HKS: WEGENWACHT OP ZEE
Eerlijk voor God' vertaald
De ouderling
HET GEBED
PREDIKANT IN BLAUWE TRUI
Bewondering
en afwijzing
Zaterdag 11 januari 1964
zaterdagnummer
EEN Zuidamerikaanse bisschop,
die op weg was naar het conci
lie in Rome, heeft onderweg Leu
ven aangedaan, waar een week
werd gehouden die aan allerlei mis
sieproblemen was gewijd. Toen
men het had over de „liturgievie
ring", heeft hij enige hartgrondige
kreten geslaakt, die zelfs in ons
land zijn gehoord. Tenminste, we
hebben ze gelezen in een van onze
r.-k. dagbladen. Hij had het over
het ontstellende gebrek aan pries
ters in zijn werelddeel. Toen heeft
hij gezegd „dat de afwezigheid van
een priester niet ontslaat zondags
de verplichte eer te brengen aan
God, maar dat het die in tegen
deel in zekere mate des te meer
opeist". Zonder priester kan „de
sacramentele rite" niet opnieuw
worden verwezenlijkt. Maar de bij
belse teksten kunnen worden gele
zen en daarmee „de viering van het
Woord Gods" verwezenlijkt. Bo
vendien zou het zeer wenselijk zijn
„dat het concilie aan plaatsen,
waar gebrek is aan priesters, toe
staat het H. Sacrament te bewa
ren onder bewaking van een dia
ken, die dan ook 's zondags tijdens
de viering de Eucharistie zou kun
nen uitreiken aan de gelovigen".
Wanneer we het wel begrepen hebben
is het zijn bedoeling dat een ge
woon gemeentelid tot diaken wordt ge
kozen, die feitelijk heel de dienst zou
kunnen leiden. In r.-k. kringen lijkt ons
dit inderdaad een nogal revolutionaire
gedachte. Voor protestantse oren, al
thans voor oren die gewend zijn aan de
klanken van 't gereformeerd protestan
tisme, is het helemaal niet zo wereld
schokkend dat er een dikke kop boven
dit artikel voor nodig is. Zo n gemeente
lid. die voor heel het gemeentewerk ver
antwoordelijk wil zijn en die ook voor
de kerkdienst zorgt wanneer dat nodig
is, kent men hier reeds meer dan vier
eeuwen. Dat is de ouderling. Het zijn
de presbyteriale kerken waar men hem
zo kent. Presbyter is ouderling. Op hem
valt in deze kerken zoveel nadruk als
dit in geen van de andere kerktypes
het geval is. De R.-K. Kerk en de Oos
ters Orthodoxe kerken kennen de ouder
ling niet. Waar men in het Nieuwe Tes
tament bij de presbyteriaanse kerken
aan de ouderling denkt, gaan hier de
gedachten uit naar de bisschop. In de
Lutherse kerken kent men eigenlijk ook
niet de figuur van de ouderling. In de
kerken van het Calvinistische type ..kan
men wijzen op tienduizenden ouderlingen
in hun gemeenten, en althans de luther
se kerken daar jaloers op maken".
„Calvijn wilde
terug naar de
oervorm van --jr-s "e at
gemeentezijn,
zoals dit door
de Bijbel wordt
eens de ouderling rondlopen. Sindsdien
loopt hij rond in Europa, in Amerika,
over de gehele wereld". Aldus prof. dr.
P. J. Roskam Abbing in .Woord en
Dienst" van 4 januari 1964.
Dat eerste nummer voor dit jaar van
dit goede veertiendaagse orgaan voor
het hervormd kerkcwerk, is een „ouder-
llngennummer" geworden. Er zijn of
worden in deze maand zoveel ouderlm-
fen voor het eerst of bij herhaling in
un ambt bevestigd, dat het de redactie
goed gedacht heeft dit speciale nummer
te laten verschijnen. Het gaat om de
vraag wat een ouderling nu precies is.
