HKS: WEGENWACHT OP ZEE Eerlijk voor God' vertaald De ouderling HET GEBED PREDIKANT IN BLAUWE TRUI Bewondering en afwijzing Zaterdag 11 januari 1964 zaterdagnummer EEN Zuidamerikaanse bisschop, die op weg was naar het conci lie in Rome, heeft onderweg Leu ven aangedaan, waar een week werd gehouden die aan allerlei mis sieproblemen was gewijd. Toen men het had over de „liturgievie ring", heeft hij enige hartgrondige kreten geslaakt, die zelfs in ons land zijn gehoord. Tenminste, we hebben ze gelezen in een van onze r.-k. dagbladen. Hij had het over het ontstellende gebrek aan pries ters in zijn werelddeel. Toen heeft hij gezegd „dat de afwezigheid van een priester niet ontslaat zondags de verplichte eer te brengen aan God, maar dat het die in tegen deel in zekere mate des te meer opeist". Zonder priester kan „de sacramentele rite" niet opnieuw worden verwezenlijkt. Maar de bij belse teksten kunnen worden gele zen en daarmee „de viering van het Woord Gods" verwezenlijkt. Bo vendien zou het zeer wenselijk zijn „dat het concilie aan plaatsen, waar gebrek is aan priesters, toe staat het H. Sacrament te bewa ren onder bewaking van een dia ken, die dan ook 's zondags tijdens de viering de Eucharistie zou kun nen uitreiken aan de gelovigen". Wanneer we het wel begrepen hebben is het zijn bedoeling dat een ge woon gemeentelid tot diaken wordt ge kozen, die feitelijk heel de dienst zou kunnen leiden. In r.-k. kringen lijkt ons dit inderdaad een nogal revolutionaire gedachte. Voor protestantse oren, al thans voor oren die gewend zijn aan de klanken van 't gereformeerd protestan tisme, is het helemaal niet zo wereld schokkend dat er een dikke kop boven dit artikel voor nodig is. Zo n gemeente lid. die voor heel het gemeentewerk ver antwoordelijk wil zijn en die ook voor de kerkdienst zorgt wanneer dat nodig is, kent men hier reeds meer dan vier eeuwen. Dat is de ouderling. Het zijn de presbyteriale kerken waar men hem zo kent. Presbyter is ouderling. Op hem valt in deze kerken zoveel nadruk als dit in geen van de andere kerktypes het geval is. De R.-K. Kerk en de Oos ters Orthodoxe kerken kennen de ouder ling niet. Waar men in het Nieuwe Tes tament bij de presbyteriaanse kerken aan de ouderling denkt, gaan hier de gedachten uit naar de bisschop. In de Lutherse kerken kent men eigenlijk ook niet de figuur van de ouderling. In de kerken van het Calvinistische type ..kan men wijzen op tienduizenden ouderlingen in hun gemeenten, en althans de luther se kerken daar jaloers op maken". „Calvijn wilde terug naar de oervorm van --jr-s "e at gemeentezijn, zoals dit door de Bijbel wordt eens de ouderling rondlopen. Sindsdien loopt hij rond in Europa, in Amerika, over de gehele wereld". Aldus prof. dr. P. J. Roskam Abbing in .Woord en Dienst" van 4 januari 1964. Dat eerste nummer voor dit jaar van dit goede veertiendaagse orgaan voor het hervormd kerkcwerk, is een „ouder- llngennummer" geworden. Er zijn of worden in deze maand zoveel ouderlm- fen voor het eerst of bij herhaling in un ambt bevestigd, dat het de redactie goed gedacht heeft dit speciale nummer te laten verschijnen. Het gaat om de vraag wat een ouderling nu precies is. Men acht het nodig deze vraag te stel len, want ook in de kerken die door de Reformatie vanuit Genève zijn beïnvloed, spoken wel eens wat wonderlijke ge dachten rond wanneer men het heeft over de ouderling, alsof hij een volmaakt mens, een soort supermens, zou moeten zijn. „Een ouderling Is en blijft In