Helpende handen voor Hongkong
Tweeërlei houding
tegenover oecumene
Wong Chiu Kan heeft Zierikzeese vrienden
GELOOFD ZIJ GOD!
Waarschuwend woord van professor Berkhof
Fries in de
eredienst
Zaterdag 20 juni 1964
zaterdagnummer
„MEN moet met zijn gehele uiterlijk
en gedrag zijn omgeving uitdagen
tot wederzijdse goede betrekkingen.
Maar tegen mensen die kennelijk de
goede stemming van de gemeenschap
bederven, moet men zich verweren".
Dit is een aanhaling uit een Russisch
boek, getiteld: „Over goede manie
ren". Deze aanhaling troffen we deze
week aan in de rubriek „Uw mening"
van de Nieuwe Rotterdamse Courant
van 16 dezer. Geen goede manieren
te hebben is een kwaad waaruit veel
onaangenaamheid voort komt. De in
zender vindt nu dat dit euvel het bes
te bestreden kan worden door acti
vering van het geweten.
Zoals dat bij iedere preek het geval is,
doet ook deze inzender er een toe
passing bij voor de instanties in ons land
die zich het meest met preken hebben
bezig gehouden. (Hoewel, dit ligt in de
aard van ieder mens). „De oecumenische
opbouw in ons land blijkt de laatste tijd
stroef te lopen, on
getwijfeld voelen
een aantal deelne
mers zich bedrogen
in hun „edelste ge
voelens". Als zij
zich nu eens lieten leiden door de more
le codex van het communisme?" De ker
ken kunnen zich dit voor gezegd houden.
Ze zijn er trouwens zelf wel van over
tuigd, misschien meer dan andere groe
peringen, dat van het communisme
waarlijk wel iets te leren valt.
De oecumenische opbouw in ons land
blijkt dan de laatste tijd wat stroef te
lopen. Dat is de laatste tijd wel meer ge
constateerd, zoals we voordien wel eens
hebben vastgesteld dat ze, onzes inziens,
wat te snel en te wildaardig verliep.
Maar nu loopt het dan niet zo vlot en de
vrees wordt wel eens geuit of we niet
terug vallen in de bevroren verhoudingen
van vroeger. Dat is ook de vraag geweest
van een aantal mensen, zowel uit de pro
testantse kerken als uit de rooms-katho-
lieke kerk in ons land. Te zamen zijn ze
23 in getal. Zij hebben een „oproep tot
allen die de oecumene willen dienen"
laten uitgaan, omdat zij „bezorgd zijn
over de crisis, waarin de oecumenische
situatie in ons land is terecht gekomen".
Zij hebben het „pijnlijk ervaren, dat de
verhoudingen in de Nederlandse samen
leving op grond van historische bepaald
heden en godsdienstig levenspatroon
weerbarstiger zijn dan menigeen in oe
cumenische ijver had vermoed" Duide
lijk is dat zij hiermee doelen op hetgeen
er zo al heeft plaatsgevonden rondom
prinses Irene. Het gaat hier niet alleen
om haar overgang naar de r.-k. kerk,
maar om alles wat zich rondom haar
heeft afgespeeld. Het is een heel com
plex geworden. Achteraf hebben we ge
zien dat al deze dingen niet los van
elkaar te nemen zijn. Maar ze hebben
wel verwarring gesticht, doordat som
migen gingen betwisten wat haar goed
recht is, terwijl anderen gingen verdedi
gen wat met goed recht niet te verdedi
gen is. Door dit alles zijn we getuige ge
weest van „negatieve en destructieve
uitwerkingen van spanningen", die ge
deeltelijk voortkwamen „uit de wijze
waarop prinses Irene in de katholieke
kerk is opgenomen".
De 23 ondertekenaars, waaronder men
sen met zeer bekende namen, zijn
van oordeel dat ze bij een negatieve toe
stand niet mogen blijven zitten. Zij nu
„spreken de wens uit dat het officiële
contact tussen de christelijke kerken in
Nederland zal leiden tot de instelling van
een blijvend orgaan van overleg tussen
de kerken". Zij beseffen dat er een „zui
vering van klimaat" moet komen. Zij
achten deze alleen mogelijk „indien wij
werkelijk bereid zijn de in ons levende
argwaan tegenover elkaar uit te spreken
en gemeenschappelijk te overwinnen".
