Ramp 'afti ii na ramp ...hetkan eenweek.een maand, een jaar duren, maar het zal weer gebeuren... 1 7/ FH" Bij de foto's van boven naar beneden: de Zweedse ertstanker Vittangi, die in februari 1957 dagenlang op de Vlissingse rede in deze benarde positie aan de grond gekluisterd zat. Men kreeg de zeereus zo\vaar weer drijvend. -0- Op varenden van de Panamese tanker Miraflores komen aan land. Zij hebben een afschuwelijke ramp overleefd. Negen van hun collega's niet. -O- Op een onge wone plaats verging in april 1956 de Zweedse vrachtboot Scania: in de Vlissing se buitenhaven. Links onder de brandende Miraflores en rechts de zwaarbescha- digde Esso Berlin, die ternauwernood ontsnapte aan een veel grotere ramp. (Foto's P.Z.C.) „JE BEHOEFT geen profeet of helderziende te zijn om te voorspellen, dat binnen afzienbare tijd op de Wes- terschelde zich weer een scheepsramp zal voltrekken. Het kan een week, een maand, een jaar duren, maar het zal weer gebeuren" Deze pertinente, wat macabere voorspelling hoorden we onlangs van een deskundige van deze zeevaartroute, een ruim dertig jarige Vlissingse loods, die al honderden malen het kronkelende, op sommige plaatsen verraderlijke tra ject tussen Vlissingen en Antwerpen heeft afgelegd op de brug en in het stuurhuis van grote zeeschepen. Het is zeker geen sombere, defaitistische man, deze rivierloods, wel een realist. Als vele andere loodsen heeft hij schouderophalend, sceptisch gereageerd op het antwoord van de Nederlandse regering naar aan leiding van vragen over de scheepsrampen in het Nauw van Bath door het Tweede-Kamerlid Moor man (k.v.p.). „Het schijnt de regering toe, dat niet van een toeneming in frequentie van scheepsrampen in of nabij het Nauw van Bath gesproken kan wor den, zulks niettegenstaande de toeneming van de scheepvaart", aldus dit antwoord. Reactie van de Vlis singse loods: „Men zou een heel ander beeld krijgen van de bevaarbaarheid van de Westerschelde als men wist hoeveel narrow escapes ontsnappingen ter nauwernood er zijn bij het passeren van schepen. Die nemen wel toe. Neen, op zekere dag moet het weer mis gaan". Wellicht herinnert men het zich nog: de heer H. C. W. Moorman stelde die vragen naar aanleiding van de aan varing tussen het Panamese tankschip „Miraflores" en het Engelse tankschip „Abadesa" op 25 februari van het vorige jaar, waarbij negen Italianen om het leven kwamen. Neen, zegt de regering, het aantal scheeps rampen neemt niet toe in het Nauw van Bath, een antwoord, dat gebaseerd was op de cijfers over de jaren 1956 tot en met 1962. In die jaren liepen aan de grond respectievelijk 651314O schepen, terwijl het aantal aanvaringen respectievelijk bedroeg 3 11 5—3—4—3 Toch een toeneming Onaantastbare cijfers, die het inderdaad bewijzen: een zekere stabiliteit in het aantal aanvaringen en stran dingen. Maar opmerkelijk is wel, dat men deze cijfer reeks beperkt heeft tot de jaren 19561962. Want juist in het jaar 1956 begon het drama van de scheeps rampen in het Nauw van Bath. Op de naastliggende pagina hebben we een overzicht gegeven van de scheepsrampen op de Westerschelde sedert de oorlog en in dat overzicht valt onmiddellijk op, dat pas in 1956 de rampenreeks in het Nauw van Bath werkelijk begint. Als men bijvoorbeeld de cijfers over 19501960 had gegeven zou het beeld heel anders zijn: dan zou er wel van een toeneming van het aantal aanvaringen gesproken kunnen worden Bejaarde loods De oorzaak ligt voor de hand: zo rond het midden van de vijftiger jaren begint er zich een kentering af te tekenen in het scheepvaartverkeer op de Wester schelde, want dan neemt de grootte der zeeschepen, die op Antwerpen varen, met „sprongen" toe. Zeer verhel derend is in dit verband de opmerking van een be jaarde rivierloods, die acht jaar geleden met pensioen ging. Desgevraagd vertelde hij nooit een schip, dat dieper stak dan 28 voet over de Westerschelde te heb ben gebracht. Dat was toen dus ongeveer het maximum: 28 voet. Nu zijn schepen, die 37 a 38 voet steken geen uitzondering Al 39 voet In dit verband is ook een pasage uit een