/m i m i m LITURGIE ALS EEN ELLIPS De gemeente moet beweeglijk zijn In de praktijk meemaken VOOR ALLEN Zaterdag 30 mei 1964 zaterdagnummer WANNEER je door België rijdt, zie je overal grote borden waarop de missen die gelezen zullen worden in de eerstkomende parochiekerk staan aangekondigd. Aan of bij de kerk hangt tegenwoordig nogal eens een groot plakkaat, waarop meestal een tekst uit de Bijbel staat afgedrukt. In Frankrijk, althans in sommige de len van dat land, vinden we dezelfde aankondigingen van de mis. We heb ben eens een bord gezien waarop te gelijk de kerkdiensten van de her vormde gemeente waren aangekon digd. Dat is een teken van deze tijd. Op 's He ren dag trekken steeds meer mensen in hun auto langs 's Heren wegen en die borden willen zeggen: vergeet 's Heren kerk niet. Ge behoeft waarlijk niet in uw eigen parochie of gemeente te zijn om met •s Heren volk Zijn Naam te belijden en Zijn lof te zingen. In ons land hebben we enkele zoge naamde auto-ker- ken. De eerste was ëzMÉ^MImÈJËMMs in Blauwkapel, waar 't oude kerk je te klein was geworden voor de groeiende gemeente. Omdat het een middeleeuws mo nument was, mocht het niet worden afge broken. Het is gerestaureerd, waarvan een jubilerende vereniging van aannemers de kosten heeft gedragen en sindsdien is er 's zondags enkele malen een kerkdienst voor hen die er langs komen. Een wonderlijke gemeente heeft zich daar gevormd, in zekere zin een ongrijpbare ge meente, want vanwaar komen die kerkgan gers. Net zo iets als op het pinksterfeest in Jeruzalem. Toch wordt er iets (niet alles) zichtbaar van een gemeente. Ook voor onze provincie is de tijd weer aangebroken dat vooral de kuststroken overspoeld worden door mensen die ergens anders vandaan ko men. Er zijn hier kerken waar men in deze maanden een compleet andere gemeente ziet dan in de rest van het jaar. 'k Hoorde eens een van de ouderen uit zo'n gemeente zeg gen: 't Is de gemeente niet meer. Daarmee bedoelde hij natuurlijk het oude vertrouwde stol mensen dat hü er jaar in jaar uit had gezien. Op mijn vraag of dit nog een ge meente was, aarzelde hij kennelijk tussen nee en ja. We kunnen deze aarzeling begrij pen, want wanneer we aan een gemeente denken, komt bij ons op het bijbelse beeld van een kudde, die geleid wordt door een herder, die zijn schapen bij name kent, ter- ïijl de schapen onderling voor elkaar ook geen vreemden zijn. Dat beeld faalt enigs zins wanneer we denken aan die auto-ker ken en aan de recreatie-streken in de zo mermaanden. Toch komt men bijeen rond om hetzelfde Woord en hetzelfde sacrament en gezamenlijk zingt men dezelfde lofzang. Maar dan spat men weer uiteen en eenieder gaat zijn eigen weg. Doch dit laatste "be zwaar kunnen we in menig opzicht gerede lijk ook aanvoeren tegen een gemeente waarvan de leden rondom de kerk wonen en werken. Daarover kun je ook nog wel eens horen de klacht dat ze 's zondags ordelijk bijeen zijn, maar in de week onordelijk gaan kijven en twisten en zich van de ander niet te veel aantrekken, tenzij hij behoort tot het kringetje van vrienden. Een zeker conservatisme ligt ons wel. Het is ook gemakkelijk daarop het hoofd neer te leggen als op een oorkussen. Het beeld van een gemeente, zoals wij die dan vroeger gekend hebben, wordt ver- idealiseerd. Dat oude vertrouwde trachten wij te behouden. Raken wij daarmee niet achter in deze steeds sneller voortgaande tijd? Is de structuur van de kerkelijke ge meente, die wij hebben overgenomen van de voorgeslachten, nog wel de juiste in deze tijd? Wanneer we denken aan die voorge slachten, gaan onze gedachten, wanneer we protestantse