,Een leven
vol gaten'
Theaterreis naar Rusland
COVENT GARDEN, PALEIS VAN DE GRATIE
T
Zaterdag 9 met 1964
zaterdagnummer
..EEN LEVEN VOL GATEN" van
Driss ben Hamed Charhadi is om
vele redenen een hoogst merk
waardig en tevens een zeer lezens
waardig boek. Het begint er al mee
dat het eigenlijk geen boek is, doch
de transcriptie van een reeks sa
menhangende, op een geluidsband
opgenomen vertellingen. Charhadi
is namelijk een 25-jarige Marok
kaanse Berber die lezen noch
schrijven kan. Hij kwam in con
tact met de Amerikaanse auteur
Paul Bowles, die lang in Noord
Afrika woonde en vloeiend Mogh-
rebi, het Noordwest-Afrikaanse
Arabische dialect spreekt. Op een
avond vroeg Charhadi aan Bowles
of hij hem zou willen helpen een
boek te maken, d.w.z. Charhadi zou
het vertellen en Bowles zou het in
zijn taal vertalen. Uiteraard deins
de Bowles even terug voor al het
werk dat daar aan verbonden zou
zijn, doch de eerste „proefzitting"
leverde reeds zo een goed verhaal
op. dat hij op het plan inging. Zo
heeft Charhadi stukje bij beetje in
afgeronde verhalen of „hoofdstuk
ken" zijn levensverhaal verteld. De
geluidsband legde het vast en Bow
les vertaalde alles letterlijk, zonder
ook maar één woord te veranderen,
in ht Engels. Het resultaat is het
boek ..A life full of holes" dat nu in
de uitstekende vertaling van F.
Bijlsma voor ons ligt. Een bijzon
der interessant werk, een soort
tussenvorm van documentaire en
literaire schepping, dat ons een
diepe blik gunt in het armzalige,
onmenswaardige leven van de arm
ste klassen der Noord-Afrikanen.
Lettei kündige kroniek
door HANS WARREN-
Ook al is alles wat in dit boek wordt
verteld, niet letterlijk zo gebeurd en
is het relaas gekruid niet vindingen der
fantasie, toch draagt het een stempel
van grote waarachtigheid. Het is fris,
onbevangen, waar. Het verhaalt van een
leven, zoals men zich dat heel moeilijk
kan voorstellen wanneer men niets van
de intense armoede in Noord-Afrika en
van de Arabische familieomstandigheden
en -gebruiken afweet. En vooral van de
Arabische mentaliteit, het aanvaarden
van het noodlot, het „wat geschreven
staat moet tot het einde toe vervuld
worden". De moslim aanvaard dat, hij
is geheel van die waarheid doordrongen;
het verklaart de soms ongelooflijke ge
latenheid en mogelijk ook het fanatisme.
„Allah zorgt uiteindelijk voor alles, het
maakt toch niets uit" is vaak de ver
zuchting.
Driss Charhadi is een van de talloze
Afrikaanse jongens die thuis geen leven
hebben doordat zij niet het kind zijn van
de man die met hun moeder trouwde,
Charhadi spreekt het hele boek door van
„de man van mijn moeder". De „man
van zijn moeder" is ook maar een ar
moedzaaier die van de hand in de tand
leeft, doch voor de jongen Ahmed (de
verteller noemt zich Ahmed ben Saïd) is
er vaak helemaal geen voedsel, geen
kleren, niets. Zijn stiefvader maakt al
door ruzie met zijn moeder over hem.
leren mag hij niet (maar zijn halfbroer
wél). Zo groeit de knaap In Tanger op
voor galg en rad. In wezen is Ahmed,
het blijkt hot hele boek door, een gewil
lige, hartelijke, sympathieke jongen die
hunkert naar wat genegenheid en uiterst
gevoelig is voor een goed woord en een
menswaardige behandeling. Doch die
vallen hem haast nimmer ten deel. Hij
wordt letterlijk van de een naar de an
der geslagen en geschopt, als loopjon
gen op alle mogelijke manieren slecht
bejegend, en zo komt hij licht terecht
in kringen waar hij weinig goeds leert,
ir. cafés en bordelen. Wanneer hij der
tien jaar is. is hij reeds een jonge man.
