Helpende handen voor Hongkong Tweeërlei houding tegenover oecumene Wong Chiu Kan heeft Zierikzeese vrienden GELOOFD ZIJ GOD! Waarschuwend woord van professor Berkhof Fries in de eredienst Zaterdag 20 juni 1964 zaterdagnummer „MEN moet met zijn gehele uiterlijk en gedrag zijn omgeving uitdagen tot wederzijdse goede betrekkingen. Maar tegen mensen die kennelijk de goede stemming van de gemeenschap bederven, moet men zich verweren". Dit is een aanhaling uit een Russisch boek, getiteld: „Over goede manie ren". Deze aanhaling troffen we deze week aan in de rubriek „Uw mening" van de Nieuwe Rotterdamse Courant van 16 dezer. Geen goede manieren te hebben is een kwaad waaruit veel onaangenaamheid voort komt. De in zender vindt nu dat dit euvel het bes te bestreden kan worden door acti vering van het geweten. Zoals dat bij iedere preek het geval is, doet ook deze inzender er een toe passing bij voor de instanties in ons land die zich het meest met preken hebben bezig gehouden. (Hoewel, dit ligt in de aard van ieder mens). „De oecumenische opbouw in ons land blijkt de laatste tijd stroef te lopen, on getwijfeld voelen een aantal deelne mers zich bedrogen in hun „edelste ge voelens". Als zij zich nu eens lieten leiden door de more le codex van het communisme?" De ker ken kunnen zich dit voor gezegd houden. Ze zijn er trouwens zelf wel van over tuigd, misschien meer dan andere groe peringen, dat van het communisme waarlijk wel iets te leren valt. De oecumenische opbouw in ons land blijkt dan de laatste tijd wat stroef te lopen. Dat is de laatste tijd wel meer ge constateerd, zoals we voordien wel eens hebben vastgesteld dat ze, onzes inziens, wat te snel en te wildaardig verliep. Maar nu loopt het dan niet zo vlot en de vrees wordt wel eens geuit of we niet terug vallen in de bevroren verhoudingen van vroeger. Dat is ook de vraag geweest van een aantal mensen, zowel uit de pro testantse kerken als uit de rooms-katho- lieke kerk in ons land. Te zamen zijn ze 23 in getal. Zij hebben een „oproep tot allen die de oecumene willen dienen" laten uitgaan, omdat zij „bezorgd zijn over de crisis, waarin de oecumenische situatie in ons land is terecht gekomen". Zij hebben het „pijnlijk ervaren, dat de verhoudingen in de Nederlandse samen leving op grond van historische bepaald heden en godsdienstig levenspatroon weerbarstiger zijn dan menigeen in oe cumenische ijver had vermoed" Duide lijk is dat zij hiermee doelen op hetgeen er zo al heeft plaatsgevonden rondom prinses Irene. Het gaat hier niet alleen om haar overgang naar de r.-k. kerk, maar om alles wat zich rondom haar heeft afgespeeld. Het is een heel com plex geworden. Achteraf hebben we ge zien dat al deze dingen niet los van elkaar te nemen zijn. Maar ze hebben wel verwarring gesticht, doordat som migen gingen betwisten wat haar goed recht is, terwijl anderen gingen verdedi gen wat met goed recht niet te verdedi gen is. Door dit alles zijn we getuige ge weest van „negatieve en destructieve uitwerkingen van spanningen", die ge deeltelijk voortkwamen „uit de wijze waarop prinses Irene in de katholieke kerk is opgenomen". De 23 ondertekenaars, waaronder men sen met zeer bekende namen, zijn van oordeel dat ze bij een negatieve toe stand niet mogen blijven zitten. Zij nu „spreken de wens uit dat het officiële contact tussen de christelijke kerken in Nederland zal leiden tot de instelling van een blijvend orgaan van overleg tussen de kerken". Zij beseffen dat er een „zui vering van klimaat" moet komen. Zij achten deze alleen mogelijk „indien wij werkelijk bereid zijn de in ons levende argwaan tegenover elkaar uit te spreken en gemeenschappelijk te overwinnen". Uit alles wat er geschied is, zien ze toch een vijftal winstpunten voortgekomen, het contact van de aartsbisschop met het moderamen van de generale synode der Nederlands Hervormde Kerk; het ge sprek over de erkenning van elkanders doop: het inzicht dat een