,Het plantaardig bewind' Een stem die juicht en fluistert Jaques Hamelink: HEIJERMANS' HEDENDAAGSE TONEEL VAN A.R.C. en A.O.W. zaterdagnummer Zaterdag 7 maart 1964 DE NOVELLEN EN VERZEN van de nog jonge (geb. 1939) Terneuzen- se schrijver Jacques Hamelink heb ben reeds bij hun verschijnen in pre- riodieken de aandacht getrokken. Nu een zestal verhalen gebundeld is in „Het Plantaardig Bewind" zal er stel lig nog meer aandacht worden ge schonken aan deze Zeeuwse auteur. We hebben niet zoveel Zeeuwse schrijvers van formaat, en er is dan ook snel vreugde bij het optreden van een nieuw talent. Talent heeft Jacques Hamelink ongetwijfeld, nie mand zal dat willen ontkennen, doch onze reserve is, na lezing van dit eer ste boek, vrij groot. Want, hoeveel gaven ook, dit werk is zo intens on plezierig en naar, zo geraffineerd broeikasachtig, gezocht en op het perverse af, dat we er niet veel toe komst in zien, tenzij we deze verha len beschouwen als grillig-knappe vingeroefeningen van een zeer jong auteur die nog veel zelfbeheersing no dig zal hebben om zijn fantasieën in levenskrachtige banen te leiden. Dit zijn woekeringen, giftige vegetaties, zwammen, die het leven aanvreten. Een plantaardig bewind, maar dan een bloesemloos, vernietigend, over woekerend en vermolmend. Later mogen uit dit vochtige bederf gave bomen opschieten, het is te hopen, maar op het ogenblik slaat ons nog slechts een verstikkende lucht in de neus. Het is naar, en het is helaas ook niet nieuw, doch de echo, de neerslag van vele macabere en morbide verha len, ziekelijke films en in het moeras lopende literaire fantasieën. Als zo danig zelfs van een paradoxale pro- vincialiteit. Letterkundige kroniek door HANS WARREN Ook Terneuzen levert ons nu: in verhaal 1: de gruwel van een jongen die, met kameraadjes in een moeras aan het spelen, verbrandt bij een gasontploffing, geen détail wordt ons bespaard. In verhaal 2: eenzelfde stel afschuwelijke knapen die één hunner in een duin in een kuil ingraven, hem met petroleum besprenkelen en in brand steken; vooraf allerlei onnodige ero tische details. In verhaal 3: een dame die op parkbanken gaat zitten om kleine schooljongens aan te lokken, ze mee naar huis te nemen, in bad te stoppen enzo voorts, alles verlekkerd beschreven. In ver haal 4: een schooljongen die bij zijn tante, die waarschijnlijk lesbisch maar in elk ge val knettergek is, gaat logeren en daar al lerlei zonderlinge ervaringen ondergaat in txix sérre-achtige, ziekelijke sfeer. In ver haal 5. dat overigens niet slecht en zeer gecompliceerd is: allerlei fraaie motieven als: gedetailleerde fluimenbeschrijvingen naar aanleiding van een onsmakelijke tu berculeuze parkwachter die o.a. kinderen, liefst jongetjes, verleidt (dat hadden we nog niet gehadgedetailleerd mishandelen van een hond. macaber gesol met een pop meisje dat begraven wordt tussen de strui ken, aanranden van een klein meisje; in verhaal 6: (het beste), allesbehalve aan gename fantasieën van een oude koddebeier die droomt (zeer verward droomt als men kritisch leest!) over het soldatenleven en die daarna aan verstandsverbijstering lijdt. Ziedaar enige motieven die ons worden voorgeschoteld, en als ge nu zegt: ik pas er verder voor, dat hebt U wellicht gelijk, maar daarmede zijn we er niet, want het feit doet zich voor dat dergelijke onderwer pen de meeste lezers van heden helaas eerder aantrekken dan afstoten, en mits ze dan nog met enig talent verteld zijn, worden ze met gejuich binnengehaald. Zelfs in schoolbibliotheken, hoorden we tot onze grote schrik (de werken van Wolkers, althans). We doen hier niet aan mee: zon der de gaven en het kunnen van Jacques Hamelink ook maar in het minst te willen betwisten (voor een zo jong schrijver be heerst hij het métier goed) mogen we op merken dat deze verhalen morbide en uit sluitend negatief zijn en dat. en dit is het belangrijke: meestal zonder enige nood zaak. Dus verwerpelijk. Haast nergens, (zeker niet in de vier eerste verhalen) zijn we er van overtuigd ge raakt dat het noodzakelijk was om zo te schrijven, en dat zou de enige rechtvaardi ging kunnen zijn om al dit nare en onsma kelijke op te dissen. Noodzaak heft dan automatisch het gegeven, hoe weerzinwek kend of abject eventueel, op in een andere werkelijkheid die men als lezer aanvaardt en zelfs als zuiver aanvaardt. Vandaar dat het onderwerp er in theorie niet toe doet. Doch in „Het Plantaardig Bewind" blijft men zich verzetten (Hamelink schiet dus toch tekort), men proeft het maniertje, er ger, merkt dat de schrijver met raffine ment keer op keer een „lekker stukje" weggeeft. De pubers uit deze verhalen, slecht en vroegwijs en constant in verleiding of verleidende lijken samengesteld uit de pubers van Mouloudji en Wolkers c.s., en dan nog gedompeld in een expressionistisch vernisje a la Trakl dat hen een wat archaïserend patina geeft. Tekenend heet een verhaal „An den Knaben Elis". Aan de ene kant dus zwelgen in het gore, lief deloze, bedervende, verstikkende, rottende, lelijke, aan de andere kant: parken, bont mantels, parfums, parelmoer, rijke, maar aangevreten interieurs. Doch nergens, let terlijk nergens, een gewoon kind, een ge woon mens (hoe oneindig gecompliceerd en moeilijk is dit „gewoon"!); enkel ge frustreerden, geschondenen en hoe ge makkelijk zijn die uit te beelden. De kinde ren hebben geen ouders, de grote mensen geen nabestaanden. Liefde, genegenheid, ze ontbreken, ontbreken te enen male. Het is een hel, maar een van beperkte afmetingen, een hel die men ontkennen, weigeren kan, hoe zwart en bitter Hamelink ook kijken moge op het omslag. Al deze personen staan alleen, hopeloos alleen en hun omge ving helpt een handje mee om hen ten on der te laten gaan. Zij ondernemen niets, tekenen geen verzet aan; als in een verwarde nachtmerrie on dergaan zij hun zinloze lot waar ook de schrijver geen zin aan geeft. Het grijpt de lezer soms aan. omdat de taal bijzonder suggestief is. Hamelink weet dichterlijk te condenseren, en zo zijn proza te laden met een meer dan gewone spanning. En wan neer hij een enkele keer oppermachtig meegesleept wordt door zijn fantasie en scheppingskracht, zoals in de twee laatste verhalen „Grafbeeld in ontijd" en „Het wandelende woud" laat hij ons zien dat hij de stof in zich heeft tot iets werkelijk groots. Doch die momenten zyn nog zeld zaam. Zo is de compositie van „Grafbeeld in ontijd", met de versmelting der motie ven aan het slot werkelijk knap (het geheel zou echter herschreven moeten worden om op het peil van het slot te komen) en zo heeft de uitbeelding van de verbijsterde koddebeier in het voortrukkende bos. en zijn uiteindelijke samenvallen, meedoen met de razernij der bomen, iets grandioos, en we gebruiken dat woord niet gauw. Doch cr zijn tc veel doffe plekken in het vooraf gaande (onuitgewerkte ook: de soldaten- scènes. de postbode met de vrouw, etc.) om het geheel een werkelijk geslaagde novelle te noemen. Het door merg en bot snijdend besef een wezen te zijn zonder voor- of nage slacht. Uitgestoten". Die notitie leest men ergens, en ze zou als motto boven dit boek kunnen staan. Evenals