LEVEN IN EEN FLAT
,Ze doen net of ze
nooit zoiets
gezien hebben'
KINDERMODE EN STREEPJES VOOR HET STRAND
Vakantie
Zwijgen om de
lieve vrede
Twee huishoudbeurzen tegelijk
Vrijdag 17 juli 1964
AUTO-Basje is er op een morgen vandoor ge
gaan. Met een koffertje in zijn hand klom hij
in de kabine van Karei de Grote, die toch
naar Zeeland moest. In Middelburg stonden
Annabel en haar vader hem al op te wachten
en Basje was zo blij dat hij ze zag, dat hij
niet één keertje meer heeft omgekeken naar
Karei de Grote! De auto's in de garage kun
nen er nóg niet over uit. „We hadden het toch
altijd fijn samen", zucht Beer telkens.
„Misschien gaan er nog wel meer weg. Mis
schien laten ze ons hier wel staan tot er al
leen een hoopje oud roest van ons over is",
zucht Fluffie, die al dagen lang op haar
vrouwtje wacht die met een vliegtuig ver
trok is.
Maar waarom dan toch?", roept Jumbo met
rijn zware stem, „waarom doen ze het?
Weet jij het niet, Karei?"
Karei de Grote wiebelt van ja op zijn voorbanden.
„Jawel", zegt hij, „ze noemen het vakantie.
Vakantie is weggaan en niks meer doen wat je
doen moet".
„Maar dón begint Buts, „dan begrijp ik
niet waarom wij dat ook niet doen! Waarom de
mensen wel en wij niet?"
„Goed zo!", zegt Beer, „we zijn het dus eens. We
gaan met vakantie!
Het is helemaal niet stil meer in de garage. De
auto's staan opgewonden te kraken en te wie
belen en ze hebben moeite om hun plan geheim
te houden voor Basjes vader en de twee monteurs
die nog over zijn. O, en pas op, daar is meneer
Van Duren ook! Die mag zeker niets merken!
Als hij wist dat zijn trouwe Aladdin er vandoor
wilde gaan, zou hij vast niet zo vrolijk kijken!
Hij staat met Basjes. vader bij zijn beroemde
auto waarin vroeger een maharadja heeft ge
reden. Hij doet de deurtjes naar zijn rijdende
winkel open en begint de stapels hemdjes en
broeken, handdoeken, zakdoeken en dekens van
de planken te halen.
„Wat gaat er gebeuren?", fluistert Aladdin bang,
„hij haalt me helemaal leeg! Zou ik ophouden
een autowinkel te zijn?"
„Nee, stil, wacht!", fluistert Zeemeermin die
naast Aladdin staat, „nu komt hij met andere
spullen aansjouwen!
Basjes vader helpt meneer Van Duren de spul
len in de auto te dragen. „Kijk", zegt meneer
Van Duren, „dit is mijn luchtbed. Dat wou ik
hier Hij legt het op de grond in de auto.
„En dan zet ik hier mijn spiritusbrander en mijn
potjes en pannetjes. Zó Nou, wat zegt U
ervan? Is het niet een echt huisje? Wat zal ik
daar een plezier in hebben!"
„Nou", knikt Basjes vader, „ik zou zó met U
mee willen, meneer Van Duren! Als ik U morgen
ochtend niet meer zie: een prettige vakantie!"
„Hoor je dat?", fluisteren alle auto's als Basjes
vader achter meneer Van Duren de grote deuren
dichtdoet omdat het sluitingstijd is, „alweer
eentje die er vandoor gaat! Er blijft niemand
over!"
„Maar daar wachten wij toch zeker niet op!",
roept Beer hard, „voor die tijd zijn we zelf weg.
Wij gaan ook! Nu meteen?"
En ze gaan! Zo gauw het helemaal donker is
geworden en de mensen naar bed zijn, vertrek
ken ze.
„Waar gaan we eigenlijk heen?", vraagt Fluffie
aan Jumbo die voor haar rijdt. „Naar zee na
tuurlijk!", ronkt Jumbo, „lekker in het zand
liggen en wieltje baden!"
Nog vóór ze hem zien ruiken ze de zee al. Ze
snuiven de heerlijke frisse lucht in en staan met
grote ogen boven op de duinen stil en kijken
naar de zee die helemaal zilver ligt te glanzen
in het maanlicht.
