ELKE DAG
EEN STIKJE-
ALSJEBLIEFT
NIET
Het dialect is een levende
zaak in Zeeland Maar met
de stormachtige ontwikkeling
van deze provincie in het
vooruitzicht zullen de
Zeeuwse dialecten aan grote
veranderingen onderhevig zijn.
Typische woorden en
uitdrukkingen uit de Zeeuwse
taal zullen verdwijnen, zijn
zelts al gedeeltelijk
verdwenen.
Dat is de conclusie van het
nevenstaand artikel over het
dialect. Naar aanleiding van
een groot aantal „lezers
schrijven" over dit onderwerp
heeft een onzer redacteuren
hierover gesprekken gehad
met deskundigen op gebied
van het Zeeuws dialect en
met enkele schrijvers van de
ingezonden stukken.
4M»f 4aHaJk
Het dialect-symposion in Goes heeft de
storm doen losbarsten.... Series ingezonden
stukken van mensen, die „pro" en van men
sen, die „contra" waren, vormden een bij
kans dagelijks terugkerend feuilleton in de
afgelopen weken. Onder de voorstanders
van het dialect was een groot aantal inge
zonden stukken van schrijvers, die een warm
pleidooi voerden voor de Zeeuwse taal in
de Zeeuwse taal. Zelfs op onze redactie
raakten de redacteuren af en toe lichtelijk in
de war, getuige de opschriften boven de in
gezonden stukken: de ene keer luidde dat
„De Zeeuwse Taal", de andere keer „De
Zeeuwse Taele", enfin de lezers zullen het
wel begrepen hebben.
Eén ding is duidelijk gebleken: de Zeeuwse
taal over dialect mag men blijkbaar niet
spreken, het Zeeuws is een streektaal, on
derverdeeld in tal van dialecten is een
levende zaak. Twee hoofdfiguren van de in
gezonden stukken hebben wij geïnterviewd:
de 59-jarige metselaar-aannemer L. A. Ca-
pelle uit Oosterland als groot voorstander
van de Zeeuwse taal en de 17-jarige ly
ceumleerling Piet van Harn uit Zoutespui bij
Terneuzen, die zich heeft doen kennen als
een tegenstander.
Capelle is een vriendelijk man. Hij lacht
gauw en graag en in zijn ogen twinkelen
lichtjes als hij in Schouws dialect over zijn
hobby, de Zeeuwse taal, spreekt. Hij heeft
voorgesteld: „Ik dienk toch, dat het leuk zou
weze as der elke dag een stikje Zeeuwsche
proza in de krante kwam, net zoiets as de
Zeeuwse Almanak". Hij heeft daarop een vijf
entwintigtal gunstige reacties gekregen, die
hij met trots toont. Reacties, die hem staven
in zijn mening: „We moeten alles doen om de
Zeeuwse taal levend te houden".
Piet van Harn uit Terneuzen, 17 jaar oud,
exponent van de Zeeuwse jeugd, die in een tijd
opgroeit, dat Zeeland aan het begin staat van
een dynamische ontwikkeling, is het daar in
het geheel niet mee eens. „Asjeblieft niet in de
krant, zo'n dialectrubriek", is hij van mening.
Dat heeft volgens hem geen enkele zin. Hij
zegt er dit van: „Nu Zeeland wordt openge
legd moeten we hoe langer hoe meer van de
Zeeuwse taal af. Je moet je niet onnodig iso
leren". En naar de overtuiging van de Spuise
lyceumleerling doe je dat laatste wel als je al
leen het dialect gebruikt. Overigens: hij
spreekt thuis niets anders dan dialect en zelfs
in het gesprek met ons wijkt hij niet van deze
regel af. „Goed, praat thuis en in eigen kring
dialect, maar zodra je elders komt, moet je
mijns inziens je best doen algemeen beschaafd
Nederlands te spreken. En daarom moet je
niet nog eens het accent op het dialect leggen
door regelmatig stukjes in de krant te schrij
ven".