elk geval een méns. Niets menselijks is hem vreemd". Hij is gewoon gemeentelid en dat blijft hij ook. „Hoger rang bestaat er namelijk niet". Aldus prof. Roskam Abbing. Wat is nu eigenlijk een ouderling? We lezen dat het niet gemakkelijk i3 op die vraag precies een antwoord te ge ven: dat een synodale studiecommissie al tal van jaren nadenkt over het ambt van ouderling: dat de kerkorde der N.H. Kerk wel een omschrijving geeft van enkele voorwaarden waaraan een ouder ling moet voldoen, maar niet zegt wat hij precies is. „Maar dit behoeft niemand te ontmoedigen. Het is veeleer humoris tisch, want ondertussen is de ouderling er, Gode zij dank, en doet hij zijn werk". En over dit werk wat een ouderling zoal heeft gedaan en nog doet, gaat het verder in dit speciale nummer van „Woord en Dienst" Daar ziet ge hoe er zelfs een hele ontplooiing is gekomen. Kende men vroeger slechts één soort ouderling, tegenwoordig is ook hier de specialisatie merkbaar. Hoe kan het ook anders in de tegenwoordige wereld! We lezen hier van de ouderling in het be- jaardenwerk, van de jeugdouderling van de ouderling-kerkvoogd, die als deel van de kerkeraad vooral belast is met alle financiële aangelegenheden in een ge meente, voor zover ze niet vallen onder de diaconie; we lezen hier iets van de functie van de ouderling in de eredienst der gemeente; over datgene waarvan een ouderling toch wel het een en ander moet weten en dat is, zoals P- H Mul ler, die zelf ouder ling is. uiteenzet, niet weinig. In zijn artikel „Samen" vertelt ds H J. Teutscher Goes hoe men er lang zamerhand in komt doordat men niet alleen staat, maar deel is van een kerkeraad, waar In de loop van de tijden van zelf een bepaalde hoeveelheid „rijke schatten" is verza meld, die benut kunnen worden. Dit ar tikel is op aardige wijze geïllustreerd met een foto van twee oude zwanen die voortzwemmen met zes jongen tussen zich in. Inderdaad, zo gaat het met de ouderlingen. Al doende, met de ouderen naast zich, leert men zich bewegen in wijde wateren van dit ambt. Al mag dan moeilijk een bepaalde for mule gegeven kunnen worden wat een ouderling nu precies is, des te meer is er van te zeggen wat hij zo al kan doen. De kerkorde van Wezel uit het jaar 1568. de oudste protestantse kerk orde die wij in ons land hebben, vat het in dit zinnetje samen: .Hun ambt is hierin bestaande, dat zij elk over haar parochie of wijk, naarstelrjk zullen wacht houden". Zij moeten „wachters" zijn en doen wat hun hand vindt om te doen. En indien het nodig is, zullen zij moeten zijn wat die Zuidamerikaanse bisschop van zijn gewenste diaken verwacht. Zij kunnen leiding geven aan een kerke- dienst, ook al is dit dan een leesdienst. Zij kunnen de catechisatie overnemen wanneer het geval zich zo voordoet, zij kunnen leiding geven aan een kerk- der gemeente en zo is er nog eens groot aantal dingen meer te doen. Wanneer een kerkdienst begint komen de predikanten en leden van de kerke raad uit de consistorie. De ouderling gaat voorop en aan de voet van de kan sel geeft hij de dienaar des Woords een hand. Aan het eind van de dienst wacht hij hem daar weer op mot zijn handdruk. Zo hebben we het. van onze jeugd af aan gezien. Dat is gewoonte. Wie vraagt er nog naar de zin en betekenis van deze gewoonte. Toch ligt in deze gewoonte de diepste zin en betekenis van het ouderling schap. Die handdruk brengt tot uit drukking dat heel de samenkomst van de gemeente niet alleen ligt voor de verantwoordelijkheid van de