xspct BERLIJNSE ANTIGONE r> t Novelle van Rolf Hochhut Omdat reeds overtuigend gebleken was, dat de beklaagde een valse verklaring had afgelegd, dacht de presiderende generaal, dat hij haar zou kunnen redden: Anne beweerde, dat ze haar broer de gehangene, zoals de auditeur-militair keer op keer herhaalde onmiddellijk na de lucht aanval zonder hulp van anderen uit de Anatomie weggehaald en bij het Invalidenkerkhof neergelegd had. Inderdaad was op het bouwterrein bij de Fried- rich-Wilhelmuniversiteit een handkar ontvreemd, al hoewel ook een schop. Verder hadden die nacht, zoals altijd na een bombardement, brandweerlieden, leden van de Hitlerjugend en soldaten de geborgen slachtoffers in rijen neergelegd in een gymnastiek zaal en langs de grote laan van het kerkhof. Twee doodgravers echter hadden met de zwaarwich tige omhaal die hun beroep eigen is, doch die in deze tijden van massale sterfte even pretentieus aandeed als een doodkist, voor de rechtbank met klem van argumenten ontkend, dat zij onder de 280 door ver branding of verstikking om het leven gekomen bur gers (die tot hun registrering op crêpe-papier onder de bomen hadden gelegen) het naakte, slechts met een stuk zeil bedekte lichaam van een jongeman had den gezien. Hun getuigenis had bewijskracht. Met grote nauwkeurigheid, vooral waar het bijkomstige details betrof, beschreven ze hoe ze persoonlijk ieder van de eenenvijftig doden die men niet had kunnen identificeren en naar wie geen familieleden hadden omgezien, na drie dagen in de groeve hadden gelegd, in het gemeenschapsgraf. Het woord massagraf was taboe verklaard. De rijks regering placht de voor een gemeenschapsgraf be stemde doden ter aarde te bestellen met een luister die bijzonder troostrijk was: niet enkel had men er geestelijken van beide kerkgenootschappen en een befaamd partijredenaar, maar ook een muziekkorps van het gardebataljon en een vaandeldeputatie bij gehaald. Een assessor van de krijgsraad, een admiraal met de goedaardige allures van een grootvader, die als enige geen angst voelde in de bijna lege, verwaarloosde zaal, was zo ontroerd door deze schildering van de lijkplechtigheid, dat hij met milde hardnekkigheid de beklaagde bezwoer eindelijk de ware „verblijfplaats" van haar dode broer te onthullen: anders zou de ont wijding van een gemeenschapsgraf door het lijk van een otficier die door deze krijgsraad berecht was, helaas twee maal zei hij oprecnt gemeend „helaas" als een verzwarende omstandigneid in aanmerking genomen moeten worden. Anne, murw gemaakt, zachtjes sprekend, volhardde in haar leugen De generaal, die onder de woorden van de admiraal in gedachten opnieuw met zi|n zoon twistte, kon Bodo's gezicht niet meer scnerp voor zich halen: het vervaagde, zoals destijds in de rook van de lokomo- tief nadat ze ternauwernood tot een compromis waren gekomen, op de vooravond van Bodo's vertrek naar het oostfront. De generaal had zijn zoon enkel de toezegging kunnen afpersen, dat hij zich op dit ogenblik niet publiek zou verloven met de zuster van een landverrader. Toen hij verklaard had nooit zijn toestemming voor deze mésalliance te zullen geven, had Bodo gedreigd op staande voet te zullen trouwen met dit kind, dat hem blijkbaar al wekenlang ieder uur dat hij vrij had kwam afhalen van de kazerne in Potsdam ook nog, óók nog toen Annes broer al gearresteerd was! In plaats van dankbaar te zijn dat hij als zwaar gewonde met een van de laatste vliegtuigen uit het ingesloten Stalingrad was weggehaald, had die broer na zijn genezing schaamteloos durven ver klaren, dat niet ae Russen het Zesde Leger te gronde gericht hadden, maar de Führer. En dat had Bodo niet weerhouden De generaal gevoelde geen lust die bittere kelk nog eens tot de bodem te ledigen. Hij vestigde zijn blik op een