gemeenten op het oog hebben, waarschijnlijk terug hoogstens tot op de tijd van de kerkhervorming. Eigenlijk moeten we nog verder teruggaan, tot de jaren 800- 1000, toen de kerk in deze landen haar pa rochiestelsel heeft gekregen. De reformatie heeft hier te lande althans, de grenzen van deze parochies overgenomen. Die parochies waren zelfstandig leef- en werkgemeen schappen en ze waren tevens zelfstandige godsdienstige gemeenschappen. Met andere parochies bemoeide men zich eigenlijk niet, behalve wanneer er kermis was. Alleen het toezicht van bovenaf vormde een zekere band, maar deze was voor de gemeenten onderling van betrekkelijk weinig betekenis. Dit zijn vragen waarmee professor J. T. Bakker zit en waaraan hij uiting heeft ge geven in een lezing die hij op de Hemel vaartsdag gehouden heeft voor de Bond van Gereformeerde Mannenverenigingen. De sa menleving is anders geworden. „De ontwik keling van de samenleving, waar binnen het leven van de gemeente zich afspeelt, dwingt tot een radicale zelfkritiek". Met andere woorden: Wanneer wij vaststellen dat de samenleving waarin wij verkeren, anders geworden is en nog steeds verandert (on overzichtelijk is de ontwikkeling, zegt pro fessor Bakker), dan is dit merkbaar in de gemeente, die een deel is van deze hele sa menleving. Kritisch mag zij zich zelf dan wel eens bekijken of ze met deze ontwikke ling is meegegaan, dan wel of alles maar hetzelfde is gebleven, zoals het een eeuw ge leden ook reeds was. Jaarlijks verhulzen er in ons land een half miljoen mensen. Zo le zen we bij professor Bakker. Bevolkings groepen met een verschillend „levenspa troon" schuiven over elkaar. We hebben on ze pendelaars en forensen, bij wie het woon gebied en het werkgebied geheel gescheiden liggen. Dit is van niet geringe geestelijke invloed. We hebben dan zo onze miljoenste personenauto. Daardoor is de „actie-radius" van de mens groter geworden. Hoevele ge zinnen trekken er vrijdagavond niet op uit om 's zondagsavond terug te keren? „De overzichtelijkheid van vroeger is verdwe nen". Deze ontwik keling tast ons al- kerkelijke gemeen te ondervindt daar van de gevolgen. „Zoveel ook van de overzichtelijkheid van de kerkelijke gemeente is verloren gegaan". t^^at hieraan nu te doen? Er zijn mensen die alleen maar kunnen mokken over deze ontwikkeling. Zij zijn van oor deel dat de wereld al maar slechter en god delozer wordt. „Als in de dagen van Noach" voegen zij er nog aan toe. Nu, dat is na tuurlijk niet zo. „Het gedichtsel van 's men sen hart" is door alle tijden heen wel het zelfde gebleven en dat is nooit best geweest, leert ons de Heilige Schrift. Doch wanneer mensen met zorg deze ont wikkeling gade slaan en vragen: waar moet dat heen?, dan denken ze aan het oude ver trouwde patroon van een gemeente. Er gaat iets stuk wat hen lief is geweest en waarin zij hebben geleefd. De oude verenigingen van allerlei soort, doen het niet meer. Een kerkkoor is moeilijk in stand te houden. Kerkelijk werk dat sinds mensenheugenis voortstroomde, droogt steeds meer op. Het wordt steeds moeilijker om mensen te vin den die geregeld hun vrije tijd voor een stuk gemeentelijke arbeid willen geven. Ze willen zich in geen geval meer binden voor vast. „We klagen er dan over, dat je de mensen nergens meer warm voor krijgt en één van de factoren die daarin een rol spe len is zonder twijfel de genoemde beweeg lijkheid". Natuurlijk doet het wel eens pijn wanneer we bemerken dat telkens weer een stukje van het oude vertrouwde beeld dat we van een gemeente hebben, afbrokkelt. Er is ech ter ook een andere kant. De gezichtskring