,Het plantaardig
bewind'
Een stem die juicht en fluistert
Jaques Hamelink:
HEIJERMANS' HEDENDAAGSE TONEEL
VAN A.R.C.
en A.O.W.
zaterdagnummer
Zaterdag 7 maart 1964
DE NOVELLEN EN VERZEN van
de nog jonge (geb. 1939) Terneuzen-
se schrijver Jacques Hamelink heb
ben reeds bij hun verschijnen in pre-
riodieken de aandacht getrokken. Nu
een zestal verhalen gebundeld is in
„Het Plantaardig Bewind" zal er stel
lig nog meer aandacht worden ge
schonken aan deze Zeeuwse auteur.
We hebben niet zoveel Zeeuwse
schrijvers van formaat, en er is dan
ook snel vreugde bij het optreden van
een nieuw talent. Talent heeft
Jacques Hamelink ongetwijfeld, nie
mand zal dat willen ontkennen, doch
onze reserve is, na lezing van dit eer
ste boek, vrij groot. Want, hoeveel
gaven ook, dit werk is zo intens on
plezierig en naar, zo geraffineerd
broeikasachtig, gezocht en op het
perverse af, dat we er niet veel toe
komst in zien, tenzij we deze verha
len beschouwen als grillig-knappe
vingeroefeningen van een zeer jong
auteur die nog veel zelfbeheersing no
dig zal hebben om zijn fantasieën in
levenskrachtige banen te leiden. Dit
zijn woekeringen, giftige vegetaties,
zwammen, die het leven aanvreten.
Een plantaardig bewind, maar dan
een bloesemloos, vernietigend, over
woekerend en vermolmend. Later
mogen uit dit vochtige bederf gave
bomen opschieten, het is te hopen,
maar op het ogenblik slaat ons nog
slechts een verstikkende lucht in de
neus. Het is naar, en het is helaas ook
niet nieuw, doch de echo, de neerslag
van vele macabere en morbide verha
len, ziekelijke films en in het moeras
lopende literaire fantasieën. Als zo
danig zelfs van een paradoxale pro-
vincialiteit.
Letterkundige kroniek
door HANS WARREN
Ook Terneuzen levert ons nu: in verhaal
1: de gruwel van een jongen die, met
kameraadjes in een moeras aan het spelen,
verbrandt bij een gasontploffing, geen
détail wordt ons bespaard. In verhaal 2:
eenzelfde stel afschuwelijke knapen die één
hunner in een duin in een kuil ingraven,
hem met petroleum besprenkelen en in
brand steken; vooraf allerlei onnodige ero
tische details. In verhaal 3: een dame die
op parkbanken gaat zitten om kleine
schooljongens aan te lokken, ze mee naar
huis te nemen, in bad te stoppen enzo
voorts, alles verlekkerd beschreven. In ver
haal 4: een schooljongen die bij zijn tante,
die waarschijnlijk lesbisch maar in elk ge
val knettergek is, gaat logeren en daar al
lerlei zonderlinge ervaringen ondergaat in
txix sérre-achtige, ziekelijke sfeer. In ver
haal 5. dat overigens niet slecht en zeer
gecompliceerd is: allerlei fraaie motieven
als: gedetailleerde fluimenbeschrijvingen
naar aanleiding van een onsmakelijke tu
berculeuze parkwachter die o.a. kinderen,
liefst jongetjes, verleidt (dat hadden we
nog niet gehadgedetailleerd mishandelen
van een hond. macaber gesol met een pop
meisje dat begraven wordt tussen de strui
ken, aanranden van een klein meisje; in
verhaal 6: (het beste), allesbehalve aan
gename fantasieën van een oude koddebeier
die droomt (zeer verward droomt als men
kritisch leest!) over het soldatenleven en
die daarna aan verstandsverbijstering lijdt.
