/m i m i m
LITURGIE ALS EEN ELLIPS
De gemeente moet
beweeglijk zijn
In de praktijk
meemaken
VOOR ALLEN
Zaterdag 30 mei 1964
zaterdagnummer
WANNEER je door België rijdt, zie
je overal grote borden waarop de
missen die gelezen zullen worden in
de eerstkomende parochiekerk staan
aangekondigd. Aan of bij de kerk
hangt tegenwoordig nogal eens een
groot plakkaat, waarop meestal een
tekst uit de Bijbel staat afgedrukt.
In Frankrijk, althans in sommige de
len van dat land, vinden we dezelfde
aankondigingen van de mis. We heb
ben eens een bord gezien waarop te
gelijk de kerkdiensten van de her
vormde gemeente waren aangekon
digd.
Dat is een teken van deze tijd. Op 's He
ren dag trekken steeds meer mensen in
hun auto langs 's Heren wegen en die
borden willen zeggen: vergeet 's Heren
kerk niet. Ge behoeft waarlijk niet in uw
eigen parochie of gemeente te zijn om met
•s Heren volk Zijn Naam te belijden en Zijn
lof te zingen.
In ons land hebben
we enkele zoge
naamde auto-ker-
ken. De eerste was ëzMÉ^MImÈJËMMs
in Blauwkapel,
waar 't oude kerk
je te klein was geworden voor de groeiende
gemeente. Omdat het een middeleeuws mo
nument was, mocht het niet worden afge
broken. Het is gerestaureerd, waarvan een
jubilerende vereniging van aannemers de
kosten heeft gedragen en sindsdien is er
's zondags enkele malen een kerkdienst
voor hen die er langs komen.
Een wonderlijke gemeente heeft zich daar
gevormd, in zekere zin een ongrijpbare ge
meente, want vanwaar komen die kerkgan
gers. Net zo iets als op het pinksterfeest in
Jeruzalem. Toch wordt er iets (niet alles)
zichtbaar van een gemeente. Ook voor onze
provincie is de tijd weer aangebroken dat
vooral de kuststroken overspoeld worden
door mensen die ergens anders vandaan ko
men. Er zijn hier kerken waar men in deze
maanden een compleet andere gemeente ziet
dan in de rest van het jaar. 'k Hoorde eens
een van de ouderen uit zo'n gemeente zeg
gen: 't Is de gemeente niet meer. Daarmee
bedoelde hij natuurlijk het oude vertrouwde
stol mensen dat hü er jaar in jaar uit had
gezien. Op mijn vraag of dit nog een ge
meente was, aarzelde hij kennelijk tussen
nee en ja. We kunnen deze aarzeling begrij
pen, want wanneer we aan een gemeente
denken, komt bij ons op het bijbelse beeld
van een kudde, die geleid wordt door een
herder, die zijn schapen bij name kent, ter-
ïijl de schapen onderling voor elkaar ook
geen vreemden zijn. Dat beeld faalt enigs
zins wanneer we denken aan die auto-ker
ken en aan de recreatie-streken in de zo
mermaanden. Toch komt men bijeen rond
om hetzelfde Woord en hetzelfde sacrament
en gezamenlijk zingt men dezelfde lofzang.
Maar dan spat men weer uiteen en eenieder
gaat zijn eigen weg. Doch dit laatste "be
zwaar kunnen we in menig opzicht gerede
lijk ook aanvoeren tegen een gemeente
waarvan de leden rondom de kerk wonen en
werken. Daarover kun je ook nog wel eens
horen de klacht dat ze 's zondags ordelijk
bijeen zijn, maar in de week onordelijk gaan
kijven en twisten en zich van de ander niet
te veel aantrekken, tenzij hij behoort tot
het kringetje van vrienden.
Een zeker conservatisme ligt ons wel. Het
is ook gemakkelijk daarop het hoofd
neer te leggen als op een oorkussen.