Uit alles wat er geschied is, zien ze toch
een vijftal winstpunten voortgekomen,
het contact van de aartsbisschop met het
moderamen van de generale synode der
Nederlands Hervormde Kerk; het ge
sprek over de erkenning van elkanders
doop: het inzicht dat een overgang dient
te geschieden met medeweten van de
kerk die men verlaat: dat deze over
gang een openbaar karakter dient te heb
ben en ten slotte: „Het wederzijds in
zicht, dat de eenheid van de kerk niet
wordt bereikt door te streven naar per
soonlijke overgangen, maar door de in
nerlijke vernieuwing van alle kerken."
Dat laatste is natuurlijk het belangrijkste
punt. Voorts lijkt ons belangrijk dat hier
gesproken wordt van „de christelijke
De
kerken". Wil men in overleg samen ver
der, dan kan het niet gebeuren wanneer
één van de gesprekspartners zegt: wij
zfjn alleen kerk en de anderen zijn niet
meer dan geloofsgemeenschappen aan
welke wij de naam „kerk" niet willen
toekennen. Dit zal het uitgangspunt
moeten zijn, de pijnlijke aanvaarding van
de gedeeldheid dus en wanneer men
daarvan niet wil of kan uitgaan, kan ook
het oecumenisch gesprek wel achterwege
blijven. Zonder deze voorwaarde zou ik
aan enig gesprek dat de naam
nisch" wil dragen, niet deelnemen.
en vrouwen die deze „op
roep aan allen die de oecumene wil
len dienen" hebben ondertekend, nemen
in hun kerken in zekere zin een vooruit
geschoven positie in. Zulke mensen heb
ben we altijd nodig opdat het leven niet
verstart. Ook in het kerkelijk leven kun
nen we niet blijven bij hetgeen er heden
ten dage is alsof dat het eind van alle
historie zal zijn. We zullen de toekomst
moeten inzien en we zullen dat moeten
doen in het nuchtere besef dat de tijd
voort gaat er. wij met hem. Sinds deze
oproep van de 23 op 27 mei in de dag
bladen heeft ge
staan, lijkt ze als
n woestijn ver
klonken te zijn. In
zekere zin had de
ze oproep op geen
ongelukkiger tijd gepubliceerd kunnen
worden, want een paar dagen later hield
prof. L. J. Rogier zijn „opzienbarende
rede", ter gelegenheid van het veertigja
rig bestaan van de Nijmeegse universi
teit. Via de televisie hebben we kunnen
zien en horen met welk een geestdrift
deze rede ontvangen is. De „Volkskrant"
van 1 juni, die er overigens vraagtekens
bij zette, heeft de volledige tekst van de
rede afgedrukt. Deze hoogleraar is
blijkbaar nog al geïriteerd door het ge
beuren rondom prinses Irene. „De trouw
hartige Heidelberger" (catechismus)
kreeg er van langs wegens zijn anti
papisme.
Maar eveneens de mensen uit eigen kerk
die dromen van een oecumepisme dat
nooit werkelijkheid zal worden, kregen
een fikse veeg uit de pan. „Wie tegen
woordig onder ons van roomse schoon
heid praat, wordt gelaakt om zijn ach
terlijk zwak voor apartheid." „Wij mo
gen geen andersdenkenden in de waan
laten, laat staan brengen, dat wij de her
eniging verwachten van een soort geven
en nemen. Wij verstaan haar als terug
keer tot de éne kerk onder de éne Opper
herder, een kerk, die in haar structuur
en in heel haar aardse verschijnings
vorm ingrijpend gewijzigd kan worden,
magr niet in haar leer en leergezag. Het
schijnt mij een dure plicht van christe
lijke liefde en waarlijk oecumenische zin
onze andersdenkende christenbroeders
op dit punt niet in het onzekere te laten."