17 jaar oud. heeft hij de ervaring en
de wijsheid van een volwassene. Wan
neer het huis niet voor hem uit te hou
den is. slaapt hij in een café in de stad.
Wegens kleine diefstallen, wegens het bij
zich hebben van kif (marihuana, dat in
Noord-\frika zeer veel gerookt wordt*
I driss ben hamed charhadi
EEN LEVEN VOL GATEN
en vaak ook door pure willekeur van de
politie, komt hij enkele malen in de ge
vangenis terecht waar de behandeling
en de toestanden onvoorstelbaar zijn. Ty
pisch is. dat alle ellende die hem over
komt, hem door zijn geloofsgenoten, de
moslims aangedaan wordt; de enkele
christenen waar hij mee in aanraking
komt, behandelen hem meestal goed, en
met een oude jood in de gevangenis sluit
hij vriendschap. Zijn moeder zei vaak:
Als je een moslim ziet die voorspoed
heeft gehad, dan weet je dat een andere
moslim hem geholpen heeft. Enkele ma
len, als het hem eens wat beter gaat en
hij werk kan vinden, wil Ahmed trou
wen, doch onder de meest vernederende
omstandigheden wordt hem dan de be
loofde bruid (die immers gekocht of ge
ruild moet worden) weer onthouden. Zo
leidt hij, tot het einde van het boek toe,
een leven van de hand in de tand, een
leven van vernedering, honger en misère,
van twaalf ambachten en dertien onge
lukken, een „leven vol gaten".
De Arabische wijsheid zegt dat het beter
is, helemaal geen leven te hebben dan
een leven vol gaten. Doch ook dat het
beter is een lege zak te hebben dan geen
zak. Daarom komt Charhadi aan het ein
de van zijn boek tot de verzuchting:
„Een leven vol gaten, een leven van
niets dan wachten, is beter dan helemaal
geen leven, we kunnen alleen krijgen wat
Allah ons stuurt".
Het boek is gecomponeerd uit een ze
ventiental vertellingen die aaneen
sluiten. Aanvankelijk staan die „hoofd
stukken" tamelijk los van elkander, zij
verhalen episoden uit de jeugd van dè
verteller, overlappen elkaar wel eens en
lijken soms in tegenspraak met elkaar,
zonder dat het overigens stoort. Doch
vanaf ongeveer het tiende hoofdstuk,
en speciaal vanaf het dertiende, „Het
huis van de christenen" geheten, wordt
er een „draad" doorgevlochten en wordt
het boek ongemeen fascinerend door het
volkomen onbewogen outsiders-verslag
dat het geeft van de „val van een chris
tenhuis".
Ahmed is dan in dienst gekomen van
twee rijke Franse kunstenaars, Francois
en Marcel, die nabij Tanger een vrij
staand huis bewonen. Aanvankelijk heeft
hij het daar redelijk goed, doch dan
gaat door de hartstochten van Francois
het „huis" ten gronde. Ahmed, als trou
we bediende, registreert slechts het ver
val; hij blijft Frangois nog dienen tot
deze, gelijk een arme Arabier, in een
stinkende krotkamer in de kasbah woont
en hij, Ahmed, de grootste vernederingen
moet ondergaan van de gewetenloze pro
fiteurs, ook moslims, waar Frangois de
slaaf van is geworden. Dit volkomen
onbewogen verslag is in hoge mate boei
end en heeft voor zover wij weten zijn
gelijke niet in de literatuur. We kennen
deze situaties wel van de „Europese"
kant, niet zoals ze door een Arabier, en
dan vooral zo'n underdog als Ahmed, ge
zien worden. (Bij voorbeeld de scènes
met de lui wordende, heerszuchtige
dienstbode Kliaddouj, of het moment
waarop de dweilende Ahmed, bespot, op
eens de favoriet Mseud in het gelaat
spuwt, of de volkomen overbodige gêne
van Frangois wanneer hij Omar 's mor
gens Ongezien wil laten verdwijnen).