wordt door die bredere „actie-radius" heel wat verbreed. De jongeren hebben, door hun meerdere ontwikkelingsmogelijkheden een ruimer gezichtsveld gekregen. Kerkelijk kan er met hen tegenwoordig anders gesproken worden dan dat vroeger het geval was. Zij hebben hun contacten ver in eigen land en eveneens in het buitenland. Ze ontdekken r te doen is dan ze dat er kerkelijk ook r vroeger zagen in eigen gemeente. Te veel is gezien naar eigen gemeente al leen, maar wat is er geen weerldwijd perspectief! „Wat is des christens va derland?" Zo zon gen we vroeger en we deden alsof het Nederland en in 't verlengde daar van de hemel was. Nu alles in de wereld steeds meer door elkaar geklutst wordt, is het nodig dat een gemeen te in steeds ruimere verbanden gaat den ken, tot de einden der aarde toe. De ge meente die toch eigenlijk te veel heeft vast gezeten in zich zelf, zal veel meer dan tot nu toe het besef moeten hebben dat zij een zendingsgemeente midden in deze wereld is en dat zij daar in alle beweeglijkheid zal moeten staan. Ze zal weer iets moeten heb ben van dat geloof van Abraham, die niet wist waar hij komen zou. Biedt de gemeente, zoals zij nu Is, voldoen de mogelijkheden voor een vruchtbare ontwikkeling in deze tijd? Er zal nog heel wat moeten veranderen. H. Het klinkt poëtisch: „Liturgie is als een el lips met twee brandpunten, het Woord en het Avondmaal, omrankt door gebeden en offerhandelingen van de gemeente". De uitdrukking is van ds. J. Th. Heemskerk (35), gereformeerd predikant in Axel, vice-voorzitter van de gereformeerde werkgroep voor liturgie. Met deze half- poëfische, half-mathematische en „theolo gische" woorden in één zin wil hij dit zeg gen: „wij willen de éénheid van Woord en Sacrament herstellen. Wij zijn geen vrij buiters, wij zijn zeker niet modern. We zoeken aansluiting bij de oude kerk: het herstellen van de oude vorm. „Het gaat niet om zonder meer restaureren; nog wél wat betreft de hoofdstructuur, de orde van dienst, maar als het gaat om vulling van de rubrieken willen we wel degelijk uit zien naar eigentijdse vormen". De hoofdstructuur is spontaan gegroeid, is beproefd gebleken en in alle kerken is daarvan wel iets terug te vinden, dat is het bewijs van dat beproefd zijn. Maar een nieuwigheid is het zeker niet. Dat willen wij niet: de dienst attractief maken. Liturgie wordt niet gemaakt, maar bestaat al lang. Het gaat om het op gereformeerde wijze doordenken. Wij willen ons in géén geval verwijderen van onze kerk. maar juist in dienst staan van onze kerk". Zo vat hij het „program" van de gereformeerde werk groep voor liturgie samen. Het gaat dus om de liturgie, om het geheel der vormen van de openbare eredienst in de Gereformeerde Kerken. De openbare eredienst, waarin de gelovigen samenkomen om hun geloof te be lijden tegenover Christus, om de godsdienst oefening. De liturgische werkgroep vindt, dat er iets aan de liturgie moet worden ge daan. Daarom werd hij in 1956 opgericht, in de tijd dat al geruime tijd in de Nederlandse Hervormde Kerk een liturgische beweging groeiende was. En beide bewegingen staan niet alleen in hun streven. Zovéél op het kerkelijk erf in beweging is: naar buiten in ontmoetingen van, in toenaderingspogingen tussen de kerken onderling en tussen kerk en wereld, in een poging meer begrip en waardering voor elkaar te krijgen; naar bin nen: bezinning op het eigen geloofsgoed, wat mede door die ontmoetingen met ande re kerken tot stand komt, op een herbezin ning. Juist dat laatste punt: bezinning op het eigene vindt alom in de kerken plaats. Eén van de punten, waarop men zich dan bezint is vorm en inhoud van de eredienst. Het is bekend en ds. Heemskerk wijst er ten overvloede op: in de R.