Een aantal van de 23 ondertekenaars van
de oproep aan allen die de oecumene wil
len dienen, is nauw verbonden aan de Nij
meegse hogeschool. We weten niet of zij
bij het uitspreken van deze rede tegen
woordig zijn geweest, maar in ieder ge
val moet het hen, bij het horen of lezen
van deze woorden, deze „mannentaal",
volgens de „Tijd-Maasbode", wel won
derlijk temoede zijn geweest.
Na de rede van prof. Rogier zijn er,
vooral in de r.-k. dagbladen dozijnen
ingezonden stukken gekomen, er tegen en
daar weer tegen, zoals het dan gaat. Zo
erg kunnen we die
rede niet vinden,
omdat hij eerlijk
zegt wat hij op zijn
hart heeft. We kun
nen er natuurlijk aan
toe voegen dat we
wilden dat hij wat
anders op zijn hart
had gehad. Maar uit
die oproep en uit die
rede blijkt welke
tweeërlei geest er
werkt in de r.-k.
kerk wanneer het
woord „oecumene"
klinkt. En waarlijk
niet in deze kerk alleen. Ook in andere
kerken ligt hier een punt waar de menin
gen uiteen gaan en daarmee alleen is
reeds gegeven hoe strategisch belangrijk
deze heuveltop is temidden van al het ge
woel van volken en kerken op aarde. Nu
heeft de rede nog alle aandacht en dat is
begrijpelijk. Ze gaat uit van wat er heden
is. Misschien, als het rumoer wat geluwd
is, zal de oproep, die nu luide overstemd
wordt, meerdere aandacht krijgen. Ze
is dat waard, omdat ze het oog gericht
houdt op wat er in de toekomst moet
zijn, naar het woord van Christus.
H.
De gereformeerde kerk in Zierikzee heeft Wong Chiu Kan (foto rechts) in
Hongkong geadopteerd. Zij betaalt voor hem gedurende drie jaar e^n vak
studie en internaatskosten voor het interkerkelijke huis Rennies Mill voor
vluchtelingenkinderen. Op die manier krijgt hij een aaneengesloten periode
van opvoeding en onderwijs.
Een groepje Zierikzeese gereformeerden heeft het geld ingezameld en de diaconie
heeft zich garant gesteld als er niet voldoende bijeen wordt gebracht. Maar
voor dit jaar heeft men al 1348,35, terwijl een vijfhonderd gulden nodig is. De
rest is op de spaarbank gezet.
Deze adoptie is dus geen zaak van duizenden. De gedachte die hierachter zit
de praktijk van de christelijke naastenliefde, zoals men die terugvindt in het bijbel
verhaal van de barmhartige Samaritaan is niet in geld uit te drukken.
„Wij zijn als christenen verplicht voor de behoeftigen te zorgen. Zij moeten gevoed
en gekleed worden. Dat in de eerste plaats. Bovendien gaat het hier om het evan
gelie uit te dragen: de kinderen daar horen van het evangelie". Dat zegt onderwij
zer A. Domburg (foto links) van de christelijke ulo in Zierikzee, die namens
de gereformeerden zal corresponderen met Wong Chiu Kan. „We gaan beslist meer
doen: we kunnen misschien speelgoed sturen of de jeugdclub kan iets maken". De
mogelijkheden zijn natuurlijk legio voor een dergelijk contact.
De adoptie is nog maar erg jong: een paar maanden geleden viel de beslissing.