„Vooruit jongens! Wie het eerst beneden is!",
toetert Beer. En daar gaan ze! De brutaalsten
laten zich meteen tot aan het randje van het
water rollen en Donald Duck spat de deftige
Black, die niet goed durft met zijn spatlappen
nat. En dat wordt natuurlijk meteen een grote
spatpartij waar alle auto's aan mee doen. Ze
kunnen hun stuur niet meer houden van het
lachen en zigzaggen over het strand.
„O, o, o giert Karei de Grote, „zó zouden
ze ons thuis eens moeten zien!
„Meneer Van Duren", zegt Aladdin opeens, „hoe
moet dat nou? Hij wou ook met vakantie! Zijn
bed en zijn potjes en pannetjes heeft-ie al inge
laden! Ik kan hem toch maar niet zo Hij
ziet opeens die aardige, oude man voor zich, die
er elke dag met zijn autowinkel op uittrekt en
altijd even vrolijk is. „Het kan niet!", roept hij,
„ik moet terug! Ik ben meneer Van Duren z'n
vakantie!
Het wordt stil op het strand. Iedereen ziet opeens
zijn baas of vrouw voor zich: de domme schrijver
die zonder zijn auto Buts niets is. meneer Van
Zeventer, die niet zo gemakkelijk loopt, de bak
ker, de baas van Jumbo die altijd zo veel bood
schappen heeft te doen. En Black ziet het bruids
paar dat hij morgen naar het stadhuis moet
brengen en Beer ziet al die arme pechvogels die
nu in de berm of de sloot zullen blijven liggen.
„Terug!", toetert iedereen, „we gaan terug".
En even vrolijk als ze gekomen zijn rijden ze
de weg naar huis. De zon kijkt net over een
randje van haar wolkenbed als de auto's heel
moe maar tevreden de garage weer binnenrollen.
Iedereen slaapt nog: niemand heeft iets gemerkt.
Wel vindt de schrijver later wat rose schelpjes
op de voorbank van zijn auto, maar hij denkt
gewoon dat die uit een verhaaltje van hemzlf
zijn. Basjes vader kijkt even verbaasd als er een
klein garnaaltje uit de bruidsboeket van de bruid
kruipt, maar ach, de bruidegom is een zeeman,
dus dat kan.
En die sliertjes zeewier aan het stuur van Karei
de Grote? „Zeker van dat vrachtje vis dat we
laatst gereden hebben", zegt Klaas de chauffeur.
De auto's zelf zeggen niets. Die knipogen alleen
maar!
(Wordt vervolgd)
HET FLATJE ziet er plezierig uit.
De voorkamer bevat een behaag
lijke bank, uitnodigende fauteuils,
een kleed in gloedvolle kleuren en
een t.v.-apparaat. Fraaie planten
staan, beschermd door kranten,
aohter het raam. Op straat raast
het verkeer voorbij. De eetkamer
achter biedt uitzicht op een goed
onderhouden tuintje: rond het ga
zon bloeien fleurige bloemen die
binnenshuis tot smaakvolle boe
ketjes zullen worden geschikt.
Een windvlaag smijt plotseling
een regen van rode druppels tegen
het raam. Onze gastvrouw wenkt
vanuit de keuken. „Nou moet U
eens kijken", zegt ze.
Buurvrouw boven heeft een gordijn uit
gewassen. Het hangt uit te druipen,
bulten het balkonnetje. Restjes zeep
sop veroorzaken een dorre plek in het
gazon van de benedenbuurvrouw. ,,Is
dat nou nodig? Zo is het bijna elke
dag", zegt een rustige stem. „Vorige
week werd ik er zo zenuwachtig van
dat ik U heb opgebeld. Kan daar nou
niet eens een stukje over geschreven
worden? Het is niet mijn bedoeling te
roddelen, verre van dat. Maar het gaat
allemaal zo vervelen, het kón zo an
ders".
Tegenover ons zit een vrouw van on-
feveer vijftig jaar. Een paar jaar gele
en kreeg ze een beneden-flatje toege
wezen. waarmee zij zowel als haar man
(hartpatiënt) gelukkig waren. „Het is
heerlijk, je hebt alles gelijkvloers, prach
tige deuren, glad. weinig onderhoud. De
indeling van het huis is bijzonder prak
tisch. je hebt geen trappen, het ls fijn
modern. Vooral met de tuin zijn we erg
blij, ik ben dol op bloemen en tuinie
ren. Maar je leeft met zes gezinnen
als het ware in één huis en dan moet
je toch ook rekening met elkaar hou
den?"