Men acht het nodig deze vraag te stel
len, want ook in de kerken die door de
Reformatie vanuit Genève zijn beïnvloed,
spoken wel eens wat wonderlijke ge
dachten rond wanneer men het heeft
over de ouderling, alsof hij een volmaakt
mens, een soort supermens, zou moeten
zijn. „Een ouderling Is en blijft In elk
geval een méns. Niets menselijks is hem
vreemd". Hij is gewoon gemeentelid
en dat blijft hij ook. „Hoger rang bestaat
er namelijk niet". Aldus prof. Roskam
Abbing.
Wat is nu eigenlijk een ouderling? We
lezen dat het niet gemakkelijk i3 op
die vraag precies een antwoord te ge
ven: dat een synodale studiecommissie
al tal van jaren nadenkt over het ambt
van ouderling: dat de kerkorde der N.H.
Kerk wel een omschrijving geeft van
enkele voorwaarden waaraan een ouder
ling moet voldoen, maar niet zegt wat
hij precies is. „Maar dit behoeft niemand
te ontmoedigen. Het is veeleer humoris
tisch, want ondertussen is de ouderling
er, Gode zij dank, en doet hij zijn werk".
En over dit werk wat een ouderling
zoal heeft gedaan en nog doet, gaat het
verder in dit speciale nummer van
„Woord en Dienst" Daar ziet ge hoe er
zelfs een hele ontplooiing is gekomen.
Kende men vroeger slechts één soort
ouderling, tegenwoordig is ook hier de
specialisatie merkbaar. Hoe kan het ook
anders in de tegenwoordige wereld! We
lezen hier van de ouderling in het be-
jaardenwerk, van de jeugdouderling van
de ouderling-kerkvoogd, die als deel van
de kerkeraad vooral belast is met alle
financiële aangelegenheden in een ge
meente, voor zover ze niet vallen onder
de diaconie; we lezen hier iets van de
functie van de ouderling in de eredienst
der gemeente; over datgene waarvan
een ouderling toch wel het een en ander
moet weten en dat
is, zoals P- H Mul
ler, die zelf ouder
ling is. uiteenzet,
niet weinig. In zijn
artikel „Samen"
vertelt ds H J.
Teutscher Goes
hoe men er lang
zamerhand in
komt doordat men
niet alleen staat,
maar deel is van
een kerkeraad,
waar In de loop
van de tijden van
zelf een bepaalde
hoeveelheid „rijke schatten" is verza
meld, die benut kunnen worden. Dit ar
tikel is op aardige wijze geïllustreerd
met een foto van twee oude zwanen die
voortzwemmen met zes jongen tussen
zich in. Inderdaad, zo gaat het met de
ouderlingen. Al doende, met de ouderen
naast zich, leert men zich bewegen in
wijde wateren van dit ambt.
Al mag dan moeilijk een bepaalde for
mule gegeven kunnen worden wat
een ouderling nu precies is, des te meer
is er van te zeggen wat hij zo al kan
doen. De kerkorde van Wezel uit het
jaar 1568. de oudste protestantse kerk
orde die wij in ons land hebben, vat
het in dit zinnetje samen: .Hun ambt
is hierin bestaande, dat zij elk over haar
parochie of wijk, naarstelrjk zullen wacht
houden". Zij moeten „wachters" zijn en
doen wat hun hand vindt om te doen.
En indien het nodig is, zullen zij moeten
zijn wat die Zuidamerikaanse bisschop
van zijn gewenste diaken verwacht. Zij
kunnen leiding geven aan een kerke-
dienst, ook al is dit dan een leesdienst.
Zij kunnen de catechisatie overnemen
wanneer het geval zich zo voordoet, zij
kunnen leiding geven aan een kerk-
der gemeente en zo is er nog eens groot
aantal dingen meer te doen.
Wanneer een kerkdienst begint komen
de predikanten en leden van de kerke
raad uit de consistorie. De ouderling
gaat voorop en aan de voet van de kan
sel geeft hij de dienaar des Woords een
hand. Aan het eind van de dienst wacht
hij hem daar
weer op mot
zijn handdruk.
Zo hebben we
het. van onze
jeugd af aan
gezien. Dat is
gewoonte. Wie vraagt er nog naar de
zin en betekenis van deze gewoonte.