Het beeld van een gemeente, zoals wij
die dan vroeger gekend hebben, wordt ver-
idealiseerd. Dat oude vertrouwde trachten
wij te behouden. Raken wij daarmee niet
achter in deze steeds sneller voortgaande
tijd? Is de structuur van de kerkelijke ge
meente, die wij hebben overgenomen van de
voorgeslachten, nog wel de juiste in deze
tijd? Wanneer we denken aan die voorge
slachten, gaan onze gedachten, wanneer we
protestantse gemeenten op het oog hebben,
waarschijnlijk terug hoogstens tot op de tijd
van de kerkhervorming. Eigenlijk moeten
we nog verder teruggaan, tot de jaren 800-
1000, toen de kerk in deze landen haar pa
rochiestelsel heeft gekregen. De reformatie
heeft hier te lande althans, de grenzen van
deze parochies overgenomen. Die parochies
waren zelfstandig leef- en werkgemeen
schappen en ze waren tevens zelfstandige
godsdienstige gemeenschappen. Met andere
parochies bemoeide men zich eigenlijk niet,
behalve wanneer er kermis was. Alleen het
toezicht van bovenaf vormde een zekere
band, maar deze was voor de gemeenten
onderling van betrekkelijk weinig betekenis.
Dit zijn vragen waarmee professor J. T.
Bakker zit en waaraan hij uiting heeft ge
geven in een lezing die hij op de Hemel
vaartsdag gehouden heeft voor de Bond van
Gereformeerde Mannenverenigingen. De sa
menleving is anders geworden. „De ontwik
keling van de samenleving, waar binnen het
leven van de gemeente zich afspeelt, dwingt
tot een radicale zelfkritiek". Met andere
woorden: Wanneer wij vaststellen dat de
samenleving waarin wij verkeren, anders
geworden is en nog steeds verandert (on
overzichtelijk is de ontwikkeling, zegt pro
fessor Bakker), dan is dit merkbaar in de
gemeente, die een deel is van deze hele sa
menleving. Kritisch mag zij zich zelf dan
wel eens bekijken of ze met deze ontwikke
ling is meegegaan, dan wel of alles maar
hetzelfde is gebleven, zoals het een eeuw ge
leden ook reeds was. Jaarlijks verhulzen er
in ons land een half miljoen mensen. Zo le
zen we bij professor Bakker. Bevolkings
groepen met een verschillend „levenspa
troon" schuiven over elkaar. We hebben on
ze pendelaars en forensen, bij wie het woon
gebied en het werkgebied geheel gescheiden
liggen. Dit is van niet geringe geestelijke
invloed. We hebben dan zo onze miljoenste
personenauto. Daardoor is de „actie-radius"
van de mens groter geworden. Hoevele ge
zinnen trekken er vrijdagavond niet op uit
om 's zondagsavond terug te keren? „De
overzichtelijkheid van vroeger is verdwe
nen". Deze ontwik
keling tast ons al-
kerkelijke gemeen
te ondervindt daar
van de gevolgen.
„Zoveel ook van de overzichtelijkheid van
de kerkelijke gemeente is verloren gegaan".
t^^at hieraan nu te doen? Er zijn mensen
die alleen maar kunnen mokken over
deze ontwikkeling. Zij zijn van oor
deel dat de wereld al maar slechter en god
delozer wordt. „Als in de dagen van Noach"
voegen zij er nog aan toe. Nu, dat is na
tuurlijk niet zo. „Het gedichtsel van 's men
sen hart" is door alle tijden heen wel het
zelfde gebleven en dat is nooit best geweest,
leert ons de Heilige Schrift.
Doch wanneer mensen met zorg deze ont
wikkeling gade slaan en vragen: waar moet
dat heen?, dan denken ze aan het oude ver
trouwde patroon van een gemeente. Er gaat
iets stuk wat hen lief is geweest en waarin
zij hebben geleefd. De oude verenigingen
van allerlei soort, doen het niet meer. Een
kerkkoor is moeilijk in stand te houden.
Kerkelijk werk dat sinds mensenheugenis
voortstroomde, droogt steeds meer op. Het
wordt steeds moeilijker om mensen te vin
den die geregeld hun vrije tijd voor een
stuk gemeentelijke arbeid willen geven. Ze
willen zich in geen geval meer binden voor
vast. „We klagen er dan over, dat je de
mensen nergens meer warm voor krijgt en
één van de factoren die daarin een rol spe
len is zonder twijfel de genoemde beweeg
lijkheid".
