SURTUR, ROOK EN
AS VOOR DE KUST
VAN IJSLAND
DRIJVENDE WIEG VAN HET WEERBERICHT
Wachtend op
de toeristen
(Speciale fotocorrespondentie)
H' weerbericht spreekt over „Harde noordelijke wind",
het weerpraatje vermeldt, dat voor de Noorse kust een
diepe depressiekern aanwezig is, het spreekt over koude
lucht van polaire oorsprong en de zeeman weet, dat het
op de noordelijke Atlantische Oceaan dan heel onplezierig
toeven is. Dan slaan de onstuimige oceaangolven voort
durend over een heel onstabiel scheepsdek, dan fluit de
wind fel door de tuigage en dan waagt geen man die daar
niet beslist opdracht toe heeft zich aan dek.
Dat kan het dek zijn van een willekeurig schip het kan ook het
speciaal ingerichte dek zijn van een der negen weerschepen, waar
onder twee Nederlandse, die bij toerbeurt hun taak verrichten tussen
6G graden noorderbreedte 2 graden oosterlengte het noordelijkste
schip, dat de codenaam „Mike" voor M draagt en de „Echo"
(voor E) op 35 graden N 48 graden W
Uur na uur, dag na dag. het hele jaar door ploegen de weerschepen
hun boeg in de oceaangolven, kruisend binnen de 100 vierkante
mijl van hun „eigen" gebied op de onmetelijke Atlantische Oceaan.
Zij vervullen, door internationale samenwerking daarheen gediri
geerd, een internationale taak ten behoeve van de atlantische lucht
vaart en scheepvaart maar toch voornamelijk voor de luchtvaart.
De samenwerking is tot stand gekomen binnen de I.C.A.O., de
internationale (regerings) organisatie van luchtvaartlanden een
soort „luehtvaartparlement".
De voornaamste taak van de weerschepen is het verzamelen van
meteorologische gegevens. In totaal zijn er negen posten, met de
letters A. B. C, D, E. I, J, K en M aangeduid, die bij toerbeurt bezet
worden door in totaal dertien schepen onder zes vlaggen (Canada,
Frankrijk, Noorwegen, Nederland. Engeland en de V.S.). Nederland
heeft twee schepen, de „Cumulus" en de „Cirrus", die volgens een
bepaald rooster de posities „Alpha", „India", „Juliett", „Kilo" en
„Mike" de barre noordelijkste innemen.
Het plan om weerschepen op de oceaan te stationeren, dateert uit
de oorlogsjaren, toen de door de V.S. naar Engeland gevlogen
twee- en viermotorige machines gesteund werden door Amerikaanse
schepen op hun route. Dit wa3 nodig, omdat men bij de 3tart anders
nooit kon weten, welk weer men acht uur latei boven de oceaan
zou tegenkomen. Deze gegevens moesten ter plaatse worden ver
gaard alle apparatuur, die de meteoroloog ter beschikking stond
een voortdurend arsenaal van instrumenten met hoogste precisie.
Het was een militaire exploitatie uiteraard, maar iiet was duidelijk
dat na de oorlog ook de burgerluchtvaart zonder betrouwbare weer
gegevens nooit veilig en economisch diensten over de oceaan zou
kunnen exploiteren.
Al in 1946 kwam de I.C.A.O. bijeen om plannen te maken en kort
daarna werden de eerste weerschepen de oceaan opgestuurd.
Aanvankelijk bestond het net uit dertien schepen, nu zijn het er nog
negen, gevolg van gevorderde communicatietechniek. Behalve met
het doen van meteowaarnemingen op zeeniveau en in de hogere
luchtlagen ten behoeve van de meteodiensten der verschillende at
lantische luchtvaartlanden. houden de schepen zich ook nog bezig
met radio- en reddingsdiensten. Per radio „begeleiden" zij de vlieg
tuigen, die de oceaan oversteken en tevens zijn zij een soort radio
bakens voor het luchtverkeer. Zij snellen ook te hulp, wanneer een
vliegtuig of schip in nood verkeert en beschikken over alle mogelijke
reddingsmiddelen. In februari 1951 redde de „Cumulus" zeven zee
lieden van het Noorse schip „Marga" in de Glof van Biscaje.
Het leven aan boord van een weerschip is hard en eentonig. Het is
een aaneenschakeling van routinezaken, afgewisseld door waar
nemingen ten behoeve van de wetenschap, die ook van de aanwezig
heid der schepen profiteert
De Nederlandse schepen worden „geëxploiteerd" door het
K.N.M.I. Een reis op de Nederlandse „Cirrus" werd meege
maakt door I.C.A.O.-fotograaf Marvin Bolotsky. Hiernaast
drukken wij een aantal foto's af, die hij aan boord van dit
Nederlandse weerschip maakte en die enig inzicht geven in
het werk en het leven op een dergelijk vaartuig, dat de
wereld niet meer zou kunnen missen.
Op de grote foto het weerschip „Cirrus", dot zojuist Rotter
dam verlaten heeft en op weg is naar de mond van de
Waterweg om zee te kiezen naar de positie „Mike", de
noordelijkste van de negen.
Linksboven is een matroos aan boord van de „Cirrus" be
zig met het voorbereiden van een temperafuurmeting van
het zeewater. Hiervoor wordt een baty-thermograaf, een
zelfregistrerende thermometer, gebruikt.