Zeker is, dat Piet van Harn zich in goed ge
zelschap bevindt. Niemand minder dan twee
dialectenkenners bij uitstek zijn het in princi
pe met hem eens: mej. dr. H. C. M. Ghijsen
uit Domburg, samenstelster van het Zeeuwse
woordenboek en dr. P. J. Meertens uit Amster
dam. Mej. Ghijsen stelde het zó: „Regelmatig
dialectstukjes in de krant zegt me weinig.
Als het stukjes waren, die typische Zeeuwse
uitdrukkingen bevatten, dan zou ik ja zeggen.
Maar als het gaat om gewoon een stukje pro-
za-in-dialect dan luidt mijn antwoord neen".
Dr. Meertens dacht er al niet anders over. Ze
ker niet dagelijks of wekelijks een gewoon dia
lectverhaaltje in de krant. Misschien eenmaal
in de maand een „mooi verhaal" met daarin
verwerkt allerlei typische uitdrukkingen. Ja
dat zou wel enige zin hebben. Maar dan zou
je iemand moeten hebben, die zoiets kan
schrijven. Let wel: ik zie liever niets in de
krant dan iets wat niet goed is".
Deze weinig opwekkende woorden voor de
voorstanders van stukjes-in-dialect in de
krant, doen overigens in geen enkel opzicht
afbreuk aan de plaats, die het dialect thans
nog inneemt in de Zeeuwse samenleving. Het
beste bewijs daarvan moge zijn de opvoering
van het Kadzandspel in vier taferelen met
zang en dans „Jaontje", geschreven door Cor
Schieve uit Oostburg. Het zou bijkans een be
lediging zijn Cor Schijve te schrijven, dat past
niet in het kader van dit dialect-artikel, hoe
wel de burgerlijke stand het ons kwalijk zou
kunnen nemen. „Jaontje" dan is begin van dit
jaar drie maal opgevoerd. Voor stampvolle
zalen, zelfs moest een enkele maal politieas-
sistentie worden ingeroepen om de stroom van
belangstellenden in te dammen. Rond de jaar
wisseling nu wordt dit onderhoudende en boei
ende Kadzandspel niet minder dan vijfmaal
opgevoerd. Aanvankelijk waren er vier voor
stellingen vastgesteld, maar de overweldigende
belangstelling deed de organisatoren besluiten
er een vijfde aan toe te voegen. En de kaartjes
zijn inmiddels alweer verkochtZeg in
Zeeuwsch-Vlaanderen niet, dat het dialect
geen levende zaak is. „Jaontje" zou je nooit
meer aankijken. Ze weet wel beter.
Wij hebben begin dit jaar „Jaontje" over het
voetlicht zien brengen en wat ons opviel, was
de intentie, waarmee de ouderen van het stuk
genoten. Natuurlijk ook de jongeren in de zaal
waren enthousiast over de vertolking, maar
met name voor de ouderen onder de aanwezi
gen was het zien en vooral het horen van dit
Kadzandspel een openbaring. Dat deden hem
vooral de typische Cadzandse uitdrukkingen
en zegswijzen, die soms bijzonder spits, dan
weer getuigen van een groot gevoel voor hu
mor, en die in sappig dialect werden uitgespro
ken.
Juist die fraaie uitdrukkingen van de Zeeuw
se taal dreigen langzamerhand verloren te
gaan. Dat komt, zo vertelde ons mej. Ghijsen,
omdat de rijkdom van eigenaardige uitdruk
kingen en woorden bij de jongeren veel min
der bekend is dan bij de ouderen. Daarom ook
is zij zo blij, dat er een Zeeuws woordenboek
is, waarin nu al vele woorden zijn te vinden,
die men in de verschillende streken van Zee
land niet meer hoort, terwijl ze zo'n twintig,
dertig jaar geleden gemeengoed waren. Deze
ontwikkeling, die zich naar de overtuiging
van de dialectoloog dr. Meertens uit Amster-
dam, in versterkte mate zal doorzetten naar
mate Zeeland steeds meer wordt opengelegd,
is bijvoorbeeld mede een stimulans voor het
overweldigende bezoek aan „Jaontje". Vele in
woners van West-Zeeuwsch-Vlaanderen, die al
jaren buiten de provincie wonen en die met de
kerst of nieuwjaar op bezoek komen bij fami
lie in West-Zeeuwsch-Vlaanderen, hebben zich
voorzien van toegangskaarten. Want dit stuk-
in-dialect wil niemand missen.