Men vraagt zich onwillekeurig af waar
om niet rechtstreeks contact wordt op
genomen met de „zondaars van boven".
Maar zo'n gedachte is een beetje te
naïef. Men moet op de hoogte zijn van
de flatmentaliteit om dat te kunnen be
grijpen. „Ik ben bang voor ruzie. Zodra
je ergens over begint wordt je met de
nek aangekeken door de overige bewo.-
ners. Natuurlijk heb ik dat wel eens
geprobeerd, maar de reacties zijn ver
schrikkelijk. Er is een tijd geleden een
vrouw geweest die een ondertekend
ingezonden stuk heeft geschreven.
Ze had daarna geen leven meer. Ge
woon weggetreiterd. Er is zelfs laatst
Advertentie
ten door twee vrouwen die ruzie had
den gekregen. Nee, als ik een ingezon
den stuk zou willen schrijven zou ik mjjn
naam er niet onder durven zetten. En
dat zou niet strijden met open vizier
zijn. Maar je kunt eenvoudig niet an
ders. Men redeneert: dit heb ik ge
huurd, en nou kan ik doen wat ik wil.
De mensen moeten eigenlijk gewoon
opgevoed worden. Als je je beklaagt,
word je geboycot".
Komt deze houding voort uit onnaden
kendheid, onverschilligheid of onbe
schoftheid
Men krijgt, als men een objectief oor
deel wil vormen, toch de indruk, dat
de onhebbelijke houding wat naar moed
wil neigt.
Het ophangen van druipend wasgoed
bijvoorbeeld. Contractueel verboden, in
de praktijk herhaaldelijk voorkomend.
Het is moeilijk, in een zo kleine ruimte
als een flat biedt, de benedenburen geen
overlast aan te doen, maar met een
beetje goede wil komt men toch een
heel eind. Elke flat heeft toch wel een
douche of een gootsteen, waar kletsnat
wasgoed kan uitdruipen. Normaal
wordt de was door de wringer of cen
trifuge gehaald: alleen een slecht ka
rakter vindt het prettig, dat de buur
vrouw een raam vol spetters krijgt, of,
als er veel wind staat, zelfs een vol
komen natte keuken.
„Lopers of kleden kloppen, het is het
zelfde liedje. De boel vliegt bij mij in
de keuken. Laatst stond mijn man bui
ten en kreeg alle stof over zich heen.
Tegelijkertijd riep de vrouw die dat op
haar geweten had naar haar dochtertje
dat de keukendeur dicht moest, omdat
ze alle stof binnenkreeg. Wat zegt U
daar nou wel van".
Zo'n „heldere" huisvrouw bezorgt haar
benedenburen een lawine van vuil en een
aanval van machteloze woede. Misschien
alleen uit onnadenkendheid
Het is toch mogelijk lopers eerst met de
stofzuiger te bewerken en op het bal
kon (en er niet buiten) voorzichtig uit
te rollen en stukje voor beetje te klop
pen.
Vooral kinderen hebben er een handje
van de tuin te beschouwen als een ge
meenschappelijke vuilnisbelt. Brood voor
de vogeltjes (hele broden, wel te ver
staan), papiertjes van lollies, tot zelfs
gedemonteerd speelgoed, het vindt alle
maal zijn weg naar beneden. Brood in
kleine stukjes gesneden op het balkon
(waarom op de leuning), lollies zonder
papier geven, kinderen wat beleefdheid
bijbrengen, het is een kleine moeite en
een grote verlichting voor andere men-
„Van de winter, ik had net mijn hal
schoongemaakt, moest men boven kolen
hebben. U weet wat een rommel dat
geeft. Dat laten ze rustig liggen. Als
die mevrouw het dan al niet zelf wil
opruimen had ze me toch van tevoren
kunnen waarschuwen. Dan had ik even
gewacht met schoonmaken. Op die ma
nier kun je tot een oplossing komen
op een vreedzame manier".
Andere, veel voorkomende bronnen van
ergernis: het 's nachts slaan met
de voordeur, het in de winter open la
ten staan van die deur. zodat een ijzige
kou het huis binnendringt, het met veel
lawaai afscheid nemen bij de voordeur
van gasten, 's avonds laat. Het binnen
zetten van fietsen, na afloop van de
televisie, dus laat. hetgeen meestal ge
beurt in een kelder, die ligt onder de
slaapkamer van iemand anders. Als
men de kelderdeur met een flinke bons
dichtgooit kan men er zeker van zijn
dat een aantal mensen is gewekt.
