xspct
BERLIJNSE ANTIGONE
r> t
Novelle van
Rolf Hochhut
Omdat reeds overtuigend gebleken was, dat de
beklaagde een valse verklaring had afgelegd,
dacht de presiderende generaal, dat hij haar
zou kunnen redden: Anne beweerde, dat ze haar
broer de gehangene, zoals de auditeur-militair
keer op keer herhaalde onmiddellijk na de lucht
aanval zonder hulp van anderen uit de Anatomie
weggehaald en bij het Invalidenkerkhof neergelegd
had. Inderdaad was op het bouwterrein bij de Fried-
rich-Wilhelmuniversiteit een handkar ontvreemd, al
hoewel ook een schop. Verder hadden die nacht,
zoals altijd na een bombardement, brandweerlieden,
leden van de Hitlerjugend en soldaten de geborgen
slachtoffers in rijen neergelegd in een gymnastiek
zaal en langs de grote laan van het kerkhof.
Twee doodgravers echter hadden met de zwaarwich
tige omhaal die hun beroep eigen is, doch die in deze
tijden van massale sterfte even pretentieus aandeed
als een doodkist, voor de rechtbank met klem van
argumenten ontkend, dat zij onder de 280 door ver
branding of verstikking om het leven gekomen bur
gers (die tot hun registrering op crêpe-papier onder
de bomen hadden gelegen) het naakte, slechts met
een stuk zeil bedekte lichaam van een jongeman had
den gezien. Hun getuigenis had bewijskracht. Met
grote nauwkeurigheid, vooral waar het bijkomstige
details betrof, beschreven ze hoe ze persoonlijk ieder
van de eenenvijftig doden die men niet had kunnen
identificeren en naar wie geen familieleden hadden
omgezien, na drie dagen in de groeve hadden gelegd,
in het gemeenschapsgraf.
Het woord massagraf was taboe verklaard. De rijks
regering placht de voor een gemeenschapsgraf be
stemde doden ter aarde te bestellen met een luister
die bijzonder troostrijk was: niet enkel had men er
geestelijken van beide kerkgenootschappen en een
befaamd partijredenaar, maar ook een muziekkorps
van het gardebataljon en een vaandeldeputatie bij
gehaald.
Een assessor van de krijgsraad, een admiraal met de
goedaardige allures van een grootvader, die als enige
geen angst voelde in de bijna lege, verwaarloosde
zaal, was zo ontroerd door deze schildering van de
lijkplechtigheid, dat hij met milde hardnekkigheid de
beklaagde bezwoer eindelijk de ware „verblijfplaats"
van haar dode broer te onthullen: anders zou de ont
wijding van een gemeenschapsgraf door het lijk van
een otficier die door deze krijgsraad berecht was,
helaas twee maal zei hij oprecnt gemeend „helaas"
als een verzwarende omstandigneid in aanmerking
genomen moeten worden.
Anne, murw gemaakt, zachtjes sprekend, volhardde in
haar leugen
De generaal, die onder de woorden van de admiraal
in gedachten opnieuw met zi|n zoon twistte, kon
Bodo's gezicht niet meer scnerp voor zich halen: het
vervaagde, zoals destijds in de rook van de lokomo-
tief nadat ze ternauwernood tot een compromis
waren gekomen, op de vooravond van Bodo's vertrek
naar het oostfront. De generaal had zijn zoon enkel
de toezegging kunnen afpersen, dat hij zich op dit
ogenblik niet publiek zou verloven met de zuster van
een landverrader. Toen hij verklaard had nooit zijn
toestemming voor deze mésalliance te zullen geven,
had Bodo gedreigd op staande voet te zullen trouwen
met dit kind, dat hem blijkbaar al wekenlang ieder
uur dat hij vrij had kwam afhalen van de kazerne in
Potsdam ook nog, óók nog toen Annes broer al
gearresteerd was!
In plaats van dankbaar te zijn dat hij als zwaar
gewonde met een van de laatste vliegtuigen uit het
ingesloten Stalingrad was weggehaald, had die
broer na zijn genezing schaamteloos durven ver
klaren, dat niet ae Russen het Zesde Leger te gronde
gericht hadden, maar de Führer.