Toch ligt in deze gewoonte de diepste
zin en betekenis van het ouderling
schap. Die handdruk brengt tot uit
drukking dat heel de samenkomst van
de gemeente niet alleen ligt voor de
verantwoordelijkheid van de predikant,
maar voor alle leden van de kerke
raad, „die medeverantwoordelijkheid
voor de zuivere en waardige bediening
van Woord en Sacrament". In de ge
meente is de ouderling niet alleen een
helper in voorkomende zaken, van de
Sredikant, maar hij is het vooral die op
em in al zijn handel en wandel toezicht
heeft te houden en zo is het ambt van
ouderling feitelijk het hoogste dat men
kent in de presbyteriale kerken.
In de reeds genoemde kerkorde van
Wezel, die wel nooit is ingevoerd,
maar waarnaar we toch gaarne terug
grijpen omdat ze de grondslag is geweest
van alle volgende kerkorden, staat een
zinnetje dat waard is in herinnering te
blijven, een zinnetje dat vooral bestemd
is voor hen. die met een bezwaard ge
moed hun verkiezing als ouderling heb
ben vernomen en aanvaard Dan zegt de
kerkorde van Wezel: ..Dat (ambt) zal
hij gaarne en onbezwaarlijk aannemen
en met volwaardigheid des gemoeds uit
voeren. en gedenken dat hij in Jezus'
Christus' onzes Heren dienst zijnde, niet
is zich zelf"
H.
De Hoop: de „wegenwacht op zee",
zegt ds. Oosthoek. Een wegenwacht,
die omvat de medische dienst, de
geestelijke verzorging, radio-techni
sche en technische dienst, en een me
teorologische dienst en voor de rest
eigenlijk van alles. „De Hoop is het
manusje van alles op zee geworden,
maar de geestelijke verzorging is prin
cipieel nummer één gebleven, hoewel
die soms wel een beetje in de verdruk
king komt". Waarom die geestelijke
„Eén ding heb ik van den Here begeerd".
Psalm 27 :4 (oude vort.).
Onze omgang met God wordt licht bedorven door het begeren
van méér dan één ding. Ook al zijn deze begeerten goed ge
noeg, om ze vrijmoedig voor Hem uit te spreken. Het geloofs
leven kan er onder gebukt gaan, dat onze aandacht niet is
geconcentreerd, niet op God is gericht, als doel van ons leven
en streven. Dit komt natuurlijk door de verdeeldheid van het
eigen hart. Het onrustige van het dagelijks leven neemt de
innerlijke rust weg. Des te nodiger is het gebed, en juist DIT
gebed om te vertoeven onder de hoede des Heren, d.i. in Zijn
woning. Dit godsverlangen is niet beperkt tot het oude ver
bond. Het bestaat nog, en het is een wettige christelijke wens.
Het is daartoe met nodig om Gods woning, waarmee in
deze psalm zeker de tabernakel wordt bedoeld, te verplaatsen
naar het hiernamaals. Wij behoeven deze plaats van inkeer ook niet te bepérken
tot de binnenkamer, hoezeer ivij zo'n plek ook behoeven!
Volgens de apostel Paulus bijvoorbeeld, is dc gemeente van Jezus Christus
het huis van de levende God. Dit is zelfs het geval, wanneer deze gemeente niet
als geheel samenkomt. Wanneer hij in de brieven aan Timotheiis en Titus het
werk van de ambtsdragers, en de verhouding der gemeenteleden tot hen, be
spreekt. constateert hij (1 Tim. .1 15) nuchter: zo behoort men zich te gedragen
m Gods huis. Of David dit reeds heeft gezienDe priester en de profeet des
Heren waren voor hem praktisch onmisbaar. Zonder hem was zijn leven mislukt.
Ook zijn Davids psalmen vaak een reactie op hun woorden, op het werk dat zij
in Gods naam deden. Uit het verlangen naar God en Zijn nabijheid vloeien onze
gebeden voor de kerk voort. In deze verborgen omgang is de geborgenheid van
„Zijn tent".
WATERLANDKERKJE, W. B. BERGSMA.
verzorging soms wat in de verdrukking
komt? Dominee Oosthoek wijst op de
toenemende ontkerkelijking, ook on
der de zeevarenden.