predikant, maar voor alle leden van de kerke raad, „die medeverantwoordelijkheid voor de zuivere en waardige bediening van Woord en Sacrament". In de ge meente is de ouderling niet alleen een helper in voorkomende zaken, van de Sredikant, maar hij is het vooral die op em in al zijn handel en wandel toezicht heeft te houden en zo is het ambt van ouderling feitelijk het hoogste dat men kent in de presbyteriale kerken. In de reeds genoemde kerkorde van Wezel, die wel nooit is ingevoerd, maar waarnaar we toch gaarne terug grijpen omdat ze de grondslag is geweest van alle volgende kerkorden, staat een zinnetje dat waard is in herinnering te blijven, een zinnetje dat vooral bestemd is voor hen. die met een bezwaard ge moed hun verkiezing als ouderling heb ben vernomen en aanvaard Dan zegt de kerkorde van Wezel: ..Dat (ambt) zal hij gaarne en onbezwaarlijk aannemen en met volwaardigheid des gemoeds uit voeren. en gedenken dat hij in Jezus' Christus' onzes Heren dienst zijnde, niet is zich zelf" H. De Hoop: de „wegenwacht op zee", zegt ds. Oosthoek. Een wegenwacht, die omvat de medische dienst, de geestelijke verzorging, radio-techni sche en technische dienst, en een me teorologische dienst en voor de rest eigenlijk van alles. „De Hoop is het manusje van alles op zee geworden, maar de geestelijke verzorging is prin cipieel nummer één gebleven, hoewel die soms wel een beetje in de verdruk king komt". Waarom die geestelijke „Eén ding heb ik van den Here begeerd". Psalm 27 :4 (oude vort.). Onze omgang met God wordt licht bedorven door het begeren van méér dan één ding. Ook al zijn deze begeerten goed ge noeg, om ze vrijmoedig voor Hem uit te spreken. Het geloofs leven kan er onder gebukt gaan, dat onze aandacht niet is geconcentreerd, niet op God is gericht, als doel van ons leven en streven. Dit komt natuurlijk door de verdeeldheid van het eigen hart. Het onrustige van het dagelijks leven neemt de innerlijke rust weg. Des te nodiger is het gebed, en juist DIT gebed om te vertoeven onder de hoede des Heren, d.i. in Zijn woning. Dit godsverlangen is niet beperkt tot het oude ver bond. Het bestaat nog, en het is een wettige christelijke wens. Het is daartoe met nodig om Gods woning, waarmee in deze psalm zeker de tabernakel wordt bedoeld, te verplaatsen naar het hiernamaals. Wij behoeven deze plaats van inkeer ook niet te bepérken tot de binnenkamer, hoezeer ivij zo'n plek ook behoeven! Volgens de apostel Paulus bijvoorbeeld, is dc gemeente van Jezus Christus het huis van de levende God. Dit is zelfs het geval, wanneer deze gemeente niet als geheel samenkomt. Wanneer hij in de brieven aan Timotheiis en Titus het werk van de ambtsdragers, en de verhouding der gemeenteleden tot hen, be spreekt. constateert hij (1 Tim. .1 15) nuchter: zo behoort men zich te gedragen m Gods huis. Of David dit reeds heeft gezienDe priester en de profeet des Heren waren voor hem praktisch onmisbaar. Zonder hem was zijn leven mislukt. Ook zijn Davids psalmen vaak een reactie op hun woorden, op het werk dat zij in Gods naam deden. Uit het verlangen naar God en Zijn nabijheid vloeien onze gebeden voor de kerk voort. In deze verborgen omgang is de geborgenheid van „Zijn tent". WATERLANDKERKJE, W. B. BERGSMA. verzorging soms wat in de verdrukking komt? Dominee Oosthoek wijst op de toenemende ontkerkelijking, ook on der de zeevarenden. Je kunt de mensen niet altijd met het evangelie „lastig vallen". Vroeger was het gebruikelijk, dat op ieder schip