Talloos zijn overigens de trekjes die
men al lezend aanstipt. Als Ahmed
uit de gevangenis komt en bij dat ont
slag wat geld ontvangen heeft, heet het
..Aan mijn voeten had ik alleen een paar
kapotte sandalen, en daarom ging ik
een paar schoenen kopen. Ik trok ze
aan en gooide de sandalen op straat
weg. Een man die net langskwam, raap
te ze op en trok ze aan. Zijn sandalen
waren nog kapotter dan de mijne. Toen
liep hij weg, zijn eigen sandalen in zijn
hand". Als hij bq de vrouw op bezoek
gaat, wier stiefdochter Zohra hij huwen
wil, leest men: „Toen zei Zohra: „Dit is
de man over wie ik het had". „O ja?"
zei de vrouw. „Mooi. Dat is fijn". Ik
dacht: „Ze praat als een christen. Ze
zegt maar wat omdat dat zo hoort. Ze
meent niets van wat ze zegt". Zo zou
men tientallen passages willen noemen.
De goede lezer ontdekt zelfs oeroude,
pre-islamitische overblijfselen: de stier
met de horens die des nachts bij het
heilige graf verschijnen zal, de ezelstong
die Omar in het geheim aan Frangois te
eten geeft om hem in zijn macht te
krijgen, de zwarte haantjes die Ahmeds
moeder offert om Ahmed van een lief
desbetovering te genezen e.d. En soms
bereikt de verteller een hoog peil door
zijn zuivere gevoel voor maat. Prachtig,
beslist met „stijl" is bijvoorbeeld de be
schrijving van Ahmeds aankomst in het
winterse, verlaten Merkala waar hij
wachtsman wordt in een tijdens het
slechte seizoen gesloten café.
..Wat een café!" dacht ik. „Alles is hier
oud en vuil" Ik ging naar buiten en zag
de oceaan. De golven spatten vlak voor
het café op het strand uiteen. Het strand
was smal. en er waren steile wanden
en grote rotsblokken aan beide kanten.
Ik vond een trapje dat naar het dak
leidde. Ik klom naar boven. Het dak lag
vol papier, afval, stukken hout, kapotte
tafels en stoelen. Al wat niet meer
bruikbaar was was naar het dak ge
bracht en daar blijven liggen. Ik keek
het hele strand af. Er was geen mens
te bekennen. Je zag alleen grote steen-
klomnen en steile rotswanden.
En daar bleef ik. Soms woei de wind.
's Nacht als de cherqi (oostenwind, hete
landwind in dit geval) opstak lag ik op
de grond en luisterde er naar. De wind.
de zee, de regen. Ik lag dan op mijn bed
en rookte een sigaret, en ik luisterde
naar de oceaan die tegen de rotswanden
van Merkala sloeg. Brromm! Dan was
het even stil, en daarna dreunde het
weer, brromm!
Soms scheen de maan en was de zee
rustig. En alleen de kikkers kwaakten
in het donker Qrr! Qrr! Alle andere din
gen zwegen. En de maan scheen zo hel
der dat je een wit schip heel ver op zee
kon zien. Ik had een mat en een deken.
Dan klom ik op het dak en legde ze
laar neer. En dan maakte ik thee, droeg
die naar boven en dronk hem op. Dan
ging ik weer liggen en rookte een siga
ret. en keek tussen de spijlen door naar
het strand in het maanlicht".