vochtvlek, die nu als een meer dan levensgrote vingerafdruk door de muur boven de buste van de Führer heendrong. Het kolossale bronzen borstbeeld was onverwrikt op zijn sokkel blijven staan, ofschoon de luchtdruk tijdens het nachtelijk bombardement zelfs buizen in het gerechtsgebouw uit de muur gerukt had De generaal luisterde nauwelijks naar de hardnekkig- energieke auditeur-militair. Het scheen niet tot Bodo te zijn doorgedrongen, ook tot zijn moeder niet, wat het van hem vergde, deze tot een farce geworden tra gedie wat het hem kostte de woorden van de Führer zo te verdraaien, dat dit weerspannig vrouws persoon gespaard bleef voor de bijl. Wie anders zou, als hij voor het voorzitterschap bedankt had, er enig belang bij hebben gehad de ironische order, waarmee Hitier zich na tafel van het geval had afgemaakt „de beklaagde moet in eigen persoon het lijk aan de Aanatomie restitueren" zo uit te leggen, dat het meisje haar beaarde broer stilletjes mocht terug brengen? Ongetwijfeld had de Führer die, terwijl de ordonnans hem al weer nieuwe telegrammen over de politieke revolte in Italië overhandigde, door de minister van propaganda op de hoogte was gebracht, niet eens aan een proces gedacht: Anne moest onthoofd en naar de Anatomie overgebracht worden als afschrik wekkend voorbeeld voor die medische studenten, wel ke vermoedelijk behulpzaam waren geweest bij het weghalen van het lijk van haar broer. Hier in de rijks hoofdstad, onder de meesmuilende blikken van het c'orps diplomatique, dat had Hitier er nog aan toe gevoegd, mocht geen geruchtmakende vervolging tegen ongevaarlijke querulanten onder de studenten worden ingesteld: het was al pijnlijk genoeg, dat de vijandelijke pers in het voorjaar lucht gekregen had van de studentenopstand in München, waar Freislers volksrechtbank weliswaar bliksemsnel maar met teveel tumult een einde aan gemaakt had. De generaal, een zeldzame gast in het hoofdkwartier, een nog zeldzamer gast aan Hitiers tafel, had met verstarae lippen „Jawohl, mein Führer" gemompeld: een gevangene, met blindheid geslagen, die de weg naar zijn auto niet meer had kunnen vinden. Hoe had hij dan onder de kilblauwe ogen van Hitier, deze Raspoetin met zijn dwingende blik, die beschamende, die onmogelijke bekentenis kunnen doen: dat dit meisje, de zuster van een landverrader, heimelijk ver loofd was met zijn zoon? Nu, terwijl het zweet onder zijn uniformpet stond, verviel hij in de onzakelijke, persoonlijke ca dans van de bejaarde admiraal en spiegelde de beklaagde op haast vertrouwelijke toon verzach tende omstandigheden voor. Onverbiddelijk, maar nauwgezet ontzenuwde hij het betoog van de auditeur militair: weliswaar mocht de kelderverdieping 's nachts enkel worden betreden bij luchtalarm; ook was het waar, dat men de tralies van drie ramen van de Anatomie had laten verwijderen uit veiligheidsover wegingen, om een paar extra nooduitgangen te ver krijgen; en enkel door gebruik te maken van de cata- strotale verwarring, die op het bombardement was gevolgd, had de beklaagde de sleutels kunnen be machtigen. Nochtans: de verwijdering van het lijk be tekende geen persoonlijke verrijking, „derhalve kon men niet spreken van plundering. Ook bleek uit het begraven als zodanig geen vijanaige gezindheid tegen de staat, omdat verrader en broer één persoon waren. Als verzachtende omstandigheid kon verder nog wor den aangevoerd de psychische ontreddering van de beklaagde: zoals bekend had haar moeder na de veroordeling van haar broer zelfmoord gepleegd. Verdacht, was het oordeel van de auditeur-militair een Hamburger met gladgekamd haar en een stem als een glassnijder verdacht. Maar de toon waarop de generaal sprak snoerde hem de mond. Hij ont blootte zelfs zijn tanden, zonder dat dit het correcte glimlachje opleverde, dat