Je kunt de mensen niet altijd met het
evangelie „lastig vallen". Vroeger
was het gebruikelijk, dat op ieder schip
wekelijks een paar bijbellezingen werden
gehouden. Vroeger waren de vissers
enorm godsdienstig, met een wat som
bere inslag. Het zijn mensen, die de na
tuurelementen meemaken. Die wat som
bere inslag voel je nu ook nog wel: de
gevaren ter zee, de angst voor harde
wind en storm, voor brand. Zoals je bij
voorbeeld ook niet het woord „paard"
moet noemen in preken en'gesprekken,
want dan roep je volgens het bijgeloof
de storm op". Was „De Hoop" dus oor
spronkelijk vooral een kerkschip en een
hospitaalkerkschip, nu is het ook en
vooral een technisch hulpvaartuig, zo
meent ds. Oosthoek. Schepen roepen on
ophoudelijk en voor alle mogelijke kar
weitjes de hulp in van „De Hoop". Dat
kan men trouwens ook gewaar worden
uit het jaarverslag van de activiteiten
van het schip in 1963. Wat de medische
dienst betrof werden 389 patiënten be
handeld 1294 Nederlanders. 73 Duitsers.
10 Polen. 5 Grieken. 3 Portugezen. 2
Spanjaarden. I Fransman en 1 Engels
man). De radiomonteur van „De Hoop"
voerde 111 reparaties uit en het perso
neel van de machinekamer verzorgde 48
noodreparaties aan boord van vissers
schepen (44 Nederlandse en 4 Duitse)
en aan 6 schepen werd drinkwater ver
strekt. Voeg daar nog bij de 1334 weer-
rapporten. telegrammen, die het hospi
taalkerkschip via de scheepszender naar
het K.N.M.I. te "De Bilt verstuurde en de
vijf sleepdiensten, die men verrichtte,
variërend van 25 mijl tot 235 mijl en dan
begrijpt men, dat het hospitaalkerkschip
méér is dan een medische en geestelijke
verzorging verstrekkend schip alleen.
Wat overigens die geestelijke verzorging
aangaat: in 1963 werden "85 van de aan
boord gehouden kerkdiensten over de
scheepszender op de visserijband (129
meter) uitgezonden. „De Hoop" ontving
1244 rapporten van goede ontvangst op
de vissersvloot.
Zondagmorgen, zondagavond en woens
dagavond, driemaal per week komt
„De Hoop" in de ether met een kerk
dienst. En dan luisteren als het enigs
zins kan alle schepen. In alle gezinnen
thuis staat óók de radio aan, hard en
dwars door alle visite heen. Op een slin
gerend en stampend schip staat de do
minee op of beter IN de kansel in een
blauwe trui met letters H.K.S. er op.
Kapitein Rog (dus een echte Schevenin-
ger...) bespeelt het harmonium en veer
tien van de negentien bemanningsleden
zingen mee. Soms zijn er vissers van de
schepen, die de kerkdienst bijwonen. De
rest heeft wachtdienst. Maar wie geen
dienst heeft, is verplicht in de kerkzaal
te komen. Anders heeft „De Hoop" geen
gemeentezang en dat kin niet. „Ze zin
gen de psalmen op het oude ritme, met
na iedere regel een tel pauze, want dan
moeten ze ademhalen". De meeste be
manningsleden van „De Hoop" zijn
Scheveningers, en dikwijls van huls uit
visser. Hun zingen is op de Schevenlng-
se manter, of zoals dominee Oosthoek
het noemt „zo machtig, geweldig, met
van die krulletjes en buigingen, uit vol
le borst, maar met eerbied. Ze komen
een tel ni het orgel, maar altijd gelijk".
Men zingt liederen, die de vissers zelf op
geven, ook liederen van Johan de Heer
en verder vooral psalmen. In de diensten
kunnen zowel hervormde ais gerefor
meerde predikanten voorgaan en ook wel
predikanten van andere kerken. De jaar
verslagen zeggen nooit van welke kerk
de predikanten afkomstig zijn: „De
Hoop" is interkerkelijk en voor iedereen,
voor heel Europa. „Het nieuwe hospi
taalkerkschip zal dan ook niet meer de
Nederlandse vlag voeren, maar de Euro
pese vlag en op de boeg wordt geschil
derd het embleem van de Oecumene",
zegt ds. Oosthoek.