Een levendige ontmoeting met een mens
uit een totaal andere levenssfeer, dit
boek. Er moesten er meer zulke zijn:
Arabische vertellers met grote gaven die
niet schrijven kunnen zijn er zo vele!
Driss ben Hamed Charhadi:
Een leven vol gaten.
J. M. Meulenhoff. Amsterdam.
Een reis langs de theaters van Moskou en
Leningrad geeft een andere indruk dan
uit de vakliteratuur gevormd kan worden.
Dat hei Bolsjoi-theater danstechnisch on
geëvenaard is, is bekend. Een voorstelling
van het „Zwanenmeer" in de imponeren
de Congreshal binnen de muren van het
Kremlin beantwoordt dan ook ruimschoots
aan de verwachtingen.
Anders wordt het wanneer een bezoek
aan de Wachtangowtoneelschool, welke
een voortzetting is van het beroemde Sta-
nislavsky-instituut, en het zien van ver
schillende toneelstukken in grote en klei
ne theaters leert, dat de Russische acteurs
en actrices gemiddeld gedegener worden
voorbereid op hun beroep dan in Neder
land het geval is. Ook in de bijrollen
loopt nergens een schutteraar rond en dat
wil in Nederland wel eens anders.
Het ligt niet zozeer aan de opleiding,
dan wel aan de selectie. Toneelspe
len is in Rusland een van de best betaal
de beroepen. Een toneelspeler staat ook
in de maatschappelijke waardering hoog
genoteerd. De toeloop is dan ook groot.
Maar van de duizend jongelui die zich
jaarlijks bij de Wachtangowschool aan
melden, worden er slechts 25 toegelaten
En die duizend zijn dan al voorgeselec
teerd. Mijn vak is dat van de toneelaan
kleding en dat is dan het eerste waar je
op let. Omdat foto's in tijdschriften niet
alles kunnen vertellen. Ik zag „De Tsa-
renbruid", een opera van Rimski Kor-
sakof. De kostuums waren kostbaar met
heel veel brokaat en borduursel en ze
waren duidelijk met heel veel zorg ge
maakt ze waren traditioneel Russische
in hun stijl (wat natuurlijk moet in een
opera als deze), maar in die traditie wa
ren ze toch ook wel heel erg verstard
conventioneel. Hier in Nederland zouden
we de vaststaande grondvormen zeker
gebruiken, maar veel meer stileren,
daardoor de wezenlijke kenmerken meer
naar voren halend. De Nederlandse ont
werper verlengt de vaststaande stijlge-
gevens met meer eigen fantasie. Overi
gens moet de kostuumontwerper even
veel moeite gehad hebben met de prak
tische aankleding als vaak zijn Neder
landse collega heeft, want wat zich liet
aanzien als de koningin-moeder bleek la
ter de jonge heldin te zijn. Ook in Rus
land wordt de rolkeuze duidelijk bepaald
door de stemmiddelen, niet door het
uiterlijk van de solisten. Het conventio
nele gold behalve de kostuums ook de
decors. Men kent ze voor ze gezien te
hebben. Men kan natuurlijk ter verde
diging aanvoeren, dat in de aankleding
van het klassieke Russische repertoire,
niet alleen van de opera, maar ook van
het toneel en van het ballet, gehandhaafd
moet blijven wat door de traditie gege
ven is.
In het toneelmuseum in Moskou staat
een maquette van het eerste decor van
de kinderkamer in „De Kersentuin" van
Tsjechow. Tsjechow zelf heeft er zijn
aanwijzingen voor gegeven. Dezelfde
plattegrond gebruikt nu het Moskouse
Kiinstlertheater, dat met ..De Kersen
tuin" een serie voorstellingen gaf in Le
ningrad- Sjarow heeft voor zijn ensce
nering van „De Kersentuin" bij de Haag-
sche Comedie vrijwel dezelfde platte
grond gebruikt. De traditie werkt dus
ook door in Nederland.