En dat had Bodo niet weerhouden
De generaal gevoelde geen lust die bittere kelk nog
eens tot de bodem te ledigen. Hij vestigde zijn blik
op een vochtvlek, die nu als een meer dan levensgrote
vingerafdruk door de muur boven de buste van de
Führer heendrong. Het kolossale bronzen borstbeeld
was onverwrikt op zijn sokkel blijven staan, ofschoon
de luchtdruk tijdens het nachtelijk bombardement zelfs
buizen in het gerechtsgebouw uit de muur gerukt
had
De generaal luisterde nauwelijks naar de hardnekkig-
energieke auditeur-militair. Het scheen niet tot Bodo te
zijn doorgedrongen, ook tot zijn moeder niet, wat het
van hem vergde, deze tot een farce geworden tra
gedie wat het hem kostte de woorden van de
Führer zo te verdraaien, dat dit weerspannig vrouws
persoon gespaard bleef voor de bijl. Wie anders zou,
als hij voor het voorzitterschap bedankt had, er enig
belang bij hebben gehad de ironische order, waarmee
Hitier zich na tafel van het geval had afgemaakt
„de beklaagde moet in eigen persoon het lijk aan
de Aanatomie restitueren" zo uit te leggen, dat het
meisje haar beaarde broer stilletjes mocht terug
brengen?
Ongetwijfeld had de Führer die, terwijl de ordonnans
hem al weer nieuwe telegrammen over de politieke
revolte in Italië overhandigde, door de minister van
propaganda op de hoogte was gebracht, niet eens
aan een proces gedacht: Anne moest onthoofd en
naar de Anatomie overgebracht worden als afschrik
wekkend voorbeeld voor die medische studenten, wel
ke vermoedelijk behulpzaam waren geweest bij het
weghalen van het lijk van haar broer. Hier in de rijks
hoofdstad, onder de meesmuilende blikken van het
c'orps diplomatique, dat had Hitier er nog aan toe
gevoegd, mocht geen geruchtmakende vervolging
tegen ongevaarlijke querulanten onder de studenten
worden ingesteld: het was al pijnlijk genoeg, dat de
vijandelijke pers in het voorjaar lucht gekregen had
van de studentenopstand in München, waar Freislers
volksrechtbank weliswaar bliksemsnel maar met teveel
tumult een einde aan gemaakt had.
De generaal, een zeldzame gast in het hoofdkwartier,
een nog zeldzamer gast aan Hitiers tafel, had met
verstarae lippen „Jawohl, mein Führer" gemompeld:
een gevangene, met blindheid geslagen, die de weg
naar zijn auto niet meer had kunnen vinden. Hoe had
hij dan onder de kilblauwe ogen van Hitier, deze
Raspoetin met zijn dwingende blik, die beschamende,
die onmogelijke bekentenis kunnen doen: dat dit
meisje, de zuster van een landverrader, heimelijk ver
loofd was met zijn zoon?
Nu, terwijl het zweet onder zijn uniformpet stond,
verviel hij in de onzakelijke, persoonlijke ca
dans van de bejaarde admiraal en spiegelde
de beklaagde op haast vertrouwelijke toon verzach
tende omstandigheden voor. Onverbiddelijk, maar
nauwgezet ontzenuwde hij het betoog van de auditeur
militair: weliswaar mocht de kelderverdieping 's nachts
enkel worden betreden bij luchtalarm; ook was het
waar, dat men de tralies van drie ramen van de
Anatomie had laten verwijderen uit veiligheidsover
wegingen, om een paar extra nooduitgangen te ver
krijgen; en enkel door gebruik te maken van de cata-
strotale verwarring, die op het bombardement was
gevolgd, had de beklaagde de sleutels kunnen be
machtigen. Nochtans: de verwijdering van het lijk be
tekende geen persoonlijke verrijking, „derhalve kon
men niet spreken van plundering. Ook bleek uit het
begraven als zodanig geen vijanaige gezindheid tegen
de staat, omdat verrader en broer één persoon waren.
Als verzachtende omstandigheid kon verder nog wor
den aangevoerd de psychische ontreddering van de
beklaagde: zoals bekend had haar moeder na de
veroordeling van haar broer zelfmoord gepleegd.