Nogmaals: een beter bewijs voor de belang
stelling voor het dialect is niet te vinden. Maar
ook de vele ingezonden stukken in de afgelo
pen weken in de P.Z.C. spreken boekdelen. En
zo hebben ook de reacties, die de heer Capelle
uit Oosterland op een van zijn „lezers schrij
ven" ontving wel wat te zeggen. Men kan be
paald niet stellen, dat Capelle een eenzame
kruistocht is begonnen voor het dialect. Men
zie slechts een kleine bloemlezing uit de adhe
siebetuigingen, die hij ontving. Schreef een
enthousiaste medestander: „Hoeiendag Kap-
pelle, ier ei je a vast een kaortj'uut Walcher,
van eên dieder z'n aordigheid in zou hebbe,
aster aollen dag een endje Zeeuws in de P.Z.C.
sou stae". En een ander begon: „An den Eer
L. A. Capelle, Kerkstraette 6, Oosterland,
Schouwen-Duveland". Een enkele brief, die
Capelle heeft ontvangen, is opgesteld in alge
meen beschaafd Nederlands. Dat doet gewoon
een beetje vreemd aan tussen al die brieven en
kaarten, in de Zeeuwse taal. Daarbij is onder
meer een reactie uit Bloemendaal. Een me
vrouw uit deze Zuidhollandse plaats schrijft:
„Helaas ben ik geen Zeeuwin en dus niet in
staat Zeeuws te spreken. Maar al wat met
Zeeland en de Zeeuwen te maken heeft, heeft
mijn grootste sympathie. Uw voorstel zal ik
van ganser harte toejuichen. Hoe meer Zeeuws
er in de krant komt, hoe beter. Het Zeeuws is
een lust voor mijn oren en lezen doe ik het
dolgraag". Ze besluit haar brief met de woor
den: „Leve de Zeeuwse taele!"
Dan is er een adhesiebetuiging van een Mid
delburgse scholier. „Aardig plan, zeer erken
telijk. Van mening periodiek stukje in Zeeuwse
taal in de krant. Geeft meer gevoel van eigen
waarde en doet een grond ontstaan voor het
bestaansrecht van Zeeland".
Capelle glimlacht stil voor zich uit als wij de
reacties stuk voor stuk ter hand nemen.
Hij zou wat graag een Zeeuwse taele-rubriek
in ons blad zien. Hij wil het dialect absoluut
handhaven. Hij vertelt het vriendelijk, bijna
verontschuldigend. Maar als hij het heeft over
de Zeeuwen, die na een half jaar elders heb
ben gewoond, hun Zeeuwse tael niet meer ken
nen of doen alsof, schiet zijn stem uit. „Niks
meer dan hoovaardij. Allemaal branie. De
Zeeuwse taal is er om het de mensen gemak
kelijk te maken. In één woord zeg je een hele
zin". Hij vindt het in één woord: „vrêet leuk".
Capelle spreekt altijd dialect. „Als hier een
reiziger komt, om nu eens een voorbeeld te
noemen, dan doet die man toch ook geen moei
te mijn dialect te spreken. Wel, waarom zou
ik dan Hollands praten. De eerste reiziger, die
me niet verstaat als ik een bestelling opgeef,
moet nog komen", zegt hij laconiek. Daarmee
is voor hem de zaak afgedaan.
Lijnrecht tegenover zijn standpunt staat de
mening van Piet van Harn, die in zijn „lezers
schrijven" zijn „tegenstanders" bepaald niet in
het ongewisse liet over zijn denkbeelden. Hij
noemde de voorstanders „typisch Zeeuws:
dwars" en vergeleek hen met een kwar in een
gave plank. In het gesprek met ons komt hij
met verschillende argumenten aan. In het licht
van de huidige ontwikkeling en ook gezien het
feit, dat ieder toch een behoorlijke positie in
de maatschappij wil innemen, acht Piet van
Harn het van het grootste belang, dat je be
hoorlijk algemeen beschaafd Nederlands kunt
spreken. Daarom niet het accent leggen op
het dialect. Daarbij komt nog, dat volgens
hem slechts weinig mensen zich werkelijk voor
het dialect interesseren. Een nevenargument
vindt hij ook, dat schrijven in de Zeeuwse taal
fonetisch bijkans een onmogelijke opgave is.