hij in de zin had gehad: de generaal besliste er namelijk óók over, of hij nog langer nodig was dan wel „afgevoerd" kon worden naar het front. Hij zou hem graag naar zijn hand gezet hebben, deze president. Het was toch zeker be lachelijk dat hij de beklaagde nu een beperkte tucht huisstraf in het vooruitzicht stelde, mits ze bereid was onder bewaking het lijk van haar broer op te graven; zo'n aanbod natuurlijk, je hoefde je er later niet aan te houden stond in geen verhouding tot haar vergrijp tegen het bevel van de Führer, dat politieke misdadigers de begrafenis moest worden gewei gerd Terwijl de auditeur zat te zinnen op een radicale ge noegdoening voor de wetschennis van de president; terwijl de admiraal met het weemoedige welgevallen van een oude heer dat halfuitgebluste „prachtkind" daar in de beklaagdenbank meewarig met zijn blikken streelde; en terwijl de vochtvlek boven het voor het lange bloedrode vlaggedoek staande borstbeeld van de Führer steeds verder én donkerder om zich heen vrat, schroefde de generaal, inwendig al gestorven en zonder hoop, zich op tot een brute conclusie. „Aan langdurige nasporingen kan de rechtbank op dit tijdstip van de totale oorlog geen tijd verspillen", dreigde hij hees en haastig Anne en zichzelf: „LI krijgt 24 uur bedenktijd om te beslissen, wat er zal gebeuren: óf Uw handlangers in de Anatomie zullen het lijk van van Uw broer er opnieuw aantreffen óf wij zullen door het afgeven van Uw lichaam aldaar, het hoofd gescheiden van de romp, al degenen die van Uw misdrijf op de hoogte waren te verstaan geven, dat wij nationaal-socialisten elk verzet dat van defaitisme blijk geeft in de kiem smoren." De doodsangst liet haar nu niet meer los. Maar 's avonds had ze althans het trillen van haar handen zo bedwongen, dat ze Bodo kon schrijven. Het be tekende reeds het afscheid, dat besefte ze en Branden burg, de brave cipier, die bij het binnenbrengen van Anne onmiddellijk met een rilling van afgrijzen „de zuster" herkend had, was bereid haar brief als lucht- veldpost buiten de gevangenis te smokkelen. „Jij zult te horen krijgen, waar ik mijn broer begraven heb, en als je me later weer zoekt, neem dan een paar takken van onze berk aan de Havel en leg die op zijn graf, dan ben je heel dicht bij me." Aan pastoor Ohm wilde ze toevertrouwen waar heen ze haar broer gebracht had aan hem zouden die beulen en beesten niet de hand slaan. Deze gedachte voorkwam, dat ze spijt kreeg, hoewel ze niet op de doodstraf had gerekend en bij de dreigende woorden van de generaal in eikaar ge zakt was. Met geweld verdiepte ze zich in de reeds tot droom geworden herinnering aan die nacht tien dagen geleden, om niet opnieuw volslagen ten prooi te vallen aan de angst. „De rechtbank gelooft niet, dat U Uw broer naar het Invalidenkerkhof gebracht hebt!" hoorde ze de generaal weer zeggen met een stem die schril klonk van ergernis. Ik zou het ook niet geloven, dacht ze nu met een sarcasme dat haar een ogenblik deed opleven, bijna opvrolijkte En, innerlijk althans, scheurde ze zich los van muur en tralies, de cel uit en ze was vrij, zolang ze dacht aan de strook grond buiten, aan de uit de heidense oudheid stammende dodenakker die al van generaties her niet meer in gebruik was, rondom de nog met veldstenen opgetrokken Marienkirche, vlak bij de uni versiteit. De machtigste, de koninklijke bomen van Berlijn welfden zich daar als een domkoepel boven de weinige grafzerken uit vervlogen eeuwen en een van die zerken, een sterk schila van rust, gladge- De auteur van de novelle „Die Berliner Antigone" die U op deze pagina aantreft, is de 32-jarige Duitse schrijver Rolf Hochhut, wiens toneelstuk „Der Steil vertreter" dat in Nederland door de Haagsche Comedie werd afgewezen, maar eerlang door het Nieuw Rotterdams