodendom stelde. Door dit alles
kregen wij, die met deze problema
tiek bezig waren, de wind om zo te
zeggen in de zeilen.
De oprichting van de Hervormde
Raad voor de verhouding van Kerk
en Israël was dan ook up to date.
Het is vleiend en verblijdend te be
denken dat een der krachtigste sto
ten tot deze nieuwe houding op deze
wijze van Nederland uitging. Het
inzicht ging op als het zonlicht dat
de verhouding tussen Kerk en Is
raël niet zozeer op missionair als
wel op oecumenisch terrein ligt.
Het eerste schisma in de gemeente
van God is het uiteengaan van die
joden, die wél en die niet in Jezus
als de Messias-Christus geloofden.
Men zou daarom in de oecume
nische beweging terug moeten
gaan niet tot de kloof Rome-Refor
matie, of zelfs tot de kloof Rome-
Orthodoxe Kerk. maar tot de aller
eerste eeuw van het christendom.
Opnieuw zou een gesprek moeten
worden begonnen, waarin men we
derzijds naar elkander luisteren
zou en de ander volledig laten uit
spreken. Het jodendom had nog
nooit de kans gekregen „uit te spre
ken".
Dit inzicht werd vervolgens mach
tig versterkt door de ervaring dat
waar bijvoorbeeld rooms-katholieken
en protestanten samen gingen praten
over Israël, de eenheid veel dichter
voor het grijpen lag. dan op welk an
der punt ook. Israël bleek in de piak-
tijk wel waarlijk „het hart der oecu
mene" te zijn.
Aan rooms-katholieke kant is aan
dit merkwaardig en weldadig ver
schijnsel niet vreemd het feit dat op
dit terrein geen leeruitspraken be
staan. Roomse en reformatorische
theologen hebben niets anders dan
het „Nieuwe Testament" in dit op
zicht om samen van uit te gaan en
om hun instelling te helpen vormen.
De kentering waarvan wij spreken
ligt dus zowel aan rooms-katholieke
als aan reformatorische kant. Bei
den zijn heden overtuigd dat de Kerk
zoals zij tot op heden is gegroeid en
vérgroeid niet eigenmachtig aan Isra
el de Messias Jezus brengen of geven
kan. Beiden beginnen het bij het een
voudigste: een kruistocht tegen alle
„christelijke" antisemitisme.
theologisch centrum van gesprek zal
te Jeruzalem namens de wereldraad
worden opgericht.
Rome kon hierbij niet achterblij
ven, al is deze kerk nog niet zo ver
gevorderd in deze ontwikkeling als de
kerken van de wereldraad. Twee
pausen bewezen aangeraakt te zijn
door deze geest van kentering, door
bij het Goede Vrijdaggebed voor de
joden het knielen verplicht te stellen,
en door het woord „perfidis" er
werd te voren gebeden voor de trou
weloze, perfide joden) te schrappen.
Nog een stap verder ging kardinaal
Bea met zijn secretariaat voor de
eenheid door op het Vatikaans Conci
lie de zaak van het godsdienstonder
wijs aan de orde te stellen met de
vraag: in hoe verre mag de Kerk
spreken van de schuld der joden aan
de kruisiging van Jezus? en hoe le
ren wij aan onze kinderen dit feit te
zien in verband met ons aller schuld
in Jezus' lijden? Dit is nog maar een
heel pril begin, maar „Jeruzalem"
heeft er met dankbaarheid akte van
genomen.
Natuurlijk zijn er i» alle lagen tun
de christelijke kerk weerstanden te
gen deze nieuwe beweging aan het
werk.
In Duitsland stelt tegenwoordig de
Kirchentag elke twee jaar het thema
centraal en duidelijk aan de orde en
laat joodse geleerden mede hun ge
tuigenis geven in de massabijeen
komsten en in de gesprekskringen.
Tegenstand blijft niet uit. Lutherse
theologen spraken hier van een „uit
verkoop der kerkgeschiedenis". Zij
sloegen de spijker op de kop. Ondeug
delijke waar uit deze winkel wordt in
derdaad weggeruimd. Zelfs niet uit
verkocht. maar vernietigd. In Zwit
serland is dezelfde ontwikkeling be-
Heïchol Shlomo (de tempel »on Solo-
mo): het gebouw oon de Koning
George A*enue Ie Jeruzalem, waar hel
Opperrabbinaat van Itroêl is gevestigd.
gonnen, alsook in de Scandinavische
landen. Op het gehele continent van
Europa geraakt de zaak aan het rol
len.
Het jodendom neemt in het alge
meen deel aan deze ontmoeting der
geesten. Opvallend is weliswaar dat
hiervan in Nederland het minste ge
sproken kan worden. Tot grote ver
wondering van joodse voormannen
in Duitsland en Zwitseriaad.