De klachten van deze vrouw zijn ge
grond. Ze komen niet voort uit een
zeurdersmentaliteit. noch uit een „op
alle slakken zout willen leggen"-idee.
Het is volkomen redelijk dat men on
derling rekening met elkaar houdt.
Onredelijk is het een boos gezicht te
zetten als iemand terecht ergens over
klaagt. De overloop volzetten met step-
jes, driewielertjes en kinderwagens is
ónhebeblijk. Met een hard voorwerp
langs de leuning slaan in de nacht is
onhebbelijk. Met vuile voeten binnenlo
pen, kinderen op de overloop laten spe
len, blokken hout naar beneden gooien,
medebewoners uitschelden om het
minste of geringste, dreigen met re-
pressaillemaatregelen en/of ze uitvoe
ren, mensen intimideren die om de
lieve vrede maar zwijgen, het zijn
staaltjes van een mentaliteit die onge
looflijk moge lijken, het komt dagelijks
voor. In vrijwel elk flatgebouw, in elke
straat, in elke plaats in Zeeland.
De flat is de toekomst, daar is niets
aan te doen. Ik ben blij met mijn
huis, woon naar mijn zin. Aan het nor
male lawaai wen je, daar is ook niets
aan te doen. Maar al die overbodige
overlast, op den duur word je een
ka, er is niks aan te doen. Je wordt er
doodzenuwachtig van, het gaat je tot
hier zitten. Toen ik U opbelde kon ik
wel huilen. Ik dacht er moet iets aan
gebeuren. Een mens moet toch thuis
rustig kunnen leven. Het kan beslist,
het moet kunnen".
Bij het afscheid slaat de deur uit onze
handen. Onwillekeurig duiken we be
schaamd even in elkaar. Overal prie
men ogen vanachter de ruiten, onze
gastvrouw duikt eveneens op. Ze lacht,
ziet de humor van de situatie. Maar
voor haar is het een mop met een baard.
een paar dagen uit de
grond wordt gestampt
en het is dan ook niet
verwonderlijk dat de
voorbereidingen voor een
tweetal in september te
openen beurzen nu al in
volle gang zijn. Het zijn
de internationale consu
mentenbeurs „Femina"
die traditiegetrouw in
het Ahoy-gebouw te
Rotterdam wordt, gehou
den, en de Damesbeurs
die al even traditiege
trouw weer zal worden
opgezet in de Haagse
Houtrusthaller..
De Femina wordt voor
voor de zeventiende maal
gehouden, de Dames
beurs (die zo langza
merhand op de leeftijd
der zeer sterken komt!)
voor de tweeëntachtigste
keer. Ook ditmaal val
len beide beurzen vrij
wel samen: Femina
wordt gehouden van 25
september tot en met 8
oktober, de Damesbeurs
van 29 september tot 9
oktober. De organisato
ren vinden dat blijkbaar
geen bezwaar, de consu
ment zit er wel wat
vreemd tegenaan te kij
ken. Want beide beur
zen „doen" dat kan
men toch zelfs van de
meest geharde huis
vrouw niet verlangen....
Het is waarschijnlijk ook
niet nodig, want op bei
de beurzen lijkt men
nogal tevreden met het
kwantum bezoeksters
(cn bezoekers).
„Femina" deelt mee te
verwachten dat het
groepsbezoek van vrou
wenorganisaties dit jaar
nog groter zal zijn dan
in 1963 toen ruim twee
honderd organisaties de
beurs bezochten. En de
Damesbeurs vermeldt
met trots dat veertig
procent der bezoekers uit
mannen bestaat en dat
in tien dagen tijds ge
middeld zo'n 130.000 ge-
interesseerden komen
kijken. Femina zal elke
dag, behalve op zondag,
van tien tot vijf en van
zeven tot elf uur ge
opend zijn. De Dames
beurs is elke dag, be
halve op zondag, te be
zichtigen van eén tot
vijf uur en van kwart
over zeven tot elf uur.
"t Zit 'm in de zit, heeft Godfried
Bomans eens geschreven, toen hij
zijn visie gaf op het wielrennen.
Daarmee zat hij er niet ver naast.