Ziedaar enige motieven die ons worden
voorgeschoteld, en als ge nu zegt: ik pas er
verder voor, dat hebt U wellicht gelijk,
maar daarmede zijn we er niet, want het
feit doet zich voor dat dergelijke onderwer
pen de meeste lezers van heden helaas
eerder aantrekken dan afstoten, en mits
ze dan nog met enig talent verteld zijn,
worden ze met gejuich binnengehaald. Zelfs
in schoolbibliotheken, hoorden we tot onze
grote schrik (de werken van Wolkers,
althans). We doen hier niet aan mee: zon
der de gaven en het kunnen van Jacques
Hamelink ook maar in het minst te willen
betwisten (voor een zo jong schrijver be
heerst hij het métier goed) mogen we op
merken dat deze verhalen morbide en uit
sluitend negatief zijn en dat. en dit is het
belangrijke: meestal zonder enige nood
zaak. Dus verwerpelijk.
Haast nergens, (zeker niet in de vier eerste
verhalen) zijn we er van overtuigd ge
raakt dat het noodzakelijk was om zo te
schrijven, en dat zou de enige rechtvaardi
ging kunnen zijn om al dit nare en onsma
kelijke op te dissen. Noodzaak heft dan
automatisch het gegeven, hoe weerzinwek
kend of abject eventueel, op in een andere
werkelijkheid die men als lezer aanvaardt
en zelfs als zuiver aanvaardt. Vandaar dat
het onderwerp er in theorie niet toe doet.
Doch in „Het Plantaardig Bewind" blijft
men zich verzetten (Hamelink schiet dus
toch tekort), men proeft het maniertje, er
ger, merkt dat de schrijver met raffine
ment keer op keer een „lekker stukje"
weggeeft.
De pubers uit deze verhalen, slecht en
vroegwijs en constant in verleiding of
verleidende lijken samengesteld uit de
pubers van Mouloudji en Wolkers c.s., en
dan nog gedompeld in een expressionistisch
vernisje a la Trakl dat hen een wat
archaïserend patina geeft. Tekenend heet
een verhaal „An den Knaben Elis". Aan
de ene kant dus zwelgen in het gore, lief
deloze, bedervende, verstikkende, rottende,
lelijke, aan de andere kant: parken, bont
mantels, parfums, parelmoer, rijke, maar
aangevreten interieurs. Doch nergens, let
terlijk nergens, een gewoon kind, een ge
woon mens (hoe oneindig gecompliceerd
en moeilijk is dit „gewoon"!); enkel ge
frustreerden, geschondenen en hoe ge
makkelijk zijn die uit te beelden. De kinde
ren hebben geen ouders, de grote mensen
geen nabestaanden. Liefde, genegenheid, ze
ontbreken, ontbreken te enen male. Het is
een hel, maar een van beperkte afmetingen,
een hel die men ontkennen, weigeren kan,
hoe zwart en bitter Hamelink ook kijken
moge op het omslag. Al deze personen
staan alleen, hopeloos alleen en hun omge
ving helpt een handje mee om hen ten on
der te laten gaan.
Zij ondernemen niets, tekenen geen verzet
aan; als in een verwarde nachtmerrie on
dergaan zij hun zinloze lot waar ook de
schrijver geen zin aan geeft. Het grijpt de
lezer soms aan. omdat de taal bijzonder
suggestief is. Hamelink weet dichterlijk te
condenseren, en zo zijn proza te laden met
een meer dan gewone spanning. En wan
neer hij een enkele keer oppermachtig
meegesleept wordt door zijn fantasie en
scheppingskracht, zoals in de twee laatste
verhalen „Grafbeeld in ontijd" en „Het
wandelende woud" laat hij ons zien dat
hij de stof in zich heeft tot iets werkelijk
groots. Doch die momenten zyn nog zeld
zaam. Zo is de compositie van „Grafbeeld
in ontijd", met de versmelting der motie
ven aan het slot werkelijk knap (het geheel
zou echter herschreven moeten worden om
op het peil van het slot te komen) en zo
heeft de uitbeelding van de verbijsterde
koddebeier in het voortrukkende bos. en
zijn uiteindelijke samenvallen, meedoen met
de razernij der bomen, iets grandioos, en
we gebruiken dat woord niet gauw. Doch
cr zijn tc veel doffe plekken in het vooraf
gaande (onuitgewerkte ook: de soldaten-
scènes. de postbode met de vrouw, etc.) om
het geheel een werkelijk geslaagde novelle
te noemen.