Diaken Jan v. d. Woestijne hield over het 'werelddiaconaat een inleiding voor de
mannen- en de vrouwenvereniging. Men besloot na rijp beraad Wong Chiu Kan in
Hongkong te adopteren. Mét de heer Domburg waren het de dames A. van Soelen-
Leijnse en E. Leeuw-Kloet, die de nodige activiteiten ontwikkelden, zoals persoonlijk
bezoek aan elk gezin van de kerk. In een dag of tien was het geld bij elkaar. En
dit drietal vertelde ons, dat er verschillende toezeggingen kwamen voor een vaste
bijdrage voor alle drie de jaren. Een grote foto van Wong Chiu Kan achter in de
gereformeerde kerk van Zierikzee, toont nu een glunderend Chinees jongetje. 's-x 1
Toen Wong Chiu Kan negen jaar was,
stuurde zijn vader hem naar een fabriek
in Hongkong. Een inspecteur ontdekte
hem en haalde de knaap met andere
voor fabrieksarbeid te jonge kinderen van
het bedrijf. Wong Chiu Kan kwam ten
slotte in contact met David G. Taylor, de
leider van het jeugdhuis Rennes Mill in
Hongkong. Samen met tientallen andere
vluchtelingenkinderen werd het Chineesje
opgenomen in dit christelijke internaat.
Nu gaat hij overdag naar een vakschool
en 's avonds is hij in Rennies Mill, een
complex witstenen gebouwen op de heu
vels rond Hongkong.
Hij is er nu twee jaar en kan nog drie
jaar blijven. Dan heeft hij zijn vak
studie voltooid en heeft eer voorsprong
gekregen bij het zoeken van een baan
tje. De klein Wong heeft vele vrienden,
niet alleen in het tehuis, maar ook in
het westen van de wereld. Bijvoorbeeld
in Zierikzee: vrienden van de Gerefor
meerde kerk, die hem hebben geadop
teerd. Zij zorgden ervoor, dat het geld
bijeen is gekomen, waardoor hij in Ren
nies Mill voorlopig kan blijven. Zij beta
len zijn studie en de internaatskosten.
En dat gaat in het kader van de wereld-
diaconaatsactie van de Gereformeerde
kerken in ons land.
„Het geruststellend handgebaar waar
mee wij problemen van ons afschuiven
met een „o, dat is zo ver weg", is niet
meer mogelijk", schrijft ds. P. Heinen
(Utrecht) in de brochure „Werelddiaco
naat: handen die elkaar begrijpen", een
uitgave van het algemeen diaconaal bu
reau van de Gereformeerde Kerken in
Nederland. Waar nood is in de wereld
willen de Gereformeerde Kerken helpen,
zoals de Wereldraad van Kerken, zoals
vele andere kerken, samen of zelfstan
dig. Overal op de wereld gaan de chris
telijke kerken het evangelie van de barm-
Men kan deze tekst ook zo vertalen: geprezen zij de Here dag aan
dag. Dan wordt wat hier staat een uitzondering op de regel. Want
regel is, dat wij niet dag aan dag even goed kunnen werken. De ene
dag gaat het beter dan de andere. Dan komt er ook meer werk uit
onze handen. Wij kunnen evenmin dag aan dag vrolijk en opge
wekt zijn, Is er niet een tijd om te wenen en een tijd om te lachen
Wij kunnen niet dug aan dag zingen en springen en blij zijn. Het
omgekeerde is natuurlijk ook waar: wij kunnen met iedere dag
somber en bedroefd zijn. Er is immers ook wel eens reden om te schertsen. Maar één
ding mag dag aan dag geschieden. Of wij nu blij zijn of bedroefd, of het ons goed
gaat dan wel slecht, of het nu licht is om ons heen of donker; nl. dit, dat wij de HERE
prijzen. Dat mag er elke dag zijn.
Hoe kan dat f Dat kan alleen, wanneer wij weten en nu lees ik de tekst, zoals hij
hierboven staat afgedrukt dat de Here God ons dag aan dag draagt. Hij houdt ons
vast. Wij zijn in zijn handen. Hij neemt ons op. Hij tilt ons door alle gevaren en alle
wederwaardigheden heen. Dag aan dag. Daarom is Hij ook dag aan dag te prijzen.
Van nu aan tot in eeuwigheid.
In de Statenvertaling stond: dag aan dag overlaadt Hij ons. En dat werd in de oude
berijming: Hij overlaadt ons dag aan dag met zijne gunstbewijzen. Dat is waar.