Toneel in opvoering zal worden genomen het afgelopen jaar in felle discussie is geraakt. Het thema van dit stuk bewoog zich rond de vraag, of paus Pius XII wel voldoende heeft ondernomen om tegen de jodenvervolging in Hitiers Derde Rijk te protesteren. Een politiek gegeven derhalve, binnnen het welk zich een vraagstelling van godsdienstige of menselijke consciëntie ontvouwt. Ook „Die Berliner Antigone" heeft een politieke achtergrond: die van het door bommen geteisterde Ber lijn van 1943, waar in kleine kring het verzet tegen het regime smeult: bij hoge militairen en jonge studenten. De „Anatomie", waarover in de novelle wordt gesproken, is de snijzaal van de anatomische afdeling der Berlijnse universiteit. Met „Krijgsraad" heeft de schrijver vermoedelijk een gerechtsinstantie bedoeld, die hoewel door militairen bezet toch meer een zgn. volksgerecht is geweest. Men moet zich voorstellen, dat de dode jongen, waarover in het begin gesproken wordt de broer van Anne wegens verraad is opgehangen; zijn lijk is voor medische doeleinden aan de anatomische af deling van de universiteit afgestaan. Prof. Stieve heeft op 20 juli 1952, op de achtste verjaardag van de mislukte aanslag op Hitler, in het Westduitse parlement medegedeeld, dat in de jaren 1939 tot 1945 alleen al 269 lichamen van terechtgestelde vrouwen aan de „Anatomie" werden geleverd. Rolf Hochhut werd op 1 april 1931 in Eschwegel geboren. Na een jaar of wat gymnasium werd hij jong ste bediende in een boekhandel. Van 1951 tot 1955 was hij hospitant aan de universiteiten van Heidel- berg en München, later bij een uitgeverij beoordeelaar van manuscripten. In 1959 verbleef hij enige maanden in-Rome om de „Stellvertreter" op te zetten. H orgie gescheiden, lag daar de donkere akker. Nie mand stoorde haar Aan de straatzijde beschermd door verwilderde forsythia, beschermd in de rug door de gothische koornis, groef ze zonder haast verder en wierp de aarde op het zeil, dat haar broer had toe gedekt. En ze voelde niet, wat een inspanning het haar kostte om het lichaam van de kar te tillen en nog één keer in haar armen te nemen en te ruste te leggen Ze schuwde echter de aanblik van het ver krampte gezicht; want 's middags in de Anatomie was ze naar buiten gehold om te braken. Ze spreidde haar zomermantel over haar broer uit. Uit opluchting, maar ook omdat ze hem nu met aarde moest toe- schreid door regen en sneeuw, vol groeven als als moeders gezicht de allerlaatste keer, had ze die mid dag tot grafsteen voor haar broer bestemd. Ze zou Ohm vragen de bijbeltekst voor haar te vertalen, die ze daar nog met moeite had kunnen ontcijferen: Hana. 5,29 terwijl de naam voor haar ogen, voor haar tastende hand ook, reeds verloren was gegaan. Hoevelen hadden daar al rust gevonden. Uit schroom groef Anne niet heel diep. Vrijwel zonder sporen na te laten had ze met een groot mes de dikke laag mos en zoden weggesneden, terwijl telkens wanneer ze in de tumultueuze nacht omhoogkeek, haar waakzame blikken boven de vuursproeiende daken als het ware op een smidse rustte. Heel Berlijn haastte zich in chaotisch bedrijvige ploegen naar de branden om aan het blussingswerk deel te nemen en Anne liet zich eenvoudig in de maalstroom meesleuren, toen ze, on middellijk na de aanval, met de handkar de binnen plaats van de universiteit verliet iets dat de aan brengster, een medestudente, zich later zou herinneren. De laaiende Friedrichstrafie stortte in en brandde uit en steigerde in een vuurwind ten hemel, een flakke rende banier van verwoesting. En toen als een eiland van vrede, als door een zee van die brand dekken barstte ze los in een wilde huilbui en toen zag ze zich al als een muis in de val: haar benen, haar rok, haar handen ook, zaten onder het slijk. Hijgend wierp ze het graf dicht. Eerst