bij het werk van Jan Wolkers, waaraan dat van Hamelink in menig opzicht verwant is. vragen we ons af, hoe het zal zijn wanneer hij de jeugdimpressies verlaat om volwassen mensen uit te gaan beelden. Bij Wolkers viel dat (vooral in „Een roos van vlees") bitter tegen. Waanzinnigen of mensen met allerlei oervervelende obsessies staan ons te wachten. „Het wandelende woud", de tante uit „An den Knaben Elis". de park dame en de parkwachter, om er slechts een paar te noemen, waarschuwen ons reeds. Nu is Hamelink nog erg jong. Daar houden we het voorlopig maar op. Artiesten zijn mensen die anders zijn dan anderen. Oudere artiesten, uitge rangeerd door nieuwe generaties en nieuwe media, blijven anders dan an deren. Het anders-zijn valt dan mis schien sterker op, omdat hun métier van hen af is gevallen. Zij staan overal een klein beetje buiten en het is geen wonder, dat zij naar elkaar toe trek ken. Zo'n ontmoetingspunt is sinds kort Theo Ruiters artiestenkroeg geworden, op de Amsterdamse Rozengracht. Theo's kroeg wijder bekend gewor den door Wim Ibo's t.v.-programma heeft nu een vast plaatsje ingeruimd voor de artiesten van vroeger. Mannen en vrouwen uit de showbusiness, die al lemaal dat is de voorwaarde voor het lidmaatschap Abraham hebben ge zien. Fifty-agers en ouderen dus. Noem ze niet oud. want zo voelen ze zich niet. Ze zijn artiesten. Dat waren ze; en om dat ze het allemaal zo voor de volle honderd procent waren, zullen ze het al tijd blijven, zelfs al is het rokkostuum versleten en al is de borrel te duur ge worden. Want artiest zijn ls niet zo maar een baantje. Je wordt niet artiest, zoals je gemeenteambtenaar af bankdirecteur wordt. Zo kom je ter wereld en zo ga je er weer af. De vraag is alleen maar of je voldoende doorzettingsvermogen en genoeg geluk hebt om er jo kostje mee te verdienen. En in het antwoord op die vraag ligt dan tegelijk de tragiek besloten vari deze betrekkelijk kleine gemeenschap. De tra giek, die veel van de leden van de A.R. C. zoals de mannen hun gemeenschap hebben gedoopt met de beginletters van de Artiesten Reünisten Club zelf waarschijnlijk niet zullen onderkennen. Trouwens lang niet allemaal zijn ze in het tragi-komische vlak verzeild ge raakt. Gelukkig niet. Maar toch... Heel wat vroegere beroemdheden leven op zolderkamertjes van alleen maar de A.O.W. Je wordt als artiest geboren. Je krijgt niet een benoeming na een keurig briefje en een presentatie!* aan de directeur. Maar dat houdt L je ook geen al dan niet eervol ont slag krijgt en: geen pensioen. En als je dan niet als artiest, maar wel als wer kend mens aan dat ontslag of dat pen sioen toe bent ga je ergens lijken op een clown in het circus, die de mensen aan het lachen moet maken, terwijl de tra non hem in de ogen staan omdat hij niet als clown maar als mens om welke reden dan ook verdriet heeft. Ze kennen het allemaal, dat gevoel. En ergens in hun binnenste zijn ze er bang voor. Ze hangen aan eikaar; ze gaan steeds meer aan elkaar hangen. Als je long bent en de contracten met bij kunt houden, mag je je neus ophalen voor je collega; dan kun je concurrentie bedrij ven. Maar als voor jezelf en voor die collega de tijden moeilijker worden? Dan bindt je de band van het gezamenlijk hunkeren naar datzelfde wonderlijke element uit het artiestenleven: de weer klank van je werk bij het publiek. Het applaus. Dan hoor je aan de bar dat klappen van weleer nog naklinken. Dan dreig je je te verliezen in dagdromen. Dromen van nog eenmaal een grote afscheidsavond. Dromen, die van de werkelijkheid ge