Verdacht, was het oordeel van de auditeur-militair
een Hamburger met gladgekamd haar en een stem
als een glassnijder verdacht. Maar de toon waarop
de generaal sprak snoerde hem de mond. Hij ont
blootte zelfs zijn tanden, zonder dat dit het correcte
glimlachje opleverde, dat hij in de zin had gehad:
de generaal besliste er namelijk óók over, of hij nog
langer nodig was dan wel „afgevoerd" kon worden
naar het front. Hij zou hem graag naar zijn hand
gezet hebben, deze president. Het was toch zeker be
lachelijk dat hij de beklaagde nu een beperkte tucht
huisstraf in het vooruitzicht stelde, mits ze bereid was
onder bewaking het lijk van haar broer op te graven;
zo'n aanbod natuurlijk, je hoefde je er later niet
aan te houden stond in geen verhouding tot haar
vergrijp tegen het bevel van de Führer, dat politieke
misdadigers de begrafenis moest worden gewei
gerd
Terwijl de auditeur zat te zinnen op een radicale ge
noegdoening voor de wetschennis van de president;
terwijl de admiraal met het weemoedige welgevallen
van een oude heer dat halfuitgebluste „prachtkind"
daar in de beklaagdenbank meewarig met zijn blikken
streelde; en terwijl de vochtvlek boven het voor het
lange bloedrode vlaggedoek staande borstbeeld van
de Führer steeds verder én donkerder om zich heen
vrat, schroefde de generaal, inwendig al gestorven en
zonder hoop, zich op tot een brute conclusie.
„Aan langdurige nasporingen kan de rechtbank op dit
tijdstip van de totale oorlog geen tijd verspillen",
dreigde hij hees en haastig Anne en zichzelf: „LI krijgt
24 uur bedenktijd om te beslissen, wat er zal gebeuren:
óf Uw handlangers in de Anatomie zullen het lijk van
van Uw broer er opnieuw aantreffen óf wij zullen
door het afgeven van Uw lichaam aldaar, het hoofd
gescheiden van de romp, al degenen die van Uw
misdrijf op de hoogte waren te verstaan geven, dat
wij nationaal-socialisten elk verzet dat van defaitisme
blijk geeft in de kiem smoren."
De doodsangst liet haar nu niet meer los. Maar
's avonds had ze althans het trillen van haar handen
zo bedwongen, dat ze Bodo kon schrijven. Het be
tekende reeds het afscheid, dat besefte ze en Branden
burg, de brave cipier, die bij het binnenbrengen van
Anne onmiddellijk met een rilling van afgrijzen „de
zuster" herkend had, was bereid haar brief als lucht-
veldpost buiten de gevangenis te smokkelen.
„Jij zult te horen krijgen, waar ik mijn broer begraven
heb, en als je me later weer zoekt, neem dan een
paar takken van onze berk aan de Havel en leg die
op zijn graf, dan ben je heel dicht bij me."
Aan pastoor Ohm wilde ze toevertrouwen waar
heen ze haar broer gebracht had aan hem
zouden die beulen en beesten niet de hand
slaan. Deze gedachte voorkwam, dat ze spijt kreeg,
hoewel ze niet op de doodstraf had gerekend en bij
de dreigende woorden van de generaal in eikaar ge
zakt was. Met geweld verdiepte ze zich in de reeds
tot droom geworden herinnering aan die nacht tien
dagen geleden, om niet opnieuw volslagen ten prooi
te vallen aan de angst. „De rechtbank gelooft niet,
dat U Uw broer naar het Invalidenkerkhof gebracht
hebt!" hoorde ze de generaal weer zeggen met een
stem die schril klonk van ergernis. Ik zou het ook
niet geloven, dacht ze nu met een sarcasme dat haar
een ogenblik deed opleven, bijna opvrolijkte
En, innerlijk althans, scheurde ze zich los van muur
en tralies, de cel uit en ze was vrij, zolang ze dacht
aan de strook grond buiten, aan de uit de heidense
oudheid stammende dodenakker die al van generaties
her niet meer in gebruik was, rondom de nog met
veldstenen opgetrokken Marienkirche, vlak bij de uni
versiteit. De machtigste, de koninklijke bomen van
Berlijn welfden zich daar als een domkoepel boven
de weinige grafzerken uit vervlogen eeuwen en een
van die zerken, een sterk schila van rust, gladge-
De auteur van de novelle „Die Berliner Antigone" die U op deze pagina aantreft, is de 32-jarige Duitse
schrijver Rolf Hochhut, wiens toneelstuk „Der Steil vertreter" dat in Nederland door de Haagsche
Comedie werd afgewezen, maar eerlang door het Nieuw Rotterdams Toneel in opvoering zal worden
genomen het afgelopen jaar in felle discussie is geraakt.