Natuurlijk doet het wel eens pijn wanneer
we bemerken dat telkens weer een stukje
van het oude vertrouwde beeld dat we van
een gemeente hebben, afbrokkelt. Er is ech
ter ook een andere kant. De gezichtskring
wordt door die bredere „actie-radius" heel
wat verbreed. De jongeren hebben, door hun
meerdere ontwikkelingsmogelijkheden een
ruimer gezichtsveld gekregen. Kerkelijk kan
er met hen tegenwoordig anders gesproken
worden dan dat vroeger het geval was. Zij
hebben hun contacten ver in eigen land en
eveneens in het buitenland. Ze ontdekken
r te doen is dan ze
dat er kerkelijk ook r
vroeger zagen in
eigen gemeente. Te
veel is gezien naar
eigen gemeente al
leen, maar wat is
er geen weerldwijd
perspectief! „Wat
is des christens va
derland?" Zo zon
gen we vroeger en
we deden alsof het
Nederland en in
't verlengde daar
van de hemel was.
Nu alles in de wereld steeds meer door elkaar
geklutst wordt, is het nodig dat een gemeen
te in steeds ruimere verbanden gaat den
ken, tot de einden der aarde toe. De ge
meente die toch eigenlijk te veel heeft vast
gezeten in zich zelf, zal veel meer dan tot
nu toe het besef moeten hebben dat zij een
zendingsgemeente midden in deze wereld is
en dat zij daar in alle beweeglijkheid zal
moeten staan. Ze zal weer iets moeten heb
ben van dat geloof van Abraham, die niet
wist waar hij komen zou.
Biedt de gemeente, zoals zij nu Is, voldoen
de mogelijkheden voor een vruchtbare
ontwikkeling in deze tijd? Er zal nog
heel wat moeten veranderen.
H.
Het klinkt poëtisch: „Liturgie is als een el
lips met twee brandpunten, het Woord en
het Avondmaal, omrankt door gebeden en
offerhandelingen van de gemeente". De
uitdrukking is van ds. J. Th. Heemskerk
(35), gereformeerd predikant in Axel,
vice-voorzitter van de gereformeerde
werkgroep voor liturgie. Met deze half-
poëfische, half-mathematische en „theolo
gische" woorden in één zin wil hij dit zeg
gen: „wij willen de éénheid van Woord
en Sacrament herstellen. Wij zijn geen vrij
buiters, wij zijn zeker niet modern. We
zoeken aansluiting bij de oude kerk: het
herstellen van de oude vorm. „Het gaat
niet om zonder meer restaureren; nog wél
wat betreft de hoofdstructuur, de orde van
dienst, maar als het gaat om vulling van
de rubrieken willen we wel degelijk uit
zien naar eigentijdse vormen".
De hoofdstructuur is spontaan gegroeid, is
beproefd gebleken en in alle kerken is
daarvan wel iets terug te vinden, dat is
het bewijs van dat beproefd zijn. Maar een
nieuwigheid is het zeker niet. Dat willen wij
niet: de dienst attractief maken. Liturgie
wordt niet gemaakt, maar bestaat al lang.
Het gaat om het op gereformeerde wijze
doordenken. Wij willen ons in géén geval
verwijderen van onze kerk. maar juist in
dienst staan van onze kerk". Zo vat hij
het „program" van de gereformeerde werk
groep voor liturgie samen. Het gaat dus om
de liturgie, om het geheel der vormen van
de openbare eredienst in de Gereformeerde
Kerken. De openbare eredienst, waarin de
gelovigen samenkomen om hun geloof te be
lijden tegenover Christus, om de godsdienst
oefening. De liturgische werkgroep vindt,
dat er iets aan de liturgie moet worden ge
daan. Daarom werd hij in 1956 opgericht, in
de tijd dat al geruime tijd in de Nederlandse
Hervormde Kerk een liturgische beweging
groeiende was. En beide bewegingen staan
niet alleen in hun streven. Zovéél op het
kerkelijk erf in beweging is: naar buiten in
ontmoetingen van, in toenaderingspogingen
tussen de kerken onderling en tussen kerk
en wereld, in een poging meer begrip en
waardering voor elkaar te krijgen; naar bin
nen: bezinning op het eigen geloofsgoed,
wat mede door die ontmoetingen met ande
re kerken tot stand komt, op een herbezin
ning. Juist dat laatste punt: bezinning op
het eigene vindt alom in de kerken plaats.