scheiden zijn door de barrière van de herinnering. Want nergens als hier speelt „toen" zo'n grote rol Een van de vaste gasten van de A.R.C. is Chris de la Mar. Een glimlach van herinnering zal om menige mond spelen als de ogen deze naam le zen. Chris dc la Mar, lid van een be roemd geslacht van kleinkunstenaars. Zijn vader was in het vak en zijn moe dor; zijn broer Nap was een ster in zijn jaren, als Sonneveld nu; z'n nichtje Flentje en z'n tante Fien deden de har ten van duizenden sneller kloppen. En Chris zelf z'n gouden jaren liggen achter hem. De jaren, waarin hij graag een niet zo met succes gezegende colle ga wat toestopte „ik „gaf" altijd, want lenen deed ik niet omdat ik het toch nooit terugkreeg en dan in ieder geval een dankjewel voor het geven had". Htj neemt nu graag de twee borreltjes, die in de A.R.C. wekelijks voor alle leden klaar staan, omdat Theo tal van vrien den heeft bewogen elk één middag voor hun rondjesrekening te nemen. Zijn donkere pak is wat vaaltjes nu het dasje zit niet zo hyperbest gestrikt als hij op dinsdagmiddag binnen komt. Maar zijn ogen schitteren nog als wel eer en zijn mond ratelt de grappen als een mitrailleur over het glas heen. Er zijn hele beste bij. Zoals die van Hitler, die zo'n grote vriend van de mu ziek wasHij begon zijn carrière als Mahler, hij leefde als Haydn, werd een bollcbof dank zij Liszt en kwam aan z'n eind door Grieg. Een phonetisch mopje, dat met glans verteld de roem van Chris nog steeds verklaart. Trouwens er zijn or meer. Van de juffrouw van de reti rade. die de hotelbaas schuchter over plaatsing vroeg van de'heren- naar de damesafdeling. Waarom, vroeg de baas. „Ik ben bij de dokter geweest en die heeft mij verandering van lucht voorge schrevenMopjes van een tijd gele den overigens. Je zou het hem niet geven, 76 is hy nu. En als hot kon, nog alle dagen op de planken. Maar jawil je tegen woordig wat bereiken, dan moet je met siroop kunnen smeren. Dan moet je voor de televisie tegen een jong broekje, dat nog nergens van weet „meneer" zeg gen en ja knikken, als hij je uitlegt, hoe jc voor de microfoon moet staan, terwijl je het zelf al deed, toen hij nog niet eens z'n eerste luier aan hadEn dat kan ik niet.. Ik kan m'n smniet hou den". Aldus Chris de la Mar over zijn huidige gebrek aan emplooi. Wat hem overigens bepaald niet droevig stemt. Hij werkt nog wel „Ja, ja, voor bruiloften en partijen met ter afwlseling eens een begrafenisje of een scheid ink jeEn dan gaat hij nog wel eens de boer op om voor boeren, burgers en buitenlui wat van de oude monologen te zeggen van „Neerlands grootste conferencier, Chris de la Mar". Trouwens denk ik niet, dat het allemaal oud spul LsNeen, ik maak nog nieu we ook. Ik heb net een ding in m'n zak... steengoed. Een echt levenslied". Monologen, grappen vertellen. liedjes zingen. Vooral het laatste en denk er beslist niet te gering over. Een man van bijna 77 kan nog een stem hebben, die juicht en fluistert. Die iedere into natie aan kan nemen, die de romantiek kan doen herleven. De romantiek van de operette, waarin Chris triomfen vierde. De romantiek ook van de cabaretliedjes van Dirk Witte, van Pissuisse en al die andere collega's van toen, met wie hij avond aan avond werkte. Dat was de tijdTournees door de West en door de Oost. Was het niet in Balikpapan, waar hy de. doodstij ding van zijn zo geliefde en door hemzelf ook bewonderde broer Nap kreeg? 