-K. Kerk treft men die bezinning op de liturgie ook aan, het Vaticaans concilie heeft er zich uitvoerig mee beziggehouden en er zijn nieuwe richt lijnen uitgegeven. Er zijn in hervormde kring en in gereformeerde kring bewegin gen en nog in verschillende andere kerken. Onbewust beïnvloeden de kerken elkaar ook op die wijze, zij leren weer van elkaar. Ook in de Gereformeerde Kerken is die be zinning gaande. Was het dan nodig? In 1956 werd de werkgroep opgericht door drie studenten in de theologie: J. D. de Vries, geboren in Schoondijke, tot voor kort predikant in Aardenburg, nu in Hoofd dorp. Fr. de Jong geboren in Dokkum, nu predikant in Maasland en ds. Heemskerk, die in Blerick (L.) is geboren en tot hij fe bruari dit jaar naar Axel kwam, vanaf 1959 de gereformeerde kerk van Oldemarkt in Overijssel diende. „Wij waren uitermate ontevreden over de gang van zaken op liturgisch gebied in onze kerk. WC waren nu eenmaal jong, nog stu dent en we hadden eenvoudig plannen ge smeed. Het werd een „comité van actie", met De Jong die toen student was in Kam pen, De Vries en ik, die aan de Vrije Univer siteit studeerden. De eerste vergadering van 12 november 1956 in Oosterbeek. Het was natuurlek een merkwaardig waagstuk, mijn studententijd kennis gemaakt met de liturgie in de Oud-Katholieke Kerk en in de Anglicaanse kerk de Church of England De laatste heb ik een tijdje van nabij mee gemaakt in Engeland, de andere in Den Haag en Amsterdam. Je hebt eigenlijk zelf al iets in je. Maar goed: ja, het was nodig en het is nog nodig in onze kerk. Er is een chaos op liturgisch gebied: iedere predikant doet wat hem goeddunkt. Er moet een zekere orde voorgeschreven zfjn. zoals er ook een kerkorde is, moet er ook een orde van dienst zijn, die men met vrij heid kan hanteren". Ieder doet wat goed is in zijn eigen ogen". „Van liturgie gaat op die manier niets rust gevends meer uit. De dienst is, bijvoorbeeld, teveel afhankelijk van de kwaliteit van de predikant. En dat zat er wel in omdat de nadruk zo eenzijdig op de preek lag. Maar dat mag het niet zijn: het gaat om die twee eenheid van Woord en Sacrament, die moest en moet worden hersteld. In onze kerk wordt het Avondmaal ook maar vier of zes keer per jaar gevierd, dus op de meeste zon dagen heb je alleen de preek. Dat is een ze kere onevenwichtigheid. Bovendien: in het eerste deel van de dienst, met de preek, is het liturgisch element verwaarloosd, daar is de zinvolle plaats ervan verloren geraakt. Het is alleen een preek met wat franje er omheen. En dan wordt het: de dominee gaan horen. Zo komt het accent te veel te liggen op de predikant zelf. Dan krijg je: je hebt dominees waar je het lang bij uit houdt, maar anderen drijven op hun per soonlijke originaliteit, daarvan wordt de he le dienst afhankelijk. Faalt de predikant, dan kan daardoor de dienst in elkaar vallen. Verder: de gemeente is niet voldoende in geschakeld. De gemeente moet het gevoel hebben betrokken te zijn in de liturgie. Die wordt gedaan door de héle gemeente. Dat heb ik bijvoorbeeld in de anglicaanse ker ken zo heel sterk getroffen: je bent erin op genomen, je kan niet afdwalen". Op de oprichtingsvergadering gaf ds. De Jong een overzicht van de liturgische situatie in de Calvinistische kerken. De geboorteplaats van de Nederlandse liturgie in de protestantse kerken ligt in de vluch telingengemeente in Frankenthal. Het was in de tijd, dat er voor de aanhangers van de „nije leer" in ons land geen plaats was. In 1566 verscheen van