Eén van de punten, waarop men zich dan
bezint is vorm en inhoud van de eredienst.
Het is bekend en ds. Heemskerk wijst er ten
overvloede op: in de R.-K. Kerk treft men
die bezinning op de liturgie ook aan, het
Vaticaans concilie heeft er zich uitvoerig
mee beziggehouden en er zijn nieuwe richt
lijnen uitgegeven. Er zijn in hervormde
kring en in gereformeerde kring bewegin
gen en nog in verschillende andere kerken.
Onbewust beïnvloeden de kerken elkaar ook
op die wijze, zij leren weer van elkaar.
Ook in de Gereformeerde Kerken is die be
zinning gaande. Was het dan nodig?
In 1956 werd de werkgroep opgericht door
drie studenten in de theologie: J. D. de
Vries, geboren in Schoondijke, tot voor
kort predikant in Aardenburg, nu in Hoofd
dorp. Fr. de Jong geboren in Dokkum, nu
predikant in Maasland en ds. Heemskerk,
die in Blerick (L.) is geboren en tot hij fe
bruari dit jaar naar Axel kwam, vanaf 1959
de gereformeerde kerk van Oldemarkt in
Overijssel diende.
„Wij waren uitermate ontevreden over de
gang van zaken op liturgisch gebied in onze
kerk. WC waren nu eenmaal jong, nog stu
dent en we hadden eenvoudig plannen ge
smeed. Het werd een „comité van actie",
met De Jong die toen student was in Kam
pen, De Vries en ik, die aan de Vrije Univer
siteit studeerden. De eerste vergadering van
12 november 1956 in Oosterbeek. Het was
natuurlek een merkwaardig waagstuk,
mijn studententijd kennis gemaakt met de
liturgie in de Oud-Katholieke Kerk en in de
Anglicaanse kerk de Church of England
De laatste heb ik een tijdje van nabij mee
gemaakt in Engeland, de andere in Den
Haag en Amsterdam. Je hebt eigenlijk zelf
al iets in je. Maar goed: ja, het was nodig
en het is nog nodig in onze kerk.
Er is een chaos op liturgisch gebied: iedere
predikant doet wat hem goeddunkt. Er
moet een zekere orde voorgeschreven zfjn.
zoals er ook een kerkorde is, moet er ook
een orde van dienst zijn, die men met vrij
heid kan hanteren". Ieder doet wat goed is
in zijn eigen ogen".
„Van liturgie gaat op die manier niets rust
gevends meer uit. De dienst is, bijvoorbeeld,
teveel afhankelijk van de kwaliteit van de
predikant. En dat zat er wel in omdat de
nadruk zo eenzijdig op de preek lag. Maar
dat mag het niet zijn: het gaat om die twee
eenheid van Woord en Sacrament, die moest
en moet worden hersteld. In onze kerk
wordt het Avondmaal ook maar vier of zes
keer per jaar gevierd, dus op de meeste zon
dagen heb je alleen de preek. Dat is een ze
kere onevenwichtigheid. Bovendien: in het
eerste deel van de dienst, met de preek, is
het liturgisch element verwaarloosd, daar is
de zinvolle plaats ervan verloren geraakt.
Het is alleen een preek met wat franje
er omheen. En dan wordt het: de dominee
gaan horen. Zo komt het accent te veel te
liggen op de predikant zelf. Dan krijg je:
je hebt dominees waar je het lang bij uit
houdt, maar anderen drijven op hun per
soonlijke originaliteit, daarvan wordt de he
le dienst afhankelijk. Faalt de predikant,
dan kan daardoor de dienst in elkaar vallen.
Verder: de gemeente is niet voldoende in
geschakeld. De gemeente moet het gevoel
hebben betrokken te zijn in de liturgie. Die
wordt gedaan door de héle gemeente. Dat
heb ik bijvoorbeeld in de anglicaanse ker
ken zo heel sterk getroffen: je bent erin op
genomen, je kan niet afdwalen".