wekelijks een paar bijbellezingen werden gehouden. Vroeger waren de vissers enorm godsdienstig, met een wat som bere inslag. Het zijn mensen, die de na tuurelementen meemaken. Die wat som bere inslag voel je nu ook nog wel: de gevaren ter zee, de angst voor harde wind en storm, voor brand. Zoals je bij voorbeeld ook niet het woord „paard" moet noemen in preken en'gesprekken, want dan roep je volgens het bijgeloof de storm op". Was „De Hoop" dus oor spronkelijk vooral een kerkschip en een hospitaalkerkschip, nu is het ook en vooral een technisch hulpvaartuig, zo meent ds. Oosthoek. Schepen roepen on ophoudelijk en voor alle mogelijke kar weitjes de hulp in van „De Hoop". Dat kan men trouwens ook gewaar worden uit het jaarverslag van de activiteiten van het schip in 1963. Wat de medische dienst betrof werden 389 patiënten be handeld 1294 Nederlanders. 73 Duitsers. 10 Polen. 5 Grieken. 3 Portugezen. 2 Spanjaarden. I Fransman en 1 Engels man). De radiomonteur van „De Hoop" voerde 111 reparaties uit en het perso neel van de machinekamer verzorgde 48 noodreparaties aan boord van vissers schepen (44 Nederlandse en 4 Duitse) en aan 6 schepen werd drinkwater ver strekt. Voeg daar nog bij de 1334 weer- rapporten. telegrammen, die het hospi taalkerkschip via de scheepszender naar het K.N.M.I. te "De Bilt verstuurde en de vijf sleepdiensten, die men verrichtte, variërend van 25 mijl tot 235 mijl en dan begrijpt men, dat het hospitaalkerkschip méér is dan een medische en geestelijke verzorging verstrekkend schip alleen. Wat overigens die geestelijke verzorging aangaat: in 1963 werden "85 van de aan boord gehouden kerkdiensten over de scheepszender op de visserijband (129 meter) uitgezonden. „De Hoop" ontving 1244 rapporten van goede ontvangst op de vissersvloot. Zondagmorgen, zondagavond en woens dagavond, driemaal per week komt „De Hoop" in de ether met een kerk dienst. En dan luisteren als het enigs zins kan alle schepen. In alle gezinnen thuis staat óók de radio aan, hard en dwars door alle visite heen. Op een slin gerend en stampend schip staat de do minee op of beter IN de kansel in een blauwe trui met letters H.K.S. er op. Kapitein Rog (dus een echte Schevenin- ger...) bespeelt het harmonium en veer tien van de negentien bemanningsleden zingen mee. Soms zijn er vissers van de schepen, die de kerkdienst bijwonen. De rest heeft wachtdienst. Maar wie geen dienst heeft, is verplicht in de kerkzaal te komen. Anders heeft „De Hoop" geen gemeentezang en dat kin niet. „Ze zin gen de psalmen op het oude ritme, met na iedere regel een tel pauze, want dan moeten ze ademhalen". De meeste be manningsleden van „De Hoop" zijn Scheveningers, en dikwijls van huls uit visser. Hun zingen is op de Schevenlng- se manter, of zoals dominee Oosthoek het noemt „zo machtig, geweldig, met van die krulletjes en buigingen, uit vol le borst, maar met eerbied. Ze komen een tel ni het orgel, maar altijd gelijk". Men zingt liederen, die de vissers zelf op geven, ook liederen van Johan de Heer en verder vooral psalmen. In de diensten kunnen zowel hervormde ais gerefor meerde predikanten voorgaan en ook wel predikanten van andere kerken. De jaar verslagen zeggen nooit van welke kerk de predikanten afkomstig zijn: „De Hoop" is interkerkelijk en voor iedereen, voor heel Europa. „Het nieuwe hospi taalkerkschip zal dan ook niet meer de Nederlandse vlag voeren, maar de Euro pese vlag en op de boeg wordt geschil derd het embleem van de Oecumene", zegt