redevoering in de gemeenteraad van Antwerpen van de heer L. Del- waide, schepen van Antwerpen en lid van het Belgische parlement, over de huidige toestand van de haven van Antwerpen een duidelijke illustratie. Schepen Del- waide zei dit: „In 1963 zijn 210 schepen met een diep gang van 35 voet en meer in Antwerpen toegekomen. Hieronder was één schip met een diepgang van 39 voet. In 1959 bedroeg het getal schepen van 35 voet en meer slechts 27, in 1960 77, in 1961 125 en in 1962 144". En hij voegde er eerlijk aan toe: „Deze evolutie in de afmetingen van de schepen, samen met de stij ging van het scheepvaartverkeer zelf, wijzen op de dringende noodzakelijkheid de bevaarbaarheid van de Schelde aan de noodwendigheden van dit verkeer aan te passen". In dit verband kan er overigens op gewezen worden, dat het scheepvaartverkeer op Antwerpen in 1963 in aantal is afgenomen: 17.856 in 1963 tegen 17.966 in 1962. Daartentegen steeg de tonnage van 50.009.000 brt. in 1962 tot 52.276.000 brt. in 1963 En ook dat bewijst, dat de schepen van jaar tot jaar groter worden! Gevaarlijk spel In de kring van Nederlandse deskundigen kan men het vaak horen: Antwerpen speelt een griezelig spel, dat gevaarlijk kan zijn voor deze grootste haven van Bel gië. Als er namelijk inderdaad een supertanker van tussen de 30.000 en 50.000 ton door aanvaring of stran ding zou vergaan en bijvoorbeeld dwars in de vaar route komt te liggen een gevaar dat beslist niet denkbeeldig is dan kan het scheepvaartverkeer op Antwerpen weken, ja maanden geblokkeerd zijn Dit Antwerpse angstvisioen is al enkele malen dicht bij de realiteit geweest. Denk aan de ramp van de brandende Miraflores en de Abadesa. Denk ook aan de frontale botsing tussen de tankers Malgomaj uit Stock holm en de Esso Berlin uit Hamburg, de laatste afge laden met zogenaamde „crude oil", een zeer licht ont vlambare, half-geraffineerde stookolie, waaruit vlieg- tuigbenzine gewonnen wordt. De Malgomay vloog toen in brand, de Esso Berlin varend door een spervuur van vonken, net nog niet. Wat had er kunnen gebeuren...? Wat mag en kan Wat zegt de Antwerpenaar Delwaide, schepen van de haven, als men hem wijst op dat voor hem ook beken de gevaarlijke spel van Antwerpen? Hij kan alleen maar zeggen: „Wij zijn nu eenmaal de tweede haven in Europa en de vierde in de wereld. Er zijn hier in Antwerpen vele raffinaderijen. Wij vragen die grote schepen niet. Wij bouwen ze niet. Er is een permanente Scheldecommissie. Die moet weten wat men kan en mag toelaten op de Westerschelde". Inderdaad zo'n commissie is er: de permanente commissie van toe zicht op de betonning en bebalcening in de vaarwaters, mitsgaders van de loodsdiensten op de Westerschelde en haar mondingen. Nederlandse en Belgische deskun digen (zoals de hoogste leiders van het Nederlands loodswezen en de directeur-generaal van de zeevaart en binnenvaart in België) hébben zitting in die com missie. Maar in feite bemoeit deze commissie zich niet met het toelaten (eventueel weigeren) van grote zeeschepen op de Westerschelde. Als er zich een uitzonderlijk groot scliip meldt, wordt nagegaan wanneer dit schip met het minste risico kan opvaren. Vaak is de hoogste water stand nodig, soms zelfs springty. Maar nog nooit is een scliip geweigerd. Ook niet de 60.000-tonner (af geladen tot 50.000 ton 39 voet diep) die onlangs Ant werpen bereikte! Grens van mogelijke Dat men de grens-van-het-mogelijke op de Westerschel de dicht benaderd is, kan ook vaak tussen de regels door gelezen worden in de uitspraken van de Raad voor de Scheepvaart, die geen gelegenheid voorbij laat gaan om een waarschuwende stem te laten horen over de bevaarbaarheid der Westerschelde. In de uitspraak over de aanvaring tussen de Fin „Alca" en de Zweed „Avafors" in het Nauw van Bath de „Alca" verging was ruim een maand geleden nog;dit te lezen: „De raad heeft met belangstelling kennis genomen van de stroomkaarten, die zijn vervaardigd naar aanleiding van de metingen, verricht door de Antwerpse zeedien sten van het Belgisch ministerie van openbare werken. Uit