de hand van één der voorgangers van de gemeente te Franken thal, Dathenus een vertaling van de psal men van Clement Marot, de Heidelbergse Cathechismus en de liturgie. „Wat de uit gave van de Liturgie betreft gaat hij vreemd te werk. In plaats van zich eenvou dig bij Calvijn aan te sluiten geeft hij een vertaling van stukken uit de liturgie van Micron en de Paltz, die beiden in Franken thal werden gebruikt. Het geheel bestaat voornamelijk uit formulieren gebeden". Dat zei dus de toenmalige student De Jong in want we wisten niet eens wie we er voor zouden vragen. Nu telt de werkgroep bijna dertig leden, theologen en niet-theologen. Voorzitter is professor J. T. Bakker uit Kampen, hoogleraar in de ambtelijke vak ken: liturgiek inbegrepen, catechetiek en homiletiek, de wetenschappen dus in de li turgie, het godsdienstonderricht en de theo rie der prediking. Adviseurs zijn prof. dr. G. C. Berkouwer prof. dr. D. Nauta en prof. dr. K. Dijk. Prof. J. H. Bavinck was er ook al in de beginperiode bij. „Ikzelf had veel in andere kerken rondgekeken, in de Kloosterkerk in Den Haag, hervormd, waar ccn kloek uitgebouwde liturgie is. (hoewel achteraf zeg je niet voldoende histo risch gebonden: dat moet het niet zijn, dat heeft een verkeerde ontwikkeling gekregen. Dan heb ik ook vrij intensief in Bijzondere beweging in Gereformeerde Kerken Oosterbeek. „Het ergste is wel, dat Datheen een bundel formulieren en gebeden geeft zonder meer; met hier en daar een aanwij zing voor de goede gang van zaken. Een Orde ontbreekt! De gevolgen hiervan zijn niet gering: allerlei elementen gaan zweven en de eenheid van de Missa Catechumeno- rum (de mis der geloofsleerlingen) en Mis sa fidelium de mis der gelovigenzal voor goed verbroken zijn". (Dat zijn dus de twee delen van de mis die men terugvindt in de missen in katholieke kerken, zoals de R.-K. Kerk en de Oud-Katholieke kerk. In vroeger tijden was het gebruikelijk, dat de geloofsleerlingen, die dus onderricht, cate chese kregen niet aanwezig waren bij de mis der gelovigen, het deel met het heilig misoffer). De student De Jong wees er verder op „dat de kerken in Nederland op deze door Da theen ingeslagen weg voortgaan en zich stilzwijgend aansluiten bij de Lithurgie in Datheens psalmboek". Op latere synoden wordt er ook naar venvezen en besluiten rond een Orde der Eredienst worden niet genomen. Op de derde nationale synode in Middelburg bijvoorbeeld, in 1581, vraagt „Gelderlant": ,Oft nyet goet ware des son- daechs nade predicatie openlick ende int ge- meyn den bekeerden de vergeuinge ende den onboetueerdigen de bindinge der sonde te verkodigen". Daar gaat het dus om de ge nadeverkondiging in de dienst. Het ant woord in die tijd luidde: „ouermidts de bin- dinghe ende ontbindinghe der sonde ghe- nouchsaem inde Predicatie des woords ge- sciedet, dat het daaromme onnoodich is, een eyghen forme daer toe in te voeren". Nul op het rekst voor de vraagsteller dus. In later tijd wordt er ook niet bepaald veel aan gedaan. Wel dr. A. Kuyper: die meende, dat ook de liturgie onder de reformatie valt en geen bijzaak is. De synode van 1920, het jaar dat de liturgische kring in de hervorm de kerk wordt opgericht, benoemt deputaten voor de liturgie. In 1923 wordt een poging gedaan tot reformatie en de synode van 1952 tracht ook één en ander ten goede te doen keren. Maar het belangrijkste vond de theologisch student De Jong, was, dat de gereformeerde kerken terugkeren tot de in zichten en de praktijk van Calvijn. Ds. Heemskerk: ...bezinning... Ds. Heemskerk: ,Bij Calvijn hebben we verrassende dingen gevonden. De eerste aanzet