Op de oprichtingsvergadering gaf ds. De
Jong een overzicht van de liturgische
situatie in de Calvinistische kerken. De
geboorteplaats van de Nederlandse liturgie
in de protestantse kerken ligt in de vluch
telingengemeente in Frankenthal. Het was
in de tijd, dat er voor de aanhangers van de
„nije leer" in ons land geen plaats was. In
1566 verscheen van de hand van één der
voorgangers van de gemeente te Franken
thal, Dathenus een vertaling van de psal
men van Clement Marot, de Heidelbergse
Cathechismus en de liturgie. „Wat de uit
gave van de Liturgie betreft gaat hij
vreemd te werk. In plaats van zich eenvou
dig bij Calvijn aan te sluiten geeft hij een
vertaling van stukken uit de liturgie van
Micron en de Paltz, die beiden in Franken
thal werden gebruikt. Het geheel bestaat
voornamelijk uit formulieren gebeden". Dat
zei dus de toenmalige student De Jong in
want we wisten niet eens wie we er voor
zouden vragen. Nu telt de werkgroep bijna
dertig leden, theologen en niet-theologen.
Voorzitter is professor J. T. Bakker uit
Kampen, hoogleraar in de ambtelijke vak
ken: liturgiek inbegrepen, catechetiek en
homiletiek, de wetenschappen dus in de li
turgie, het godsdienstonderricht en de theo
rie der prediking. Adviseurs zijn prof. dr.
G. C. Berkouwer prof. dr. D. Nauta en
prof. dr. K. Dijk. Prof. J. H. Bavinck was er
ook al in de beginperiode bij. „Ikzelf had
veel in andere kerken rondgekeken, in de
Kloosterkerk in Den Haag, hervormd, waar
ccn kloek uitgebouwde liturgie is. (hoewel
achteraf zeg je niet voldoende histo
risch gebonden: dat moet het niet
zijn, dat heeft een verkeerde ontwikkeling
gekregen. Dan heb ik ook vrij intensief in
Bijzondere beweging in
Gereformeerde Kerken
Oosterbeek. „Het ergste is wel, dat Datheen
een bundel formulieren en gebeden geeft
zonder meer; met hier en daar een aanwij
zing voor de goede gang van zaken. Een
Orde ontbreekt! De gevolgen hiervan zijn
niet gering: allerlei elementen gaan zweven
en de eenheid van de Missa Catechumeno-
rum (de mis der geloofsleerlingen) en Mis
sa fidelium de mis der gelovigenzal voor
goed verbroken zijn". (Dat zijn dus de twee
delen van de mis die men terugvindt in de
missen in katholieke kerken, zoals de
R.-K. Kerk en de Oud-Katholieke kerk. In
vroeger tijden was het gebruikelijk, dat de
geloofsleerlingen, die dus onderricht, cate
chese kregen niet aanwezig waren bij de
mis der gelovigen, het deel met het heilig
misoffer).
De student De Jong wees er verder op „dat
de kerken in Nederland op deze door Da
theen ingeslagen weg voortgaan en zich
stilzwijgend aansluiten bij de Lithurgie in
Datheens psalmboek". Op latere synoden
wordt er ook naar venvezen en besluiten
rond een Orde der Eredienst worden niet
genomen. Op de derde nationale synode in
Middelburg bijvoorbeeld, in 1581, vraagt
„Gelderlant": ,Oft nyet goet ware des son-
daechs nade predicatie openlick ende int ge-
meyn den bekeerden de vergeuinge ende den
onboetueerdigen de bindinge der sonde te
verkodigen". Daar gaat het dus om de ge
nadeverkondiging in de dienst. Het ant
woord in die tijd luidde: „ouermidts de bin-
dinghe ende ontbindinghe der sonde ghe-
nouchsaem inde Predicatie des woords ge-
sciedet, dat het daaromme onnoodich is, een
eyghen forme daer toe in te voeren". Nul
op het rekst voor de vraagsteller dus. In
later tijd wordt er ook niet bepaald veel
aan gedaan. Wel dr. A. Kuyper: die meende,
dat ook de liturgie onder de reformatie valt
en geen bijzaak is. De synode van 1920, het
jaar dat de liturgische kring in de hervorm
de kerk wordt opgericht, benoemt deputaten
voor de liturgie. In 1923 wordt een poging
gedaan tot reformatie en de synode van
1952 tracht ook één en ander ten goede te
doen keren. Maar het belangrijkste vond de
theologisch student De Jong, was, dat de
gereformeerde kerken terugkeren tot de in
zichten en de praktijk van Calvijn.
Ds. Heemskerk:
...bezinning...