Het door merg en bot snijdend besef een
wezen te zijn zonder voor- of nage
slacht. Uitgestoten". Die notitie leest men
ergens, en ze zou als motto boven dit boek
kunnen staan. Evenals bij het werk van
Jan Wolkers, waaraan dat van Hamelink
in menig opzicht verwant is. vragen we
ons af, hoe het zal zijn wanneer hij de
jeugdimpressies verlaat om volwassen
mensen uit te gaan beelden. Bij Wolkers
viel dat (vooral in „Een roos van vlees")
bitter tegen. Waanzinnigen of mensen met
allerlei oervervelende obsessies staan ons
te wachten. „Het wandelende woud", de
tante uit „An den Knaben Elis". de park
dame en de parkwachter, om er slechts een
paar te noemen, waarschuwen ons reeds.
Nu is Hamelink nog erg jong. Daar houden
we het voorlopig maar op.
Artiesten zijn mensen die anders zijn
dan anderen. Oudere artiesten, uitge
rangeerd door nieuwe generaties en
nieuwe media, blijven anders dan an
deren. Het anders-zijn valt dan mis
schien sterker op, omdat hun métier
van hen af is gevallen. Zij staan overal
een klein beetje buiten en het is geen
wonder, dat zij naar elkaar toe trek
ken. Zo'n ontmoetingspunt is sinds kort
Theo Ruiters artiestenkroeg geworden,
op de Amsterdamse Rozengracht.
Theo's kroeg wijder bekend gewor
den door Wim Ibo's t.v.-programma
heeft nu een vast plaatsje ingeruimd
voor de artiesten van vroeger. Mannen
en vrouwen uit de showbusiness, die al
lemaal dat is de voorwaarde voor het
lidmaatschap Abraham hebben ge
zien.
Fifty-agers en ouderen dus. Noem ze
niet oud. want zo voelen ze zich niet.
Ze zijn artiesten. Dat waren ze; en om
dat ze het allemaal zo voor de volle
honderd procent waren, zullen ze het al
tijd blijven, zelfs al is het rokkostuum
versleten en al is de borrel te duur ge
worden.
Want artiest zijn ls niet zo maar een
baantje. Je wordt niet artiest, zoals je
gemeenteambtenaar af bankdirecteur
wordt. Zo kom je ter wereld en zo ga je
er weer af. De vraag is alleen maar of
je voldoende doorzettingsvermogen
en genoeg geluk hebt om er jo kostje
mee te verdienen.
En in het antwoord op die vraag ligt
dan tegelijk de tragiek besloten vari deze
betrekkelijk kleine gemeenschap. De tra
giek, die veel van de leden van de A.R.
C. zoals de mannen hun gemeenschap
hebben gedoopt met de beginletters van
de Artiesten Reünisten Club zelf
waarschijnlijk niet zullen onderkennen.
Trouwens lang niet allemaal zijn ze in
het tragi-komische vlak verzeild ge
raakt. Gelukkig niet. Maar toch... Heel
wat vroegere beroemdheden leven op
zolderkamertjes van alleen maar de
A.O.W.
Je wordt als artiest geboren. Je krijgt
niet een benoeming na een keurig
briefje en een presentatie!*
aan de directeur. Maar dat houdt L
je ook geen al dan niet eervol ont
slag krijgt en: geen pensioen. En als je
dan niet als artiest, maar wel als wer
kend mens aan dat ontslag of dat pen
sioen toe bent ga je ergens lijken op een
clown in het circus, die de mensen aan
het lachen moet maken, terwijl de tra
non hem in de ogen staan omdat hij niet
als clown maar als mens om welke reden
dan ook verdriet heeft.
Ze kennen het allemaal, dat gevoel. En
ergens in hun binnenste zijn ze er bang
voor. Ze hangen aan eikaar; ze gaan
steeds meer aan elkaar hangen. Als je
long bent en de contracten met bij kunt
houden, mag je je neus ophalen voor je
collega; dan kun je concurrentie bedrij
ven. Maar als voor jezelf en voor die
collega de tijden moeilijker worden? Dan
bindt je de band van het gezamenlijk
hunkeren naar datzelfde wonderlijke
element uit het artiestenleven: de weer
klank van je werk bij het publiek. Het
applaus.
Dan hoor je aan de bar dat klappen van
weleer nog naklinken. Dan dreig je je te
verliezen in dagdromen. Dromen van
nog eenmaal een grote afscheidsavond.