Niet helemaal overigens. Het klinkt bij
na tegenstrijdig, maar de Haagse op
voering deed „Russischer" aan dan de
voorstelling in Leningrad. Niet dus wat
betreft de aankleding, maar het spel.
De Moskouse acteurs speelden „De Ker
sentuin" veel ingetogener, veel soberder,
dan Sjarow de Nederlandse acteurs altijd
als typische Russische gebaren bij
brengt. De spelstijl heeft in Rusland in
de loop der jaren toch wel een ontwikke
ling doorgemaakt. De manier van ensce
neren niet. Niet alleen in het klassieke
Russische repertoire, maar evenmin in
het internationale repertoire. Over het
moderne Russische repertoire heb ik
geen oordeel, want ik heb het niet ge
zien. Ik word kriegel van een toneelstuk
waar ik geen woord van begrijp. Andere
ieden van het reisgezelschap, die wel
naar hedendaags Russisch toneel zijn
gaan kijken, zeiden wat verwacht kon
worden, n.l. dat de stukken voor ons Ne
derlanders, zwak gezegd, nogal onver
teerbaar zijn door him, voor ons niet
werkende, tendentieuze inhoud. Van de
aankleding waren ze evenmin onder de
indruk. Ik ben gaan kijken naar „Cyrano
de Bergerac" van Rostand en naar de
„Dreigroschenoper" van Bertold Brecht,
stukken die bekend zijn en dus vergelij
kingsmateriaal bieden. Voor de aankle
ding van het stuk van Brecht waren wel
alle aanwijzingen van Brecht gebruikt
en zo hing er dus bijvoorbeeld het losse
tussendoek waarmee de verschillende
ruimten gesuggereerd kunnen worden,
maar de kostuums waren een wonderlijk
mengelmoes van modern en van de tijd
waarin het stuk zich afspeelt. Het was
niet goed. De opvoering zelf had razend
knappe kanten met een heel goede
Mecky Messer en een heel goede Brown,
vaak heel erg Engels aandoend, maar
de Polly was voor de Westeuropese op
vatting van de Dreigroschenoper te sen
timenteel, te weinig Brechtiaans na
vrant. Brecht is dertig jaar niet gespeeld
in Rusland. Hij is twee jaar geleden her
ontdekt door de hoogste klasse van de
toneelschool. Ik had het gevoel dat het
publiek het stuk meer ervoer als een
satire op het westen, dan als een alge
meen geldende sociale satire.
De Cyrano de Bergerac verraste even
min door eigen visie in de aankle
ding. Ze was hoogst conventioneel. Het
hinderde in dit geval evenwel nauwe
lijks, omdat de regie, vooral in de massa
scènes, dermate briljant was en er zulke
doortrainde acteurs op de planken ston
den, dat men alleen heel stil de adem
kon zitten inhouden. De Cyrano sprong
met het grootste gemak van muren van
vier meter hoog en ging dan, zonder se
conde tussenruimte, in volle actie door
met schermen, daarbij, zonder adem
nood, meteen zijn tekst zeggend. In Ne
derland is schermen altijd een wanhoop.
Er wordt bij de vooropleiding niet vol
doende aandacht aan besteed Als er
geschermd moet worden in een of ander
stuk, moet het in feite altijd opnieuw in
enkele weken worden geleerd. In Lenin
grad zag ik theater in opperste vorm,
niet alleen door de epaterende bravour
waarmee het stuk werd gespeeld, maar
ook omdat, ondanks al die speltechniek,
de kwetsbaarheid van de figuur van Cy
rano nergens in het gedrang kwam.