ds. Oosthoek. Het kerkschip: zo noemen de zeeva renden „De Hoop". Wanneer de kerkdienst is afgelopen, komen de vis sersschepen met rapporten over de ont vangst op de visserijband. Zo krijgen de gezinnen op de wal dus direct na de kerkdiensten een levensteken van de zeevarenden. „De Hoop" is op die ma nier een trait-d'union tussen zee en wal. Het hospitaalkerkschip vormt een band. Die band is er echter niet alleen tussen wal en schepen, maar „De Hoop" vormt ook een band op zee zelf. Meer: het Ne derlandse hospitaalkerkschip geeft zo wel de mensen op zee, als die op de wal een steun, een houvast. „De waarde is geweldig", vindt ds. Oosthoek. „De Hoop" is een ambassadeur op zee: hij wekt als het ware eerbied en ontzag on der de schepelingen en begrip. Het is haast te vergelijken met de reis. die paus Paulus naar het Heilige Land heeft gemaakt. „De Hoop" is bijna iets heiligs en dat komt vooral omdat zovelen hun leven aan dit schip hebben te danken. Wat er ook gebeurt, als het enigszins kans helpen ze". De dokter houdt regel matig een spreekuur over de radio en geeft dan adviezen aan de fechippers van de vaartuigen, waar zieken of ge wonden aan boord zijn. Is het ernstig. gewonden niet in de steek. Daarvoor beschikt de dokter over een uitgebreide medische apparatuur, zoals er ook talloze materialen en apparaten op radio-technisch of techniscn gebied aan boord zijn. Met al die apparatuur volgt „De Hoop" de vissersvloten op de voet, vanaf het voorjaar beginnend bij Noorwegen, via Schotland en de Dog- gersbank afzakkend ln het najaar naar het Kanaal, tot bij Dieppe. De schepen gaan dus mee met de vis en „De Hoop" gaat weer mee met de schepen. En on dertussen verleent dit schip medische en technische hulp, zorgt de dominee voor de kerkdiensten, voor de geestelijke ver zorging. „Er zou eigenlijk ook een „spreekuur" voor de predikant moeten zijn", concludeert dominee Oosthoek aan het eind van zijn reis op „De Hoop", waarvoor hij was aangezocht. Hij ging vooral mee om „de zee eens van de an dere kant te zien". „Vanaf mijn vierde jaar woonde ik in Waardingen. Daar heb Ik gezien hoe de hervormde predi- Foto boven: maart-april komt de nieuwe ,fie Hoop" in de vaart. Het schip wordt over alles 62,60 meter lang, 10J20 meter breed en het krijgt een diepgang van if.JfO m. Twee dieselmotoren geven het een vermogen va» 1100 pk. De beman ning zal 30 koppen tellen, m het hospitaal worden 12 belden ge plaatst, waarbij uitbreiding mo gelijk i-s. De kerkzaal biedt plaats aan 65 personen en er komt een recreatieruimte voor 60 personen, zodat het schip dienst kan doen als drijvend zeemanstehuis. kant daar. ds. Luteijn. veel met „De Hoop" mee ging, dat was in de twinti ger, dertiger iaren. Dat maakte cm mij een diepe indruk. Toen men mij dan ook vroeg om mee te varen, heb ik het meteen gedaan Ik verzorgde de kerkdiensten en zocht de zieken in het ziekenzaaltje op. Dat is eigenlijk wel het belangrijkste van de geestelijke verzorging via „De Hoop". Het was nogal onrustig weer, dus van overstappen op andere schepen kwam niet veel. Het zou eigenlijk wel moge lijk moeten zijn, dat je wat meer kunt praten met de vissers voorzover ze daar natuurlijk tijd voor hebben. Je kunt er nu wel voor zorgen, dat ze lec tuur krijgen. Maar het leven van een vis ser is zo heel anders dan het leven van een kerkelijk mens op de wal. Maar wat „De Hoop" doet is enorm. Deze man nen brengen het evangelie nu werkelijk tot uitdrukking: de bereidheid om te helpen, de