Ds. Heemskerk: ,Bij Calvijn hebben we
verrassende dingen gevonden. De eerste
aanzet van onze groep was nu eens his
torisch alles na te gaan. En we zagen, dat
Calvijn, het was dé grote ontdekking geen
eigen liturgie had opgesteld maar zich wel
degelijk had aangesloten bij de liturgie van
de óude kerk: zoals Luther de gezuiverde
mis wilde hebben, dus géén eigen dienst. En
in Straasburg heeft Calvijn nog meer kan
sen gehad om daaraan iets te doen dan in
Genève. Van Datheen hebben we wel enkele
mooie formulieren en prachtige gebeden
over, maar zijn orde van dienst heeft onze
kerk op een verkeerd spoor gebracht. Cal
vijn wilde de twee-eenheid van Woord en
Sacrament niet uit elkaar breken: hij wilde
ook iedere week Avondmaalsviering".
De gereformeerde werkgroep voor liturgie
wil de gehele Orde van dienst onder de loep
nemen en heeft dit al gedaan. Er is in de af
gelopen jaren een Orde van de zondagmor
gendienst verschenen. Waarom zo'n orde
dus nodig was. Ds. De Jong formuleerde het
in een brochure daarover in een paar pun
ten: orde is het tegendeel van ordeloosheid,
orde sluit alle willekeur uit, in orde zit iets
van tucht van gebonden-zijn. En in die ge
stencilde brochure komen aan de orde de
elementen van de eredienst, liturgiegeschie
denis herstel van de eredienst en ,de orde
en de Heilige Schrift". Om een paar zaken
te noemen, Ds. Heemskerk: „ieder gebed
heeft een eigen aard, wij willen ieder gebed
weer een eigen plaats geven, de gemeente
moet ook antwoorden, er moeten responso
riën komen. Dan: het zingen van de ge
meente. Moet men een geloofsbelijdenis zin
gen? Dan moet er een koor in de gemeente
zijn, ook weer zo'n punt".
De gereformeerde werkgroep voor liturgie
kent nu vier secties, de éne, die zich bezig
houdt met de liturgie van de Woorddienst
en 'n andere sectie, die zich bezint op de li
turgie rondom de viering van het Avond
maal.
Dan zijn er de sectie kerkmuziek en de sec
tie kerkbouw.
Er zijn in de groep ook musici en ar
chitecten. Waarom? „Wil je de gemeente
iets samen laten doen, dan moet je het op
muziek zetten, lijkt mij. Dan: plaatsing or
gel, enz. Daarom zijn er de musici bij. Ar
chitecten: als we de twee-eenheid willen
herstellen, dan moet je er ook kerken op
kunnen bouwen". Niet voor niets heeft de
werkgroep „Richtlijnen voor kerkbouw"
uitgegeven, juli vorig jaar waarin verhel
derende dingen worden gezegd over functie
en plaats van bijvoorbeeld dc zitplaatsen
voor de ambtsdragers het bedieningscen
trum, betekenis en gebruik van de tafel,
het doopvont, van paramenten en kaarsen
en de plaats van het orgel. Hierin worden
suggesties gedaan om bijvoorbeeld para
menten, voorwerpen van de eredienst (tex
tiel), die een functie hebben, zoals men dus
het avondmaalslaken zou kunnen noemen,
te gebruiken en kaarsen. Over kaarsen
wordt bijvoorbeeld gezegd:
Het zou goed zijn als wij als gerefor
meerden wat onbevangener kwamen
te staan tegenover dergelijke zaken.
Wat is een feestelijker aangelegenheid dan
een kerkdienst? Bovendien denken wij in
de kerk er nog iets bij. liet levende „kaars
licht herinnert ons aan Christus, die het
Licht der wereld is". Het is een „lichtpunt"
in de lijnen van de ellips.
„We vechten niet voor een on
werkelijke eenheid des levens,
die in romantische restauratie-
zucht de kathedrale situatie
tracht te benaderen".
is geen vlucht voor de seculariscri
in de sacralisering. De kerk kan de
druk, die op haar wordt uitgeoefend
niet ontvluchten door zich achter de
kerkwanden terug te trekken. Ver
moedelijk zou dat één van de ergste
vormen van verwereldlijking beteke
nen. Maar daarom mag ze zich wel
verzetten tegen de uitholling van
haar bestaan".