Het thema van dit stuk bewoog zich rond de vraag, of paus Pius XII wel voldoende heeft ondernomen om
tegen de jodenvervolging in Hitiers Derde Rijk te protesteren. Een politiek gegeven derhalve, binnnen het
welk zich een vraagstelling van godsdienstige of menselijke consciëntie ontvouwt.
Ook „Die Berliner Antigone" heeft een politieke achtergrond: die van het door bommen geteisterde Ber
lijn van 1943, waar in kleine kring het verzet tegen het regime smeult: bij hoge militairen en jonge
studenten. De „Anatomie", waarover in de novelle wordt gesproken, is de snijzaal van de anatomische
afdeling der Berlijnse universiteit. Met „Krijgsraad" heeft de schrijver vermoedelijk een gerechtsinstantie
bedoeld, die hoewel door militairen bezet toch meer een zgn. volksgerecht is geweest.
Men moet zich voorstellen, dat de dode jongen, waarover in het begin gesproken wordt de broer van
Anne wegens verraad is opgehangen; zijn lijk is voor medische doeleinden aan de anatomische af
deling van de universiteit afgestaan. Prof. Stieve heeft op 20 juli 1952, op de achtste verjaardag van de
mislukte aanslag op Hitler, in het Westduitse parlement medegedeeld, dat in de jaren 1939 tot 1945
alleen al 269 lichamen van terechtgestelde vrouwen aan de „Anatomie" werden geleverd.
Rolf Hochhut werd op 1 april 1931 in Eschwegel geboren. Na een jaar of wat gymnasium werd hij jong
ste bediende in een boekhandel. Van 1951 tot 1955 was hij hospitant aan de universiteiten van Heidel-
berg en München, later bij een uitgeverij beoordeelaar van manuscripten. In 1959 verbleef hij enige
maanden in-Rome om de „Stellvertreter" op te zetten.
H
orgie gescheiden, lag daar de donkere akker. Nie
mand stoorde haar Aan de straatzijde beschermd
door verwilderde forsythia, beschermd in de rug door
de gothische koornis, groef ze zonder haast verder en
wierp de aarde op het zeil, dat haar broer had toe
gedekt. En ze voelde niet, wat een inspanning het
haar kostte om het lichaam van de kar te tillen en
nog één keer in haar armen te nemen en te ruste te
leggen Ze schuwde echter de aanblik van het ver
krampte gezicht; want 's middags in de Anatomie was
ze naar buiten gehold om te braken. Ze spreidde
haar zomermantel over haar broer uit. Uit opluchting,
maar ook omdat ze hem nu met aarde moest toe-
schreid door regen en sneeuw, vol groeven als als
moeders gezicht de allerlaatste keer, had ze die mid
dag tot grafsteen voor haar broer bestemd. Ze zou
Ohm vragen de bijbeltekst voor haar te vertalen, die
ze daar nog met moeite had kunnen ontcijferen:
Hana. 5,29 terwijl de naam voor haar ogen, voor
haar tastende hand ook, reeds verloren was gegaan.
Hoevelen hadden daar al rust gevonden. Uit schroom
groef Anne niet heel diep. Vrijwel zonder sporen na
te laten had ze met een groot mes de dikke laag mos
en zoden weggesneden, terwijl telkens wanneer ze in
de tumultueuze nacht omhoogkeek, haar waakzame
blikken boven de vuursproeiende daken als het ware
op een smidse rustte. Heel Berlijn haastte zich in
chaotisch bedrijvige ploegen naar de branden om aan
het blussingswerk deel te nemen en Anne liet zich
eenvoudig in de maalstroom meesleuren, toen ze, on
middellijk na de aanval, met de handkar de binnen
plaats van de universiteit verliet iets dat de aan
brengster, een medestudente, zich later zou herinneren.
De laaiende Friedrichstrafie stortte in en brandde uit
en steigerde in een vuurwind ten hemel, een flakke
rende banier van verwoesting. En toen als een
eiland van vrede, als door een zee van die brand
dekken barstte ze los in een wilde huilbui en toen
zag ze zich al als een muis in de val: haar benen,
haar rok, haar handen ook, zaten onder het slijk.