dienende, helpende liefde. De machinist zei het zó op een keer, toen ze weer in zo'n klein bootje van „De Hoop" naar een ander vissers schip voeren om daar te gaan helpen. Vanaf „De Hoop" hielden ze de zaak met een grote schijnwerper in de gaten. Kijk. zei die machinist, aat is nou eigen lijk wat God met het evangelie doet: je vaart in het schijnsel van Gods Licht, Gods oog is op ie. En dat is waar „De Hoop" toch 3teeds op wijst". In blauwe trui en zeemansbroek is dominee W. Oosthoek (54) uit Westkapelle drie weken mee geweest op het hospitaalkerkschip „De Hoop". Van 30 oktober tot 20 november 1963 namen predikanten uit de omgeving de diensten in de hervormde gemeente van ds. Oosthoek waar, terwijl hijzelf in het kerkzaaltje van een op de woelige baren slingerende „De Hoop" driemaal in de week kerkdiensten over de radio verzorgde voor de Nederlandse vissers op de Noord zee. De predikant Oosthoek was de laatste geestelijke verzorger voor 1963 en wellicht één der laatste predikanten, die op de oude „De Hoop" heeft dienst gedaan. Totaal voeren in 1963 twaalf verschillende predikanten mee op het hospitaal kerkschip Negentien december meerde „De Hoop" aan de kop van de Vissershaven in iJmuiden. Daar is het vaartuig blijven liggen tot afgelopen maandag toen het weer zee koos. Het zal één van de laatste reizen zijn van dit schip: donderdag 12 december jl. ging in Bolnes de nieuwe en grotere „De Hoop" te water, waarschijnlijk zal de nieuwe „De Hoop" de tweede helft van maart worden opge leverd: na de proefvaarten kan het schip begin april in de vaart komen. De oude j °°P daterend uit 1955 (8 juli te water gelaten) zal van de hand worden gedaan. De nieuwe „De Hoop" wordt het vierde schip van deze naam. De zorg voor de zeevarenden begon in 1899 met een omgebouwde loodskotter. In 1912 kwam daarvoor een schoéner met een hulpmotorvermogen in de plaats, welk schip vervolgens werd omgebouwd tot motorschip. Deze „De Hoop" deed dienst tot 1955, toen kwam dank ztj de befaamde „Ome Jan" van Zutphen het nieuwe vaartuig er. Vraagt men tegen het eind van dit jaar welk theologisch geschrift in 1963 de grootste opgang heeft gemaakt en het meeste „succes" heeft gehad, dan is slechts één voor de hand liggend antwoord mogelijk: op de godsdien stige boekenmarkt was „Honest to God" van de Anglicaanse bisschop Robinson van Woolwich (Zuid-Lon. den) de sensatie van het jaar. In maart verscheen dat geschrift, dat tussen boek en brochure het midden hield en waarvan de inhoud héél in het kort hierop neerkomt, dat de christenheid in strikte eerlijkheid het geijkte beeld, dat zij zich van „God" gemaakt heeft, zal moeten herzien. De verschijning van „Honest to God" ging op de dag zelve gepaard met tal van goed getimede min of meer sen sationele aankondigingen en besprekin gen in de Britse dagbladpers Niet in de laatste plaats aan deze publiciteit had de bisschop van Woolwich het te danken dat zijn betoog zulk een wijde aandacht trok: een aandacht die in vele gevallen in een soort bevrijde bewondering, in minstens even veel gvallen echter in verontruste en zelfs verontwaardigde af wijzing omsloeg. Hoe dan ook, het geschrift had succes: binnen enkele maanden werd er een half miljoen exemplaren van verkocht. Buiten Engeland trok „Honest to God" eveneens de aandacht: wie geacht wilde worden „bij" te zijn, diende zich van een exemplaar te verzekeren en mid delerwijl werden allerwegen de verta lers aan het spoedwerk gezet ook in Nederland waar