Dromen, die van de werkelijkheid ge
scheiden zijn door de barrière van de
herinnering. Want nergens als hier
speelt „toen" zo'n grote rol
Een van de vaste gasten van de A.R.C.
is Chris de la Mar. Een glimlach
van herinnering zal om menige
mond spelen als de ogen deze naam le
zen. Chris dc la Mar, lid van een be
roemd geslacht van kleinkunstenaars.
Zijn vader was in het vak en zijn moe
dor; zijn broer Nap was een ster in zijn
jaren, als Sonneveld nu; z'n nichtje
Flentje en z'n tante Fien deden de har
ten van duizenden sneller kloppen.
En Chris zelf z'n gouden jaren liggen
achter hem. De jaren, waarin hij graag
een niet zo met succes gezegende colle
ga wat toestopte „ik „gaf" altijd, want
lenen deed ik niet omdat ik het toch
nooit terugkreeg en dan in ieder geval
een dankjewel voor het geven had". Htj
neemt nu graag de twee borreltjes, die
in de A.R.C. wekelijks voor alle leden
klaar staan, omdat Theo tal van vrien
den heeft bewogen elk één middag voor
hun rondjesrekening te nemen.
Zijn donkere pak is wat vaaltjes nu
het dasje zit niet zo hyperbest gestrikt
als hij op dinsdagmiddag binnen komt.
Maar zijn ogen schitteren nog als wel
eer en zijn mond ratelt de grappen als
een mitrailleur over het glas heen.
Er zijn hele beste bij. Zoals die van
Hitler, die zo'n grote vriend van de mu
ziek wasHij begon zijn carrière als
Mahler, hij leefde als Haydn, werd een
bollcbof dank zij Liszt en kwam aan z'n
eind door Grieg. Een phonetisch mopje,
dat met glans verteld de roem van Chris
nog steeds verklaart. Trouwens er zijn
or meer. Van de juffrouw van de reti
rade. die de hotelbaas schuchter over
plaatsing vroeg van de'heren- naar de
damesafdeling. Waarom, vroeg de baas.
„Ik ben bij de dokter geweest en die
heeft mij verandering van lucht voorge
schrevenMopjes van een tijd gele
den overigens.
Je zou het hem niet geven, 76 is hy nu.
En als hot kon, nog alle dagen op de
planken. Maar jawil je tegen
woordig wat bereiken, dan moet je met
siroop kunnen smeren. Dan moet je
voor de televisie tegen een jong broekje,
dat nog nergens van weet „meneer" zeg
gen en ja knikken, als hij je uitlegt, hoe
jc voor de microfoon moet staan, terwijl
je het zelf al deed, toen hij nog niet eens
z'n eerste luier aan hadEn dat kan
ik niet.. Ik kan m'n smniet hou
den". Aldus Chris de la Mar over zijn
huidige gebrek aan emplooi. Wat hem
overigens bepaald niet droevig stemt.
Hij werkt nog wel
„Ja, ja, voor bruiloften en partijen met
ter afwlseling eens een begrafenisje of
een scheid ink jeEn dan gaat hij
nog wel eens de boer op om voor boeren,
burgers en buitenlui wat van de oude
monologen te zeggen van „Neerlands
grootste conferencier, Chris de la Mar".
Trouwens denk ik niet, dat het allemaal
oud spul LsNeen, ik maak nog nieu
we ook. Ik heb net een ding in m'n zak...
steengoed. Een echt levenslied".
Monologen, grappen vertellen. liedjes
zingen. Vooral het laatste en denk er
beslist niet te gering over. Een man
van bijna 77 kan nog een stem hebben,
die juicht en fluistert. Die iedere into
natie aan kan nemen, die de romantiek
kan doen herleven. De romantiek van de
operette, waarin Chris triomfen vierde.
De romantiek ook van de cabaretliedjes
van Dirk Witte, van Pissuisse en al die
andere collega's van toen, met wie hij
avond aan avond werkte.
Dat was de tijdTournees door de
West en door de Oost. Was het niet
in Balikpapan, waar hy de. doodstij
ding van zijn zo geliefde en door hemzelf
ook bewonderde broer Nap kreeg? 't
Was kort voor de oorlog. Chris spéélde
die avond, omdat het moest. Maar onder
de voorwaarde, dat niemand bekend zou
Het tekent de artiest Chris de la Mar.
