MENSEN
MET
STEUN
esc ;yv v c
We hebben het woord de laatste da
gen hier en daar eens laten vallen-,
armoede. Een beetje triest woord,
maar wel goed Nederlands. Maar er
wordt nogal schokschouderend op ge
reageerd. Armoede? „Man, daar be
staat immers geen armoe meer", zei
de man aan de leestafel van een eta
blissement ergens in Zeeland. „Ga
eens even na: we betalen ons krom
voor de sociale voorzieningen, we be
talen voor ziekte, werkloosheid, ou
derdom. Nee, nee, we zitten van de
wieg tot het graf keurig onder de
pannen
Dat was nogal een hard woord, aan
die cafétafel. Maar eerlijk qezegd: on
ze ervaring van de laatste weken is
dat er heel wat mensen zo over den
ken. Geen armoede meer. Vadertje
Staat zorgt. Maar is dat zo? Toegege
ven, het woord „armoede" is nogal
zwaar belast: men denkt aan rafelige
kleren, opgestoken handen, honger,
kou en nog een aantal van deze din
gen, die in vroeger jaren inderdaad
tot de afschuwelijke kenmerken van
„armoede" behoorden. Die kenmer
ken zijn voor een groot deel verdwe
nen. Maar betekent dat nu, dat het
tegenwoordig allemaal rozegeur en
maneschijn is, allemaal opgewekte
Nederlanders rond de kerstboom zon
der zorg?
Helaas niet. Er wordt ook in onze wel
varende tijd nog veel geleden, mate-
riéel, maar ook geestelijk. Er zijn heel
wat „stille armen". Er zijn bejaarden,
die met pijn en moeite kunnen rond
komen en elke maand weer verbaasd
zijn als ze bemerken dat ze de eindjes
aan elkaar hebben geknoopt. En het
woord „stil" is hier heus wel op zijn
plaats. Dat hebben de afgelopen we
ken ervaren: waar de nood het hoogst
is, is de stem vaak het zwakst. De
mensen, die in moeilijke situaties ver
keren, weten óf de bron van hulpver
lening niet te vinden óf hun schroom
bij een bepaalde instelling of instan
tie aan te kloppen is te groot.
Soms ligt de „armoede" op het vlak
van het ontbreken van contact met
elkaar. Zo zijn er oudere mensen, die
op de grens van hulpbehoevendheid
verkeren. Een simpel voorbeeld: in de
ze wintertijd zien ze geen kans meer
iedere keer weer de hoofdkraan van
de waterleiding af te sluiten. Ze kun
nen het eenvoudig niet. Toch vragen
ze niet aan de buurman te helpen.
„Ons soort mensen is niet graag af
hankelijk. zei ons een oude man.
Nog een voorbeeld. Ineengedoken in een ge
makkelijke stoel bij het raam troffen we haar
aan. Komt op dokters-advies al in geen an
derhalf jaar de deur uit, verloor man en kinderen
snel achter elkaar. Dit is haar verhaal:
„Och meneer, als ik maar niet zo alleen was, zou
ik over die dingen niet zo piekeren. Vanmorgen heb
ik nog een poosje zitten huilen. U mag 't gerust we
ten. Dat alleen zijn is ook verschrikkelijk vooral 's zon
dags. Dan is het 't ergst. Of er bezoek komt? Bijna
niet. Mijn enige schoondochter woont in een andere
stad".
„Wel komen er soms mensen langs, die knikken en
af en toe eens wuiven. Meneer u weet niet hoe goed
dat mij doet. Er heeft wel eens iemand gezegd: nou
jij hebt ook een hoop zwaaiklanten. Ik vind dat
heerlijk. Dan krijg ik weer het gevoel, dat ik nog
een beetje meetel. Dat ik hier nog niet helemaal in
een vergeten hoekje zit. Een enkele keer komt er wel
eens een kennisje op bezoek. Dan is het feest. Dan
kunnen we weer eens samen praten. Over alle din
gen. Je komt toch gauw weer eens praten zeg ik dan
altijd als ze weggaat. Komt u ook nog eens langs.
Ik zou het zo fijn vinden. Ik heb behoefte aan een
praatje. Dat is voor mij net zo belangrijk als een
flinke hoop kolen nu met die kou".
