C
'3
O
O
-Ö
,'t is een tonneel gespeel'
0
IA
IA
3
u
GQ
0}
J4
0)
T3
t*
DE OUDHEDEN VAN
SINT MAARTENSDIJK
zaterdagnummer
Zxder'dag 7 maart 1964
IN HET ZAALTJE, met het genoeglijke, zachte rumoer van verwachting, het gemurmel, dat
de spreker voorafgaat, is plotseling iemand opgestaan. Een schrale, benige figuur, die zich
moeizaam uit het woud van stoeltjes losmaakt om, met een bezorgde blik op z'n uurwerk, be
houden de tapkast te bereiken. Rookslierten sluiten zich zonder geluid achter hem.
Waarom bent U gekomen?
Zijn vraag wekt geen opschudding.
Zonder het antwoord af te wachten herneemt hij: uit medelijden, uit nieuwsgierigheid of uit
sensatie?
Fjo politieman, die zijn ronde door het koude dorp, de vrieswind, die van over de Oosterschelde door de smalle
U straatjes waait is ontvlucht om een behaaglijke positie bij het vuur in te nemen, recht de rug wat, ont
vouwt iets krijgshaftigs als hij met een vlugge blik het zaaltje overziet, zijn kracht afweegt tegen wat toch
nooit zal komen in deze politieke vergadering.
De man, die de spreker zal inleiden, roept hoog dat de tweede fase is ingeluid en het sprekende kamerlid
staat niet boven ons, maar naast ons.
De waard trekt zich stilaan terug, bereddert nog wat met de glaasjes, maar laat de tapkast nu geheel aan
de inleider, die krassend opstuift: de ogen van het Nederlandse volk zijn opengegaan
In het zaaltje spiedt het gehoor met een half oog in derook, de richting van de tapkast uit, daar, waar men
het geluid van de inleider hoort, waar nu een tweede schim is verschenen, de spreker van de middag, die zonder
kasteleinse loomheid over de tapkast hangt, met iets van nadrukkelijke welwillendheid in zijn trekken als de
in leider afsluit: daarom spreken onze kamerleden en hun woorden zijn ónze woorden.
Als de spreker zijn terugblik heeft geworpen op het ontstaan en de groei van de organisatie, stipt hij aan. dat
de stem van de organisatie de eerste tijd de stem was van de roepende in de woestijn. Maar
daarin is verandering gekomen. De groep is gegroeid. Ook in het zaaltje, intieme ver
gunningslokaliteit, waar 's zaterdagsavonds de boerenjongens dansen met fleurige Bevelandse meisjes, groeit de
groep.
De spreker heeft juist de welvaart bij de kop gepakt, de welvaart, waarin onze groep nog te weinig, nee, ge
heel niet deelt, als een welgedane boer de dorpsherberg betreedt een man, uiterlijk weinig verwant met
de reactie.
De politieman, die even verstoord heeft opgekeken is na het versterven van het gestommel teruggezonken in
zijn oude positie, een lome waakzaamheid ik doe niets, maar ik bén er, de overheid ziet toe
De overheid grijpt teveel in, de greep op het bedrijfsleven wordt strakker, herneemt de spreker, onze ver
antwoordelijkheid wordt weggenomen. De overheid regelt alles, belooft bestaanszekerheid Als een hamer
vallen nu zijn woorden: de subsidies daarvoor wordt ons het geld eerst ontnomen. Het ontwikkelings- en
saneringsfonds is nu al berucht Vijftig miljoen heeft men voor dit fonds uitgetrokken. Maar die zal tegen de
boerenstand worden gebruikt.
Als hij terloops nog even meedeelt, dat de Nederlandse boerenstand vijfhonderd miljoen schuld heeft, con
centreert de waard zich op zijn bedrijfsvoering, loopt de turfjes op zijn blocnote na, becijfert in gedachten
het totaal, zoals het nu, half de middag onder het gehoor uitstaat.
Het cijfer ligt niet hoog. Te laag om beroering in de zaal te wekken, te laag om de gemoederen het geloof te geven
te vechten voor een waarachtige zaak.
De rook hangt nu in dichte nevels door het lokaaltje, drijft door een halfgeopende deur naar de belending
van de gelagruimte, de huiskamer, waarin de kasteleinse zich voedt met pap. De overheid wil daarmee tege-
lijktijdig een grotere vinger in de pap, hamert de spreker voort, de kredietregelingen op gemakkelijke voor
waarden, zoals die zijn ingesteld, wil ik in eerste instantie niet afkeuren. Maar is dat wel hulp? Een grotere
vinger in de pap, daar gaat het de overheid om. De politieman hoort bewegingloos toe. Een ander punt, waar
de spreker het over wil hebben is het stelsel van lonen en de prijzen, het einde, dat men wil maken aan de
overspannen arbeidsmarkt
Wat zeiden wij? Met die tien tot achttien procent zullen noch de lonen noch de arbeidsmarkt ontspannen wor
den. We werden uitgelachen. Nu zitten ze nog vaster tussen wal en schip. Het is een paard achter de wagen
men moet nu nog meer mensen aanstellen om alles te controleren en dat helpt ook niet.