Het kerkschip: zo noemen de zeeva
renden „De Hoop". Wanneer de
kerkdienst is afgelopen, komen de vis
sersschepen met rapporten over de ont
vangst op de visserijband. Zo krijgen de
gezinnen op de wal dus direct na de
kerkdiensten een levensteken van de
zeevarenden. „De Hoop" is op die ma
nier een trait-d'union tussen zee en wal.
Het hospitaalkerkschip vormt een band.
Die band is er echter niet alleen tussen
wal en schepen, maar „De Hoop" vormt
ook een band op zee zelf. Meer: het Ne
derlandse hospitaalkerkschip geeft zo
wel de mensen op zee, als die op de wal
een steun, een houvast. „De waarde is
geweldig", vindt ds. Oosthoek. „De
Hoop" is een ambassadeur op zee: hij
wekt als het ware eerbied en ontzag on
der de schepelingen en begrip. Het is
haast te vergelijken met de reis. die
paus Paulus naar het Heilige Land heeft
gemaakt. „De Hoop" is bijna iets heiligs
en dat komt vooral omdat zovelen hun
leven aan dit schip hebben te danken.
Wat er ook gebeurt, als het enigszins
kans helpen ze". De dokter houdt regel
matig een spreekuur over de radio en
geeft dan adviezen aan de fechippers
van de vaartuigen, waar zieken of ge
wonden aan boord zijn. Is het ernstig.
gewonden niet in de steek.
Daarvoor beschikt de dokter over een
uitgebreide medische apparatuur, zoals
er ook talloze materialen en apparaten
op radio-technisch of techniscn gebied
aan boord zijn. Met al die apparatuur
volgt „De Hoop" de vissersvloten op de
voet, vanaf het voorjaar beginnend bij
Noorwegen, via Schotland en de Dog-
gersbank afzakkend ln het najaar naar
het Kanaal, tot bij Dieppe. De schepen
gaan dus mee met de vis en „De Hoop"
gaat weer mee met de schepen. En on
dertussen verleent dit schip medische en
technische hulp, zorgt de dominee voor
de kerkdiensten, voor de geestelijke ver
zorging. „Er zou eigenlijk ook een
„spreekuur" voor de predikant moeten
zijn", concludeert dominee Oosthoek aan
het eind van zijn reis op „De Hoop",
waarvoor hij was aangezocht. Hij ging
vooral mee om „de zee eens van de an
dere kant te zien". „Vanaf mijn vierde
jaar woonde ik in Waardingen. Daar
heb Ik gezien hoe de hervormde predi-
Foto boven: maart-april komt de
nieuwe ,fie Hoop" in de vaart. Het
schip wordt over alles 62,60 meter
lang, 10J20 meter breed en het
krijgt een diepgang van if.JfO m.
Twee dieselmotoren geven het een
vermogen va» 1100 pk. De beman
ning zal 30 koppen tellen, m het
hospitaal worden 12 belden ge
plaatst, waarbij uitbreiding mo
gelijk i-s. De kerkzaal biedt plaats
aan 65 personen en er komt een
recreatieruimte voor 60 personen,
zodat het schip dienst kan doen als
drijvend zeemanstehuis.
kant daar. ds. Luteijn. veel met „De
Hoop" mee ging, dat was in de twinti
ger, dertiger iaren. Dat maakte cm mij
een diepe indruk. Toen men mij dan
ook vroeg om mee te varen, heb ik het
meteen gedaan
Ik verzorgde de kerkdiensten en zocht de
zieken in het ziekenzaaltje op. Dat is
eigenlijk wel het belangrijkste van de
geestelijke verzorging via „De Hoop".