Zijn tijd is geweest. Hij droomt nog van
een grote afscheidsavond in het De la
Mar Theater Theater. Eerst één voor
dikke entreeprijzen, die de mensen toch
nog wel voor hem willen betalen en
waar hij dan een slappe stuiver aan over
zou willen houden. En dan een echte
ouderwetse goedkope avond, waar vele
honderden mensen zouden kunnen ko
men. En de opbrengst daarvanvoor
het een of andere liefdadige doel.
Chris neemt nog graag een borreltje
en steekt een nieuwe sigaret op. Hij
kijkt naar Theo, maar hij ziet hem niet.
Zijn ogen staren in de verteZe zien
het doek opgaan, de voorste rijen van het
hooggeacht publiek. Z'n oren horen hot
applaus. Hij leeft. Hij is artiest. Maar
z'n snorretje verraadt, dat zijn tijd voor
bij is. HU kleurt het zwart, omdat dat
he beste staat bij zijn rok. die keurig
onderhouden in de kas hangt en die er
voor die bruiloften en partijen smette
loos en van ieder stofje ontdaan uit
komt. Soms flinke partijen heeft hij.
waar de (niet zelden dure) klanten nog
uren om hem kunnen lachen. Maar de
publiek" waarop de radio en televisie
gokken. Wat zegt hem de naam van
Chris de la Mar? Wat betekent voor hen
zo'n levenslied? En toch, Chris is het
waard, dat hy en met hem alle leden
van de A.R.C. niet op het pad van
pensioen en ontslag uitgerangeerd wor
den.
Zes verbalen';
TAQUES
H AM LINK
i^.„ -
van de burleske waanzin. Zelfs de (voor
treffelijke) decors en kostuums (van
Lou Steenbergen) kolderen. Ook als men
het stuk meer ziet als een sociale satire;
het kan de vorm van de groteske best
hebben.
Robert wordt gespeeld door Ton van
Duinhoven, elegant, vilain, uitgekookt.
Johnny Kraaykamp speelt Bertram.
Twyfel nooit meer of Johnny Kraay
kamp wel 'n groot komiek zou zijn. Hij
bewees het in de musical „Oliver", die
ten onrechte te weinig publiek heeft ge
trokken. Hij bewijst het nu in „Robert,
Bertram en Comp.". Hij is de kleine
gauwdief, de slimme stuntelaar, die de
grootscheepse stijl van zijn vriend niet
begrijpt en kan volgen, maar die bij
hem hoort als Pancho bij Don Quichotte.
,.r)as op dat je geen woord zegt". De
I weduwe, die kamers verhuurt, zegt
dat tegen haar goudvis. Want ze moet
toch iets zeggen. De staande klokken,
die haar man heeft nagelaten, bieden
geen conversatie.
De weduwe beleeft de dag van haar le
ven als het schildersmaatje de trap komt
opverven. Dan staat Haar kwebbel met
stil. Alle vroegere huursters gaan over
de tong. De oude vrijster met wie ze de
oorlogsjaren heeft doorgemaakt, elkaar
sarrend maar elkaar toch steeds weer
kleptomane tweeling, de geheimzinnige
juffrouw die twee keer per dag pakjes
liet bezorgen
De grap van het stuk is dat al die
huursters kriskras door elkaar ten to
nele verschijnen als de weduwe over ze
vertelt, weinig chronologisch zoals dat
soort hak op de tak-verhalen nu een
maal is. Dimitri Frenkel Frank heeft
dat knap, want schijnbaar logisch, ge
construeerd. Hij beschikt bovendien over
een volle lading woordgrapjes. Het is in
dat huis van de weduwe een dwaze win
kel van Sinkel.
Men kan tegen het stuk aanvoeren dat
de karakters van de rollen, met name
die van de weduwe (de tragiek van
haar alleenzijn komt tekort) meer wor
den aangeroerd, dan uitgewerkt. Het
stuk loopt duidelijk af als men het truc
je van de constructie doorheeft. Er is
geen afsluiting, niet in de mensen die
Er was een herdenkingsjaar voor no
dig om Heijermans weer op de plan
ken te krijgen.
ledereen, ook de toneelwereld zelf,
was verbaasd toen de Nederlandse
Comedie met een gekunde en met
emoties geladen voorstelling kwam van
„Op hoop van zegen" (van 190T
De verbazing werd een verrassing toen
Studio een sprankelende „Wijze ka
ter" (van 1919) ten tonele voerde en
dat speelt, dag in dag uit, tot in alle
uithoeken van het land, soms twee
keer per dag.