overgang dient te geschieden met medeweten van de kerk die men verlaat: dat deze over gang een openbaar karakter dient te heb ben en ten slotte: „Het wederzijds in zicht, dat de eenheid van de kerk niet wordt bereikt door te streven naar per soonlijke overgangen, maar door de in nerlijke vernieuwing van alle kerken." Dat laatste is natuurlijk het belangrijkste punt. Voorts lijkt ons belangrijk dat hier gesproken wordt van „de christelijke De kerken". Wil men in overleg samen ver der, dan kan het niet gebeuren wanneer één van de gesprekspartners zegt: wij zfjn alleen kerk en de anderen zijn niet meer dan geloofsgemeenschappen aan welke wij de naam „kerk" niet willen toekennen. Dit zal het uitgangspunt moeten zijn, de pijnlijke aanvaarding van de gedeeldheid dus en wanneer men daarvan niet wil of kan uitgaan, kan ook het oecumenisch gesprek wel achterwege blijven. Zonder deze voorwaarde zou ik aan enig gesprek dat de naam nisch" wil dragen, niet deelnemen. en vrouwen die deze „op roep aan allen die de oecumene wil len dienen" hebben ondertekend, nemen in hun kerken in zekere zin een vooruit geschoven positie in. Zulke mensen heb ben we altijd nodig opdat het leven niet verstart. Ook in het kerkelijk leven kun nen we niet blijven bij hetgeen er heden ten dage is alsof dat het eind van alle historie zal zijn. We zullen de toekomst moeten inzien en we zullen dat moeten doen in het nuchtere besef dat de tijd voort gaat er. wij met hem. Sinds deze oproep van de 23 op 27 mei in de dag bladen heeft ge staan, lijkt ze als n woestijn ver klonken te zijn. In zekere zin had de ze oproep op geen ongelukkiger tijd gepubliceerd kunnen worden, want een paar dagen later hield prof. L. J. Rogier zijn „opzienbarende rede", ter gelegenheid van het veertigja rig bestaan van de Nijmeegse universi teit. Via de televisie hebben we kunnen zien en horen met welk een geestdrift deze rede ontvangen is. De „Volkskrant" van 1 juni, die er overigens vraagtekens bij zette, heeft de volledige tekst van de rede afgedrukt. Deze hoogleraar is blijkbaar nog al geïriteerd door het ge beuren rondom prinses Irene. „De trouw hartige Heidelberger" (catechismus) kreeg er van langs wegens zijn anti papisme. Maar eveneens de mensen uit eigen kerk die dromen van een oecumepisme dat nooit werkelijkheid zal worden, kregen een fikse veeg uit de pan. „Wie tegen woordig onder ons van roomse schoon heid praat, wordt gelaakt om zijn ach terlijk zwak voor apartheid." „Wij mo gen geen andersdenkenden in de waan laten, laat staan brengen, dat wij de her eniging verwachten van een soort geven en nemen. Wij verstaan haar als terug keer tot de éne kerk onder de éne Opper herder, een kerk, die in haar structuur en in heel haar aardse verschijnings vorm ingrijpend gewijzigd kan worden, magr niet in haar leer en leergezag. Het schijnt mij een dure plicht van christe lijke liefde en waarlijk oecumenische zin onze andersdenkende christenbroeders op dit punt niet in het onzekere te laten." Een aantal van de 23 ondertekenaars van de oproep aan allen die de oecumene wil len dienen, is nauw verbonden aan de Nij meegse hogeschool. We weten niet of zij bij het uitspreken van deze rede tegen woordig zijn geweest, maar in ieder ge val moet het hen, bij het horen of lezen van deze woorden, deze „mannentaal", volgens de „Tijd-Maasbode", wel won derlijk temoede zijn geweest. Na de rede van prof. Rogier zijn er, vooral in de r.-k. dagbladen dozijnen ingezonden stukken gekomen, er tegen en daar weer tegen, zoals het dan gaat. Zo erg kunnen we die rede niet vinden, omdat hij eerlijk zegt wat hij op zijn hart heeft. We kun nen er natuurlijk aan toe voegen dat we wilden dat hij wat anders op zijn hart had gehad. Maar uit die oproep en uit die rede blijkt welke tweeërlei geest er werkt in de r.