toen ze, weder om op haar knieën liggend, de zoden wilde terug leggen, drong het tot haar door, dat na de branden van deze nacht tienduizenden erbij zouden lopen als zij. Daarna deed ze kalmer aan. Zorgvuldig verdeelde ze de aarde over het graf, strooide de rest onder heesters uit en duwde met haar handen het mos vast. Voor ze met de handkar de straat opging, sloop ze spiedend het hek uit, wachtte tot een zware vracht auto dreunend voorbijreed, en na vijfhonderd meter was ze weer bij het eerste brandende huis; en even verder riepen twee jongens van de Hitlerjugend, die haar met de lege kar zagen, haar aan, zetten er koffers en manden op en ten slotte nog een hysterische vrouw, die ze ongedeerd uit een keTder hadden ge trokken, en Anne liet hen beloven, dat ze de kar de volgende ochtend bij de hoofdingang van het Inva lidenkerkhof zouden neerzetten, en daarna gooide ze de schop en het zeil in de rokende puinhopen. Later ontdekte ze een brandkraan, waar de brandweer net de slang van afschroefde, en daar waste ze haar ge zicht en benen en armen. En achter haar werden doden weggedragen en ze vluchtte weg uit de verwoeste straten, voortgedreven door het verlangen om be scherming te zoeken bij Bodo, overweldigd door een folterende drift naar het leven om het te vergeten, het leven. Dat zou ze hem graag geschreven hebben, nu de angst haar opnieuw opjoeg van haar brits en de twee bij twee meter van de cel onder haar voeten schenen te krimpen en dan weg te zakken, als het valluik van de galg. Ze mocht hem niet ver raden, hoe radeloos ze was. Daarom dwong ze zich hem te schrijven, dat ze het niet zinloos vond te ster ven voor datgene wat ze gedaan had. Dat was de waarheid, maar niet de hele waarheid. Ook dat meen de ze oprecht: dat ze niet bang voor de dood kon zijn, wanneer zo ontelbaar vele geslachten reeds „daar boven" waren; maar dat ze met een verstikkend ge voel van walging met haar hand naar haar keel greep, telkens wanneer ze aan sterven, aan de Ana tomie dacht, dat verzweeg ze. En eindelijk vond ze zelfs rust in de banale gedachte: zovelen moeten kunnen sterven dag in dag uit en de meesten weten niet eens waarvoor ik zal het ook kunnen. Ze vond het nog slechts verwaten naar een zin te vragen en kon daarom nu denken: dat er reeds zovelen daar boven zijn, dat iedereen daarboven a«nkomt, dat, dat allee.) moet voor mij voldoende zijn. Het allerlaatste verzweeg ze ook voor zichzelf. Bran denburg wachtte op de brief. Ze moest er nog een kleinigheid aan toevoegen waaraan hij zich kon vastklampen, een enkel woord dat hem zou bijblijven, een leugentje en omdat ze door de tralies een ster zag die ze niet kende, en nog een, viel haar in, wat ze tijdens zijn laatste verlof hadden afgesproken, op een zeiltocht in een hoge, klare nacht: altijd aan ei kaar te denken, als ze ae Grote Beer zagen, Bodo in Rusland, zij in Berlijn. En ze besloot: „Ik zie door de tralies onze Grote Beer en nu weet ik, dat jij aan mij denkt, en zo zal het iedere avond zijn, en dat geeft me rust. Bodo, lieve Bodo, al mijn gedachten en wen sen voor jou vertrouw ik hem toe, voor altijd. Dan weet ik, dat ze jou zullen bereiken, hoe ver we ook van elkaar verwijderd zijn." Omdat een luchtmijn het gerechtshof met de grond gelijk maakte werd Annes bedenktijd tot elf dagen verlengd. De raadsman die haar was toegevoegd maaide met zijn rode, grove handen door de lucnt; ze had hem 20 minuten voor de eerste zitting leren kennen. Bij zijn tweede en laatste bezoek keek hij naar de celdeur, alsof hij van die kant een nekschot verwachtte. Toen fluisterde hij, met zijn zakdoek voor zijn mond: „De vrouw van de president-generaal is vanmorgen bij mij geweest, ze heeft gehuild nu pas weet ik, dat haar zoon en U ergo: de generaal zal U redden, als U zich terstond