Maar waarom blijft eigenlijk het Ne
derlandse jodendom op dit punt ten
achter? Is het alleen uit gewettigde
vrees dat het biologisch in ons land
geen toekomst meer heeft? Sluit het
daarom de rangen in ons land 2o her
metisch af?
Wellicht heeft de geschiedenis
van de joden in Nederland hier
wel meer mee te maken dan men
denken zou. Het Nederlandse volk
heeft nooit echt antisemitisme gekend
in de zin, waarin schoolkinderen in
Frankrijk de joodse leeftijdsgenoten
reeds uitscholden voor „Décides".
godsmoordenaars. Ons land vormt
zelfs een uitzondering op het alge
meen patroon. Maar de joden voe
len zich waarschijnlijk hierdoor nog
meer bedreigd in hun aparte existen
tie; zij vermoeden in het Nederiar.dse
ftlosemitisme het gevaar van verflau
wing der grenzen en vervaging der
standpunten. Zó althans wordt van
meer dan één zijde getracht een ver
klaring te geven van dit merkwaar
dige verschijnsel. Wij zijn het trou
wens met de joden eens dat echt
fiiosemitisme er evenzeer naast is als
echt antisemitisme. Er ligt een stuk
waarheid In de joodse reactie: „Be
waar mij voor mijn al te nadrukke
lijke vrienden en beschermers: met
mijn vijanden speel ik het zelf wel
klaar".
Ten slotte is daar voor ons. christe
nen uit 't westen de vraag naar de
eenheid met de Kerken van het Mid
den-Oosten en de Arabische Christe
nen. Op dit punt zijn wij aan een op
lossing nog lang niet toe. Hier blazen
immers nationalistische en politieke
belangen een flinke partij mee. Isra
el is óók een politieke eenheid en de
vrede met de Arabische staten is nog
ver.
Ik moge echter op dit hachelijke
punt volstaan met te stellen dat on
ze liefde tot Israël ons nimmer zal
mogen verwijderen van onze Ara
bische broeders. Het gebed van
Abraham geldt ook nog voor ons:
Och, mocht Ismail voor Uw aange
zicht leven. Maar xcij kunnen Israel
en Ismaël tot nog toe niet anders
verenigen en samensluiten dan in
ons gebed.
Fabrieken Zevenbergen
In zijn kroniek in het theologisch tijdschrift roert prof. Van Niftrik de kwestie
rondom het legerpredikantschap aan. Achter de moeilijkheden staat z.i. de
opvatting omtrent het synodale geschrift over de kernwapenen, die niet dui
delijk gesteld is. Is die bedoeld en ziet men die als Evangelie dan is in de le-
gerpredikantencontroverse ook de vrijheid van de evangelieverkondiging in
het geding. Daarom meent prof. Van Niftrik -
Wat wij op het ogenblik het meest nodig hebben, zijn de nadere verklaringen
over het kernwapenrapport, die ons beloofd zijn. Het gaat in dit hele con
flict trouwens niet alleen over theologie, maar voor een belangrijk dec!
ook over psychologie. Dan komen er ook nog prestige-kwesties bij. Ik Scan m(j
voorstellen, dat minister de Jong gezegd heeft tot de kerken: ik doe niets:
zoeken jullie het zelf maar uit! Dat zullen dc kerken nu ook moeten doen. De
Hervomde Kerk allereerst moet weten waar zij staat. Ik ben er niet zeker van.
dat zij dat precies weet.
Een oplossing kan en moet gevonden worden, wanneer men een paar funda
mentele axioma's geen ogenblik uit het oog verliest:
le. volle vrfjheid van Evangelieprediking voor de predikanten;
2e. géén prestigestrijd tussen Hervormden en Gereformeerden, waarbij de
eersten zich achter ds. Diekerhof en de tweeden zich achter ds. Bos stellen;
3e. een wijze en tactvolle arbritrage in de persoonlijke moeilijkheden tussen
ds. Diekerhof en ds. Bos;
4e. een duidelijke verheldering ten aanzien van de betekenis en draagkracht
van het kernwapenrapport, d.wz. spoedige verschijning van nadere toe
lichtingen.
Als mocht blijken, dat het in het kernwapenrapport alleen gaat om een chris
telijke mening, die niet met dogmatisch gezag moet worden gepredikt, kan het
komen tot een discussie over dit rapport óók m het leger, waarbij dan duidelijk
moet worden, dat niet de Kerk er zo over denkt, maar dat er christelijke mensen
zijn. die er zó over denken. Dan is er ook ruimte voor een Andere christelijke
mening.