deze metingen blijkt nog eens te over hoe gevaar lijk tweemaal per dag gedurende 1 1% uur vóór hoogwater en korte tijd daarna de vaart in het Nauw van Bath is. Het is van groot belang, dat de loodsen met deze gevaarlijke uren rekening houden en hetzij vermijden dan daar te varen, hetzij nalaten andere schepen in die tijd daar te passeren, als oploper dan wel met tegengestelde koersen"Maar vaak is dat niet mogelijk: bijvoorbeeld als het opkomende schip door zijn diepgang gedwongen wordt de „top van de vloed" bij te houden. En men weet het: de schepen met zo'n diepgang worden steeds talrijker! Vandaar ang stige spanningen bij loodsen en gezagvoerders, vandaar ook de uitspraak: „Steeds meer narrow escapes" Grote gevaren In dit verband is het eigenlijk verbazingwekkend, dat betrekkelijk eenvoudige technische middelen nog niet dwingend voorgeschreven zijn voor de scheepvaart op de Westerschelde. Zie wat de Raad voor de Scheep vaart adviseert: „Gelet op de grote gevaren, die bij de toenemende scheepvaart in het Nauw van Bath dreigen, speciaal voor diepgaande schepen, lijkt het gewenst zich te bezinnen op een bepaalde verkeers regeling en of een stringentere instructie voor de lood sen. Het is daarbij van belang, dat op de schepen ook bij slecht zicht de eigen positie ten opzichte van die van andere schepen steeds voldoende nauwkeurig en tijdig bekend is". De raad vraagt zich af of de V.II.F. eventueel „met inschakeling van een of meer walpos- ten hier hulp kan bieden. Ook bij andere gevallen van aanvaring op de Schelde is gebleken, dat aan een ver beterd waarschuwingssysteem wezenlijke behoefte be- Een raadsel Wat is die V(ery) H(ïgh) F(reqency), waarvan vele loodsen zeggen het een raadsel te vinden dat dit sy steem nog niet verplicht is gesteld voor de schepen? Eenvoudig gezegd: een systeem, dat een vrijwel directe, draadloze telefoonverbinding tussen de schepen onder ling en de schepen en de wal mogelijk maakt. Vlissin gen, Antwerpen en het buitengaats liggende loodsschip hebben reeds V.H.F. en ook talrijke schepen zijn van dit systeem voorzien. Het nut is al meermalen in de prak tijk gebleken. Stelt U zich voor: twee tankers komen elkaar bij niet al te helder weer tegen. De loodsen kunnen dan onmiddellijk met elkaar praten, de juiste positie opgeven, de snelheid van het schip vertellen, onderling verzoeken uitwisselen, kortom ieder mis verstand voorkomen. Maar deze V.H.F. is nog niet dwingend voorgeschreven. Erger: in de wereldscheep vaart bestaat er geen eenheid over dit systeem. Eén voorbeeld: Amerikaanse koopvaardijschepen mógen bij voorbeeld geen V.H.F. bezitten met de kanalen, die in Europa gangbaar zijn, omdat deze kanalen in Ameri- Eén van Europa's moeilijkst te bevaren en toch drukst bevaren rivieren voor de zeeschepen loopt dwars door Zeeland, het verschïjnings- gebied van dit dagblad. De Westerschelde, die keer op keer fel in de publieke belangstelling komt door strandingen, aanvaringen, scheeps rampen. Vandaar dat nu al sinds jaar en dag in deze krant steeds weer soortgelijke verhalen terugkeren: de verslagen van de rampen op de Westerschelde. Na de oorlog zijn deze rampen steeds groter in aantal en omvang geworden. Daarom hebben wij op deze en de naastliggen de pagina ruime aandacht geschonken aan de bevaarbaarheid van de Westerschelde. Onder meer treft men een opsomming aan van de be langrijkste rampen, aanvaringen en strandingen. ka gebruikt worden door oorlogsschepen! Van de sche pen, die de Westerschelde bevaren heeft ongeveer 30 procent V.H.F. En men moet daarbij bedenken, dat dit systeem vrijwel nutteloos is als van twee elkaar tege- moetvarende schepen of inhalende schepen er maar één V.H.F. bezit. De prijs is geen bezwaar: 1500 k S 2000, hetgeen te verwaarlozen is op de totale prijs van schip en lading. Maar eerst moet dit systeem internationaal geregeld worden. Elke loods een radio Schepen Delwaide vertelde ons, dat het Belgisch loods wezen nu de mogelijkheid onderzoekt elke loods met een draagbaar radiotoestel uit te rusten, „zodat met alle beloodste schepen contact zou kunnen worden opgeno men". Men wil beginnen met de loodsen, die de grote schepen beloodsen. Jawel: met alle beloodste schepen contactMaar dn moet men toch ook in aanmer king nemen, dat het Nederlands loodswezen weinig voelt voor dat systeem. „Niet de loodsdiensten, maar de scheepvaartmaatschappijen moeten voor deze radio- of V.H.F.