bereid verklaart. Anne viel hem in de rede alsof hij iets zeggen ging dat ze niet horen mochten smeekte hem hartstochtelijk haar eindelijk bericht te brengen van Bodo. In de bezoeken van de pastoor school meer gevaar. Ohm trachtte Anne duidelijk te maken, dat het tegen de christelijke opvatting indruiste als zou iemand die niet begraven was geen rust vinden. Zo reikhalzend als ze naar zijn bezoeken uitzag, zo blij was ze ook als hij weg ging. Iedere keer schreide ze, ten slotte was ze zo in de war, dat ze op het laatst niet meer wist, of ze hem terwille van Bodo het geheim mocht toevertrouwen. Vier dagen en drie nachten deelde ze vervolgens haar cel met een drieëntwintigjarige Poolse dwangarbeid- ster, die uit fijngekneed brood een rozenkrans voor haar maakte, waarmee Anne even slecht bidden kon als erzonder. De vrouw, slachtoffer van een razzia in Lodz, had zich tijdens luchtalarm heimelijk zat- gegeten in een bakkerij in Dresden en zou daarom als plunderaarster worden onthoofd. Ze was niet moe dig maar stoïcijns, zodat haar aanwezigheid Anne opbeurde, terwijl de generaal gehoopt had, dat het samenzijn met iemand die reddeloos verloren was en haar familie niet eens bericht mocht sturen, Anne op de knieën zou dwingen. En het scheelde bitter weinig, of zijn plan was geslaagd. Toen namelijk voor de Poolse het uur sloeg in het langzaam grauwend morgenlicht, de tiende dag van Annes bedenktijd en ze werd opgeroepen om met achterlating van haar bezittingen mee te komen, omarmden en kusten ze elkaar zusters voor de beul; en Anne, door de aan raking met het reeds leeggebloede gezicht van haar lotgenote plotseling als het ware door het kille staal van de valbijl geraakt, werd met één snede van haar daad gescheiden: ze begreep het meisje niet meer, dat haar broer begraven had wilde het niet meer zijn, wilde haar daad ongedaan maken. Dat fnuikte haar volkomen. Nu ze alleen was achtergebleven, krompen haar zenuwen ineen bij elke stap buiten op de gang, waar de glanzende loper van linoleum niet mocht worden betreden. Haar fladderende blik wond de zich aan de muren en raakte verward in de tra lies, waardoor het stralend daglicht naar binnen viel. „Het leven gaat verder" deze allerbanaalste plati tude verzengde haar hart. Zelfs de wijze waarop de mussen, die ze tijdens het luchten op de binnenplaats over hopen cokes had zien trippelen, deze triviale waarheid belichaamden, stemde haar tot deemoed. Toen echter later de pastoor werd binnengelaten, kwam ze er niet toe haar daad te desavoueren. Zijn gezicht was ingevallen. Hij kon het eerste woord niet over zijn lippen krijgen en dat gaf Anne de kracht om enkele ademtochten lang kalmte voor te wenden. Ze dacht dat hij haar moest meedelen dat het vonnis reeds geveld was. Ze beduidde, dat hij „het" zeggen kon. Toen mompelde hij, terwijl ze zich aan elkaar vastklemden: „Uw verloofde Bodo heeft zich in Rusland in een boerderij doodgeschoten". Eerst lang nadat hij dit gezegd had, drong zijn stem tot haar door: „Uw brief is het enige dat ze bij hem gevonden hebben, hij had hem pas een half uur „Brief?" en hij las in haar ogen, dat ze het niet begreep. Bodo had ook zijn moeder niet meer ge schreven. Dat zei hij haar. „Geen brief geen voor mij?" Nu kon hij hel niet langer uitstellen. „Hij wilde naar U toe begrijpt U!".zei de geeste lijke en zijn oogleden trilden. Hij moest het nog een keer zeggen. „Bodo wou bij U zijn. Hij dacht hij dacht dat U al dood was." Hitier verleende de generaal onmiddellijk het oorlogs- kruis van verdienste eerste klas en ontving de man die door zijn vele tranen nog servieler geworden was persoonlijk in het hoofdkwartier. Die aag merkte hij aan tafel op, en het was de eerste keer dat zijn gasten uit zijn mond een bittere uitlating over de tof machteloosheid