't Was kort voor de oorlog. Chris spéélde die avond, omdat het moest. Maar onder de voorwaarde, dat niemand bekend zou Het tekent de artiest Chris de la Mar. Zijn tijd is geweest. Hij droomt nog van een grote afscheidsavond in het De la Mar Theater Theater. Eerst één voor dikke entreeprijzen, die de mensen toch nog wel voor hem willen betalen en waar hij dan een slappe stuiver aan over zou willen houden. En dan een echte ouderwetse goedkope avond, waar vele honderden mensen zouden kunnen ko men. En de opbrengst daarvanvoor het een of andere liefdadige doel. Chris neemt nog graag een borreltje en steekt een nieuwe sigaret op. Hij kijkt naar Theo, maar hij ziet hem niet. Zijn ogen staren in de verteZe zien het doek opgaan, de voorste rijen van het hooggeacht publiek. Z'n oren horen hot applaus. Hij leeft. Hij is artiest. Maar z'n snorretje verraadt, dat zijn tijd voor bij is. HU kleurt het zwart, omdat dat he beste staat bij zijn rok. die keurig onderhouden in de kas hangt en die er voor die bruiloften en partijen smette loos en van ieder stofje ontdaan uit komt. Soms flinke partijen heeft hij. waar de (niet zelden dure) klanten nog uren om hem kunnen lachen. Maar de publiek" waarop de radio en televisie gokken. Wat zegt hem de naam van Chris de la Mar? Wat betekent voor hen zo'n levenslied? En toch, Chris is het waard, dat hy en met hem alle leden van de A.R.C. niet op het pad van pensioen en ontslag uitgerangeerd wor den. Zes verbalen'; TAQUES H AM LINK i^.„ - van de burleske waanzin. Zelfs de (voor treffelijke) decors en kostuums (van Lou Steenbergen) kolderen. Ook als men het stuk meer ziet als een sociale satire; het kan de vorm van de groteske best hebben. Robert wordt gespeeld door Ton van Duinhoven, elegant, vilain, uitgekookt. Johnny Kraaykamp speelt Bertram. Twyfel nooit meer of Johnny Kraay kamp wel 'n groot komiek zou zijn. Hij bewees het in de musical „Oliver", die ten onrechte te weinig publiek heeft ge trokken. Hij bewijst het nu in „Robert, Bertram en Comp.". Hij is de kleine gauwdief, de slimme stuntelaar, die de grootscheepse stijl van zijn vriend niet begrijpt en kan volgen, maar die bij hem hoort als Pancho bij Don Quichotte. ,.r)as op dat je geen woord zegt". De I weduwe, die kamers verhuurt, zegt dat tegen haar goudvis. Want ze moet toch iets zeggen. De staande klokken, die haar man heeft nagelaten, bieden geen conversatie. De weduwe beleeft de dag van haar le ven als het schildersmaatje de trap komt opverven. Dan staat Haar kwebbel met stil. Alle vroegere huursters gaan over de tong. De oude vrijster met wie ze de oorlogsjaren heeft doorgemaakt, elkaar sarrend maar elkaar toch steeds weer kleptomane tweeling, de geheimzinnige juffrouw die twee keer per dag pakjes liet bezorgen De grap van het stuk is dat al die huursters kriskras door elkaar ten to nele verschijnen als de weduwe over ze vertelt, weinig chronologisch zoals dat soort hak op de tak-verhalen nu een maal is. Dimitri Frenkel Frank heeft dat knap, want schijnbaar logisch, ge construeerd. Hij beschikt bovendien over een volle lading woordgrapjes. Het is in dat huis van de weduwe een dwaze win kel van Sinkel. Men kan tegen het stuk aanvoeren dat de karakters van de rollen, met name die van de weduwe (de tragiek van haar alleenzijn komt tekort) meer wor den aangeroerd, dan uitgewerkt. Het stuk loopt duidelijk af als men het truc je van de constructie doorheeft. Er is geen afsluiting, niet in de mensen die Er was een herdenkingsjaar voor no dig om Heijermans weer op de plan ken te krijgen. ledereen, ook de toneelwereld zelf, was verbaasd toen de Nederlandse Comedie met een gekunde en met emoties geladen voorstelling kwam van „Op hoop van