Maar nogmaals, de vakkunde kon niet
verhelen dat we, juist met dit spelers
materiaal, in Nederland meer zouden
doen. Door de belichting functioneler te
hanteren en door ook de aankleding een
functie te geven. Het is over de hele
linie zo. Het komt ongeiwijfeld doordat
de ontwikkeling van de beeldende kunst
nu zo'n dertig jaar stilstaat. Kunst, die
niet geacht wordt de wortelen in het
volk, kan zich niet manifesteren. Het
particulier initiatief heeft geen moge
lijkheden. Kunstzalen, die nieuwe kunst
richtingen kunnen stimuleren, bestaan
niet in Rusland. Er is derhalve geen wis
selwerking tussen de moderne beeldende
HET Nederlands Centrum van het
Internationaal Theater Instituut
heeft in samenwerking met Intou-
rist voor een aantal Nederlandse
theaterdeskundigen een reis geor
ganiseerd naar Moskou en Lenin
grad. Lid van het gezelschap was
mevrouw Lisette van Meeteren-de
Mos uit Den Haag. de bekende de
cor- en kostuumontwerpster, van
wie onlangs nog bijzonder de kos
tuumontwerpen en maskers opvie
len voor „De wijze kater" bij de
toneelgroep Studio.
In twee artikelen, waarvan wij hier
het eerste plaatsen, geeft Lisette
van Meeteren haar indrukken weer
over wat zij in Rusland op theater-
gebied heeft gezien. Ook de gete
kende impressies zijn van haar
hand.
kunst, voor zover deze een kans mocht
krijgen, en de dramatische kunst.
Een typerend voorbeeld is een tentoon
stelling die op het ogenblik in Leningrad
wordt gehouden van werk van de tach
tigjarige schilder, decor- en kostuum
ontwerper Wodwisjof, „zeer verdienste
lijk kunstenaar van de Sowjet-Unie". De
tentoonstelling omvat werk over een pe
riode van zestig jaar. Zijn allerlaatste
werk bestaat uit zeer naturalistisch ge
schilderde vliegtuigen. Het zouden pro-
paganda-affiches kunnen zijn.
Zijn werk uit de jaren twintig, dertig
daarentegen, vooral zijn decoront
werpen, getuigen ook nu nog van visie.
Het was de tijd van het constructivisme
in de decors. De tijd ook van de ruimte
symboliek, van de expressionistische
perspectieven Meyerhold en Tairoff wa
ren dè grote mannen en Johan de Mees
ter liet zich door hen inspireren. In die
jaren werden de thans tentoongestelde
decorontwerpen van Wodwisjof op het to
neel gebruikt Het is thans niet meer mo
gelijk. Niet alleen omdat de stijl voorbij
is. maar vooral omdat de idee achter die
stijl voorbije tijd is, zelfs teruggedrukt
wordt alsof ze niet bestaan zou hebben.
In het toneelmuseum in Moskou zijn ce
revolutionaire decorontwerpen uit de
twintiger jaren niet meer té vinden. Met
pijn en moeite wordt er na lang vragen
een voor de dag gehaald en dan nog
komt men aanzetten met een zeer ge
matigd specimen. Er wordt over die pe
riode heen gepraat. Terwijl Rusland juist
trots zou moeten zijn op de decors van
toen, de internationaal de toon aanga-
Wie in Londen van het Strand in noor
delijke richting gaat, door allemaal rom
melige straatjes met pakhuizen, zaken-
firma's en werkplaatsen, komt ten slotte
op zoiets onromantisch als de groenten-
markt. Midden op die markt vindt hij een
statig ouderwets gebouw met zes statige
ouderwetse kolommen: Covent Garden.
Heel merkwaardig, deze „tuin der verruk
kingen" op deze plaats, maar het is nu
eenmaal zo. Hier vieren de onromantische
Britten het feest van de gratie, in het
paleis van de dans. Covent Garden
voluit: The Royal Opera House Covent
Garden herbergt het Royal Ballet, het
ballet van Dame Ninette de Valois, nu
afgetreden als directrice, maar nog altijd
leidster van de dansschool en van
Frederick Ashton, haar opvolger.