De spreker zal het nu maar zeggen. We staan aan de vooravond van werkloosheid. Inflatie is niet denkbeeldig
meer. We zijn in een zeer moeilijke toestand komen teverkeren.
Hij heeft het herhaalde malen gezegd en hij wil dat ook hier doen. Maak het waar Biesheuvel, hebben wij
gezegd, geef aan die boeren die miljoenen. Maar hij heeft niet geantwoord.
Het spijt de spreker dat hij dit lelijke woord moet laten vallen, maar hij kan niet anders: de produktschap-
pen plegen verraad. Neem het margarinedebat. Die Italiaanse olijfoliekwekers. We gaan maar ieder ogenblik
door de knieen in Brussel. De spreker wil in deze toestand niet volharden: hij zal het niet te lang maken
De waard leeft al wat op en terwijl het betoog voorzichtig naar een climax wordt gestuwd, betreedt een
particulier het lokaal en begint een achter de spreker gehangen sigarettenautomaat bij te vullen.
Volle melk, roept de spreker boven het geknars, we zijn de smaak vergeten. Het melkvet zou schadelijk zijn
voor de bevolking.
En waarheen dan met het boteroverschot? En wat heeft het LEI uitgerekend? Dit instituut, dat miljoenen kost,
blijkt alleen maar bij machte te zijn uit te rekenen, welk verlies dit jaar de boer moet lijden. Nou, dat weten
wij ook. In Friesland is het woord staking gevallen. Er is deining om de eieren. Toen heeft de regering ge
vochten, omdat men vreesde, dat de grenzen zouden worden gesloten. Het landbouwschap presteert niets. Zijn
het niet de eigen woorden van voorman Biewenga: we willen wel, maar we kunnen niet? We moeten de
hokjespolitiek vaarwel zeggen en naast elkaar staan in de eerlijke strijd!
De zaal antwoordt met een zwak applausje. Het is pauze. Nog blauwer wordt het in de zaal, als nieuwe siga
ren worden ontstoken, zonder dat de overheid ingrijpt.
Nu kan men de spreker vragen stellen.
Het blijft pijnlijk stiL Toe heren, is er dan niemand? maant de schrale man, als er één schaap over de dam
is.. Den eersten is den kwaaisten, bromt iemand. Nou-nou, sust de inleider, we zijn allemaal mensen
onder elkaar. Bij het beantwoorden noemt de spreker het rapport „Stedeling-Boer" een vunzig boek, uitge
geven met het ons afgeperste geld en geeft hij ten slotte nog de verzekering, dat de boeren niet langer zullen
blijven slapen ze zullen een vuist laten zien.
Maar dan begint een eigengereid jongetje allerlei ingewikkelde vragen te stellen, hij spreekt over ónze positie
en de toestand rond de E.E.G.-clausule en haalt nog meer vermoeiende dingen voor de dag. Het zaaltje, even
opgeflakkerd toen een man riep „ik ben aardappelteler, in 1960 kregen we geen pest", zakt terug in lusteloos
heid: de aardigheid is er af.
„Het is niet haalbaar" zegt de spreker zwak.
's levens toneel wisselen de personen, maar in de
grond verandert er niets. Het is een waarheid van
Cornelis Liens, de drost van Sint-Maar
tensdijk, die een geheel eigen plaats in
neemt in het Zeeuwse letterkundige le
ven. Wij stonden voor de sierlijke graf
tombe van Liens in de fraai gerestau
reerde kerk te Sint-Maartensdijk. Nog
tijdens zijn leven had hij deze laten op
richten. Zijn vrouw, Heleonora Walen,
en zijn dochtertje, Cornelia, liggen hier begraven. Hij
was zich van zijn eigen kwaliteiten wel bewust, getuige
het door hem zelf vervaardigde grafschrift:
Drost, rentmeester beyd' twee Prtncen lie], getrouw,
Vader des stads hier leyd, syn dogter en syn vrouw.
Taalryk besorgt, geleert, welsprekend, welgeacht.
Al leven ster]t en keert den dag in donker nagt.
Naar St.-Maarlensdijk op weg waren wij voorbij Tholen naar
het zuiden afgeslagen om nog even naar het gerestaureerde
„Huys Vermuyden" te gaan kijken Hét is een naam, die we ook
weer op een grafsteen in de kerk tegenkomen: „Hier leit begra
ven Bartel M Vermuyen, geweest borghmr. deser stede sterf
ao 1609 den april oudt 84 jaren".