Vraag het maar aan jongens als
Peter Post of Wim van Est. Of aan
Tineke van IJken. Want ook zij weet
haar weetje in een voor een, meisje
niet alledaagse sport: de wielren
nerij. Zij is één van de negen actief
fietsende leden van de in maart van
dit jaar opgerichte Nederlandse Da
mes Wielerclub, die in het leven is
geroepen omdat steeds meer jonge
dames zich voelen aangetrokken tot
de wielrennerij. Als er nog een stuk
of vijf, zes leden bijkomen, is er dit
jaar zelfs voor de eerste maal in de
geschiedenis van de K.N.W.U. een
nationaal dameskampioenschap.
De agenda van de negentienjarige
Tineke, die iedere donderdag
avond in Soest in de trainingsritten
van de wielerclub Tempo mee
rijdt, is volgekrabbeld met aante
keningen. Over wielrennen. Ook het
voorlopige programma staat erin.
Op 21 juli een internationale wed
strijd in Antwerpen, 25 juli in Put
ter shoek en 9 augustus in Winters
wijk.
Het begon in november van het vo-
schaffen, net als haar verloofde,
de 24-jarige Ben Heusingveld uit
Lichtenvoorde. Zij voegde de daad
bij het woord en kocht bij be
roepsrenner Geurt Pos een frame,
wielen en een stuur en samen met
haar vriend zette zij het „karretje"
in elkaar. Afgelopen winter reed zij
de eerste trainingsritten, die ook
een goede oefening betekenden voor
haar prestaties op de schaats.
Toen in maart de Nederlandse
Dames Wielerclub werd opge
richt, was Tineke één van de eer
sten, die zich opgaven voor het lid
maatschap van de bij de Konink
lijke Nederlandse Wielren Unie
aangesloten vereniging. Zij kreeg
een licentie en dat betekende, dat
zij voortaan in (dames)wedstrijden
zou mogen fietsen. Dat is inmiddels
tweemaal gebeurd. Zij trapte op
31 mei in Zundert de tweede prijs
bij elkaar, achter Stien Kaiser, de
schaatsenrijdster en veroverde in
Leidschendam de derde plaats. Die
wedstrijd had zij gemakkelijk kun
nen winnen. „Maar in de laatste
bocht voor de finish ging ik onder
uit. Toen was de kans verkeken",
Tineke van IJken werkt op kantoor.
Als om half zes „de fluit" het einde
van de werktijd aankodigt, fietst
zij van Bunschoten naar huis. Wan
neer zij gegeten heeft, pakt zij het
glanzende „karretje" uit de schuur
en probeert tot een uur of negen
of zij het parkoers misschien nog
sneller kan rijden dan de vorige
avond. Van mensen langs de kant
heeft zij dan geen last, net zo min
ais van automobilisten. Want het
is nog erg stil 's avonds in dat
mooie stukje Baarn.
Wel veel bekijks trekt zij uiter
aard in wedstrijden. Zelf zegt
zij er, een beetje schertsend, van:
„de mensen doen net of zij nog
nooit een meisje op een racefiets
gezien hebben!" Het veelvuldigste
commentaar van de mensen langs
de kant is „harder"! Dat probeert
zij dan ook wel. Vooral toen er
eens een klein jongetje, die in Soest
bij de ritten stond te kijken „hup
Sjoukje" riep. Al heeft ze er later
heel hard om moeten lachen. Zij
trekt zich overigens weinig aan
van het commentaar van de „stuur
lui aan de karil". Zij blijft wiel
rennen. Gewoon, omdat zij het leuk
vindt. En ook omdat haar verloofde
fietst
De drie kindermodellen links stammen uit Frankrijk. Links een eenvoudig jurkje, uit één
stuk. De plooien zijn van de schouder tot de taille in een afstekend kleurtje geaccentueerd:
het strikje heeft dezelfde tint. Het middelste exemplaar is voor de wat grotere meisjes, kin
derlijk maar toch al een beetje „gekleed". Het rechtse meisje draagt een matrozenjurkje
(het blijft maar opduiken in de mode), voorzien van een ankertje. Het ceintuurtje loopt
onder de klepjes door naar achteren.
Rechts enige strandstreepjes, waaruit maar weer eens blijkt, dat niet bloot ook mooi kan
zijnCARDIN ontwierp het linkse kostuum. De armen zijn onbedekt, de benen daaren
tegen ruimschoots. Het model ernaast is ontworpen voor dames met een kouwelijke hals.
Aan de voorkant een hoge rolkraag, de rug is evenwel heel diep uitgesneden. Zijn de heupen
wat breder dan esthetisch verantwoord dan is zo'n kort rokje aan het zonnepakje (zoals
bij het Italiaanse modelletje rechts) een charmant verdoezelingsattribuut.