-k. kerk wanneer het woord „oecumene" klinkt. En waarlijk niet in deze kerk alleen. Ook in andere kerken ligt hier een punt waar de menin gen uiteen gaan en daarmee alleen is reeds gegeven hoe strategisch belangrijk deze heuveltop is temidden van al het ge woel van volken en kerken op aarde. Nu heeft de rede nog alle aandacht en dat is begrijpelijk. Ze gaat uit van wat er heden is. Misschien, als het rumoer wat geluwd is, zal de oproep, die nu luide overstemd wordt, meerdere aandacht krijgen. Ze is dat waard, omdat ze het oog gericht houdt op wat er in de toekomst moet zijn, naar het woord van Christus. H. De gereformeerde kerk in Zierikzee heeft Wong Chiu Kan (foto rechts) in Hongkong geadopteerd. Zij betaalt voor hem gedurende drie jaar e^n vak studie en internaatskosten voor het interkerkelijke huis Rennies Mill voor vluchtelingenkinderen. Op die manier krijgt hij een aaneengesloten periode van opvoeding en onderwijs. Een groepje Zierikzeese gereformeerden heeft het geld ingezameld en de diaconie heeft zich garant gesteld als er niet voldoende bijeen wordt gebracht. Maar voor dit jaar heeft men al 1348,35, terwijl een vijfhonderd gulden nodig is. De rest is op de spaarbank gezet. Deze adoptie is dus geen zaak van duizenden. De gedachte die hierachter zit de praktijk van de christelijke naastenliefde, zoals men die terugvindt in het bijbel verhaal van de barmhartige Samaritaan is niet in geld uit te drukken. „Wij zijn als christenen verplicht voor de behoeftigen te zorgen. Zij moeten gevoed en gekleed worden. Dat in de eerste plaats. Bovendien gaat het hier om het evan gelie uit te dragen: de kinderen daar horen van het evangelie". Dat zegt onderwij zer A. Domburg (foto links) van de christelijke ulo in Zierikzee, die namens de gereformeerden zal corresponderen met Wong Chiu Kan. „We gaan beslist meer doen: we kunnen misschien speelgoed sturen of de jeugdclub kan iets maken". De mogelijkheden zijn natuurlijk legio voor een dergelijk contact. De adoptie is nog maar erg jong: een paar maanden geleden viel de beslissing. Diaken Jan v. d. Woestijne hield over het 'werelddiaconaat een inleiding voor de mannen- en de vrouwenvereniging. Men besloot na rijp beraad Wong Chiu Kan in Hongkong te adopteren. Mét de heer Domburg waren het de dames A. van Soelen- Leijnse en E. Leeuw-Kloet, die de nodige activiteiten ontwikkelden, zoals persoonlijk bezoek aan elk gezin van de kerk. In een dag of tien was het geld bij elkaar. En dit drietal vertelde ons, dat er verschillende toezeggingen kwamen voor een vaste bijdrage voor alle drie de jaren. Een grote foto van Wong Chiu Kan achter in de gereformeerde kerk van Zierikzee, toont nu een glunderend Chinees jongetje. 's-x 1 Toen Wong Chiu Kan negen jaar was, stuurde zijn vader hem naar een fabriek in Hongkong. Een inspecteur ontdekte hem en haalde de knaap met andere voor fabrieksarbeid te jonge kinderen van het bedrijf. Wong Chiu Kan kwam ten slotte in contact met David G. Taylor, de leider van het jeugdhuis Rennes Mill in Hongkong. Samen met tientallen andere vluchtelingenkinderen werd het Chineesje opgenomen in dit christelijke internaat. Nu gaat hij overdag naar een vakschool en 's avonds is hij in Rennies Mill, een complex witstenen gebouwen op de heu vels rond Hongkong. Hij is er nu twee jaar en kan nog drie jaar blijven. Dan heeft hij zijn vak studie voltooid en heeft eer voorsprong gekregen bij het zoeken van een baan tje. De klein Wong heeft vele vrienden, niet alleen in het tehuis, maar ook in het westen van de wereld. Bijvoorbeeld in Zierikzee: vrienden van de Gerefor meerde kerk, die hem hebben geadop teerd. Zij zorgden ervoor, dat het geld bijeen is gekomen, waardoor hij in Ren nies Mill voorlopig kan blijven. Zij beta len zijn studie en de internaatskosten. En dat gaat in het kader van de wereld- diaconaatsactie van de Gereformeerde kerken in ons land. „Het geruststellend handgebaar waar mee wij problemen van ons afschuiven met een „o, dat is zo ver weg", is niet meer mogelijk", schrijft ds. P. Heinen (Utrecht) in de brochure „Werelddiaco