En hij verwijst naar de ingezonden stukken.
„Thuis dialect spreken is wat anders", be
weert de 17-jarige scholier, die in de vierde
klas (A) zit van het Petrus Hondius Lyceum
te Terneuzen. „Maar buiten de eigen kring
Nederlands". Hoe moeilijk dat vaak is voor
iemand, die gewend is thuis in dialect te spre
ken, illustreert de jeugdige Zeeuws-Vlaming
met een voorbeeld. Vorige zomer was hij met
vakantie in Holland. „Dan probeer je Hollands
te praten. Het lukt niet altijd evengoed, want
soms gooi je er woorden in dialect tussendoor
en soms zelfs hele zinnen. Op een bepaald
moment vroeg ik iets en ik kreeg antwoord in
hetEngels". Nee, voor Piet van Harn
staat het wel vast, dat het „Zeeuws, het taal
tje wel is", zoals hij in zijn „lezers schrijven"
opmerkte.
Goed, het dialect van tegenwoordig moge
dan van vele fraaie uitdrukkingen zijn
„ontdaan", feit is, dat duizenden Zeeuwen,
thuis, op school, in de werkplaats, op kantoor!
op het land of waar dan ook spreken in de
taal van hun streek. Een mengelmoes van
dialecten kan men bijvoorbeeld horen op de
christelijke kweekschool in Middelburg, waar
jongens en meisjes uit geheel Zeeland elkaar
ontmoetten. „Of er hier dialect wordt ge
bruikt", zeiden ons de leraren in de leraars
kamer en directeur N. Verboom, die wij apart
in zijn kamer spraken, merkte op: „Natuur
lijk spreken vele leerlingen dialect. Onder de
les merk je dit aan de klanken en als ze onder
elkaar zijn, vervallen ze onmiddellijk, ik zou
zeggen bijna automatisch, op hun streektaal
terug. Als ik dan een enkele keer voorbij zo'n
groepje kom, maak ik er wel eens een opmer
king over. In alle gemoede hoor. Je moet niet
vergeten, dat er een enorme dosis gevoels
waarde achter zit".
Op de kweekschool benadert men het (dialect)
probleem langs twee kanten. „Denkpsycholo-
gisch geeft het algemeen beschaafd Neder
lands meer mogelijkheden. En het gaat er
natuurlijk om te leren spreken in een taal,
die de meeste denkmogelijkheden biedt. An
derzijds vind ik het gebruik van dialect, in
het bijzonder voor een juffrouw uit de eerste
klas op een dorpsschool, bepaald niet erg.
Het is, als je op zo'n school staat, bijna
noodzakelijk dialect t<e spreken. Je geeft de
kinderen de indruk, dat je er bij hoort. Je
moet natuurlijk niet voortdurend dialect ge
bruiken, maar zo'n enkel keertje, heus, dat
kan geen kwaad voor een juffrouw in de eer
ste klas". Maar, en de heer Verboom stelde
dat zeer nadrukkelijk, de kweekschool streeft
er onverminderd naar, dat de toekomstige on
derwijzers het algemeen beschaafd Neder
lands zo goed mogelijk beheersen, niet alleen
foutloos schrijven, maar vooral vrij van dialect
smetten.
Naar aanleiding van de vele „lezers schrij
ven" hebben wij ook gesprekken gehad
met mejuffrouw dr. Ghijsen en dr. Meertens,
die een paar maanden geleden op een dialect
symposion in Goes „de kat de bel hebben
aangebonden". Is de Zeeuwse taal een dialect?
„Nee", zei mejuffrouw Ghijsen, „het Zeeuws
is vanouds een streektaal, die binnen zijn
grenzen bepaalde eigenaardigheden heeft".