Hijgend wierp ze het graf dicht. Eerst toen ze, weder
om op haar knieën liggend, de zoden wilde terug
leggen, drong het tot haar door, dat na de branden
van deze nacht tienduizenden erbij zouden lopen als
zij. Daarna deed ze kalmer aan. Zorgvuldig verdeelde
ze de aarde over het graf, strooide de rest onder
heesters uit en duwde met haar handen het mos
vast. Voor ze met de handkar de straat opging, sloop
ze spiedend het hek uit, wachtte tot een zware vracht
auto dreunend voorbijreed, en na vijfhonderd meter
was ze weer bij het eerste brandende huis; en even
verder riepen twee jongens van de Hitlerjugend, die
haar met de lege kar zagen, haar aan, zetten er
koffers en manden op en ten slotte nog een hysterische
vrouw, die ze ongedeerd uit een keTder hadden ge
trokken, en Anne liet hen beloven, dat ze de kar de
volgende ochtend bij de hoofdingang van het Inva
lidenkerkhof zouden neerzetten, en daarna gooide ze
de schop en het zeil in de rokende puinhopen. Later
ontdekte ze een brandkraan, waar de brandweer net
de slang van afschroefde, en daar waste ze haar ge
zicht en benen en armen. En achter haar werden doden
weggedragen en ze vluchtte weg uit de verwoeste
straten, voortgedreven door het verlangen om be
scherming te zoeken bij Bodo, overweldigd door een
folterende drift naar het leven om het te vergeten,
het leven.
Dat zou ze hem graag geschreven hebben, nu de
angst haar opnieuw opjoeg van haar brits en
de twee bij twee meter van de cel onder haar
voeten schenen te krimpen en dan weg te zakken,
als het valluik van de galg. Ze mocht hem niet ver
raden, hoe radeloos ze was. Daarom dwong ze zich
hem te schrijven, dat ze het niet zinloos vond te ster
ven voor datgene wat ze gedaan had. Dat was de
waarheid, maar niet de hele waarheid. Ook dat meen
de ze oprecht: dat ze niet bang voor de dood kon zijn,
wanneer zo ontelbaar vele geslachten reeds „daar
boven" waren; maar dat ze met een verstikkend ge
voel van walging met haar hand naar haar keel
greep, telkens wanneer ze aan sterven, aan de Ana
tomie dacht, dat verzweeg ze. En eindelijk vond ze
zelfs rust in de banale gedachte: zovelen moeten
kunnen sterven dag in dag uit en de meesten weten
niet eens waarvoor ik zal het ook kunnen. Ze vond
het nog slechts verwaten naar een zin te vragen en
kon daarom nu denken: dat er reeds zovelen daar
boven zijn, dat iedereen daarboven a«nkomt, dat, dat
allee.) moet voor mij voldoende zijn.
Het allerlaatste verzweeg ze ook voor zichzelf. Bran
denburg wachtte op de brief. Ze moest er nog een
kleinigheid aan toevoegen waaraan hij zich kon
vastklampen, een enkel woord dat hem zou bijblijven,
een leugentje en omdat ze door de tralies een ster
zag die ze niet kende, en nog een, viel haar in, wat
ze tijdens zijn laatste verlof hadden afgesproken, op
een zeiltocht in een hoge, klare nacht: altijd aan ei
kaar te denken, als ze ae Grote Beer zagen, Bodo in
Rusland, zij in Berlijn. En ze besloot: „Ik zie door de
tralies onze Grote Beer en nu weet ik, dat jij aan mij
denkt, en zo zal het iedere avond zijn, en dat geeft
me rust. Bodo, lieve Bodo, al mijn gedachten en wen
sen voor jou vertrouw ik hem toe, voor altijd. Dan
weet ik, dat ze jou zullen bereiken, hoe ver we ook
van elkaar verwijderd zijn."
Omdat een luchtmijn het gerechtshof met de grond
gelijk maakte werd Annes bedenktijd tot elf dagen
verlengd. De raadsman die haar was toegevoegd
maaide met zijn rode, grove handen door de lucnt;
ze had hem 20 minuten voor de eerste zitting leren
kennen. Bij zijn tweede en laatste bezoek keek hij
naar de celdeur, alsof hij van die kant een nekschot
verwachtte. Toen fluisterde hij, met zijn zakdoek voor
zijn mond: „De vrouw van de president-generaal is
vanmorgen bij mij geweest, ze heeft gehuild nu pas
weet ik, dat haar zoon en U ergo: de generaal
zal U redden, als U zich terstond bereid verklaart.