naat: handen die elkaar begrijpen", een uitgave van het algemeen diaconaal bu reau van de Gereformeerde Kerken in Nederland. Waar nood is in de wereld willen de Gereformeerde Kerken helpen, zoals de Wereldraad van Kerken, zoals vele andere kerken, samen of zelfstan dig. Overal op de wereld gaan de chris telijke kerken het evangelie van de barm- Men kan deze tekst ook zo vertalen: geprezen zij de Here dag aan dag. Dan wordt wat hier staat een uitzondering op de regel. Want regel is, dat wij niet dag aan dag even goed kunnen werken. De ene dag gaat het beter dan de andere. Dan komt er ook meer werk uit onze handen. Wij kunnen evenmin dag aan dag vrolijk en opge wekt zijn, Is er niet een tijd om te wenen en een tijd om te lachen Wij kunnen niet dug aan dag zingen en springen en blij zijn. Het omgekeerde is natuurlijk ook waar: wij kunnen met iedere dag somber en bedroefd zijn. Er is immers ook wel eens reden om te schertsen. Maar één ding mag dag aan dag geschieden. Of wij nu blij zijn of bedroefd, of het ons goed gaat dan wel slecht, of het nu licht is om ons heen of donker; nl. dit, dat wij de HERE prijzen. Dat mag er elke dag zijn. Hoe kan dat f Dat kan alleen, wanneer wij weten en nu lees ik de tekst, zoals hij hierboven staat afgedrukt dat de Here God ons dag aan dag draagt. Hij houdt ons vast. Wij zijn in zijn handen. Hij neemt ons op. Hij tilt ons door alle gevaren en alle wederwaardigheden heen. Dag aan dag. Daarom is Hij ook dag aan dag te prijzen. Van nu aan tot in eeuwigheid. In de Statenvertaling stond: dag aan dag overlaadt Hij ons. En dat werd in de oude berijming: Hij overlaadt ons dag aan dag met zijne gunstbewijzen. Dat is waar. God overlaadt. Hij overstelpt ons met Zijn zegeningen. Voor hoeveel hebben wij Hem niet te danken Luther vertaalde aldus: God legt ons een last op. Hij laadt de lasten op onze schouders, maar Hij helpt ons ook. Er zit in deze gedachte een enorme troost. Wat kan het moeilijk en zwaar zijn in het leven.' Hoe kan een mens gebukt gaan onder hetgeen hem wordt opgelegd. En toch bezwijken wij niet. Wij geven de moed niet op. Want God helpt ons meedragen. Maar Juister nog is de nieuwe vertaling: dag aan dag draagt Hij ons. Niet wij dragen de last des levens. Hij draagt die. Wij zijn de lastdie op Zijn schouders drukt. Hij draagt ons, zondaren. Hij draagt onze schuld en onze nood. En zo verdraagt Hij ons ook. God zou ons ondragelijk kunnen vinden. Hij zon ons kunnen laten vallen. Maar dat doet T-Iij niet. Want. Hij is God, de Here. Hij houdt ons vast. Hij is ons heil, onze zaligheid. Wie dat bedenkt, weet, dat het voor een mens het meest vanzelfsprekende is om God te loven en te prijzen, A. van Haarlem Nieuw- en Sint-Joosland. hartige Samaritaan beter begrijpen en toepassen. Er is bijvoorbeeld de al enige jaren lopende actie „Brood voor de we reld" van de Duitse evangelische kerk. de lutherse en baptistengemeenschap in de V.S. geven jaarlijks miljoenen. In ons land werken gereformeerden, her vormden, christelijk gereformeerden, baptisten, doopsgezinden, lutheranen, oud-katholieken, het Leger des Heils en anderen samen bij hulpprojecten voor de ontwikkelingslanden en overal waar nood is. Soms pakken hervormden en gerefor meerden samen een project aan, zoals werkgelegenheid voor blinde jongens, de „Nu Ayin organisation for the blind" in Iran, waarvoor deze kerken gemeen schappelijk een psycholoog uitzonden. In wereldverband is er geregeld overleg. Zo bieden vele kerken hulp in Algerije, Kongo, Roeanda en Hongkong, de Britse kroonkolonie. TTongkong: 3.2 miljoen inwoners op 391 Tl vierkante mijl, waarvan maar 62 be woonbaar is. De rest bestaat uit rotsach tige heuvels en moerassen. Elke vijf mi nuten wordt er één Chineesje geboren, 110.000 kinderen per jaar. Per jaar wor den 14.000 ernstige gevallen van t.b.c. ontdekt en sterven meer dan 2000 men sen aan die ziekte. Nog in .960 werden per jaar 145 baby's te vondeling