Het was nogal onrustig weer, dus van
overstappen op andere schepen kwam
niet veel. Het zou eigenlijk wel moge
lijk moeten zijn, dat je wat meer kunt
praten met de vissers voorzover ze
daar natuurlijk tijd voor hebben. Je
kunt er nu wel voor zorgen, dat ze lec
tuur krijgen. Maar het leven van een vis
ser is zo heel anders dan het leven van
een kerkelijk mens op de wal. Maar wat
„De Hoop" doet is enorm. Deze man
nen brengen het evangelie nu werkelijk
tot uitdrukking: de bereidheid om te
helpen, de dienende, helpende liefde.
De machinist zei het zó op een keer,
toen ze weer in zo'n klein bootje
van „De Hoop" naar een ander vissers
schip voeren om daar te gaan helpen.
Vanaf „De Hoop" hielden ze de zaak
met een grote schijnwerper in de gaten.
Kijk. zei die machinist, aat is nou eigen
lijk wat God met het evangelie doet: je
vaart in het schijnsel van Gods Licht,
Gods oog is op ie. En dat is waar „De
Hoop" toch 3teeds op wijst".
In blauwe trui en zeemansbroek is dominee W. Oosthoek (54) uit Westkapelle
drie weken mee geweest op het hospitaalkerkschip „De Hoop". Van 30 oktober
tot 20 november 1963 namen predikanten uit de omgeving de diensten in de
hervormde gemeente van ds. Oosthoek waar, terwijl hijzelf in het kerkzaaltje
van een op de woelige baren slingerende „De Hoop" driemaal in de week
kerkdiensten over de radio verzorgde voor de Nederlandse vissers op de Noord
zee.
De predikant Oosthoek was de laatste geestelijke verzorger voor 1963 en wellicht
één der laatste predikanten, die op de oude „De Hoop" heeft dienst gedaan.
Totaal voeren in 1963 twaalf verschillende predikanten mee op het hospitaal
kerkschip Negentien december meerde „De Hoop" aan de kop van de Vissershaven
in iJmuiden. Daar is het vaartuig blijven liggen tot afgelopen maandag toen het
weer zee koos. Het zal één van de laatste reizen zijn van dit schip: donderdag 12
december jl. ging in Bolnes de nieuwe en grotere „De Hoop" te water,
waarschijnlijk zal de nieuwe „De Hoop" de tweede helft van maart worden opge
leverd: na de proefvaarten kan het schip begin april in de vaart komen. De oude
j °°P daterend uit 1955 (8 juli te water gelaten) zal van de hand worden
gedaan. De nieuwe „De Hoop" wordt het vierde schip van deze naam. De zorg
voor de zeevarenden begon in 1899 met een omgebouwde loodskotter. In 1912
kwam daarvoor een schoéner met een hulpmotorvermogen in de plaats, welk schip
vervolgens werd omgebouwd tot motorschip. Deze „De Hoop" deed dienst tot 1955,
toen kwam dank ztj de befaamde „Ome Jan" van Zutphen het nieuwe vaartuig er.
Vraagt men tegen het eind van dit
jaar welk theologisch geschrift in 1963
de grootste opgang heeft gemaakt en
het meeste „succes" heeft gehad, dan
is slechts één voor de hand liggend
antwoord mogelijk: op de godsdien
stige boekenmarkt was „Honest to
God" van de Anglicaanse bisschop
Robinson van Woolwich (Zuid-Lon.
den) de sensatie van het jaar.
In maart verscheen dat geschrift, dat
tussen boek en brochure het midden
hield en waarvan de inhoud héél in
het kort hierop neerkomt, dat de
christenheid in strikte eerlijkheid het
geijkte beeld, dat zij zich van „God"
gemaakt heeft, zal moeten herzien.
De verschijning van „Honest to God"
ging op de dag zelve gepaard met
tal van goed getimede min of meer sen
sationele aankondigingen en besprekin
gen in de Britse dagbladpers Niet in de
laatste plaats aan deze publiciteit had
de bisschop van Woolwich het te danken
dat zijn betoog zulk een wijde aandacht
trok: een aandacht die in vele gevallen
in een soort bevrijde bewondering, in
minstens even veel gvallen echter in
verontruste en zelfs verontwaardigde af
wijzing omsloeg.
Hoe dan ook, het geschrift had succes:
binnen enkele maanden werd er een half
miljoen exemplaren van verkocht.