van onze groep was nu eens his torisch alles na te gaan. En we zagen, dat Calvijn, het was dé grote ontdekking geen eigen liturgie had opgesteld maar zich wel degelijk had aangesloten bij de liturgie van de óude kerk: zoals Luther de gezuiverde mis wilde hebben, dus géén eigen dienst. En in Straasburg heeft Calvijn nog meer kan sen gehad om daaraan iets te doen dan in Genève. Van Datheen hebben we wel enkele mooie formulieren en prachtige gebeden over, maar zijn orde van dienst heeft onze kerk op een verkeerd spoor gebracht. Cal vijn wilde de twee-eenheid van Woord en Sacrament niet uit elkaar breken: hij wilde ook iedere week Avondmaalsviering". De gereformeerde werkgroep voor liturgie wil de gehele Orde van dienst onder de loep nemen en heeft dit al gedaan. Er is in de af gelopen jaren een Orde van de zondagmor gendienst verschenen. Waarom zo'n orde dus nodig was. Ds. De Jong formuleerde het in een brochure daarover in een paar pun ten: orde is het tegendeel van ordeloosheid, orde sluit alle willekeur uit, in orde zit iets van tucht van gebonden-zijn. En in die ge stencilde brochure komen aan de orde de elementen van de eredienst, liturgiegeschie denis herstel van de eredienst en ,de orde en de Heilige Schrift". Om een paar zaken te noemen, Ds. Heemskerk: „ieder gebed heeft een eigen aard, wij willen ieder gebed weer een eigen plaats geven, de gemeente moet ook antwoorden, er moeten responso riën komen. Dan: het zingen van de ge meente. Moet men een geloofsbelijdenis zin gen? Dan moet er een koor in de gemeente zijn, ook weer zo'n punt". De gereformeerde werkgroep voor liturgie kent nu vier secties, de éne, die zich bezig houdt met de liturgie van de Woorddienst en 'n andere sectie, die zich bezint op de li turgie rondom de viering van het Avond maal. Dan zijn er de sectie kerkmuziek en de sec tie kerkbouw. Er zijn in de groep ook musici en ar chitecten. Waarom? „Wil je de gemeente iets samen laten doen, dan moet je het op muziek zetten, lijkt mij. Dan: plaatsing or gel, enz. Daarom zijn er de musici bij. Ar chitecten: als we de twee-eenheid willen herstellen, dan moet je er ook kerken op kunnen bouwen". Niet voor niets heeft de werkgroep „Richtlijnen voor kerkbouw" uitgegeven, juli vorig jaar waarin verhel derende dingen worden gezegd over functie en plaats van bijvoorbeeld dc zitplaatsen voor de ambtsdragers het bedieningscen trum, betekenis en gebruik van de tafel, het doopvont, van paramenten en kaarsen en de plaats van het orgel. Hierin worden suggesties gedaan om bijvoorbeeld para menten, voorwerpen van de eredienst (tex tiel), die een functie hebben, zoals men dus het avondmaalslaken zou kunnen noemen, te gebruiken en kaarsen. Over kaarsen wordt bijvoorbeeld gezegd: Het zou goed zijn als wij als gerefor meerden wat onbevangener kwamen te staan tegenover dergelijke zaken. Wat is een feestelijker aangelegenheid dan een kerkdienst? Bovendien denken wij in de kerk er nog iets bij. liet levende „kaars licht herinnert ons aan Christus, die het Licht der wereld is". Het is een „lichtpunt" in de lijnen van de ellips. „We vechten niet voor een on werkelijke eenheid des levens, die in romantische restauratie- zucht de kathedrale situatie tracht te benaderen". is geen vlucht voor de seculariscri in de sacralisering. De kerk kan de druk, die op haar wordt uitgeoefend niet ontvluchten door zich achter de kerkwanden terug te trekken. Ver moedelijk zou dat één van de ergste vormen van verwereldlijking beteke nen. Maar daarom mag ze zich wel verzetten tegen de uitholling van haar bestaan". Dit schreef professor J. T. Bakker bij het