God overlaadt. Hij overstelpt ons met Zijn zegeningen. Voor hoeveel hebben wij Hem
niet te danken
Luther vertaalde aldus: God legt ons een last op. Hij laadt de lasten op onze
schouders, maar Hij helpt ons ook. Er zit in deze gedachte een enorme troost. Wat
kan het moeilijk en zwaar zijn in het leven.' Hoe kan een mens gebukt gaan onder
hetgeen hem wordt opgelegd. En toch bezwijken wij niet. Wij geven de moed niet
op. Want God helpt ons meedragen.
Maar Juister nog is de nieuwe vertaling: dag aan dag draagt Hij ons. Niet wij dragen
de last des levens. Hij draagt die. Wij zijn de lastdie op Zijn schouders drukt. Hij
draagt ons, zondaren. Hij draagt onze schuld en onze nood. En zo verdraagt Hij ons
ook. God zou ons ondragelijk kunnen vinden. Hij zon ons kunnen laten vallen. Maar
dat doet T-Iij niet. Want. Hij is God, de Here. Hij houdt ons vast. Hij is ons heil, onze
zaligheid.
Wie dat bedenkt, weet, dat het voor een mens het meest vanzelfsprekende is om God
te loven en te prijzen,
A. van Haarlem Nieuw- en Sint-Joosland.
hartige Samaritaan beter begrijpen en
toepassen. Er is bijvoorbeeld de al enige
jaren lopende actie „Brood voor de we
reld" van de Duitse evangelische kerk.
de lutherse en baptistengemeenschap in
de V.S. geven jaarlijks miljoenen. In
ons land werken gereformeerden, her
vormden, christelijk gereformeerden,
baptisten, doopsgezinden, lutheranen,
oud-katholieken, het Leger des Heils en
anderen samen bij hulpprojecten voor de
ontwikkelingslanden en overal waar nood
is.
Soms pakken hervormden en gerefor
meerden samen een project aan, zoals
werkgelegenheid voor blinde jongens, de
„Nu Ayin organisation for the blind" in
Iran, waarvoor deze kerken gemeen
schappelijk een psycholoog uitzonden. In
wereldverband is er geregeld overleg.
Zo bieden vele kerken hulp in Algerije,
Kongo, Roeanda en Hongkong, de Britse
kroonkolonie.
TTongkong: 3.2 miljoen inwoners op 391
Tl vierkante mijl, waarvan maar 62 be
woonbaar is. De rest bestaat uit rotsach
tige heuvels en moerassen. Elke vijf mi
nuten wordt er één Chineesje geboren,
110.000 kinderen per jaar. Per jaar wor
den 14.000 ernstige gevallen van t.b.c.
ontdekt en sterven meer dan 2000 men
sen aan die ziekte. Nog in .960 werden
per jaar 145 baby's te vondeling gelegd
en werden 228 kinderen geadopteerd door
gezinnen in het buitenland Zo'n zeven
tigduizend kinderen missen per dag hun
warme maaltijd en omstreeks 60.000 kin
deren gaan nooit naar school. Zestigdui
zend mensen wonen in schamele hutjes
bovenop flatgebouwen van een zeven eta
ges hoog met per „woonlaag" 64 hokjes
voor maximaal vijf personen, wat al
2500 a 3000 flatbewoners maakt.
Na de tweede wereldoorlog werd Hong
kong bevolkt door anderhalf miljoen
vluchtelingen. Die bevolkten de stadjes,
dorpen, gehuchten en eilanden in het con
glomeraat van deze stad. Na de Chinese
burgeroorlog besloot Engeland, dat er
nog maar vijftig vluchtelingen per dag
de grens tussen Hongkong en China moch
ten overkomen. Maar het werden er hon
derden meer, die in jonken en sampang
illegaal de stad binnenkwamen. Er zijn
nu duizenden Chinese vluchtelingen, jong
en oud, die óf geen werk hebben, óf af en
toe erin slagen voor korte tijd werk te
vinden.