zegen" (van 190T De verbazing werd een verrassing toen Studio een sprankelende „Wijze ka ter" (van 1919) ten tonele voerde en dat speelt, dag in dag uit, tot in alle uithoeken van het land, soms twee keer per dag. De verrassing is inmiddels enthou siasme geworden na de grandioze opvoering door het Nieuw Rotterdams Toneel van „Schakels" (van 1904) en na de alleszins uitbundige voorstelling door Ensemble van „Robert, Bertram en Comp" (van 1914). Bovendien komt er bin nenkort ook nog een nieu we serie voorstellin gen van „Uitkomst" (van 1907) dat vorig jaar als Hol land Festi- val-mani- festatie is gespeeld en nu op het reper toire is genomen van de Haagse Come die welke voor de festivalproduktie met Georgette Hagedoorn (de zwaan) en Jules Royaards (zieke Jantje) de hoofd rollen had geleverd. De Haagsche Co medie, die aan het begin van het seizoen helemaal geen Heijermansstuk had aan gekondigd en een extra op het totaal van de succesvolle reeks van andere stukken ook niet nodig heeft, gaat er zelfs mee naar het internationale to neelfestival. Intussen heeft Studio er snel aan her innerd dat de toneelwereld niet in de toneelliteratuur van vroeger hoeft te grasduinen om kwaliteitsloneel van eigen bodem te kunnen spelen. Het speelt van Dimitri Frenkel Frank „Pas op dat ie geen woord zegt" en dat is toneel aat zeker gezien mag worden, en het geeft een avond van drie eenak ters. waarmee twee nieuwe toneelschrij vers debuteren. Dat zal in de praktijk een avond zijn voor de kleine groep van toneelverknochten, maar deze gaat dan bepaald niet teleurgesteld de schouw burg uit. „Qchakels". Het is de geschiedenis van O Pancras Duif, de smid die het tot fabrieksdirecteur heeft gebracht en die op zijn oude dag wil hertrouwen. Na een ziekte is hij weggepromoveerd tot president-commissaris. Van zjjn kinde ren hoeft hij geen genegenheid te ver wachten. Een advertentie in een krant levert niet de gewenste resultaten. Hij vraagt zijn huishoudster. Die niet wil, maar accepteert omdat ze een zoon heeft. Het zyn de kinderen die het huwelijk onmogelijk maken. Het is een schande voor het bedrijf, zegt de oudste zoon Henk, die directeur van de fabriek is geworden. Het kost ons ons geld, zeg gen zoon Jan en dochter Coba, in-bur- gerlijke wezens die verdord zijn in mis lukte huwelijken en gemiste ambities. We doen 't voor vaders bestwil, zeggen ze allen en ze menen het. op hun ma nier. Ze menen het althans in de voorstelling van het Nieuw Rotterdams Toneel. Vroeger zal „Schakels" ongetwijfeld in zwart-wit zijn gespeeld. Ondankbare kinderen proberen hun arme, oude va der krankzinnig verklaard te krijgen om de centen. Een thema om bij te snot teren. Jan Teulings, die de Rotterdamse voor stelling heeft geregisseerd, heeft „Scha kels" gezien als een portret van een Hollands burgermansgezin met naar buiten de air van degelijkheid en naar binnen de benepen kleinheid en kleine gemeenheid. Een reëel-Hollandse bur germansfamilie. Heijermans noemde zijn stuk „een vroo- lyk spel van den huiselijken aard". Als hij het nu geschreven zou hebben zou men het zonder meer kunnen vergelij ken met het bittere, sociale-tendens to neel van de Engelse jonge boze man nen-generatie, dat een mengeling is van kritiek op en liefde voor zijn subjecten. En als het toneel er tevens is om zich zelf te kunnen herkennen, dan geldt dat voor honderd procent juist voor een stuk als „Schakels". Het dochtertje van Jan is jarig. Dus komen alle ooms en tantes op visite. Maar het arme kind moet in de serre, want vader en moeder en de ooms en tantes