gedoemde, maar door hem nog steeds hoogvereerde Mussolini hoorden, dat het Ita liaanse staatshoofd een voorbeeld kon nemen aan deze Duitse rechter die op heldhaftige wijze redenen van staatsbelang boven de genegenheid voor zijn familie had laten prevaleren en dat hij zich einde lijk moest vermannen en zijn schoonzoon, de verrader Graaf Ciano, laten doodschieten in Verona, waar hij gevangen zat. De generaal had zijn toezegging niet herroepen, doch zou wellicht na Bodo's dood had hij zich twee dagen niet voor de dienst gemeld ook niet meer in staat geweest zijn de misdadigster uit de op gang gekomen vernietigingsmachinerie terug te trekken. Deze had Anne automatisch al gegrepen op het mo ment waarop ze in de gevangenis aan de Lehrter StraBe schuldig bevonden was als een „pakketje". Dat was de collegiale aanduiding vooi „patiënten met geringe levenskansen", zoals de hogere justitie ambtenaren, die in bijna geen enkele situatie hun geestigheid verloochenden, plachten te zeggen. Zonder weerstand te bieden liet Anne zich boeien en met zes andere jonge vrouwen, waarvan er een tij dens haar gevangenschap nog een kind ter wereld gebracht had, met de auto naar Plötzensee voeren, waar een halfidiote schoenmaker, een rentenier die al sinds jaren enthousiast over dit privilege waakte, met kille gloeiende ogen en familiaire kletspraatjes omslachtig de haren in haar nek wegschoor; daarbij liet hij met seniele wellust de glanzige stroom van Annes heel lange, blonde haren door zijn smerige handen glijden, wikkelde het haar vervolgens met een grijns om een van zijn naakte onderarmen en danste onder het maken van knipbewegingen met de schaar om het geboeide meisje heen, tot hij naar buiten ge floten werd als een hond. Daarna moest Anne zich helemaal uitkleden en enkel nog een gestreept hemd en sandalen aantrekken. De dodencellen bleven open, de misdadigsters waren vastgeklonken aan een ring in de muur. Zo sprak pastoor Ohm haar nog. Of Anne zich toen het woord Hand. 5, 29 kon herinneren, dat ze op de grafzerk van haar broer had zien staan; of zij het meisje is geweest, dat volgens een kroniek op deze middag „als een heilige stierf"; en of zij het was, die in haar geboeide handen een foto naar het schavot meenam, om een steunpunt te hebben voor haar ogen we weten het niet. Pastoor Ohm schreef enkele jaren later in antwoord op een vraag hieromtrent: „Bespaart U zich de technische details, mijn haar is er wit van ge worden". De vrouwen werden met korte tussenpozen over de knekelgrauwe binnenplaats naar het hokje van de beul gevoerd. Geen van de geestelijken kreeg verlof hen daarheen te begeleiden. Degenen die er, gezeten aan een tafeltje met drie poten waarop jenever en glazen stonden, als ooggetuige bij aan wezig waren de admiraal, de auditeur-militair, een overste van de luchtmacht die de generaal verving en een inspecteur van de militair juridische dienst die zwegen na de oorlog als het graf, om hun pensioen niet in gevaar te brengen. Het register vermeldt slechts het volgende: ook op deze 5de augustus werd het ambt van scherprechter uitgeoefend door de paardenslachter Röttger, die berucht was om zijn dorst en die, bijna op de kop af een jaar later, vela- maarschalk Von Witzleben en elf van diens vrienden met stukken ijzerdraad wurgde. Deze terechtstelling werd verfilmd, omdat de Führer en zijn staf 's avonds in de rijkskanselarij met eigen ogen wilden aan schouwen hoe de mannen die op de 20e juli 1944 ge probeerd hadden het regime omver te werpen, ge crepeerd waren. Een staatssecretaris heeft later ver teld dat zelfs Hitiers fanatiekste aanhanger, de mi nister voor propaganda, tijdens de vertoning van de film meermalen zijn hand voor zijn ogen hield.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1963 | | pagina 14