Anne viel hem in de rede alsof hij iets zeggen ging
dat ze niet horen mochten smeekte hem hartstochtelijk
haar eindelijk bericht te brengen van Bodo.
In de bezoeken van de pastoor school meer gevaar.
Ohm trachtte Anne duidelijk te maken, dat het tegen
de christelijke opvatting indruiste als zou iemand die
niet begraven was geen rust vinden. Zo reikhalzend
als ze naar zijn bezoeken uitzag, zo blij was ze ook
als hij weg ging. Iedere keer schreide ze, ten slotte
was ze zo in de war, dat ze op het laatst niet meer
wist, of ze hem terwille van Bodo het geheim mocht
toevertrouwen.
Vier dagen en drie nachten deelde ze vervolgens haar
cel met een drieëntwintigjarige Poolse dwangarbeid-
ster, die uit fijngekneed brood een rozenkrans voor
haar maakte, waarmee Anne even slecht bidden kon
als erzonder. De vrouw, slachtoffer van een razzia
in Lodz, had zich tijdens luchtalarm heimelijk zat-
gegeten in een bakkerij in Dresden en zou daarom
als plunderaarster worden onthoofd. Ze was niet moe
dig maar stoïcijns, zodat haar aanwezigheid Anne
opbeurde, terwijl de generaal gehoopt had, dat het
samenzijn met iemand die reddeloos verloren was en
haar familie niet eens bericht mocht sturen, Anne op
de knieën zou dwingen. En het scheelde bitter weinig,
of zijn plan was geslaagd. Toen namelijk voor de
Poolse het uur sloeg in het langzaam grauwend
morgenlicht, de tiende dag van Annes bedenktijd
en ze werd opgeroepen om met achterlating van haar
bezittingen mee te komen, omarmden en kusten ze
elkaar zusters voor de beul; en Anne, door de aan
raking met het reeds leeggebloede gezicht van haar
lotgenote plotseling als het ware door het kille staal
van de valbijl geraakt, werd met één snede van haar
daad gescheiden: ze begreep het meisje niet meer,
dat haar broer begraven had wilde het niet meer
zijn, wilde haar daad ongedaan maken. Dat fnuikte
haar volkomen. Nu ze alleen was achtergebleven,
krompen haar zenuwen ineen bij elke stap buiten op
de gang, waar de glanzende loper van linoleum niet
mocht worden betreden. Haar fladderende blik wond
de zich aan de muren en raakte verward in de tra
lies, waardoor het stralend daglicht naar binnen viel.
„Het leven gaat verder" deze allerbanaalste plati
tude verzengde haar hart. Zelfs de wijze waarop de
mussen, die ze tijdens het luchten op de binnenplaats
over hopen cokes had zien trippelen, deze triviale
waarheid belichaamden, stemde haar tot deemoed.
Toen echter later de pastoor werd binnengelaten,
kwam ze er niet toe haar daad te desavoueren. Zijn
gezicht was ingevallen. Hij kon het eerste woord niet
over zijn lippen krijgen en dat gaf Anne de kracht
om enkele ademtochten lang kalmte voor te wenden.
Ze dacht dat hij haar moest meedelen dat het vonnis
reeds geveld was. Ze beduidde, dat hij „het" zeggen
kon. Toen mompelde hij, terwijl ze zich aan elkaar
vastklemden: „Uw verloofde Bodo heeft zich in
Rusland in een boerderij doodgeschoten".
Eerst lang nadat hij dit gezegd had, drong zijn stem
tot haar door: „Uw brief is het enige dat ze bij hem
gevonden hebben, hij had hem pas een half uur
„Brief?" en hij las in haar ogen, dat ze het niet
begreep. Bodo had ook zijn moeder niet meer ge
schreven. Dat zei hij haar. „Geen brief geen
voor mij?"
Nu kon hij hel niet langer uitstellen. „Hij wilde
naar U toe begrijpt U!".zei de geeste
lijke en zijn oogleden trilden. Hij moest het
nog een keer zeggen. „Bodo wou bij U zijn. Hij
dacht hij dacht dat U al dood was."