gelegd en werden 228 kinderen geadopteerd door gezinnen in het buitenland Zo'n zeven tigduizend kinderen missen per dag hun warme maaltijd en omstreeks 60.000 kin deren gaan nooit naar school. Zestigdui zend mensen wonen in schamele hutjes bovenop flatgebouwen van een zeven eta ges hoog met per „woonlaag" 64 hokjes voor maximaal vijf personen, wat al 2500 a 3000 flatbewoners maakt. Na de tweede wereldoorlog werd Hong kong bevolkt door anderhalf miljoen vluchtelingen. Die bevolkten de stadjes, dorpen, gehuchten en eilanden in het con glomeraat van deze stad. Na de Chinese burgeroorlog besloot Engeland, dat er nog maar vijftig vluchtelingen per dag de grens tussen Hongkong en China moch ten overkomen. Maar het werden er hon derden meer, die in jonken en sampang illegaal de stad binnenkwamen. Er zijn nu duizenden Chinese vluchtelingen, jong en oud, die óf geen werk hebben, óf af en toe erin slagen voor korte tijd werk te vinden. Vijfhonderdduizend mensen wonen in krotjes van planken, karton, verroeste blikken en plaatijzer. Een ongeschoolde arbeider ontvangt per werkdag (van 10 uur) vergeleken met ons land twee tot drie gulden. Acht gulden loon per dag voor een geschoold arbeider geldt als enorm hoog. Wie geen werk heeft, moet maar zien hoe hij er komt, want er is geen beginnen aan om ieder van over heidswege te steunen. En de miljonairs waarvan er nogal wat zijn in deze stad, betalen maar 12,5 procent inkomstenbe lasting. (De cijfers zijn ontleend aan de brochure „Hongkong, een paradijs vol ellende en verdriet" over de toestand in Hongkong ook een uitgave van het gereformeerd diaconaal bureau). „Werelddiaconaat" heet de zorg van de Gereformeerde Kerken in Nederland. Die zorg omvat voor de vluchtelingen in Hongkong: een maaltijdeproject samen met Amerikaanse kerken elke dag één warme maaltijd alsmede welzijns- VOOR WIE GEZELLIG WIL FRITUREN ZONDER SPATTEN-ZONDER WALM D. 100.06.65 zorg. Voor totaal 15.000 kinderen. Daar voor werd in 1963 besteed 218.200. Er is nu in Hongkong een keukenbedrijf, waarover drs. Sipko M. de Boer en zijn echtgenote Edith de Boer-Sizoo, de scepter zwaaien. Verschillende hervorm de diaconieën in ons land werken aan dit project mee. Ma^r er is meer: dat is Rennies Mill. Het Rennies Mill van Wong Chiu Kan. Een deel van dit centrum voor vluchtelingenkinderen werd ge bouwd door de Gereformeerde Kerken. De kinderen, zoals de kleine Wong, zijn voor een deel geadopteerd door plaatse lijke diaconieën en particulieren. Voor dit Rennies Mill werd in 1963 130.300 uitgegeven. Rennies Mill werd gesticht door leider David G. Taylor, die wordt geassis teerd door zijn vrouw, Dagny Taylor. David Taylor was eerst maatschappelijk werker in de Engelse fabrieksstad Man chester. Hij liet dit werk in de steek en pakte de zorg voor de Chinese vluchtelin genkinderen aan. Hij ontmoette bijvoor beeld eens op straat een knaapje, dat hem vroeg of hij z'n schoenen mocht poetsen. Het jochie ging mee naar Ren nies Mill, ging studeren en heeft nu eind examen gedaan aan de Hongkongschool. Een andere keer pikte hij een knaap op van een ferry, die is nu tweede jaars student in de sociologie aan de Chinese universiteit in Hongkong. Vele knapen volgen de zeevaartschool in de Britse kroonkolonie. Het internaat heeft nu voor de ruim hon derd vluchtelingenkinderen tientallen „sponsors" over de hele wereld, die zich voor vijf jaar of voor een kortere periode gezamenlijk of apart garant stellen voor hun studie en hun verzorging in het te huis. Er komt nu een tweede centrum. Het plan daarvoor is besteksklaar en men is waarschijnlijk al met de bouw begon nen. Voor dit gebouw heeft het Neder landse gereformeerde werelddiaconaat bijna driehonderdduizend gulden gere- Zo zag een Chinese vluchteling in Honkong het bijbelse ver haal van de barmhartige Sama ritaan. Het is een fragment van een tekening op zijde, die de om slag vormt van een brochure over Hongkong, die het gere