„Meestal ga ik 's avonds vroeg naar bed. Uit verve
ling. De avonden zijn ook zo lang. En nou die stille,
lange kerstdagen. Vroeger kon je daar altijd zo naar
uitzien. Maar nu wil ik dat alles weer vlug voorbij
is. Ik kan nou niks bijzonders doen. Zoveel AOW krijg
je niet. Je zit toch iedere keer weer maar met die
huur, en al die andere rekeningen. En nou is het
ziekenfonds ook al weer vijf cent omhoog. Ja me
neer, dat merk je goed hoor. Dat is twintig cent in
de maand. Ik moet goed uitkijken wat ik met mijn
geld doe".
Ergens in Zeeland bezochten we een echtpaar,
dat alleen van de A.O.W moest leven. Met de
financiën is het bij hen maar krap aan. Geld
om er met kerstmis iets bijzonders van te maken is er
niet. Er komt niet eens een kerstboom in huis. Kost te
veel. Het geld kun je zoveel nuttiger uitgeven aan kle
ding en zo. In de zomer al zijn er spaarcentjes opzij
gelegd om in deze wintertijd brandstof te kunnen
kopen. Een nieuw pak? „Dat kan er de eerste jaren
zeker nog niet af. Trouwens ik heb het al vijf jaar.
En het ziet er nog best uit. Ja, je leert wel zuinig
zijn op je spullen. We kunnen er nog wel mee rond
komen met die AOW maar rare sprongen kun je er
niet van maken. Het is eigenlijk net te weinig om er
van te leven en te veel om van te sterven: Zet het
maar gerust in uw krant. Dat mag best. Dan zien an
deren ook eens dat er nog altijd mensen zijn, die
het beroerder hebben dan zij. Er wordt tegenwoordig
veel te gauw gedacht dat men het slecht heeft. Men
voelt zich snel tekort gedaan. Het geklaag is niet
van de lucht. De mensen stellen steeds meer hogere
eisen. Iedere maand hebben wij weer evenveel moei
te om de eindjes aan elkaar te knopen. Maar wij
zijn blij, want we zijn nog bij elkaar. Dat is al heel
belangrijk voor ons".
Ja, in deze tijd hebben vele mensen hulp nodig,
materieel zowel als geestelijk. Ziehier wat een
Zeeuwse officier van het Leger des Heils ons zei
„Er is een opvallende terughouding bij de werkelijk
behoeftigen om over hun noden te praten. Niemand
hangt graag deze dingen buiten. Vooral in de klei
nere plaatsen komt men bij wijze van spreken liever
van honger om dan dat men zijn hand zou ophouden.
Gelukkig dat van overheidswege veel gedaan wordt
om mensen, die financieel in de knoei zitten, bij te
springen. Wij doen het op onze manier. We hebben
zelfs in bepaald opzicht een streepje voor op de
gemeentelijke sociale diensten, die over bepaalde ge
vallen eerst terecht moeten vergaderen en be
slissen. Wij kunnen sneller reageren. Dat doen we als
van misstanden sprake is. Neem bijvoorbeeld het ge
val van een invalide geworden man, die plotseling
niet meer als volwaardig arbeider kan worden be
schouwd. De man is plotseling van status veranderd.
Hij kreeg geestelijk een flinke duw en zijn salaris
komt achteraanhobbelen Dat is onverantwoord"
Overigens: van de zijde der gemeentelijke sociale
diensten verzekerde men dat ook zij voortdurend er
op letten om snel in de actuele nood te kunnen in
grijpen. Ook daar wil men slagvaardig zijn: in zulke
gevallen immers is snelle hulp een eerste vereiste.
Eenzelfde indruk kregen we bij andere instellingen,
die zich met hulp aan de minder bedeelde naaste
bezighouden En dat was toch weer een dankbare
ervaring. We noemden al het Leger des Heils. Verder
zijn er de kerken, bij wie het diaconaat vaak op mo
derne en aan de tijd aangepaste wijze is georgani
seerd, er zijn voorts diverse instellingen die zich met
het maatschappelijk werk in brede zin bezighouden
en die er zeer bekwame medewerkers op nahouden.
Bij hen is het niet alleen een helpen uit roeping, maar
ook een helpen als vak. Roeping en bekwaamheid
gaan hier hand in hand.