Hef oplaten van weerballons behoort tot de routinebezig-
heden. Linksonder een ballon, gereed voor het oplaten, hij
is voorzien van een radiosonde, die gegeveiis over de situa
tie in de hogere luchtlagen aan het schip doorgeeft. De ra
diosonde bevat diverse instrumenten en een miniatuurzen-
derfje. Op de foto rechts boven wordt het voor gebruik
gereedgemaakt.
Een van de waarnemers aan boord van de „Cirrus" leest
op de foto rechtsonder een instrument af, waarmee tempe
ratuur en vochtigheidsgraad van de lucht op zeeniveau
worden gemeten.
(Van een medewerkster)
aandacht voor het nieuwe vulkanische
eiland aan de zuidkust van IJsland mag
dan al op de rest van de wereld wat ver
slapt zijn, op IJsland zelf is dat geenszins
het geval. Daar wordt zijn ontwikkeling
gevolgd van dag tot dag, als bij een op
groeiende baby. De kranten vertellen vrij
wel dagelijks, hoe het gedrag van de vul
kaan is geweest en geregeld staat er ook
een foto bij.
Het spreekt van zeil, dat de lengte van het stuk
afhangt van de aan de dag tredende merkwaardig
heden van het eiland, maar de vulkaan schijnt
steeds iets vreemds of ongewoons te doen; daar
van wordt zowel In de dagbladen als in de nieuws
berichten iedere dag rapport uitgebracht. Dat er
zich inderdaad veranderingen voordoen, blijkt uit
de foto's waarvan de écn nog mooier is dan de
ander.
r^ve naam van net eiland staat nu ook vast:
Surtsey, „Surtseiland", ot wel het eiland van
Surtur. In de Noordse mythologie was Surtur een
reus, die met zijn vlammend zwaard in de onder
wereld heerste. Echter, ook al gebruiken de IJs-
landers graag de oude Germaanse godennamen,
toch verliep deze naamgeving niet zonder on
enigheid. De bewoners van de Vestmannaeilanden.
een kleine eilandengroep die in de buurt van de
vulkaan ligt, waren er fel tegen. Zij vonden, dat
het laatste eiland, dat aan hun domein werd toe
gevoegd, Westereiland moest heten; er zijn nl.
enige andere rotsklippen, die de naam van Ooster-
en Noordereiland dragen. Maar wat zij ook be
toogden, de regering was niet te vermurwen.
Zelfs de beste stunt der „Vestmannen", die hieruit
bestond, dat enigen van hen het nieuwe eiland
betraden en het officieel Westerland doopten, had
geen uitwerking. Overigens waren zij niet de
eersten, die voet aan wal zetten. Vóór hen waren
er twee Fransen, een fotograaf en een journalist
van een van de grootste Franse sensatiedag
bladen. geweest. Hun expeditie was niet zonder
gevaar, maar de journalist had al wel vaker
dergelijke karweitjes opgeknapt en alles verliep
dan ook goed
r^ve Vestmannabewoners hebben dus het nieuwe
eiland geen naam mogen geven, ook al lag
het dicht bij hen en zaten zij er het meest mee
opgescheept. Herhaaldelijk is het deze winter
voorgekomen, dat de wind recht van Surtsey af
op de Vestmannaeilanden stond en dat was geen
aardigheid. Het betekende nl. dat de rookkolom,
die eerst loodrecht van uit de krater de lucht
instijgt en dan afbuigt, boven him huizen hing
en er de meegevoerde as liet neervallen. Soms
was het zo erg, dat men maar een korte afstand
behoefde af te leggen om onder het zwarte roet
te komen. Een keer kregen verschillenden er
genoeg van; zij vluchtten met familie en al naar
Reykjavik en zochten er onderdak bij verwanten.
Het gerucht ging, dat de bank op het hoofdeiland
leeg liep. Maar niet alleen de bewoners van de
Vestmannaeilanden zijn nauw bij de ontwikkeling
van het nieuwe eiland betrokken. Geregeld komen
geleerden vanuit alle hoeken der wereld om pools
hoogte te nemen. Of zij echter meer doen dan
alleen de pracht van de rook- en vuurzuil be
wonderen, valt moeilijk te zeggen.
In ieder geval kan het eiland maar zelden worden
betreden. Dat was nog mogelijk, toen de eerste
krater ophield te werken. Maar een tweede heeft
nu zijn taak overgenomen en een derde is ook al
waargenomen. Toen in november van het vorige
jaar plotseling de onderzeese krater losbarstte,
waren er verschillende zakelijk ingestelde IJs-
landers die het jammer vonden, dat dit evenement
nu juist tegen de winter moest gaan beginnen. Zij
hadden er graag een goede slag uit willen slaan,
door toeristen vooral Amerikanen aan te
lokken.
Maar het kon nu best eens zo zijn, dat het
kereltje Surtur. zoals hij genoemd wordt,
nog een poosje doorgaat en dan is er na
tuurlijk wel hoop voor hun plannen. Het
is echter altijd afwachten met zulke onder
aardse wezens. Het is mogelijk, dat zowel
zijzelf er genoeg van krijgen of dat hun
werkstuk, het eiland, in het niet verdwijnt.
Per slot van rekening bestaat het alleen
uit lava en of dat tegen de kracht van de
zee is opgewassen, valt te betwijfelen.