Het paleis floreert. Covent Garden boekte
in 1963 na ontvangst van een subsidie
van 670.000 pond een winst van 70.000 pond.
En men weet niet waarover men zich meer
moet verbazen: over de winst of over het
feit dat de doorgaans toch zo stijve Engel
sen laat ze dan sportief zijn na scho
ling uitmuntende dansers blijken en Engel
se vrouwen, zoveel minder soepel dan Fran-
gaises, zulke waardige partners en zelfs in
gelijkopgaande ritmische dansen in groepen
onovertroffen. Zó verwonderlijk is dat laat
ste nu trouwens ook weer niet voor wie
weet, dat veel „girls" in het Lido van Parijs
„geïmporteerde" Engelsen zijn.
Achter de karren met kool, sla en peentjes
achter de sjouwers die de ruige armen
naar de kisten heffen dus de ballerina's die
op de toppen van heur tenen zweven en de
benen hoger heffen dan menig gewoon mens
zijn armen. Zweven en heffen passen in een
repertoire, dat deels klassiek en deels nieuw
is. Ook nieuw, want Covent Garden is
steeds bezig zich te vernieuwen.
Klassiek is bijvoorbeeld „Swan Lake" dat
in de loop der jaren al meer dan drie
honderd opvoeringen heeft beleefd. Niet al
tijd dezelfde, want sedert 1963 hebben Help
man (die het gezelschap trouwens nu heeft
verlaten), Ashton en Lanchbery het stra
mien van dit Russische ballet gewijzigd. De
choreografie is van de Rus Petipas en zijn
medewerker Iwanoff. In de opvatting van
1890 vormde het slot geen climax. Lanch
bery heeft derhalve de mooiste muziek in
plaats van aan het einde van de danszaal
scène naar het slot van de voorstelling over
gebracht en Ashton heeft daarvoor een
nieuwe pas-de-quatre geschreven, waardoor
het ballet nu wel in een apotheose eindigt.
Wij zagen „Swan Lake" op een middag. De
grote sterren. Margot Fonteyn en Rudolf
Noureyef, ontbraken maar aan vervangers
heeft Covent Garden geen gebrek; onder
de vrouwelijke hovelingen van de prinses
bevond zich de veelbelovende Deanne Bergs-
ma die dat mag terzijde wel even opge
merkt worden steeds meer in de pers
kritieken wordt genoemd. Annette Page.
Desmond Doyle 't zijn een paar namen
die iedere liefhebber van Convent Garden
zo uit zijn mouw schudt. Zij waren er dan
ook. Wie er ook waren maar dan in de
zaal, dat waren de kinderen. Went tijdens
een matinee nemen de ouders hun kinderen
mee en de zaal zat er voor de helft mee
vol.
Klassiek, populair (in de verfijnde zin van
het woord), zelfs modern dat kan men
allemaal vinden aan de stoeprand van de
groentemnarkt. Nog niet het hypermoderne
werk van een Maurice Béjart of van een
Jerome Robbins. Vergelijkenderwijs zou
men kunnen zeggen, dat waar de Moskouse
Bolsjoi het verleden vertegenwoordigt en de
Opéra de Paris verleden en een stukje toe
komst, Covent Garden zich met het heden
bezighoudt. Met af en toe dit voor een
goed begrip een stapje naar de toekomst.
Zo bijvoorbeeld in „Marguerite and Ar-
mand" naar het toneelstuk „La Dame aux
Camélia's" van Dumasfils, maar hier moest
men toch meer naar een „literaire" choreo
grafie zoeken dan naar een ballet dat met
het klassieke dansen zou breken. Het re
sultaat is in weerwil van de formidabele
prestaties van Fonteyn en Noureyef niet
helemaal bevredigend.