formeerd algemeen diaconaal bureau uitgaf. „Het Woord aan het woord" was, zoals deze week in het kort gemeld, de feestrede van professor dr. H. Berkhof uit Leiden bij de viering van het honderdvijftigjarig bestaan van het Nederlandsch Bijbelgenootschap. In zijn speech gaf dc hoogleraar niet alleen een samenvat ting van wat het N.B.G. in de afgelopen periode heeft gedaan, hij waarschuwde ook tegen vier grote machten in de mens, die een goede omgang met de Bijbel steeds dreigen te verhinderen. Dat is allereerst de neiging om van de Bijbel letterlijk een „hei lig boek" te maken maar de sprekende God valt niét sa men met het boek, dat van zijn spreken getuigt. Nauw verwant hiermee is, aldus professor Berkhof, het zoge naamde fundamentalisme, dat geen onderscheid kent tussen het Godswoord en de menselijke woorden, waaronder het zich een weg baant. Als derde fatale macht noemde spreker de menselijke traagheid van geest, waardoor men zich vastlegt op bepaalde bijbelgedeel ten en de bijbel tot zitkussen maakt, terwijl hij een gids zou moeten zijn. De vierde macht die verhindert dat het Woord in de Bijbel aan het woord komt, is de neiging van de mens om met de Bijbel een soort buiksprekerij te bedrijven: de kunst om de Bijbel zo te le zen, dat het boek precies zegt wat wij altijd al hebben gedacht. Heel de Bijbel is als boek na de mondelinge traditie ge boren uit de strijd tegen de mens, die niet wil, dat het Woord aan het woord komt. Dit boek ligt dwars op de stroom van ons denken en willen om ons tot een nieuwe humaniteit te doen ontstaan. Professor Berkhof besloot met de vraag „Weet U iets dat belangrijker zou zijn dan dit medearbeiden aan de zin van het bestaan, dit leggen van de grondslag voor dc maniteit van kruis en opstanding?" serveerd. Als dat gebouw er Is, zijn weer 160 kinderen geholpen. De vluchtelingenkinderen, die in Ren nies Mill worden opgenomen krijgen een kans voor de toekomst. Hun ouders zijn of niet meer in lezen of zwerven rond, zonder vaste woonplaats. Hun verblijfplaats is Hongkong. Een miljoe nenstad. waarin ze de massa ondergaan. Vader Wong weet niet waar zijn vrouw is. Hijzelf zwerft door de stad, soms slaapt hij op het dak van een kledingfa briek. Hij probeert iets te verdienen als makelaar door zaken te doen met win kels. Soms krijgt hij geld in zijn handen 150 dollar in een maand tijds. Een Hongkong dollar is vijf en zestig cent. Door de helpende hand van de Neder landse gereformeerden is zijn zoontje nu onderdak. Het „Kristlik Frysk Selskip", het Chr. Fries Genootschap, dat onder andere veel heeft gedaan voor de totstandko ming van de Friese bijbelvertaling (uit gegeven in samenwerking met het Ne derlands Bijbelgenootschap) en de Frie se psalm- en gezangenberijming is niet geheel gerust over de volgens deze vere niging te langzame ontwikkeling van het Friese taalgebruik in de eredienst. Men wil volgens een rondschrijven aan pre dikanten en andere evangeliedienaars het vraagstuk van het Fries in de kerk niet „laten bevriezen" Het genootschap is van mening, dat predikanten, die af en toe een dienst in de Friese taal lei den. dit vaker moeten doen. dat predi kanten. die de Friese taal wel beheersen, maar zich niet wagerf aan hel houden van een Friese preek, moeten worden geanimeerd deze wél te houden. Voorts, dat men bij kerkelijke trouwplechtighe den het jonge paar de keuze zou moe ien laten tussen een Bijbel in de Neder landse of in de Friese vertaling, zo er althans namens de kerkeraad een Bij bel wordt aangeboden. Op de kansel in Friesland behoort een Friese Bijbel en Fries psalm- en gezan- genboek aanwezig te zijn, zo vindt het genootschap. Ook in een kerkdienst in de Nederlandse taal kan veel meer dan tot op heden uit de Friese bijbelverta ling worden geciteerd. Meer dan tot op heden zou men tweetalige (bijvoorbeeld liturgische) diensten kunnen houden.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1964 | | pagina 15