Het heeft volgens mejuffrouw Ghijsen op het
algemeen beschaafd Nederlands vóór, dat de
oorspronkelijke betekenis van vele woorden
beter tot hun recht komen. Mejuffrouw Ghijsen
is de overtuiging toegedaan, dat de Zeeuwse
taal steeds meer van zijn eigenaardige, aparte
uitdrukkingen zal verliezen. Haar indruk is,
dat het accent zich langer zal handhaven.
„Men moet niet trachten de Zeeuwse taal
geforceerd te behouden. Je moet er op de
juiste wijze tegenover staan. Je moet
echt je best doen te proberen algemeen be
schaafd Nederlands te spreken", aldus de
Domburgse dialectspecialiste, die dit „nodig
vindt voor het platteland". Mejuffrouw Ghij
sen, die geboren is in Middelburg, kan zelf wel
dialect, maar ze spreekt het vrijwel nooit.
„Ik voel me gewoon komedie spelen als ik
dialect spreek", zegt ze glimlachend. Nu het
dialect langzaam, maar zeker wordt terug
gedrongen, zou mejuffrouw Ghijsen graag
zien, dat de Nederlandse taal werd verrijkt
met uitdrukkingen uit de streek, die als
Nederlands zijn te gebruiken. Als voorbeeld
noemde zij het uit het Engels overgenomen
„baby-sit". Maar in Zeeland spreekt men
veelal van „thuiswacht". „Kijk, zo'n woord
kan overgenomen worden", betoogde mejuf
frouw Ghijsen.
Dr. P. J. Meertens, die wij bezochten in een
fraai herenhuis aan een der Amsterdamse
grachten, is evenals mejuffrouw Ghijsen een
geboren en getogen Middelburger. Na zijn
studie, in 1919, is hij niet meer teruggekomen
naar Zeeland. Sedert 1930 woont hij nu in
Amsterdam. Zeeland heeft echter zijn grote
liefde en de dialecten in de provincie in het
bijzonder. Dr. Meertens ziet weinig perspec
tieven voor de Zeeuwse taal in de toekomst.
„De Zeeuw", zo zei bij, „is van nature wat
meegaand". Daarom geloof ik, dat de mensen
zich wat dialect betreft, zullen richten op de
meest dominerende groep, die het opengelegde
gewest binnenkomt. Neem, om eens een voor
beeld te noemen, een bepaalde badplaats, waar
jaar in jaar uit vele gasten uit Rotterdam
komen. Dan zullen de Zeeuwen vele Rotter
damse woorden overnemen".
Wat dr. Meertens vooral treft is het lang
zamerhand verloren gaan van allerlei interes
sante woorden en uitdrukkingen in het dialect.
„Daarom ben ik zo blij met het Zeeuws woor
denboek", zei hij. „Ook zijn er tal van Zeeuw
se woorden gedoemd te verdwijnen als gevolg
van de voortschrijdende mechanisatie. Neem
de woorden, die de Zeeuwen kennen voor de
onderdelen van een boerewagen. Alleen de
ouderen kennen die woorden nog, de jongeren
niet meer, eenvoudig, omdat er geen boere-
wagens meer rijden. Overigens is het een
bekend verschijnsel, dat de taal verandert en
waarom dan het dialect niet", zo stelde het
de Amsterdamse Zeeuw.
Als voorzitter van de sectie taalkunde van
de stichting bevolkingsonderzoek in de
Delta gaat hij zich intensief met de gevol
gen van de openlegging van Zeeland bezig
houden. Ook in de Noordoostpolder heeft hij
meegewerkt aan een dergelijk onderzoek. Daar
is hem gebleken, dat de Zeeuwen gemakke
lijker woorden opgeven dan de Groningers.
Mede op grond van deze ervaring voorspelde
dr. Meertens een verdere teruggang van de
Zeeuwse taal. Een teruggang, die niet te
redden valt door simpelweg het plaatsen van
stukjes in de Zeeuwse taal in de krant. „Ik
geloof niet in het succes van zo'n stukje",
was zijn commentaar.