eerste lustrum in 1961 van de gereformeerde werkgroep voor li turgie. In bijgaand artikel wordt één en ander verteld over de activiteiten van deze groep. Zij het, dat nog niet in de Gerefor- t meerde Kerken iedereen zich di rect met het streven van deze groep kan verenigen, de synode toont veel belangstelling, slaat gade en stimu leert door een subsidie. Enkele jaren geleden werden voorts deputaten voor herziening van de liturgie benoemd. De kerk in Heemstede is wel het „Mekka" van de werkgroep. Ds. Heemskerk, vice-voorzitter van dc groep zegt: „overal vind je tekenen van liturgisch leven, de zaak komt van de grond, ik ben hoopvol ge stemd. De werkgroep groeit, er is bereidheid tot meewerken. In zijn eigen kerk, in Axel, is de volgorde van de dienst goed op poten in grote lijnen. Op een gemeentevergadering heb ik over de nieuwe orde van de eredienst een causerie gehouden. Er waren vele opbouwende vragen". Een bijzonder initiatief is er in dc gereformeerde kerk in Middelburg, zo vernamen wij van drs. G. M. Kerk hof, leraar economie aan de chr. h.b.s. aldaar. Daar is een kerkeraads- commissie juist gereed gekomen met een rapport over liturgievernieuwing. Dat was mede naar aanleiding van brieven en vragen, vooral van de zijde der jongeren (twee jeugdver enigingen). Voor het rapport werd in het bijzonder gebruik gemaakt van een exemplaar van „Bezinning" van 1961, geheel gewijd aan het eerste lustrum van de werkgroep, waaruit wij ook professor Bakker citeerden. In de commissie zaten 3 kerkeraads- leden (waarvan één organist! en twee gemeenteleden, waarvan óók één organist is. In de brochure komen vragen naar voren over gebruik van de liturgi sche tafel, de positie van het kind in de eredienst dat liturgische 'n gro tere functie zou moeten krijgen, of waarvoor nevendiensten zouden kun nen worden georganiseerd, over de dienst van de offerande: één offer niet verschillende collecten, over uit breiding van de gezangenbundel. Ds Heemskerk: „om er liefde voor te „God kijkt er niet naar..." Handelingen 10 34. Een ding heeft Petrus goed moeten leren: dat God niet kijkt naar onze menselijke hoedanigheden, als het gaat om het lcind worden van Hem. Wij mensen delen anderen in naar hun goede of slechte eigenschappen, naar hun geschiktheid of ongeschiktheid. Zoiets zat Petrus oolc in het bloed: alleen nageslacht van Abraham kwam in aanmerking voor het heil in Christus, de heidenen vielen wat dat betreft buiten zijn gezichtskring. Joden geschikt, desnoods voorbe stemd voor Christus' goedheid, heidenen pertinent ongeschikt. Haar na de droom van het laken met de reine en de onreine dieren en nadat knechten van de heiden Cornelius hem genodigd hebben naar Caesarca te komen, gaat Petrus een licht op, we kunnen wel zeggen: Gods licht. Dit licht: dat God er niet naar kijkt, naar onze kwaliteiten, want God wil dat ieder een komt tot Zijn liefde. Petrus ontdekt: er is bij God geen aanneming des persoom. Wanneer zouden wij die ontdekking doen en de consequenties daarvan in de praktijk brengen, niet alleen in Zuid-Afrika voor blanken en kleurlingen, maar ook voor onze schotjes, indelingen, rangen, standen, begaafdheden, kwaliteiten* Sedert Pinksteren geldt voor de gemeente van Christus: geen aanneming des per- soons, want voor ieder is het werk van Christus volbracht! Laten we niet kijken naar wie roe voor ons hebben, maar zien naarHem, die er is voor allen! GROEDE II. W. DOORN1NK MEER DAN 1000 BANKEN EN BIJKANTOREN AANGESLOTEN BIJ DE COÖPERATIEVE CENTRALE RAIFFEISEN-BANK TE UTRECHT

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1964 | | pagina 13