-verbindingen op de schepen zorgen", zo rede neert men bij dit loodswezen. Want een draagbare radio die onderweg niet gebruikt behoeft te worden, is gauw vergeten en vaart dan bijvoorbeeld mee naar de Per zische Golf Vanzelfsprekend is schepen Delwaide strijder nummer één voor een goede scheepvaartroute op Antwerpen. Hij kent ook het oude spreekwoord „De sïnjoren kre gen de Schelde van God en al de rest van de Schelde". Maar wat kan die Schelde Antwerpen op de duur nog geven als die bevaarbaarheid niet radicaal verbe terd wordt. Slechts één parool Want men mag nog zoveel doen aan de verbetering van de (radio)verbindingen tussen de schepen onderling en het contact met de wal, toch blijven het hulpmiddelen die de grote risico's slechts verminderen en niet ophef fen. Ook is het vrijwel onuitvoerbaar een afdoende ver keersregeling voor de gevaarlijlcste trajecten te ont werpen, omdat bepaalde schepen door hun diepgang nu eenmaal gedwongen zyn door te varen met het hoge water mee. Supertankers kunnen bij wijze van spreken niet voor een „rood stoplicht" voor anker gaan om een eenrichtingsverkeer mogelijk te maken. Doen zij dat wel dan verspelen ze soms een tij: ze moeten dan op het volgende hoogwater wachten om naar Antwerpen door te varen. En vraag eens wat het een seheepvaartmaatscliappy kost als een supertanker een dag blyft stilliggen en dus in feite uit de vaart genomen isDaarom kent men slechts één parool: doorvaren! Maar nu levert dat nog enorme risico's op en ondraaglijke spanningen voor do mannen, die deze supertankers door de verraderlijke stromingen moeten manoeuvreren. Levensbelang Er schijnt een simpele neven-oplossing voor de hand te liggen: een pijpleiding van bijvoorbeeld Hansweert of Terneuzen naar Antwerpen. De supertankers be hoeven dan niet het gevaarlijkste traject te passeren. Het is een oplossing, die vooral de kapiteins van deze tankers in een juichende stemming zal brengen. Sche pen Delwaide heeft dit echter een „dupe-spel voor de Antwerpse haven" genoemd, omdat de Antwerpse be langen geschaad zouden worden als de tankers niet tot in de haven zouden kunnen komen. Want die tan kers zijn een levensbelang voor de sinjorenstad. Dat blijkt glashelder uit de cijfers van de industrievestigin gen in het Antwerpse havengebied. Niet minder dan 386 hectare worden in beslag genomen door petroleum- raffinaderijeu en petrochemische "bedrijven en boven dien nog eens 150 hectare door chemische bedrijven. De andere cijfers blijven daarbij betrekkelijk klein: 67 hectare voor de scheepsherstelbedrijven en 125 hecta ren voor de automontagebedrijven. Bovendien zijn er al weer 550 hectare industrieterrein in optie uitge geven, hetgeen ook de toeneming van de scheepvaart zal stimuleren. Ook al omdat 350 hectare daarvan be stemd is voor uitbreiding van de bestaande industrieën, voornamelijk voor de raffinaderijen en petrochemische bedrijven. Steeds meer en grotere tankers zullen dus van en naar Antwerpen varen. Waarom dan geen pijpleiding? Wel, Antwerpen zal zo'n kostbare pijpleiding nooit willen betalen en vanzelfsprekend zijn ook de raffinade rijen bijzonder afkerig van zulke miljoenenuitgaven. Heel simpel: het is voordeliger de tankers tot. bij de raffinaderijen te laten komen Veel fantasie En inmiddels gaat dc ontwikkeling van de Antwerpse haven voort. Eind 1966 zal de nieuwe sluis bij Zandvliet geopend kunnen worden. Antwerpen zal dan supertan kers van 70.000 ton binnen kunnen laten. Over ruim twee jaar dus reedsMen moet wel over bijzonder veel optimisme en fantasie beschikken om te geloven, dat de verbeteringen van de Westerschelde in die tijd daarmee parallel zal lopen!

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1964 | | pagina 12