Dit schreef professor J. T. Bakker
bij het eerste lustrum in 1961 van de
gereformeerde werkgroep voor li
turgie. In bijgaand artikel wordt één
en ander verteld over de activiteiten
van deze groep.
Zij het, dat nog niet in de Gerefor-
t meerde Kerken iedereen zich di
rect met het streven van deze groep
kan verenigen, de synode toont veel
belangstelling, slaat gade en stimu
leert door een subsidie. Enkele jaren
geleden werden voorts deputaten voor
herziening van de liturgie benoemd.
De kerk in Heemstede is wel het
„Mekka" van de werkgroep. Ds.
Heemskerk, vice-voorzitter van dc
groep zegt: „overal vind je tekenen
van liturgisch leven, de zaak komt
van de grond, ik ben hoopvol ge
stemd. De werkgroep groeit, er is
bereidheid tot meewerken. In zijn
eigen kerk, in Axel, is de volgorde
van de dienst goed op poten in grote
lijnen. Op een gemeentevergadering
heb ik over de nieuwe orde van de
eredienst een causerie gehouden. Er
waren vele opbouwende vragen".
Een bijzonder initiatief is er in dc
gereformeerde kerk in Middelburg,
zo vernamen wij van drs. G. M. Kerk
hof, leraar economie aan de chr.
h.b.s. aldaar. Daar is een kerkeraads-
commissie juist gereed gekomen met
een rapport over liturgievernieuwing.
Dat was mede naar aanleiding van
brieven en vragen, vooral van de
zijde der jongeren (twee jeugdver
enigingen). Voor het rapport werd
in het bijzonder gebruik gemaakt van
een exemplaar van „Bezinning" van
1961, geheel gewijd aan het eerste
lustrum van de werkgroep, waaruit
wij ook professor Bakker citeerden.
In de commissie zaten 3 kerkeraads-
leden (waarvan één organist! en
twee gemeenteleden, waarvan óók één
organist is.
In de brochure komen vragen naar
voren over gebruik van de liturgi
sche tafel, de positie van het kind
in de eredienst dat liturgische 'n gro
tere functie zou moeten krijgen, of
waarvoor nevendiensten zouden kun
nen worden georganiseerd, over de
dienst van de offerande: één offer
niet verschillende collecten, over uit
breiding van de gezangenbundel. Ds
Heemskerk: „om er liefde voor te
„God kijkt er niet naar..."
Handelingen 10 34.
Een ding heeft Petrus goed moeten leren: dat God niet kijkt naar
onze menselijke hoedanigheden, als het gaat om het lcind worden
van Hem. Wij mensen delen anderen in naar hun goede of slechte
eigenschappen, naar hun geschiktheid of ongeschiktheid. Zoiets zat
Petrus oolc in het bloed: alleen nageslacht van Abraham kwam in
aanmerking voor het heil in Christus, de heidenen vielen wat dat
betreft buiten zijn gezichtskring. Joden geschikt, desnoods voorbe
stemd voor Christus' goedheid, heidenen pertinent ongeschikt.
Haar na de droom van het laken met de reine en de onreine dieren
en nadat knechten van de heiden Cornelius hem genodigd hebben
naar Caesarca te komen, gaat Petrus een licht op, we kunnen wel zeggen: Gods
licht.
Dit licht: dat God er niet naar kijkt, naar onze kwaliteiten, want God wil dat ieder
een komt tot Zijn liefde. Petrus ontdekt: er is bij God geen aanneming des persoom.
Wanneer zouden wij die ontdekking doen en de consequenties daarvan in de praktijk
brengen, niet alleen in Zuid-Afrika voor blanken en kleurlingen, maar ook voor onze
schotjes, indelingen, rangen, standen, begaafdheden, kwaliteiten*
Sedert Pinksteren geldt voor de gemeente van Christus: geen aanneming des per-
soons, want voor ieder is het werk van Christus volbracht! Laten we niet kijken naar
wie roe voor ons hebben, maar zien naarHem, die er is voor allen!
GROEDE
II. W. DOORN1NK
MEER DAN 1000 BANKEN EN BIJKANTOREN AANGESLOTEN BIJ DE COÖPERATIEVE CENTRALE RAIFFEISEN-BANK TE UTRECHT