uitgeverij Ten Ha ve voor een Nederlandse editie zorgde: „Eerlijk voor God". En op haar beurt katholieke bisschop) in zijn geschrift aan de orde heeft gesteld? Wie weigert zich door de sensatie en publiciteit rond dit boekje te laten meeslepen, zegt rond uit neen. Deze bisschop van de Engelse staats kerk moge dan in het eigen land een voor Engeland schokkende publikatie hebben gedaan, in het continentale Euro pa zijn over het beeld, dat de mens zich nu eenmaal in gebrekkigheid van God pleegt te maken, sinds Feuerbach reeds heel wat beschouwingen geleverd, die ons langzamerhand méér dan vertrouwd hebben gemaakt met de onderhavige problematiek. Ronduit gezegd: wie (om van Feuer bach naar de eigen tijd over te springen zijn Bonhoeffcr gelezen heeft, wie iets van de theologie van Tillich heeft opge stoken, wie de discussies rond de Ne derlandse geschriften over religieuze „projectie" van Sierksma en Vestdijk heeft gevolgd, schrikt echt niet van Ro binson met dezelfde schok welke een ge choqueerd Engeland blijkbaar onderging. rrzake: Robinson heeft drie maan den ziek te bed gelegen. In die drie maanden heeft deze bisschop getracht over allerlei dingen, waar hij voordien overheen leefde en overheen dacht met zichzelf in het reine te komen. De lec tuur van met name Bonhoeffer en Til lich (door hem zo veelvuldig geciteerd dat de citaten bijna de helft van het boek uitmaken) heeft hem daarbij ge holpen. Hij heeft de loffelijke behoefte gehad In plaats van „daarboven" en „daarbui ten" dus een God „ginds in de diepte". Wanneer Robinson zo ver is, ontmoet hij als derde inspirator de meester theoloog Buitmann, de man der „ontmythologise ring". De „mythologische" taal van het Nieuwe Testament (vleeswording, he melvaart, nederdaling enz.) past volgens Buitmann alleen nog maar in een wereld beeld, dat nu geheel verouderd Is. Wel nu, zegt Robinson, die al even danig en even gemakkelijk onder de indruk van Buitmann als onder die van Bonhoeffer en Tillich is geraakt: „Wanneer Buit mann gelijk heeft, moet de hele opvat ting van een bovennatuurlijke orde die in deze orde binnenbreekt en deze „per foreert" worden prijsgegeven". Ja, maar dan komt het grote maar: „Als wij dat doen, wat bedoelen wij dan met God en met de openbaring en wat blijft er dan over van het christelijk geloof? Via deze vraag belandt de goede bis schop dan bij de kern van de zaak: „De om eerlijk te zijn, eerlijk tegenover God. seft r rekenen. Hij heeft met allerlei dingen willen af gaat de verschijning van deze Neder landse vertaling dan weer vergezeld van een speciaal nummer van „Wending", met niets dan opstellen over nogmaals de theologische sensatie van het jaar. Het hoge woord moet eruit: is het nu werkelijk iets bijzonders wat de bisschop van Woolwich (een anglicaanse, geen Allereerst met de geijkte, doch in wezen middeleeuwse voorstolling van een God „daarboven". Maar daarna ook met de voorstelling, die een meer verlichte mensheid daarvoor in de plaats neeft gesteld, die van een God „daarbuiten". In stede daarvan weer introduceert Ro binson nu in het voetspoor van Til lich een God, die de „Grond" is van 's mensen eigenlijke bestaan. rijke vragen uit te komen „werkhypothese" die „God" heet... het blijkt dat alles ook zonder „God" gaat en wel even goed als voordien". Hij redt zich uit die benauwende moei lijkheid door alweer Bonhoeffer tot gids te nemen. Bonhoeffer, die op het volstrekte verschil heeft gewezen tus sen 'net christendom en de „religies". Bonhoeffer. die