Dit is ons wel duidelijk geworden uit allerlei
gesprekken, die we hebben gevoerd met men
sen, die zich in Zeeland bezighouden met hulp
verlening: maatschappelijke zorg is niet alleen een
kwestie van geld geven. Men moet ook naast de men
sen gaan staan. Behoefte aan materiële hulp gaat
vaak samen met isolement. En isolement betekent in
negen van de tien gevallen bittere eenzaamheid,
schroom ook om te praten. Pas als de kloof is over
brugd kan men uit een vertrouwelijk gesprek te weten
komen, dat er op het bed nog best een deken kan
worden bijgelegd. Pas dan komt het verhaal van het
echtpaar dat met zestig gulden in de week met drie
kinderen moet rondkomen.
Een werker van het Leger des Heils, die veel er
varing elders in de lande heeft opgedaan, had
over het algemeen een andere mentaliteit ge
constateerd in Zeeland dan bijvoorbeeld in het cen
trum van het land. „Men treft het in deze provincie
niet zo snel aan, dat er mensen echt geld over de
balk gooien. En ook de afbetaling is een zaak, waar
mee men heel voorzichtig is. Hoe we helpen? Och,
bijvoorbeeld door het verstrekken van kleding, dek
king en brandstof. Zo troffen we vorig jaar nog een
gezin aan, waarvan de kinderen onder jute zakken
en overjassen moesten slapen. In sommige gevallen
geven we ook geld, als we tenminste weten dat het
goed wordt besteed. Overigens geven we ook wel
kleren. We krijgen soms afgedragen vaak bijna ver
sleten kleding, maar persoonlijk ben ik daar niet al
te gelukkig mee. Zoudt U het prettig vinden afge
dragen kleren van een ander aan te moeten doen?
Wacht liever dan met geven en geef dan wat nieuws.
Daar kun je de mensen een veel groter dienst mee be
wijzen".
Er is nog een ander soort armoede, zo bleek ons.
Zij is een verschijnsel van onze tijd, namelijk een ge
volg van status-zoekerij, een „bijhouden van de
buurman". Deze moderne maatschappij dringt de
mensen als het ware allerlei consumptie-goederen op.
Zo ontstaat bij sommigen een gevaarlijk spelletje: er
wordt krampachtig moeite gedaan om in het bezit
te komen van bepaalde artikelen, die het gezinsbud
get eigenlijk niet toelaten. Dan wordt het afbetalen.
De kinderbijslag gaat eraan. Het salaris van de man
wordt er voor een flink deel aan opgeslokt en aldus
ontstaat er een zekere vorm van armoede. In dit ge
val kan er gesproken worden over armoede, ontstaan
door wanbeheer. Niet zozeer door onvoldoende in
komsten. Men heeft het gewoon verkeerd besteed.
Het is bekend, dat de een meer met een kwartje kan
doen dan een ander met een gulden. De een zal het
voor elkaar krijgen, de ander zal hopeloos in moei
lijkheden komen. In bepaalde gevallen kan de over
heid wel ingrijpen door sanering van de schulden en
door het geven van maatschappelijke leiding, maar
ook een vriend, die het gezin tegemoet komt aan het
gebrek aan inzicht voor de inrichting van het huis
houdelijke budget kan zo de gang van zaken onop
vallend, maar nauwlettend in het oog houden.
We denken er niet altijd over na, maar het is
niettemin realiteit: er zijn velen ook in Zee
land voor wie de sfeervolle dagen, die we
thans doormaken, nit verschillen van de andere in het
jaar. Helpen: het is een woord, dat ook in onze dagen
nog gebruikt moet worden. Gelukkig weten velen dit in
praktijk te brengen. Er is gelukkig flink geld gegeven
voor bijvoorbeeld de kerstpotten van het Leger des
Heils. In Goes trof men zelfs in de pot op één dag tien
briefjes van honderd gulden aan. Daarmee wordt
materieel hulp verleend. Maar ook op andere wijze
kan én moet worden geholpen: bijvoorbeeld door ge
woon vriendelijk te zijn voor eenzame mensen. Zoals
die vrouw, die ons vertelde: „Ik vind het al heerlijk
als ze naar me wuiven