Vijfhonderdduizend mensen wonen in
krotjes van planken, karton, verroeste
blikken en plaatijzer. Een ongeschoolde
arbeider ontvangt per werkdag (van 10
uur) vergeleken met ons land twee tot
drie gulden. Acht gulden loon per dag
voor een geschoold arbeider geldt als
enorm hoog. Wie geen werk heeft, moet
maar zien hoe hij er komt, want er is
geen beginnen aan om ieder van over
heidswege te steunen. En de miljonairs
waarvan er nogal wat zijn in deze stad,
betalen maar 12,5 procent inkomstenbe
lasting.
(De cijfers zijn ontleend aan de brochure
„Hongkong, een paradijs vol ellende en
verdriet" over de toestand in Hongkong
ook een uitgave van het gereformeerd
diaconaal bureau).
„Werelddiaconaat" heet de zorg van de
Gereformeerde Kerken in Nederland.
Die zorg omvat voor de vluchtelingen in
Hongkong: een maaltijdeproject samen
met Amerikaanse kerken elke dag
één warme maaltijd alsmede welzijns-
VOOR
WIE
GEZELLIG
WIL
FRITUREN
ZONDER SPATTEN-ZONDER WALM
D. 100.06.65
zorg. Voor totaal 15.000 kinderen. Daar
voor werd in 1963 besteed 218.200. Er
is nu in Hongkong een keukenbedrijf,
waarover drs. Sipko M. de Boer en zijn
echtgenote Edith de Boer-Sizoo, de
scepter zwaaien. Verschillende hervorm
de diaconieën in ons land werken aan dit
project mee. Ma^r er is meer: dat is
Rennies Mill. Het Rennies Mill van Wong
Chiu Kan. Een deel van dit centrum
voor vluchtelingenkinderen werd ge
bouwd door de Gereformeerde Kerken.
De kinderen, zoals de kleine Wong, zijn
voor een deel geadopteerd door plaatse
lijke diaconieën en particulieren. Voor
dit Rennies Mill werd in 1963 130.300
uitgegeven.
Rennies Mill werd gesticht door leider
David G. Taylor, die wordt geassis
teerd door zijn vrouw, Dagny Taylor.
David Taylor was eerst maatschappelijk
werker in de Engelse fabrieksstad Man
chester. Hij liet dit werk in de steek en
pakte de zorg voor de Chinese vluchtelin
genkinderen aan. Hij ontmoette bijvoor
beeld eens op straat een knaapje, dat
hem vroeg of hij z'n schoenen mocht
poetsen. Het jochie ging mee naar Ren
nies Mill, ging studeren en heeft nu eind
examen gedaan aan de Hongkongschool.
Een andere keer pikte hij een knaap op
van een ferry, die is nu tweede jaars
student in de sociologie aan de Chinese
universiteit in Hongkong. Vele knapen
volgen de zeevaartschool in de Britse
kroonkolonie.
Het internaat heeft nu voor de ruim hon
derd vluchtelingenkinderen tientallen
„sponsors" over de hele wereld, die zich
voor vijf jaar of voor een kortere periode
gezamenlijk of apart garant stellen voor
hun studie en hun verzorging in het te
huis.
Er komt nu een tweede centrum. Het
plan daarvoor is besteksklaar en men is
waarschijnlijk al met de bouw begon
nen. Voor dit gebouw heeft het Neder
landse gereformeerde werelddiaconaat
bijna driehonderdduizend gulden gere-
Zo zag een Chinese vluchteling
in Honkong het bijbelse ver
haal van de barmhartige Sama
ritaan. Het is een fragment van
een tekening op zijde, die de om
slag vormt van een brochure
over Hongkong, die het gere
formeerd algemeen diaconaal
bureau uitgaf.
„Het Woord aan het woord" was, zoals deze week in het
kort gemeld, de feestrede van professor dr. H. Berkhof
uit Leiden bij de viering van het honderdvijftigjarig
bestaan van het Nederlandsch Bijbelgenootschap. In
zijn speech gaf dc hoogleraar niet alleen een samenvat
ting van wat het N.B.G. in de afgelopen periode heeft
gedaan, hij waarschuwde ook tegen vier grote machten
in de mens, die een goede omgang met de Bijbel steeds
dreigen te verhinderen.