Buiten Engeland trok „Honest to God"
eveneens de aandacht: wie geacht wilde
worden „bij" te zijn, diende zich van
een exemplaar te verzekeren en mid
delerwijl werden allerwegen de verta
lers aan het spoedwerk gezet ook in
Nederland waar uitgeverij Ten Ha
ve voor een Nederlandse editie zorgde:
„Eerlijk voor God". En op haar beurt
katholieke bisschop) in zijn geschrift
aan de orde heeft gesteld? Wie weigert
zich door de sensatie en publiciteit rond
dit boekje te laten meeslepen, zegt rond
uit neen.
Deze bisschop van de Engelse staats
kerk moge dan in het eigen land een
voor Engeland schokkende publikatie
hebben gedaan, in het continentale Euro
pa zijn over het beeld, dat de mens zich
nu eenmaal in gebrekkigheid van God
pleegt te maken, sinds Feuerbach reeds
heel wat beschouwingen geleverd, die
ons langzamerhand méér dan vertrouwd
hebben gemaakt met de onderhavige
problematiek.
Ronduit gezegd: wie (om van Feuer
bach naar de eigen tijd over te springen
zijn Bonhoeffcr gelezen heeft, wie iets
van de theologie van Tillich heeft opge
stoken, wie de discussies rond de Ne
derlandse geschriften over religieuze
„projectie" van Sierksma en Vestdijk
heeft gevolgd, schrikt echt niet van Ro
binson met dezelfde schok welke een ge
choqueerd Engeland blijkbaar onderging.
rrzake: Robinson heeft drie maan
den ziek te bed gelegen. In die drie
maanden heeft deze bisschop getracht
over allerlei dingen, waar hij voordien
overheen leefde en overheen dacht met
zichzelf in het reine te komen. De lec
tuur van met name Bonhoeffer en Til
lich (door hem zo veelvuldig geciteerd
dat de citaten bijna de helft van het
boek uitmaken) heeft hem daarbij ge
holpen.
Hij heeft de loffelijke behoefte gehad
In plaats van „daarboven" en „daarbui
ten" dus een God „ginds in de diepte".
Wanneer Robinson zo ver is, ontmoet hij
als derde inspirator de meester theoloog
Buitmann, de man der „ontmythologise
ring". De „mythologische" taal van het
Nieuwe Testament (vleeswording, he
melvaart, nederdaling enz.) past volgens
Buitmann alleen nog maar in een wereld
beeld, dat nu geheel verouderd Is. Wel
nu, zegt Robinson, die al even danig en
even gemakkelijk onder de indruk van
Buitmann als onder die van Bonhoeffer
en Tillich is geraakt: „Wanneer Buit
mann gelijk heeft, moet de hele opvat
ting van een bovennatuurlijke orde die
in deze orde binnenbreekt en deze „per
foreert" worden prijsgegeven".
Ja, maar dan komt het grote maar: „Als
wij dat doen, wat bedoelen wij dan met
God en met de openbaring en wat blijft
er dan over van het christelijk geloof?
Via deze vraag belandt de goede bis
schop dan bij de kern van de zaak: „De
om eerlijk te zijn, eerlijk tegenover God.
seft r
rekenen.
Hij heeft met allerlei dingen willen af
gaat de verschijning van deze Neder
landse vertaling dan weer vergezeld van
een speciaal nummer van „Wending",
met niets dan opstellen over nogmaals
de theologische sensatie van het jaar.
Het hoge woord moet eruit: is het nu
werkelijk iets bijzonders wat de bisschop
van Woolwich (een anglicaanse, geen
Allereerst met de geijkte, doch in wezen
middeleeuwse voorstolling van een God
„daarboven". Maar daarna ook met de
voorstelling, die een meer verlichte
mensheid daarvoor in de plaats neeft
gesteld, die van een God „daarbuiten".
In stede daarvan weer introduceert Ro
binson nu in het voetspoor van Til
lich een God, die de „Grond" is van
's mensen eigenlijke bestaan.
rijke vragen uit te komen
„werkhypothese" die „God" heet... het
blijkt dat alles ook zonder „God" gaat
en wel even goed als voordien".