De naam Vermuyden doet ons weer denken aan de uit deze streek
afkomstige Sir Cornelius Vermuyden, die zich in Engeland heeft
bezig gehouden met de drooglegging van moerasgronden. Een
jaar of tien geleden is van Engelse zijde een uitstekend boek
over deze boeiende figuur verschenen. De families Liens en Ver
muyden behoorden tot de eerste burgers van het smalstadje.
De kerk, hoe fraai ook gerestaureerd, was niet ons primaire
doel. We wilden in eerste instantie naar de vijftien portret
ten van Oranjevorsten en aanverwante vorsten, afkomstig van
het in 1820 gesloopte kasteel, gaan kijken. We kenden deze
portretten, die van voldoende belang zijn om er de aandacht
van de lezers op te vestigen In verband evenwel met de restau
ratie van het gemeentehuis, waren de portretten eveneens ter
restauratie opgezonden In 1924 schrijft H. de Boer in het tijd
schrift „Op de hoogte", dat deze schilderijen hun bekendheid niet
in de eerste plaats aan hun artistieke kwaliteiten danken, „maar
aan de ten opzichte van de wezenlijke dingen des levens meer
bijkomstige omstandigheid, dat de raadsleden van dit goede
stadje, meer tuk op geld dan op roem, zooals zoovele raadsleden,
vonden, dat ze nu lang genoeg de eer en waardigheid van de
naar den braven heilige van Tours genoemde plaats hadden
opgehouden, en dat het nu tijd werd. dat de gemeente er ook
eens op andere wijze van profiteerde Met deze lange volzin
wordt niet anders bedoeld, dan dat de leden van de raad de
schilderijen wilden verkopen Maar, aldus De Boer: „De Zeeuw-
sche leeuw was wakker; hij worstelde en overwon" De schil
derijen, die op de zolder van het gemeentehuis waren gevonden,
kregen een goede plaats na gerestaureerd te zijn door C. B. van
Bohemen, „die de raadsleden alleen maar kan hebben doen
schrikken door het luttele honorarium, hetwelk hij voor die alles
zins kundige en vaderlandslievende bemoeiingen eischte".
Thans is het Van Bohemen jr., die de restauratie van de schilde
rijen verzorgt.
Wij moeten nog de aandacht vestigen op enkele kostbaarheden,
die niet ter plaatse aanwezig zijn, maar tot de belangrijke
oudheden van Sint-Maartensdijk moeten worden gerekend. Wij
lezen in het Archief van het Zeeuwsch Genootschap 1923, dat de
raad van Sint-Maartensdijk een tweetal zilveren bekers ter be
schikking van de commissaris der koningin had gesteld, „om
weten wij dan nog eigenlijk van de vroegere bewoners
die te plaatsen, waar Z.H E G zou vermeenen, dat zij behoorden".
De bekers werden, met een bijbehorende lepel, aan het Genoot
schap in bewaring gegeven. In het Zeeuws Museum kan men dus
de bekers, afkomstig van het Sint Jacobs Gilde te Sint-Maartens
dijk, bewonderen, waarvan een exemplaar een bijzonder sieraad
is. De knop van het deksel stelt een pelgrim voor, terwijl de
beker zelf rijk versierd is Een opschrift in het Latijn laat ons
weten, dat mr. Jan Liens, mr Pieter Cuper en Marinus Warcken-
det te Compostella zijn geweest. Deze notabelen van Sint-Maar
tensdijk zijn dus een bedevaart naar Compostella, dat is San
tiago, in het noordwesten van Spanje gaan maken. Het verslag
in het Archief van 1923 noemt in dit verband het memoreren
van de tocht in 1595 een aanwijzing van het langzame tempo,
waarmee de hervorming is doorgedrongen onder de welgestelden
op de afgelegen Zeeuwse eilanden
Het uiterlijk van het stadhuis van Sint-Maartensdijk heeft na
de restauratie wel een gedaanteverwisseling ondergaan. Het
zou voor de straatwand in zijn geheel een aanwinst betekenen, wan
neer ook de panden ter weerszijden gerestaureerd konden worden
Het stadje is wel aan het herstellen: gemeentehuis en kerk, en dat,
terwijl de vestiging van nieuwe industrieën eveneens alle aan
dacht opeist De restauratie van de kerk heeft veel gekost, maar
het resultaat mag dan ook gezien worden De gothische grafstenen
en die van later tijd hebben een goede plaatsing gekregen. Achter
de pleisterlaag van een der pilaren kwam geel schilderwerk naar
voren met allerlei figuren, over de betekenis waarvan men nog
van mening verschilt.
In de omgeving van het stadje zijn Romeinse scherven gevonden,
maar de heer P. Jasperse, die zo vriendelijk was, ons rond te ge
leiden, liet een hamerbijl zien, die zo'n 3000 jaren oud is. Wat