Hitier verleende de generaal onmiddellijk het oorlogs-
kruis van verdienste eerste klas en ontving de man die
door zijn vele tranen nog servieler geworden was
persoonlijk in het hoofdkwartier. Die aag merkte hij
aan tafel op, en het was de eerste keer dat zijn
gasten uit zijn mond een bittere uitlating over de tof
machteloosheid gedoemde, maar door hem nog
steeds hoogvereerde Mussolini hoorden, dat het Ita
liaanse staatshoofd een voorbeeld kon nemen aan
deze Duitse rechter die op heldhaftige wijze redenen
van staatsbelang boven de genegenheid voor zijn
familie had laten prevaleren en dat hij zich einde
lijk moest vermannen en zijn schoonzoon, de verrader
Graaf Ciano, laten doodschieten in Verona, waar hij
gevangen zat.
De generaal had zijn toezegging niet herroepen, doch
zou wellicht na Bodo's dood had hij zich twee
dagen niet voor de dienst gemeld ook niet meer
in staat geweest zijn de misdadigster uit de op gang
gekomen vernietigingsmachinerie terug te trekken.
Deze had Anne automatisch al gegrepen op het mo
ment waarop ze in de gevangenis aan de Lehrter
StraBe schuldig bevonden was als een „pakketje".
Dat was de collegiale aanduiding vooi „patiënten
met geringe levenskansen", zoals de hogere justitie
ambtenaren, die in bijna geen enkele situatie hun
geestigheid verloochenden, plachten te zeggen.
Zonder weerstand te bieden liet Anne zich boeien en
met zes andere jonge vrouwen, waarvan er een tij
dens haar gevangenschap nog een kind ter wereld
gebracht had, met de auto naar Plötzensee voeren,
waar een halfidiote schoenmaker, een rentenier die
al sinds jaren enthousiast over dit privilege waakte,
met kille gloeiende ogen en familiaire kletspraatjes
omslachtig de haren in haar nek wegschoor; daarbij
liet hij met seniele wellust de glanzige stroom van
Annes heel lange, blonde haren door zijn smerige
handen glijden, wikkelde het haar vervolgens met een
grijns om een van zijn naakte onderarmen en danste
onder het maken van knipbewegingen met de schaar
om het geboeide meisje heen, tot hij naar buiten ge
floten werd als een hond. Daarna moest Anne zich
helemaal uitkleden en enkel nog een gestreept hemd
en sandalen aantrekken.
De dodencellen bleven open, de misdadigsters waren
vastgeklonken aan een ring in de muur. Zo sprak
pastoor Ohm haar nog. Of Anne zich toen het woord
Hand. 5, 29 kon herinneren, dat ze op de grafzerk
van haar broer had zien staan; of zij het meisje is
geweest, dat volgens een kroniek op deze middag
„als een heilige stierf"; en of zij het was, die in haar
geboeide handen een foto naar het schavot meenam,
om een steunpunt te hebben voor haar ogen we
weten het niet. Pastoor Ohm schreef enkele jaren later
in antwoord op een vraag hieromtrent: „Bespaart U
zich de technische details, mijn haar is er wit van ge
worden".
De vrouwen werden met korte tussenpozen over
de knekelgrauwe binnenplaats naar het hokje
van de beul gevoerd. Geen van de geestelijken
kreeg verlof hen daarheen te begeleiden. Degenen die
er, gezeten aan een tafeltje met drie poten waarop
jenever en glazen stonden, als ooggetuige bij aan
wezig waren de admiraal, de auditeur-militair, een
overste van de luchtmacht die de generaal verving en
een inspecteur van de militair juridische dienst die
zwegen na de oorlog als het graf, om hun pensioen
niet in gevaar te brengen. Het register vermeldt
slechts het volgende: ook op deze 5de augustus werd
het ambt van scherprechter uitgeoefend door de
paardenslachter Röttger, die berucht was om zijn
dorst en die, bijna op de kop af een jaar later, vela-
maarschalk Von Witzleben en elf van diens vrienden
met stukken ijzerdraad wurgde. Deze terechtstelling
werd verfilmd, omdat de Führer en zijn staf 's avonds
in de rijkskanselarij met eigen ogen wilden aan
schouwen hoe de mannen die op de 20e juli 1944 ge
probeerd hadden het regime omver te werpen, ge
crepeerd waren. Een staatssecretaris heeft later ver
teld dat zelfs Hitiers fanatiekste aanhanger, de mi
nister voor propaganda, tijdens de vertoning van de
film meermalen zijn hand voor zijn ogen hield.