De verrassing is inmiddels enthou
siasme geworden na de grandioze
opvoering door het Nieuw Rotterdams
Toneel van „Schakels" (van 1904) en
na de alleszins uitbundige voorstelling
door Ensemble van „Robert, Bertram
en Comp" (van 1914).
Bovendien
komt er bin
nenkort ook
nog een nieu
we serie
voorstellin
gen van
„Uitkomst"
(van 1907)
dat vorig
jaar als Hol
land Festi-
val-mani-
festatie is gespeeld en nu op het reper
toire is genomen van de Haagse Come
die welke voor de festivalproduktie met
Georgette Hagedoorn (de zwaan) en
Jules Royaards (zieke Jantje) de hoofd
rollen had geleverd. De Haagsche Co
medie, die aan het begin van het seizoen
helemaal geen Heijermansstuk had aan
gekondigd en een extra op het totaal
van de succesvolle reeks van andere
stukken ook niet nodig heeft, gaat er
zelfs mee naar het internationale to
neelfestival.
Intussen heeft Studio er snel aan her
innerd dat de toneelwereld niet in de
toneelliteratuur van vroeger hoeft te
grasduinen om kwaliteitsloneel van
eigen bodem te kunnen spelen. Het
speelt van Dimitri Frenkel Frank „Pas
op dat ie geen woord zegt" en dat is
toneel aat zeker gezien mag worden,
en het geeft een avond van drie eenak
ters. waarmee twee nieuwe toneelschrij
vers debuteren. Dat zal in de praktijk
een avond zijn voor de kleine groep van
toneelverknochten, maar deze gaat dan
bepaald niet teleurgesteld de schouw
burg uit.
„Qchakels". Het is de geschiedenis van
O Pancras Duif, de smid die het tot
fabrieksdirecteur heeft gebracht en die
op zijn oude dag wil hertrouwen. Na
een ziekte is hij weggepromoveerd tot
president-commissaris. Van zjjn kinde
ren hoeft hij geen genegenheid te ver
wachten. Een advertentie in een krant
levert niet de gewenste resultaten. Hij
vraagt zijn huishoudster. Die niet wil,
maar accepteert omdat ze een zoon
heeft.
Het zyn de kinderen die het huwelijk
onmogelijk maken. Het is een schande
voor het bedrijf, zegt de oudste zoon
Henk, die directeur van de fabriek is
geworden. Het kost ons ons geld, zeg
gen zoon Jan en dochter Coba, in-bur-
gerlijke wezens die verdord zijn in mis
lukte huwelijken en gemiste ambities.
We doen 't voor vaders bestwil, zeggen
ze allen en ze menen het. op hun ma
nier.
Ze menen het althans in de voorstelling
van het Nieuw Rotterdams Toneel.
Vroeger zal „Schakels" ongetwijfeld in
zwart-wit zijn gespeeld. Ondankbare
kinderen proberen hun arme, oude va
der krankzinnig verklaard te krijgen
om de centen. Een thema om bij te snot
teren.
Jan Teulings, die de Rotterdamse voor
stelling heeft geregisseerd, heeft „Scha
kels" gezien als een portret van een
Hollands burgermansgezin met naar
buiten de air van degelijkheid en naar
binnen de benepen kleinheid en kleine
gemeenheid. Een reëel-Hollandse bur
germansfamilie.
Heijermans noemde zijn stuk „een vroo-
lyk spel van den huiselijken aard". Als
hij het nu geschreven zou hebben zou
men het zonder meer kunnen vergelij
ken met het bittere, sociale-tendens to
neel van de Engelse jonge boze man
nen-generatie, dat een mengeling is van
kritiek op en liefde voor zijn subjecten.