Een greep uit het repertoire van dit jaar:
„La Bayadère", „Les Sylphides", „Pe-
troesjka", „Antigone", „Les Patineurs",
„Ondine", „Giselle", „Ballet Imperial",
„Coppelia" en „The Two Pigeons". Niet om
de greep vollediger te maken maar om aan
te tonen dat in dit Shakespearejaar ook dit
toneel zwevend voor het voetlicht komt: Sir
Frederick Ashton construeerde naar de
Midzomernachtsdroom een ballet „The
Dream", Helpman stond aan de wieg van
„Hamlet" (met Noureyef in de titelrol) en
MacMillan (Kenneth, niet Harold) verzorg
de de choreografie van „The Ages of Love".
Vanaf april op het repertoire.
Naar eigen ervaring kunnen wy zeggen
dat „Swan Lake" stylistisch ongetwijfeld 't
mooiste ballet is van Covent Garden. Maar
opvallend is naar ons gevoel daarnaast be
paald het „Féte Etrange" naar een episode
uit Alain-Foumiers roman „Le grand
Meaulnes", met choreografie van Andrée
Howard en op muziek van Gabriel Fauré.
Niet alleen is de muziek van Fauré van
subtiele schoonheid, maar de danspassen,
vooral van de drie grote vrouwenfiguren
zijn van een bekorende gratie. Enscenering,
belichting, decors en kostuums van So
phie Fedorowitsj behoren tot de meest
geslaagde van alles wat er dit jaar te zien
is.
Intussen moet met ere een ballet genoemd
worden, dat wellicht wat op het achter
plan zou kunnen komen: „La fille mal gar-
dée". Het was, toen Jean Dauberval het in
1828 uitbracht, baanbrekend werk omdat
het voor het eerst een verhaal vertelde en
dus actie bracht in plaats van een opeenvol
ging van conventionele danspartijen. Het
is het meest opgewekte ballet dat men zich
kan voorstellen, vooral nu Ashton de cho
reografie en Lanchbery de muziek voor hun
rekening genomen hebben. Het te noemen
heeft echter nog een speciale reden. Mary-
on Lane danst de ene helft van het liefdes
paar en men zal haar in de gaten moeten
houden. Zo lichtvoetig, zo kristalhelder en
zo schijnbaar zonder enige moeite zal men
zelden zien dansen. Svetlana Beriosowa,
prinses Aurore in „The Sleeping Beauty", is
volmaakter in haar alomvattend kunnen,
maar zij is ten slotte van Russische origine.
Miss Lane is een kind van het westen en
haar frisheid is tussen de routinés bqna een
verademing.
„La fille mal gardée" scène waarin
de jonge en veelbelovende Maryon
Lane omhoog wordt geheven.
Dit alles en natuurlijk nog veel meer ls te
vertellen van Covent Garden. Men is ech
ter gewaarschuwd eer men nu rap op weg
wil gaan naar wat er achter de sla, de
peentjes en de kool aan Covent Garden te
beleven valt. Het theater ls de komende zo
mermaanden gesloten wegens restaura
tie. De Arts Council steekt daar 40.000
pond extra in. Het behoeft na al het voor
gaande geen betoog dat uw correspondent
dit bedrag wélbes te ed vindt.
Het ballet van Covent Garden ls trouwens
niet helemaal honkvast. Het reist van tijd
tot tijd naar het buitenland, vooral naar de
Sowjet-Unie en naar de Verenigde Staten.
Het helpt daarmee een beetje de legende
uit de wereld dat de Britten uitsluitend
stijf en vormelijk zijn. Het is niet meer dan
een legende. Van die stjjfheid want daar
voor doen Engelsen vanaf hun jeugd genoeg
aan sport. En van die vormelijkheid. Die
komt net als bij de Nederlanders al
leen maar voort uit een dwaas soort
schuchterheid, waardoor zij in het gewone
leven zo vaak met hun figuur verlegen zit
ten.
Maar ten slotte is het daar op de planken
van Covent Garden het gewone leven nletl