Dat is allereerst de neiging om van de Bijbel letterlijk een „hei
lig boek" te maken maar de sprekende God valt niét sa
men met het boek, dat van zijn spreken getuigt.
Nauw verwant hiermee is, aldus professor Berkhof, het zoge
naamde fundamentalisme, dat geen onderscheid kent tussen het
Godswoord en de menselijke woorden, waaronder het zich een
weg baant.
Als derde fatale macht noemde spreker de menselijke traagheid
van geest, waardoor men zich vastlegt op bepaalde bijbelgedeel
ten en de bijbel tot zitkussen maakt, terwijl hij een gids zou
moeten zijn.
De vierde macht die verhindert dat het Woord in de Bijbel aan
het woord komt, is de neiging van de mens om met de Bijbel een
soort buiksprekerij te bedrijven: de kunst om de Bijbel zo te le
zen, dat het boek precies zegt wat wij altijd al hebben gedacht.
Heel de Bijbel is als boek na de mondelinge traditie ge
boren uit de strijd tegen de mens, die niet wil, dat het
Woord aan het woord komt. Dit boek ligt dwars op de stroom
van ons denken en willen om ons tot een nieuwe humaniteit te
doen ontstaan. Professor Berkhof besloot met de vraag „Weet U
iets dat belangrijker zou zijn dan dit medearbeiden aan de zin
van het bestaan, dit leggen van de grondslag voor dc
maniteit van kruis en opstanding?"
serveerd. Als dat gebouw er Is, zijn weer
160 kinderen geholpen.
De vluchtelingenkinderen, die in Ren
nies Mill worden opgenomen krijgen
een kans voor de toekomst. Hun ouders
zijn of niet meer in lezen of zwerven
rond, zonder vaste woonplaats. Hun
verblijfplaats is Hongkong. Een miljoe
nenstad. waarin ze de massa ondergaan.
Vader Wong weet niet waar zijn vrouw
is. Hijzelf zwerft door de stad, soms
slaapt hij op het dak van een kledingfa
briek. Hij probeert iets te verdienen als
makelaar door zaken te doen met win
kels. Soms krijgt hij geld in zijn handen
150 dollar in een maand tijds. Een
Hongkong dollar is vijf en zestig cent.
Door de helpende hand van de Neder
landse gereformeerden is zijn zoontje nu
onderdak.
Het „Kristlik Frysk Selskip", het Chr.
Fries Genootschap, dat onder andere
veel heeft gedaan voor de totstandko
ming van de Friese bijbelvertaling (uit
gegeven in samenwerking met het Ne
derlands Bijbelgenootschap) en de Frie
se psalm- en gezangenberijming is niet
geheel gerust over de volgens deze vere
niging te langzame ontwikkeling van het
Friese taalgebruik in de eredienst. Men
wil volgens een rondschrijven aan pre
dikanten en andere evangeliedienaars
het vraagstuk van het Fries in de kerk
niet „laten bevriezen" Het genootschap
is van mening, dat predikanten, die af
en toe een dienst in de Friese taal lei
den. dit vaker moeten doen. dat predi
kanten. die de Friese taal wel beheersen,
maar zich niet wagerf aan hel houden
van een Friese preek, moeten worden
geanimeerd deze wél te houden. Voorts,
dat men bij kerkelijke trouwplechtighe
den het jonge paar de keuze zou moe
ien laten tussen een Bijbel in de Neder
landse of in de Friese vertaling, zo er
althans namens de kerkeraad een Bij
bel wordt aangeboden.
Op de kansel in Friesland behoort een
Friese Bijbel en Fries psalm- en gezan-
genboek aanwezig te zijn, zo vindt het
genootschap. Ook in een kerkdienst in
de Nederlandse taal kan veel meer dan
tot op heden uit de Friese bijbelverta
ling worden geciteerd. Meer dan tot op
heden zou men tweetalige (bijvoorbeeld
liturgische) diensten kunnen houden.