hebben zaken te doen. Grootvader Pancras moet over de tong en afgeslacht. Deze scène (het der de bedrijf) is zo op en top Hollands dat de benauwenis aankomt in het kwa draat. „Schakels" wordt (insublieme stylde- cors en -kostuums van Herman Gor dijn) subliem gespeeld; zowel in de twee- deplansrollen (wat een verrassing is bij het anders altijd nogal onevenwichtige Nieuw Rotterdams Toneel) als in ae hoofdrol. Richard Flink creëert Pancras Duif met een kracht, die huiveringwekkend is. „Schakels" is als stuk en als voorstel ling groot toneel. Robert, Bertram en Comp." is een heel andere Heijermans. Een dolle Heijermans. „Robert, etc." is een klucht, een schelmenstuk. Wel met een sociale tendens, maar die wordt gebracht in de binnenstebuiten-vorm als in „De brave soldaat Sweijk" en „De Dreigroschen- oper". De schlemielen, de gentleman- oplichter Robert en de zakkenroller Bertram zijn net iets slimmer dan alle baronnen bij elkaar en linker dan de bankier, die ze klem zetten als ze zijn zwendel met waardeloze Russische ef fecten doorhebben. De slechterikken lei den de maatschappij, mits ze handig zijn, vindt Heijermans. Jan Retel heeft „Robert, etc." geregis seerd in de richting van de vaudeville, wel en Nel Koppen speelt een heerlijke kwebbetante-kamerverhuurster, daarby gesecundcerd door actrices en een ac teur, die haar niveau zeker niet halen, maar genoeg enthousiasme opbrengen om er toch een sluitend geheel van te maken. De eenakteravond betekent het debuut van de dichter E. Brent Besemer, en van Henk Sparreboom, die „De ste- die „De schaft" en „De zwanen" schreef, nen Salomo" bijdroeg. Sparreboom schil dert. In heel zijn leven heeft hy ooit één toneelstuk gezien. Hij vindt dat het le ven hem tekort heeft gedaan. Hij is, om mee om te gaan, geen plezierige jonge man. Daarom des te verrassender aat hij ln zijn Haagse hofjeswoning een dia loog op poten heeft gezet, die wél van allure getuigt, bij vlagen zelfs van hu mor, ook al is het humor van de sick jokes. Twee vrienden hengelen. De een vraagt de ander hem te willen vermoorden „want ik heb je vrouw verleid na de derde pannekoek die ze aan het bakken was". De ander, een duf heiblok, wU wel op het verzoek ingaan. De eenakter is goed, in zijn situatie en in zijn goed bekkende, efficiënte, taal, zolang ze absurd en morbide is. Ze wordt even over de helft zwak, wanneer voor de gang van zaken een rechtvaar diging wordt gezocht. Maar een halve goede eenakter is al heel veel voor een debutant die van toneel alleen weet wat erover in de kranten geschreven wordt. Brent Besemer heeft meer in zijn mars omdat hij duidelijk poëtischer is in gesteld. In „Zwanen" voert hy een kal verachtige jonge kantoorklerk ten to nele. die idyllisch doet met een jong meisje, maar het minnespel moet sta ken omdat hij verplicht is stenen te gooien naar de zwanen. De zwanen zijn het symbool van zijn angsten en zijn haat. Het komt goed en hand in hand verlaten de twee de planken. De eenakter is poëtisch, is verrassend in zijn verhaal, is gewoonweg fijn to neel. „De Schaft" is dat niet. Het is een ge sprek tussen twee schilders van een scheepswerf. De jongere man biecht zijn oudere collega op waarom hij de maat schappij haat Het thema is psychologisch niet vol doende uitgewerkt om aanvaardbaar te zijn. Maar ook hier: het is goed klin kend, natuurlijk Nederlands en daarom heeft Kees van Iersel, de artistiek direc teur van Studio, volkomen gelijk dat hij ook dit stuk een kans heeft willen geven.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1964 | | pagina 12