uitgaat van de „mon dige" mens, die zonder „religie" moet zien te leven. Bonhoeffer, die de som zijner overwegin gen heeft samengevat in deze paradox: „De (door hem en nu ook door Robin son afgewezen) religiositeit doet de mens in zijn nood uitzien naar de. macht van God in de wereld; God is de deus ex machina. De Bijbel wijst de mens ech ter op onmacht en het lijden van God; alleen een lijdende God kan helpen". Op dit inzicht voortbordurend, komt Robinson dan met een aantal be schouwingen over de Christusfiguur als de verpersoonlijking van „het transcen dente in ons midden"; over de genade: „je bent aanvaard door wat groter is dan jezelf"; over de eredienst, die niets is, tenzij hij ons „gevoelig maakt voor de Christus in de hongerige, de naakte, de dakloze en de gevangene"; over het gebed: „bid den is verantwoordelijkheid aanvaarden om anderen te ontmoeten met alles wat je hebt"; over huwelijksethiek: ook hier felle af keer van de supernaturalistische ofte wel bovennatuurlijke normen; over de Bergrede: „geen onfeilbare led draad voor het ethische leven"; over de noodzaak van „vormvernieu wing": „wij zuLlen bereid moeten zijn om alles weer in de smeltkroes te wer pen, ook onze meest gekoesterde reli gieuze categorieën en voor „absoluut" gehouden morele waarden". Het is vooral waar Robinson op deze manier aan het conclusies trekken en aan het „toepassen" gaat, dat hij op weerstanden is gestoten en verzet heeft opgewekt. Men doet er echter goed aan het regeltje in zijn boek met over te slaan, waarin hij toegeeft„het was me alleen maar om een terreinverkenning" te doen". Op de probleemstelling (lang niet zo nieuw overigens als Robinson zelf denkt) is dus geen uitgewerkte nieuwe theologie gevolgd; één enkel mens kan die ook niet ontwerpen en vooral kan dat niet geschieden door de in theologisch op zicht allerminst indrukwekkende figuur van de bisschop van Woolwich: iemand wiens vermogen om zich door de proble matiek te laten imponeren stellig groter is dan zijn talent om er een evenwich tig antwoord op te geven. Of zijn radicale secularisatie der gods dienstigheid; zijn resolute verwereldlij king van het christen-zijn; zijn afkeer van alles wat zich in het christendom te gen herleiding tot het alledaagse verzet; zjjn feitelijke veroordeling van alle mvs- tiek en van alle menselijke hang naar*de particuliere eenzaamheid ran retraite en inkeer of kortom zijn pogen en be geren om kerk en kerkelijk bedrijf in feite alleen nog maar in de gestalte ener veredelde diaconie te dulden, nu werke lijk tot de „redding" van het twintigste- eeuwse christendom zal bijdragen Een dagbladrecensent zal er zich al licht van onthouden om op deze en dergelijke vragen een antwoord te ge ven, hij zal dat liever aan de afzonder lijke lezer overlaten. Voorzover die af zonderlijke lezer ln de onderhavige kwes ties geïnteresseerd is. zal hij in de ko mende maanden ongetwijfeld bij méér dan een gelegenheid bij discussies over en rond „Eerlijk voor God" betrokken raken: niet alleen in het reeds genoemde nummer van „Wending" zal er vast en zeker door al of niet geschokte predi kanten breedvoerig over geschreven wor den! Totdat (wie weet hoe spoedig) ook de storm rond bisschop Robinson zal zijn uitgewoed. Want daarop en dus op de slechts betrekkelijke waarde van een, vooral in z'n beweerde originaliteit sterk rustig honden. overschat geschrift kan men het mi.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1964 | | pagina 17