En als het toneel er tevens is om zich
zelf te kunnen herkennen, dan geldt
dat voor honderd procent juist voor een
stuk als „Schakels". Het dochtertje van
Jan is jarig. Dus komen alle ooms en
tantes op visite. Maar het arme kind
moet in de serre, want vader en moeder
en de ooms en tantes hebben zaken te
doen. Grootvader Pancras moet over de
tong en afgeslacht. Deze scène (het der
de bedrijf) is zo op en top Hollands dat
de benauwenis aankomt in het kwa
draat.
„Schakels" wordt (insublieme stylde-
cors en -kostuums van Herman Gor
dijn) subliem gespeeld; zowel in de twee-
deplansrollen (wat een verrassing is bij
het anders altijd nogal onevenwichtige
Nieuw Rotterdams Toneel) als in ae
hoofdrol.
Richard Flink creëert Pancras Duif met
een kracht, die huiveringwekkend is.
„Schakels" is als stuk en als voorstel
ling groot toneel.
Robert, Bertram en Comp." is een
heel andere Heijermans. Een dolle
Heijermans. „Robert, etc." is een klucht,
een schelmenstuk. Wel met een sociale
tendens, maar die wordt gebracht in de
binnenstebuiten-vorm als in „De brave
soldaat Sweijk" en „De Dreigroschen-
oper". De schlemielen, de gentleman-
oplichter Robert en de zakkenroller
Bertram zijn net iets slimmer dan alle
baronnen bij elkaar en linker dan de
bankier, die ze klem zetten als ze zijn
zwendel met waardeloze Russische ef
fecten doorhebben. De slechterikken lei
den de maatschappij, mits ze handig
zijn, vindt Heijermans.
Jan Retel heeft „Robert, etc." geregis
seerd in de richting van de vaudeville,
wel en Nel Koppen speelt een heerlijke
kwebbetante-kamerverhuurster, daarby
gesecundcerd door actrices en een ac
teur, die haar niveau zeker niet halen,
maar genoeg enthousiasme opbrengen
om er toch een sluitend geheel van te
maken.
De eenakteravond betekent het debuut
van de dichter E. Brent Besemer,
en van Henk Sparreboom, die „De ste-
die „De schaft" en „De zwanen" schreef,
nen Salomo" bijdroeg. Sparreboom schil
dert. In heel zijn leven heeft hy ooit één
toneelstuk gezien. Hij vindt dat het le
ven hem tekort heeft gedaan. Hij is, om
mee om te gaan, geen plezierige jonge
man. Daarom des te verrassender aat
hij ln zijn Haagse hofjeswoning een dia
loog op poten heeft gezet, die wél van
allure getuigt, bij vlagen zelfs van hu
mor, ook al is het humor van de sick
jokes.
Twee vrienden hengelen. De een vraagt
de ander hem te willen vermoorden
„want ik heb je vrouw verleid na de
derde pannekoek die ze aan het bakken
was". De ander, een duf heiblok, wU
wel op het verzoek ingaan.
De eenakter is goed, in zijn situatie en
in zijn goed bekkende, efficiënte, taal,
zolang ze absurd en morbide is. Ze
wordt even over de helft zwak, wanneer
voor de gang van zaken een rechtvaar
diging wordt gezocht. Maar een halve
goede eenakter is al heel veel voor een
debutant die van toneel alleen weet wat
erover in de kranten geschreven wordt.
Brent Besemer heeft meer in zijn mars
omdat hij duidelijk poëtischer is in
gesteld. In „Zwanen" voert hy een kal
verachtige jonge kantoorklerk ten to
nele. die idyllisch doet met een jong
meisje, maar het minnespel moet sta
ken omdat hij verplicht is stenen te
gooien naar de zwanen. De zwanen zijn
het symbool van zijn angsten en zijn
haat. Het komt goed en hand in hand
verlaten de twee de planken.
De eenakter is poëtisch, is verrassend
in zijn verhaal, is gewoonweg fijn to
neel.
„De Schaft" is dat niet. Het is een ge
sprek tussen twee schilders van een
scheepswerf. De jongere man biecht zijn
oudere collega op waarom hij de maat
schappij haat
Het thema is psychologisch niet vol
doende uitgewerkt om aanvaardbaar te
zijn. Maar ook hier: het is goed klin
kend, natuurlijk Nederlands en daarom
heeft Kees van Iersel, de artistiek direc
teur van Studio, volkomen gelijk dat hij
ook dit stuk een kans heeft willen geven.