Hij redt zich uit die benauwende moei
lijkheid door alweer Bonhoeffer tot
gids te nemen. Bonhoeffer, die op het
volstrekte verschil heeft gewezen tus
sen 'net christendom en de „religies".
Bonhoeffer. die uitgaat van de „mon
dige" mens, die zonder „religie" moet
zien te leven.
Bonhoeffer, die de som zijner overwegin
gen heeft samengevat in deze paradox:
„De (door hem en nu ook door Robin
son afgewezen) religiositeit doet de
mens in zijn nood uitzien naar de. macht
van God in de wereld; God is de deus ex
machina. De Bijbel wijst de mens ech
ter op onmacht en het lijden van God;
alleen een lijdende God kan helpen".
Op dit inzicht voortbordurend, komt
Robinson dan met een aantal be
schouwingen over de Christusfiguur als
de verpersoonlijking van „het transcen
dente in ons midden";
over de genade: „je bent aanvaard door
wat groter is dan jezelf";
over de eredienst, die niets is, tenzij hij
ons „gevoelig maakt voor de Christus
in de hongerige, de naakte, de dakloze
en de gevangene"; over het gebed: „bid
den is verantwoordelijkheid aanvaarden
om anderen te ontmoeten met alles wat
je hebt";
over huwelijksethiek: ook hier felle af
keer van de supernaturalistische ofte
wel bovennatuurlijke normen;
over de Bergrede: „geen onfeilbare led
draad voor het ethische leven";
over de noodzaak van „vormvernieu
wing": „wij zuLlen bereid moeten zijn
om alles weer in de smeltkroes te wer
pen, ook onze meest gekoesterde reli
gieuze categorieën en voor „absoluut"
gehouden morele waarden".
Het is vooral waar Robinson op deze
manier aan het conclusies trekken en
aan het „toepassen" gaat, dat hij op
weerstanden is gestoten en verzet heeft
opgewekt. Men doet er echter goed aan
het regeltje in zijn boek met over te
slaan, waarin hij toegeeft„het was me
alleen maar om een terreinverkenning"
te doen".
Op de probleemstelling (lang niet zo
nieuw overigens als Robinson zelf denkt)
is dus geen uitgewerkte nieuwe theologie
gevolgd; één enkel mens kan die ook
niet ontwerpen en vooral kan dat niet
geschieden door de in theologisch op
zicht allerminst indrukwekkende figuur
van de bisschop van Woolwich: iemand
wiens vermogen om zich door de proble
matiek te laten imponeren stellig groter
is dan zijn talent om er een evenwich
tig antwoord op te geven.
Of zijn radicale secularisatie der gods
dienstigheid; zijn resolute verwereldlij
king van het christen-zijn; zijn afkeer
van alles wat zich in het christendom te
gen herleiding tot het alledaagse verzet;
zjjn feitelijke veroordeling van alle mvs-
tiek en van alle menselijke hang naar*de
particuliere eenzaamheid ran retraite en
inkeer of kortom zijn pogen en be
geren om kerk en kerkelijk bedrijf in
feite alleen nog maar in de gestalte ener
veredelde diaconie te dulden, nu werke
lijk tot de „redding" van het twintigste-
eeuwse christendom zal bijdragen
Een dagbladrecensent zal er zich al
licht van onthouden om op deze en
dergelijke vragen een antwoord te ge
ven, hij zal dat liever aan de afzonder
lijke lezer overlaten. Voorzover die af
zonderlijke lezer ln de onderhavige kwes
ties geïnteresseerd is. zal hij in de ko
mende maanden ongetwijfeld bij méér
dan een gelegenheid bij discussies over
en rond „Eerlijk voor God" betrokken
raken: niet alleen in het reeds genoemde
nummer van „Wending" zal er vast en
zeker door al of niet geschokte predi
kanten breedvoerig over geschreven wor
den!
Totdat (wie weet hoe spoedig) ook de
storm rond bisschop Robinson zal zijn
uitgewoed. Want daarop en dus op
de slechts betrekkelijke waarde van een,
vooral in z'n beweerde originaliteit sterk
rustig honden.
overschat geschrift kan men het mi.